Op de website vindt u het persbericht voor de landelijke Themabijeenkomst die op 29 oktober 2008 zal plaatsvinden.
Wilt u zo vriendelijk zijn om hier aandacht aan te besteden en deze te verspreiden naar mogelijke belangstellenden en binnen uw organisatie?
Dit kan door: -Het persbericht mailen naar werknemers en overige geïnteresseerden -Het plaatsen van het bericht op uw website, intranet -Het schriftelijk verspreiden van het bericht.
Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking.
Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Knoop.
PERSBERICHT
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over hechtingsstoornis/problemen op woensdagavond 29 oktober 2008 te Amersfoort
Bebeth Praktijk voor hechtingsproblemen, *Diagnostiek en Behandeling, *Training en *Supervisie
Sprekers: Ben van Berkel, systeemtherapeut & Betty Smit, ouder-kindtherapeut
Met het thema: Terug naar de basis Behandelingsmodel bij verstoorde ouder-kindrelaties
De Knoop, op woensdagavond 29 oktober 2008 in de Martuskerk te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
We kunnen aannemen dat het voor een jong kind belangrijk is om in de eerste fase van zijn leven geborgenheid te ervaren. Vanuit dit gevoel van geborgenheid kan het jonge kind emotioneel groeien, leert het later ook met woorden delen en leert het grenzen kennen door liefdevol grenzen stellende ouders. Het kind ervaart dat zijn ouders zijn behoeften kunnen begrijpen en accepteren maar dat het niet altijd mogelijk, of niet altijd goed, is om aan die behoeften tegemoet te komen. De kans is vrij groot dat je een kind dat in een dergelijk opvoedingsklimaat is opgegroeid een veilig gehecht kind kunt noemen.
Veilige hechting vormt de basis van een evenwichtige uitgroei naar volwas¬sen¬heid. Voor een veilige hechting is nodig dat belangrijke hechtingsfiguren (meestal de ouders) gevoelig zijn voor en ingaan op - de fundamentele behoeften, geborgenheid en veiligheid, van elk kind. In het kind ontwikkelt zich, door hetgeen hij in de relatie met zijn hechtingsfiguren heeft ervaren, een emotionele blauwdruk van waaruit hij of zij later relaties aangaat en ook kinderen opvoedt. Een positieve emotionele blauwdruk vergroot de kans dat het kind later, als volwassene, zijn kind opvoedt tot een zich emotioneel evenwichtig ontwikkelende volwassene. Een negatieve blauwdruk kan tot het tegenovergestelde leiden.
Als hulpverleners, verbonden aan een praktijk voor kinderen met gedrags- en/of hechtingsproblemen hebben we veel te maken met gezinnen waarin opvoedingsproblemen spelen. De mate waarin ouders gevoelig kunnen zijn voor de fundamentele behoeften van het kind, maar ook de mate waarin het kind in staat is om die fundamentele behoeften adequaat te uiten, spelen o.i. een grote rol in het ontstaan van de opvoedingsproblemen in die gezinnen.
In deze voordracht zullen we schetsen op welke manier deze gegevenheden een rol spelen in een vastgelopen ouder-kindrelatie en zal in woord en beeld worden getoond hoe onze meerzijdige benadering kan leiden tot herstel van de ouder-kindrelatie.
Opvoeden gaat meer vanzelf als de ouder-kindrelatie goed genoeg is.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdagavond 29 oktober 2008 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.30 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.45 uur.
Tot woensdag 22 oktober 2008 kunt u zich aanmelden, de toegang voor belangstellenden bedraagt 10,00, voor leden van de Knoop is de toegang gratis.
Wilt u de informatie ontvangen per post of per mail neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
Gehechtheid is het nieuwe modewoord Een kind bouwt een band op met zijn mama en papa. Dat weten we allang. Maar we weten maar sinds kort dat een veilige gehechtheid met je moeder je het gevoel geeft waardevol te zijn, en dat je dankzij een goede hechting met je vader zelfverzekerd functioneert op school. 'Ongeveer twee op drie kinderen zijn veilig gehecht', aldus professor Karine Verschueren van het Centrum voor Schoolpsychologie van de KU Leuven, die uitgebreid onderzoek verrichtte en haar bevindingen hier loslaat op twee doorsnee Vlaamse gezinnen.
Tekenen van veilige gehechtheid Dat woord heeft immers een grotere affiniteit met plakband dan met sociale relaties. Prof. Verschueren: 'Bij Nele zie ik heel wat kenmerken van veilig gehecht gedrag. Ze gaat bijvoorbeeld op zoek naar lichamelijk contact. Als ze zich pijn gedaan heeft, zoekt ze haar mama op om zich te laten troosten. Die troost helpt. Dat is typisch voor een veilige gehechtheid. Een onveilig gehecht kind zou zich niet laten troosten en op zijn eentje blijven wenen of zijn tranen verbijten. Of het zou naar de moeder toe gaan maar zich niet makkelijk laten troosten, wel blijven jengelen en niet terug gaan spelen. Nele speelt ook makkelijk alleen en gaat af en toe eens kijken waar haar moeder is. Dan kan ze weer voort met haar spel. Hoe jonger kinderen zijn, hoe vaker ze dat doen. Bij Wouter zie je ook dat hij lichamelijk contact zoekt met zijn moeder, maar minder frequent dan bij een kind van twee. Hij is heel wat zelfstandiger, af en toe zoekt hij zijn mama op om te knuffelen. Hij zit al een stukje verder in zijn ontwikkeling. Oudere kinderen gaan steeds minder die lichamelijke nabijheid zoeken. Een woord, een blik en de innerlijke zekerheid dat hun ouders er zijn, volstaan voor hen. Bovendien worden hun relaties met leeftijdgenoten belangrijker. Dat hoort bij hun leeftijd. Hoe veiliger kinderen zich voelen in die relatie met hun ouders, hoe meer kans een kind heeft om een goede relatie met vrienden uit te bouwen. Omgaan met verdriet en beperkingen Prof. Verschueren: 'Bij Eline merk je een duidelijk gehechtheidsgedrag: ze voelt zich goed op de schoot van haar mama en zoekt contact met haar. Als je er als vreemde een tijdje bent, trekt ze zich niets meer van je aan en gaat ze op onderzoek uit. Dan weet ze: 'Ik ben veilig, ik kan gaan spelen.' Ze gaat ook zonder morren met haar mama mee om te gaan slapen. Wanneer kinderen zich veilig voelen bij hun ouders, zijn ze vaak coöperatiever, ze stribbelen minder tegen als ze iets moeten doen. Als ouder krijg je minder protest wanneer je iets vraagt, als je eerst wat momenten samen beleefd hebt. Dat geldt ook voor oudere kinderen.'Toch is een veilige gehechtheid geen waterdichte garantie die een kind voor alle gevaren behoedt en een probleemloze ontwikkeling verzekert. Prof. Verschueren: 'Ouders zouden wel willen dat ze door hun opvoeding kinderen van alle problemen kunnen vrijwaren, maar ook andere factoren - relaties, ervaringen en competenties - spelen mee. Zo heeft Pieterjan uit het eerste gezin het wat moeilijker door zijn leerstoornis en voelde Dimitri heel sterk het verdriet om het overlijden van zijn broer en zus. Ook het temperament van het kind speelt mee in zijn ontwikkeling. Het ene kind kruipt weg bij het geluid van een stofzuiger, een ander gaat ernaartoe en wil weten wat voor ding zo'n lawaai maakt. De aanleg van een kind bepaalt mee zijn gedrag. Wanneer de omgeving daarop inspeelt en vol gevoel reageert op zijn kwetsbaarheden en gevoeligheden, zal het kind die moeilijkheden overwinnen en zelfvertrouwen ontwikkelen. De manier waarop ouders omgaan met de beperkingen bij het kind, bepaalt ook de verdere evolutie van het kind.'
Gehechtheid, dat is...
Blije baby's Baby's bouwen vanaf hun geboorte een specifieke band op met diegene die hen verzorgt: met mama en papa, met een onthaalmoeder of met oma en opa. Die band of gehechtheid is er niet van de eerste dag, maar groeit elke dag een beetje meer.Prof. Verschueren: 'Een baby bouwt een veilige gehechtheid uit met een ouder of een verzorger wanneer die goed reageert op het kind, wanneer die zijn signalen opvangt en herkent en erop inspeelt, iemand die het kind effectief helpt met aandacht of eten, een droge luier of een flinke knuffel. Gehechtheidsgedrag kan je zien wanneer een kind contact zoekt met moeder, vader of andere gehechtheidsfiguren. Dat zie je niet alleen bij baby's, maar ook bij oudere kinderen en zelfs op volwassen leeftijd. Zoals bijvoorbeeld een kotstudent die even naar huis telefoneert als hij ziek is.'
Zelfstandige kinderen Die goede gehechtheid is het vertrekpunt van een kind in zijn ontwikkeling, omdat het weet dat het op iemand kan terugvallen. Ze vormt een onmisbare basis voor de sociale en emotionele groei van het kind en voor het uitbouwen van zijn zelfstandigheid, motoriek, taalontwikkeling en intelligentie. Je mag gehechtheid niet verwarren met afhankelijkheid. Een goede gehechtheid geeft het kind de nodige zekerheid en veiligheid en zal zo zijn zelfstandigheid bevorderen. Door je baby te troosten, maak je je kind niet afhankelijk. Integendeel, het leert vanuit een warme geborgenheid zijn wereld verder ontdekken. Prof. Verschueren: 'Je kan gehechtheid vergelijken met een weegschaal. Bij veilig gehechte kinderen is er een goed evenwicht tussen het zoeken van nabijheid met de ouder en het verkennen van de omgeving. Bij een stressvollere situatie, bijvoorbeeld wanneer een onbekend iemand binnenkomt, zullen ze de nabijheid zoeken van hun gehechtheidsfiguur. Wanneer ze zich weer veilig voelen, gaan ze hun wereldje verder ontdekken.' 'Bij onveilig gehechte kinderen slaat die balans echter door. Ofwel klampen deze kinderen zich vast aan hun opvoeder en komen ze niet tot exploreren omdat die persoon niet in staat is om het kind een voldoende gevoel van veiligheid te bezorgen. Ofwel slaat de balans door naar de kant van het verkennen. Dan lijken die kinderen al heel vroeg zelfstandig en doen ze heel weinig een beroep op hun gehechtheidsfiguur. Studies hebben echter bevestigd dat die kinderen evenveel stress ondervinden in een stressvolle situatie. Maar ze hebben ondervonden dat hun opvoeders te weinig op hun signalen ingaan.' Ministers van Binnen- en Buitenlandse Zaken Professor Verschueren verrichtte onderzoek naar gehechtheid bij kleuters van vijf jaar en herhaalde die studie toen dezelfde kinderen negen jaar oud waren. Ze kwam tot onverwachte resultaten, vooral over de gehechtheid van kinderen met hun vader. 'Kinderen hechten zich duidelijk aan beide ouders', concludeerde ze. 'Die zijn voor hen een veilige thuishaven in tijden van stress, maar ook een veilige basis om hun wereld verder te verkennen. Elke ouder gaat anders om met zijn kind. Moeder zorgen doorgaans meer, ze voorzien in aandacht en warmte, troost en geborgenheid. Ze zijn meer ministers van Binnenlandse Zaken. Vaders spelen meestal vaker met hun kind en brengen het in contact met de buitenwereld. Ze zijn vooral ministers van Buitenlandse Zaken. Omdat ze anders met hun kind omgaan, brengen ze andere waarden en andere stimulansen aan voor hun sociale ontwikkeling.'
Sociaal gedrag Het onderzoek leerde dat een kind met een sterke band met zijn moeder, een open en positief zelfbeeld heeft. Dat het een grotere kans heeft om competent te zijn en aangepast te reageren in onveilige situaties. Zo'n kind bouwt een groter gevoel van eigenwaarde uit en functioneert beter sociaal en emotioneel dan een kind met een onveilige gehechtheid met zijn moeder. Een veilige gehechtheid met de vader maakt het kind competenter in de omgang met zijn leeftijdgenoten en beter aangepast aan de eisen van de school. Het kind is zelfverzekerder en onafhankelijker, beter aanvaard in de klas en is minder angstig en teruggetrokken in groep. Prof. Verschueren: 'Kinderen die zich onveilig voelen in hun relatie met hun ouders, worden niet zo makkelijk geaccepteerd in groep, met hen werd niet zo graag gespeeld. Ouders leggen dus de basis voor later sociaal gedrag, een verrassend resultaat! In ons onderzoek leerden we ook dat een kind het grootste voordeel doet wanneer het twee veilige gehechtheidsrelaties uitbouwt, met moeder én met vader. Een onveilige gehechtheid met één ouder wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een veilige gehechtheid met de ander. Die kinderen doen het duidelijk beter dan kinderen met twee onveilige gehechtheidsrelaties: ze zitten beter in hun vel en doen het beter op school.'
De regering wil 800 miljoen bezuinigen op de AWBZ. Zij wil o.a. de AWBZ alleen nog toegankelijk maken voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, zoals mensen met ernstig regieverlies of mensen met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking. Daarbij wil men ook participatie als doelstelling uit de AWBZ schrappen. Per Saldo is geschokt over deze maatregelen. Deze ingreep raakt niet de kern van de kostenstijging en er wordt voorbijgegaan aan een hele grote groep mensen die het pgb keihard nodig hebben om te leven en te overleven!
Denk aan jongeren (al dan niet met een psychiatrische problematiek) die dagelijks begeleiding nodig hebben.
Denk ook aan gezinnen waar kinderen met forse beperkingen opgroeien, waarbij specifieke deskundigheid vereist is en ouders al jaren zwaar overbelast zijn. De inzet van het pgb is vaak plaatsgebonden en op speciale momenten van de dag. Hele gezinnen blijven overeind door deze begeleiding op maat. Dit zijn geen kinderen die intramuraal behoren te wonen, die horen thuis bij hun ouders!
Per Saldo verzet zich tegen de plannen van het kabinet. Daarom verzamelen wij voorbeelden en verhalen uit de praktijk waaruit blijkt dat de maatregelen onacceptabel zijn.
Op de homepage van Per Saldo (www.pgb.nl) kunnen budgethouders a.d.v. twee vragen aangeven wat deze plannen voor effect gaan hebben op hun leven.
Eén op de drie kinderen van elf en twaalf jaar vertoont crimineel gedrag. Allochtone kinderen die hooguit eenvijfde van de kinderbevolking uitmaken, dragen voor 58 procent bij aan dat onrustbarende cijfer. Eén op de zes jongeren verlaat de school zonder een zogeheten 'startkwalificatie' die voldoende zou moeten zijn om redelijk mee te kunnen op de arbeidsmarkt. Eén op de twintig à dertig kinderen heeft ADHD, een nieuwerwetse 'hyperactieve kinderziekte' waar we twintig jaar geleden nog nooit van hadden gehoord. Als je toen druk was kreeg je gewoon een hengst voor je kop en was het gelijk afgelopen.
Een aanzienlijk en toenemend aantal kinderen zou nu een heuse 'autistische stoornis' hebben. Van de twaalfjarige meisjes is er één op de vijf te dik, van de jongens één op de zeven. Marokkaanse jongens lijden massaal aan schizofrenie. Andere kinderen hebben massaal last van woordblindheid. Er zitten jaarlijks vier- tot vijfduizend jonge jongeren gestraft en wel in een justitiële strafinrichting. De snelle stijging van het aantal jonge arbeidsgehandicapten met een levenslange Wajong-uitkering, past in dat patroon.
Als al die cijfers kloppen, dan stevent Nederland ook in economische zin op een ramp af. De AWBZ-zorgsector groeit niet zozeer snel door de vergrijzing, maar door het grote aantal jongeren dat 'zorgrugzakjes' en psychische ondersteuning krijgt. Een kind in een strafinrichting kost 250.000 euro per jaar. Wie door de school niet af te maken geen baan heeft, kost de samenleving per saldo handenvol geld. Als het waar is dat de jeugd niet alleen de toekomst heeft maar ook de toekomst vormt, dan ziet het er niet best uit. Maar: als dat linksige geitenwollensokken-geleuter allemaal waar is, hoe komt het dan? En is er nog wat aan te doen?
Een van de gangbare verklaringen luidt dat de samenleving 'zo veel complexer is geworden'. Daar hebben we dus niets aan. Iets tot 'complex' benoemen levert nog niet het begin van een verklaring, laat staan een oplossing. Als de samenleving complexer is geworden, dan was dat, mag je hopen, onderdeel van de 'progressieve' vooruitgang. Maar wat er allemaal aan onrustbarends over al die zieke, gehandicapte, criminele en tot werkloosheid gedoemde jongeren wordt gemeld, is met geen mogelijkheid als vooruitgang te bestempelen.
Als we pogen de veronderstelde toegenomen complexheid van de Nederlandse samenleving handzaam te ontrafelen, dan komen er ruwweg drie factoren bovendrijven:
- Ten eerste is daar de toegenomen neiging van de overheid om de bevolking te pamperen, zowel qua zorg als inkomen. - Ten tweede was en is er een ongekende instroom van immigranten, voor een groot deel ongeletterden met een laag IQ die dikwijls voor Nederlandse begrippen hoogst gedateerde opvattingen meenamen. - Ten derde zijn er de afgelopen decennia in rap tempo 'progressieve' ideologische opvattingen over opvoeding en onderwijs zowel de gezinnen als de samenleving binnengeslopen.
Het ligt niet voor de hand dat een onevenredig groter deel van de kinderen in Nederland opeens ziek, gehandicapt, crimineel en onbruikbaar voor de arbeidsmarkt is geworden. En dus ligt het wel voor de hand de verklaring bij de gesignaleerde veranderingen te zoeken. Een overheid die de ouders en kinderen van Nederland overmatig pampert, neemt verantwoordelijkheid bij hen weg. Een overheid die rugzakjes en uitkeringen uitdeelt voor wie ziek of gehandicapt is, lokt zelf hoge cijfers voor ziekte en arbeidsgehandicaptheid uit.
De oververtegenwoordiging van immigrantenkinderen in de cijfers voor ziekte en handicaps, schooluitval en misdaad is een redelijk voorspelbaar gevolg van het desastreuse type immigratie dat onze overheid de afgelopen veertig jaar heeft bevorderd, uitgelokt of laten begaan. Daar is niet veel meer aan te doen, maar maakt het nog urgenter om nieuwe voorspelbare ellende te voorkomen. De (multi)culturele revolutie die de afgelopen decennia door opvoeding en onderwijs is gedenderd, heeft het er ook niet beter op gemaakt. De bewezen deugden rust, reinheid en regelmaat werden in een ontwrichtend tempo vervangen door het afzien van het stellen van regels, waardoor kinderen het vaak zonder ankers moeten stellen. Tegelijkertijd raakte het onderwijs ondergeschikt aan talrijke schadelijke links-ideologische experimenten.
Alleen pijnlijk zelfonderzoek en het lering trekken uit wat die zogenaamde complexere samenleving heeft opgeleverd, kunnen tot het begin van een oplossing leiden. En natuurlijk een daadkrachtige overheid. Maar dat laatste zal wel een wensdroom blijven zolang gevestigde oude partijen het voor het zeggen blijven houden.
Haptonomie voor baby's en kinderen ook bij hechtingsproblemen
Franca over ... Haptotherapie voor baby's en kinderen
Herken je een van de problemen bij je baby of kind? · Veel en ontroostbaar huilen · Onrust · Angstig zijn, faalangst, verlatingsangst · Agressie · Pesten of gepest worden · Psychosomatische klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, hyperventilatie · Slaapstoornissen · ADHD · Hechtingsproblemen · Concentratieproblemen · Sociaal onhandig gedrag · Autistiform gedrag
Met behulp van haptotherapie en cranio-sacraaltherapie kan ik baby's en kinderen helpen. Vaak pas ik beide vormen van therapie gecombineerd toe.
Haptotherapie
Hapsis betekent tastzin. Door middel van je tastzin voel je of iets hard of zacht is, warm of koud, lief is etc.. Zo voel je bijvoorbeeld ook aan of iets gevaarlijk is of niet. Je voelt of je beter weg kunt lopen of ergens op af moet gaan. Je weet niet altijd waarom.
Als volwassene kun je beredeneren (niet altijd) waarom iets gevaarlijk is of niet. Volwassenen zijn daarom geneigd het denken op de voorgrond te plaatsen en vergeten dat het voelen hun eerste bron is om waar te nemen, te communiceren en de wereld te leren kennen.
Kinderen kunnen meestal nog niet zo goed het woord vinden om uiting te geven aan hun gevoel. Volwassenen kunnen dat wel en zo kan het gevaar ontstaan dat je als volwassene dingen voor je kind gaat invullen.
Als je kinderen de kans geeft hun gevoel serieus te nemen, leren ze zichzelf en de wereld kennen. Vanuit de zekerheid van dat voelen leren ze omgaan met hun wereld en leren ze er met plezier hun weg te vinden. Je kunt je kind de kans geven zijn gevoelens te uiten door hem ruimte te geven.
Als je baby huilt omdat hij honger heeft dan heeft hij gewoon eten nodig. Een baby kan ook huilen van verdriet of boosheid. Die kans moet hij wel krijgen, hij hoeft niet altijd te lachen. Zijn boosheid hoeft niet meteen gesust te worden. Het mag er uit.
Grotere kinderen hebben soms last van gevoelens waar zij geen raad mee weten. Pijn, machteloosheid, verdriet, kwaadheid kunnen zich uiten in teruggetrokken gedrag of juist agressief gedrag.
Voor ouders is het vaak moeilijk om boosheid en verdriet bij hun kind te zien. We willen allemaal dat ons kind gelukkig is en dat kan hij ons laten zien door blij te zijn. Doet hij dat niet dan kan ons dat de indruk geven dat we iets niet goed doen. Ook negatieve gevoelens horen bij het leven maar het is wel prettig als je gevoel te hanteren is.
De haptotherapie kan ouders en kinderen letterlijk een "handje" helpen op dit terrein.
De kwaliteit van je gehechtheid als kind heeft effect op je huidige manier van denken en doen in je relatie, zo blijkt uit onderzoek dat gepubliceerd is in het Journal of Personality and Social Psychology.
Het onderzoek betrof 78 personen. Zij zijn vanaf hun eerste jaar zon 25 jaar lang gevolgd. Op éénjarige leeftijd werd hun gehechtheid in kaart gebracht. Toen zij 6 tot 8 jaar oud waren, rapporteerden hun leerkrachten de mate waarin en de manier waarop de kinderen contact hadden met klasgenootjes. Op 16-jarige leeftijd namen zij deel aan een interview, waarin zij gevraagd werden hun beste vriendschappen te beschrijven. Bij de meest recente meting, waarbij de leeftijd van de deelnemers varieerden van 20 tot 23 jaar, vulden zij en hun partners een aantal vragenlijsten in betreffende hun relatie. Hierbij werd onder andere gekeken naar het uiten van emoties en de onderlinge emotionele betrokkenheid.
Uit de resultaten blijkt dat het uiten van emoties in huidige relaties terug te leiden is naar de kwaliteit van de gehechtheid als kind. Zo werden éénjarigen, die veilig gehecht waren, door hun leerkrachten gezien als sociaal competentere kinderen. Deze kinderen hadden hechtere vriendschappen op 16-jarige leeftijd. Dit was weer voorspellend voor de mate van emotionele betrokkenheid in latere relaties. Al blijkt een veilige hechting dus voorspellend te zijn voor positieve relaties op latere leeftijd, de conclusie dat onveilige hechting automatisch tot het tegendeel leidt kan op basis van dit onderzoek niet worden getrokken.
(Journal of Personality and Social Psychology, februari 2007)
Hier treft u informatie aan over Autistische Spectrumstoornissen (ASS), ook wel kortweg Autisme genaamd.
De diverse stoornissen in het spectrum zijn: de Autistische Stoornis, de stoornis van Rett, CDD, Stoornis van Asperger en PDD-NOS.
Mensen met een autistische spectrum stoornis hebben kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interacties, communicatie en het verbeeldend vermogen, zoals hier nader beschreven wordt. Dit wil niet zeggen dat ze deze vaardigheden helemaal niet hebben. De vaardigheden zijn afhankelijk van de intelligentie, de aanleg en de omgeving.
Een autistische stoornis wordt beschouwd als een ernstige levenslange ontwikkelingsstoornis met vergaande pedagogische gevolgen, het dringt diep door in het ontwikkelingsverloop van het betreffende kind. De symptomen kunnen per individu en per leeftijd verschillen in ernst en verschijningsvorm en op uiteenlopende niveaus van verstandelijk functioneren van diep zwakzinnig tot hoog intelligent. De volgende informatie treft u aan: de criteria van de DSM-IV, een beschrijving van de beperkingen, een stukje over PDD-nos, de vele gebieden waarop de problemen zich voordoen. Daarnaast de consequenties voor het leren van alle dag, zowel thuis als op school en een stuk van de Vlaamse site voor autistme: Autisme een boeiend beeld.
Gehechtheid nu ook bij jongeren betrouwbaar te meten
Gehechtheid nu ook bij jongeren betrouwbaar te meten
Wie veilig gehecht is voelt zich meer gesteund door zijn omgeving en investeert meer in relaties. Het gehechtheidsbiografisch interview is een beproefde methode om gehechtheid bij volwassenen te meten. Mariëlle Beijersbergen valideerde het meetinstrument nu ook voor jongeren. Ze promoveert op donderdag 10 april.
Drie soorten gehechtheid Voor volwassenen worden drie soorten gehechtheid onderscheiden: veilig, gereserveerd en gepreoccupeerd. Veilig gehechte mensen hebben eventuele negatieve gehechtheidservaringen verwerkt, voelen zich meer gesteund door hun omgeving en zijn geneigd emotioneel meer in relaties te investeren. Het doel van het gehechtheidsbiografisch interview is om vast te stellen hoe iemands 'gehechtheidsrepre-sentatie' is. Dat wil zeggen dat men probeert erachter te komen hoe de geïnterviewde op het moment van het interview terugkijkt op de jeugd. Het gaat er dus niet om een accuraat beeld te krijgen van de jeugdervaringen als zodanig.
Vijf typeringen Een gehechtheidsbiografisch interview, een GBI, duurt doorgaans ruim een uur. De respondent beantwoordt eerst enkele algemene vragen over het gezin waarin hij is opgegroeid. Daarna vraagt de interviewer om vijf typeringen te geven van de relatie met de moeder en de vader. Voorbeelden van zulke typeringen zijn 'zorgzaam', 'betrokken', 'lief', 'afstandelijk' of 'streng'. Daarna vraagt de interviewer om bij iedere typering ter illustratie een concreet voorval te noemen. Ten slotte wordt gevraagd naar het effect van de ervaringen uit de kinderjaren op het huidig functioneren. De interviewer stelt ook vragen over ervaringen met verlies van geliefde personen en andere mogelijke trauma's, zoals mishandeling of verwaarlozing. Coherent Aan de hand van de uitgeschreven tekst van zo'n GBI kan een getrainde codeur bepalen wat voor soort gehechtheidsrepresentatie iemand heeft. Als het een coherent interview is, dan wordt de geïnterviewde veilig gehecht genoemd. Een interview is coherent als bijvoorbeeld de concrete voorvallen de typeringen goed illustreren. Wanneer iemand zijn moeder typeert als 'zorgzaam', maar dat niet kan illustreren met een concreet voorval waaruit die zorgzaamheid blijkt, maakt dat het interview minder coherent. Wanneer de geïnterviewde dan later in het interview ook nog vertelt dat hij na een valpartij huilend naar zijn moeder ging, en zij reageerde met stel je niet aan, ga weer verder spelen, dan is dat ook niet in overeen-stemming met het beeld van een zorgzame moeder. Dat maakt het interview nog weer minder coherent.
'Gehechtheid gedurende de levensloop' is een van de vier grote onderzoeksprogramma's van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit der Sociale Wetenschappen. In dit programma worden de determinanten en de gevolgen van gehechtheid tussen ouders en kinderen bestudeerd, met speciale nadruk op het gezin als belangrijkste sociale omgeving. Er wordt onder meer onderzoek gedaan in verschillende culturele en etnische groeperingen, in biologische en adoptiegezinnen, in de kinderopvang en in verschillende populaties binnen en buiten instellingen.
(Uitgeverij Boom Academic, ISBN 978 90 473 0071 7). In dit boek worden recente inzichten en bevindingen van het Leidse gehechtheidsonderzoek in het Nederlands op een toegankelijke manier uiteengezet.
Veilig en onveilig Het is overigens niet zo dat iemand met een veilige gehechtheid altijd positieve jeugdervaringen heeft gehad. Wat een veilig gehechte persoon onderscheidt van een onveilig gehechte persoon is dat de eerste op een coherente manier over zijn jeugdervaringen praat en de tweede niet. Een coherent interview is een consistent, helder verhaal, waarin niet wordt overdreven of afgedwaald en waarin voldoende bewijs gegeven wordt voor de beweringen. Het kan dus best zijn dat iemand zijn moeder beschrijft als egoïstisch, onzelfstandig en labiel. Wanneer de relatie met deze moeder in een duidelijk, coherent verhaal wordt neergezet en er passende voorbeelden bij de typeringen worden gegeven, dan wordt de representatie van de geïnterviewde toch als veilig beschouwd.
GBI ook valide meetinstrument bij jongeren Het GBI is in de jaren tachtig ontwikkeld en uitgebreid gevalideerd voor gebruik bij volwassenen. Het wordt ook afgenomen bij jongeren, maar daarvoor was het tot dusver niet systematisch gevalideerd. Beijersbergen heeft dat in het kader van haar promotieonderzoek nu wel gedaan. Ze kwam tot de conclusie dat het GBI een valide meetinstrument is om gehechtheidsrepresentaties ook bij (geadopteerde) jongeren te meten.
Geadopteerd en niet-geadopteerd Deze uitkomst sprak niet vanzelf, vertelt ze. Ze onderzocht de validiteit van het GBI bij een groep van veertienjarige geadopteerde jongeren. De meesten wonen nog thuis, dus het was de vraag of ze al wel genoeg afstand hadden om objectief te kunnen terugkijken naar hun kindertijd. Hoewel het onderzoek gedaan werd bij geadopteerde jongeren, vindt Beijersbergen dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de uitkomsten ook gelden voor niet-geadopteerde jongeren. De jongeren uit haar onderzoeksgroep waren op zeer jonge leeftijd geadopteerd (gemiddeld tien weken), ze verschilden niet in IQ van andere 14-15-jarige jongeren, en ze hadden geen bijzondere medische problemen.
GBI en psychotherapie Het GBI wordt vooral gebruikt in het sociaalwetenschappelijk onderzoek, weinig voor therapeutische toepassingen. Kan het GBI zinvol zijn bij psychotherapie? Beijersbergen denkt van wel, maar vertelt dat het veel tijd kost om iemand tot een betrouwbaar codeur van GBIs te maken. Dat is voor de meeste therapeuten een te grote investering. 'We zouden wel graag willen dat het GBI toegankelijker zou worden. Voor de bruikbaarheid van het GBI voor individuele diagnostiek is echter verder onderzoek nodig.' Dat onderzoek zal Beijersbergen zelf voorlopig niet doen, want zij werkt sinds eind vorig jaar bij het UMC St Radboud aan onderzoek naar dak- en thuisloze jongeren. Beijersbergen: 'Natuurlijk zijn ook bij deze groep gehechteidsrelaties heel belangrijk om naar te kijken.'
In de westerse wereld krijgen 1 tot 6 per 1000 levend-geboren babys te maken met zuurstofgebrek tijdens de geboorte, dit wordt ook wel hypoxie-ischemie (HI) genoemd. In haar onderzoek laat Cora Nijboer zien dat het remmen van het eiwit nuclear factor-kappa B in een periode direct na het zuurstofgebrek, buitengewoon beschermend werkt op de hersenen van pasgeboren ratten na HI. Een groot deel van de babys die tijdens de geboorte HI ondergaan, ontwikkelen een vorm van hersenschade met ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van het kind, o.a. spasticiteit en de ontwikkeling van epileptische aanvallen.
Op dit moment zijn er bijna geen effectieve behandelingen beschikbaar om HI hersenschade te voorkomen of te verminderen. Verder laat Nijboer zien dat het verlagen van het eiwit GRK2 hersenschade in pasgeboren muizen verergert. Het remmen van nuclear factor kappa B en het voorkómen van de verlaging van GRK2 zijn nieuwe mogelijk therapeutische strategieën om HI hersenschade te verminderen.
10-06-2008, 14:30 uur , Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht. Cora Nijboer, GeneeskundeProefschrift: Protecting the newborn brain: molecular mechanisms and therapeutic targets Promotor 1: Prof.dr. C.J. Heijnen Promotor 2: Prof.dr. F. van Bel Copromotor 1: Dr. A. Kavelaars Copromotor 2: Dr. F. Groenendaal
Onlangs verscheen bij het Landelijk Kennisnetwerk Gehandicaptenzorg (LKNG) de brochure "Onveilig gehecht of een hechtingsstoornis?" met als ondertitel "Het onderkennen van hechtingsproblematiek bij mensen met een verstandelijke beperking." Auteurs: dr. Lex Wijnroks (Universiteit Utrecht), dr. Cees Janssen (Vrije Universiteit) e.a.
In deze brochure wordt de terminologie rondom hechting, hechtingsproblematiek en hechtingsstoornissen (de laatste komen zelden voor) helder uiteengezet. Hieronder vindt u een korte samenvatting.
Babys vertonen al snel een voorkeur voor het kijken naar gezichten, vooral lachende en pratende gezichten. Ze zijn het liefst in de buurt van specifieke personen, de hechtingsfiguren. Wanneer een kind angstig, moe of verdrietig is, ontstaat er een behoefte aan nabijheid, contact en ondersteuning van de hechtingsfiguren. De nabijheid van verzorgers optillen, vasthouden, knuffelen zorgt er voor dat de angst verdwijnt en het verdriet vermindert. Als het kind rustig en tevreden is, zich veilig voelt, heeft het minder behoefte aan nabijheid. Indien de hechtingsfiguur een stabiele factor vormt in het leven van het kind, zal een kind een gehechtheidsrelatie met die persoon vormen. Kinderen kunnen zich aan meerdere personen hechten; beide ouders, maar ook een oudere broer of zus, opa of oma, de buurvrouw, de oppas, enzovoort. Onder normale omstandigheden ontwikkelen kinderen de eerste gehechtheidsrelaties tussen de zes en twaalf maanden.
Het vermogen om te hechten is niet alleen aangeboren, maar blijft ook lang aanwezig. Hoe lang is niet exact bekend, het zou kunnen gaan tot een jaar of vijf à zeven. Met de begrippen veilig en onveilig wordt de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie aangeduid. Deze hangt voor een belangrijk deel af van de sensitiviteit van de ouder/verzorger. Iemand is sensitief als hij in staat is de signalen van het kind waar te nemen, te begrijpen en er adequaat op te reageren. Het hechtingsgedrag van kinderen kan worden ingedeeld in drie categorieën.
veilig gehecht. Binnen een veilige gehechtheidsrelatie vertonen kinderen die angstig of onrustig zijn na hereniging met de hechtingsfiguur gedrag als huilen of toenadering zoeken. De nabijheid van de hechtingsfiguur zorgt er voor dat het kind snel gerustgesteld wordt. Positieve ervaringen hebben het kind geleerd dat deze altijd beschikbaar is wanneer het zich angstig of verdrietig voelt en geven het een gevoel van veiligheid. Het percentage kinderen met een veilige gehechtheid ligt tussen de 60 en 70%.
onveilig afwerend/ambivalent gehecht. Binnen onveilige gehechtheidsrelaties zijn kinderen niet zo gauw gerustgesteld, ook als de hechtingsfiguur aanwezig is. De gevoelens van deze kinderen zijn tegenstrijdig omdat zij niet zeker weten of de ouder of verzorger beschikbaar is. Deze zijn vaak onvoorspelbaar in hun sensitieve gedrag. Het kind is erg overstuur wanneer de ouder afwezig is, maar laat zich niet makkelijk troosten als de ouder is teruggekeerd. Ongeveer 10% van de kinderen behoort tot dit type.
onveilig vermijdend gehecht. Er kunnen zich ook situaties voordoen waarbij de kinderen ook na hereniging met de hechtingsfiguur een gevoel van onveiligheid houden. Deze kinderen vermijden de hechtingsfiguur tijdens de hereniging en doen nauwelijks pogingen om toenadering te zoeken.
Een veilige gehechtheidsrelatie is niet een noodzakelijke voorwaarde voor een psychologisch gezonde ontwikkeling, maar wordt eerder opgevat als een protectieve factor. Van kinderen die een veilige gehechtheidsrelatie hebben weten op te bouwen is bekend dat zij op latere leeftijd gemakkelijker vriendschappen sluiten en emotioneel stabieler zijn dan kinderen die onveilig gehecht zijn. Onveilig gehecht of een hechtingsstoornis? Een onveilige gehechtheidsrelatie is niet hetzelfde als een hechtingsstoornis. De DSM-IV kent de categorie reactieve hechtingsstoornis. Deze stoornis, die in de eerste vijf levensjaren moet zijn ontstaan, houdt in dat er voor het kind niet een duidelijk aanwijsbare gehechtheidsfiguur is op wie het zich richt. In feite is er dus geen gehechtheidsrelatie gevormd. Dit is alleen het geval onder uitzonderlijke omstandigheden zoals ernstige mishandeling, extreme verwaarlozing van basale emotionele behoeften, het ontbreken van voldoende stimulering of de afwezigheid van een hechtingsfiguur door frequent wisselende verzorgers (zoals in kindertehuizen).
In de LKNG-brochure wordt een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde opsomming gegeven van signalen van verstoord gehechtheidsgedrag. Met behulp van deze signalen is het mogelijk alle aspecten van gehechtheidsgedrag apart te onderzoeken en zo tot een genuanceerde diagnose te komen, zonder dat er wordt ingedeeld in losstaande categorieën. Doordat alle belangrijke onderdelen van gehechtheid worden onderzocht is het mogelijk uiteindelijk voor een kind specifieke uitspraken te doen over (de problemen in) het gehechtheidsgedrag en implicaties voor interventie/begeleiding.
De volledige brochure met literatuurverwijzingen is als PDF document te downloaden van de website van het LKNG.