Samenvatting : Als men aan hechtingsstoornissen denkt, klinken meteen termen als bodemloosheid, huilbaby's, adoptie en pleegkinderen bij de meeste mensen in de oren. Bowlby en Ainsworth (1978) definieerden hechting als volgt: "Hechting is een duurzame en specifieke affectieve band tussen kind en opvoeder(s), die van cruciaal belang is voor een optimale sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van het kind." Deze omschrijving geeft een goed beeld als eerste oppervlakkige kennismaking met de term hechting. Toch weten we nu nog niet veel meer over de hechtingsproblematiek en schuilt er veel meer achter.
Bowlby en Ainsworth zijn de grondleggers van de hechtingtheorie. In de jaren zeventig gingen er steeds meer moeders buitenshuis werken. Dit had tot gevolg dat er minder tijd was om zich bezig te houden met de opvoeding van hun kinderen. In België en Nederland is het op gang gekomen toen er een stroom kwam van het adopteren van een buitenlands kind. Daardoor werd er in de jaren tachtig meer en meer onderzoek gedaan naar de gevolgen van eventuele schade tussen moeder en kind. Belangrijk voor ons is de hechtingsproblematiek wat meer in de kijker zetten. Omdat het niet zo'n gekend probleem is, wordt er immers vaak een verkeerde diagnose gesteld en denkt men dat deze kinderen bijvoorbeeld ADHD hebben of niet goed zijn opgevoed door hun ouders. Wij willen langs deze weg onze medestudenten en leerkrachten voorlichten over de hechtingsproblematiek.
|