Wet BIG - Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
Doel
De Wet BIG beoogt de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren. De wet spitst zich toe op de individuele gezondheidszorg, dat wil zeggen zorg die rechtstreeks is gericht op een persoon.
De wet BIG is in de plaats gekomen van twaalf oude wettelijke regelingen en heeft een eind gemaakt aan het absolute verbod op het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst.
Dit verbod past niet meer in onze tijd. Mondige patiënten moeten in het reguliere of het alternatieve circuit terechtkunnen bij die hulpverlener waarvan zij het meeste heil verwachten. Het absolute verbod uit de oude wetgeving bleek bovendien moeilijk te handhaven. Het aantal overtredingen was zo groot, dat in de praktijk alleen werd opgetreden tegen onbevoegden die hun patiënten schade toebrachten.
De Wet BIG regelt nu opnieuw de zorgverlening door beroepsbeoefenaren. In plaats van het verbod op de uitoefening van de geneeskunst is er nu een wettelijke regeling die het geneeskundig handelen in principe vrijlaat. Daarmee is ieders vrijheid om de hulpverleners te kiezen die hij of zij wenst, vergroot. Wel noemt de Wet BIG een aantal voorbehouden handelingen. Deze mogen alleen worden verricht door daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren, om te voorkomen dat door ondeskundig handelen onaanvaardbare gezondheidsrisico's voor de patiënt ontstaan. Bovendien is in de wet aan de vrijheid van medisch handelen een strafbepaling toegevoegd: het toebrengen van schade aan iemands gezondheid is strafbaar.
Voor een beperkt aantal beroepen wordt titelbescherming ingevoerd. Een dergelijke titel geeft aan dat de drager deskundig is op een bepaald terrein van de gezondheidszorg.
Het tuchtrecht voor de verschillende groepen beroepsbeoefenaren wordt aangepast. Nieuw is dat bepaalde groepen voor het eerst onder het tuchtrecht komen te vallen.
Kwaliteit
De belangrijkste doelstelling van de Wet BIG is het scheppen van voorwaarden voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. Daarom staan er in de wet bepalingen over zaken als titelbescherming, registratie, voorbehouden handelingen en tuchtrecht.
Titelbescherming
De verdwijning van het verbod op de onbevoegde uitoefening van de geneeskunst betekent het einde van het stelsel van beroepsbescherming. Het verrichten van geneeskundige handelingen is dan niet langer voorbehouden aan bepaalde beroepsbeoefenaren. De Wet BIG introduceert een systeem van titelbescherming voor een beperkt aantal beroepsgroepen. Wie een wettelijk geregeld beroep uitoefent, mag een publiekrechterlijk beschermde beroeps- of opleidingstitel voeren.
Zo'n beroepsbeoefenaar moet voldoen aan een aantal wettelijke eisen. De belangrijkste eisen hebben betrekking op de opleiding. Met het voeren van een beschermde titel maken beroepsbeoefenaren aan publiek en verzekeraars duidelijk op welk gebied zij daadwerkelijk deskundig zijn.
Bij wet worden acht beroepen geregeld: apothekers, artsen, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen. Voor elk van die acht beroepen worden opleidingseisen vastgesteld. Bovendien komt er per beroep een omschrijving van het terrein waarop de beoefenaar deskundig is.
Registratie
Voor de acht beroepen stelt de rijksoverheid registers in, zogenaamde BIG-registers.
Alleen geregistreerde personen mogen de beroepstitel voeren en alleen zij vallen onder het tuchtrecht. De registratie vindt niet automatisch plaats. Beroepsbeoefenaren moeten een verzoek tot inschrijving indienen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Dat wordt alleen ingewilligd als de aanvrager voldoet aan de eisen. De belangrijkste is die van de gevolgde opleiding. Geregistreerde beroepsbeoefenaren, maar ook derden kunnen op verzoek informatie krijgen uit het register.
Zo kan men vragen of een beroepsbeoefenaar met recht de titel voert en of er misschien beperkende voorwaarden op het gebied van de beroepsuitoefening zijn.
Tuchtrecht
Voor de acht bij wet geregelde beroepen komt er een tuchtrechtspraak. Die dient voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het burgerlijk recht en het strafrecht bieden daartoe niet de juiste instrumenten. Tuchtrecht was er al voor artsen, apothekers, tandartsen en verloskundigen en verpleegkundigen.
Het eerste doel van het tuchtrecht is en blijft het waarborgen van een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van degenen aan wie zorg wordt verleend.
|