Jeugdzorg ligt onder vuur. Schriftelijk vragen van het lid Aasted-Madsen van Stiphout(
Jeugdzorg ligt onder vuur. De parlementaire werkgroep is met een onderzoek gestart. Eindelijk komt er aandacht voor alle kinderen, die vaak onterecht uit huis zijn geplaatst. Hierover heeft Ine Aasted-Madsen onderstaande vragen gesteld. Vele ouders wachten in spanning het antwoord van de minister af. Zullen hun kinderen weer naar huis mogen?
Schriftelijk vragen van het lid Aasted-Madsen van Stiphout(CDA) aan de minister van Jeugd en Gezin:
1. Heeft u kennisgenomen van de uitzending Das je goed recht van SBS6 op 31 januari 2010?
2. Naar aanleiding van deze uitzending zijn zon 1000 reacties binnengekomen van ouders die aangeven dat ook hun kind(eren) op basis over onjuistheden en onvolledigheden in de rapportage van BJZ en/of de Raad voor de Kinderbescherming uithuis zijn geplaatst. Wie draagt zorg voor waarheidsvinding alvorens vergaande maatregelen als een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden uitgesproken?
3. In de beantwoording van schriftelijke vragen over een escalatie tussen pleegouders en Bureau Jeugdzorg (2009Z24418) geeft u aan dat u niet ingaat op individuele casuïstiek, datzelfde horen we van de Inspectie Jeugdzorg. Wie houdt zich in Nederland wel bezig met individuele casuïstiek binnen de Jeugdzorg, als men het functioneren van de Jeugdzorg aan de orde wil stellen?
4. Bij welke onafhankelijke partij kunnen deze ouders terecht om een dossier tegen het licht te laten houden, eventueel aanvullende informatie te laten vergaren en opnieuw te laten beoordelen met een bindend advies?
5. Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze individuele casuïstiek, waar ouders en kinderen mogelijk op basis van onjuistheden en onvolledigheden van elkaar gescheiden zijn?
6. Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst zaken als feit in rapportages worden opgenomen, zonder dat daarbij waarheidsvinding heeft plaatsgevonden?
7. Wilt u deze vragen binnen de gestelde termijn van drie weken beantwoorden op deze website?
AMSTERDAM - Jeugdzorg stuurt jaarlijks honderden kinderen naar het buitenland. Het is vreemd dat hier maar mee wordt doorgegaan.
De Amsterdamse Bas (12) verbleef afgelopen najaar in Frankrijk op een camping bij Nederlandse gastouders. Dat ging ongeveer zo: om zeven uur op, anderhalf uur les via de webcam en daarna aan het werk met schuurpapier en een houten deur. Om twaalf uur lunch, weer anderhalf uur onderwijs op zijn computer en daarna opnieuw de handen uit de mouwen: appels plukken, dieren verzorgen en schuren aan de houten vakantiehuisjes die zijn gastgezin wil gaan verhuren.
Bas is door de rechter uit huis geplaatst. Zijn moeder heeft een verstandelijke beperking en woont elders; zijn vader kan de opvoeding niet alleen aan. Bas is soms agressief, speelt thuis de baas en wordt snel boos.
Bureau Jeugdzorg stuurde hem naar een project in de buurt van Limoges. Dat werd volgens zijn tante Gerda Topman, die het regelwerk voor haar neefje op zich neemt, een drama. Hij had heimwee en verveelde zich s avonds kapot, want er was niks te doen. Ja, deuren schuren. Lekker makkelijk, zon goedkope werkkracht. En hij kreeg nauwelijks onderwijs. Het verblijf werd na tweeënhalve maand voortijdig beëindigd nu zit Bas in Nederland in een gesloten jeugdzorginstelling.
Jaarlijks worden enkele honderden kinderen door jeugdzorg naar Frankrijk, Denemarken of Engeland gestuurd om te survivallen of te werken bij de boer of op een camping. Vorige week verscheen een kritisch rapport van de Inspectie Jeugdzorg: er zijn jongeren die werkdagen maken van 14 uur, gastouders zijn soms niet capabel en schreeuwen en schelden. Soms krijgen kinderen die niet willen werken zelfs geen eten. De afstand maakt goed toezicht bijna onmogelijk.
Kunnen de kinderen niet net zo goed bij een Nederlandse boer aan de slag? Nee, zegt manager Theo Ruikes van Tender Jeugdzorg in West-Brabant. Hij werkt aan een promotieonderzoek naar de effectiviteit van de buitenlandprojecten. Als het alleen gaat om activiteiten die jongeren hun dagritme teruggeven, kan dat ook in Nederland. Maar de jongeren die wij naar Frankrijk sturen, staan onder zeer negatieve invloed van hun omgeving. Denk aan vrienden die hen meeslepen in drugs of criminaliteit.
Een geïsoleerd verblijf op een afgelegen plek over de grens werkt het best om die negatieve banden af te snijden, meent Ruikes. Tender stuurt per jaar zon twintig jongeren voor vijf maanden naar Frankrijk. Dat zijn geen pretreisjes. Ruikes: Om zes uur s ochtends met je laarzen in de stront koeien melken is geen lolletje. Daarom daalt de motivatie van jongeren vaak de eerste weken. Maar daarna krijgen ze door de klusjes ook zelfvertrouwen: ik kán iets.
Dat een tijdje geïsoleerd leven louterend kan zijn voor probleemjongeren, daarover is iedereen het wel eens. Maar daarna? Dan begint het pas, want bij terugkeer zijn er weer de problemen met school, ouders en verkeerde vrienden, zegt bijzonder hoogleraar jeugdrechtspleging en hoofddocent pedagogiek Ido Weijers. De jongere is dan misschien wel veranderd, maar zijn omgeving niet.
Weijers haalt internationaal onderzoek aan, waaruit blijkt dat buitenlandprojecten geen positief effect hebben op de recidive. Dat weten we al heel lang. Het is daarom vreemd dat er toch maar mee door wordt gegaan.
In Nederland is Ruikes de eerste die de effectiviteit meet. Mijn ervaring is dat jongeren na een tijd minder probleemgedrag vertonen. En ze hebben meer zelfvertrouwen. Maar ik kan dat nog niet wetenschappelijk onderbouwen.
Hij wijst er op dat de nazorg minstens zo belangrijk is als het verblijf zelf. De jongeren die via Tender naar Frankrijk gaan, werken daar aan een gedetailleerd plan voor hun leven bij terugkeer. Weer in Nederland krijgen ze nog minstens een half jaar hulp. Ruikes: Je moet het hele traject strak begeleiden. Anders stranden de goede bedoelingen in hobbyisme.
Onlangs werd op locatie Lucas van de Ommelander Ziekenhuis Groep de 500st baby aangemeld voor advies, begeleiding en babymassage.
Persbericht Delfzijl / Winschoten, januari 2010
De gebeurtenis ging niet ongemerkt voorbij. Baby Jonathan en zijn moeder ontvingen op 25 januari jl. bloemen uit handen van kinderarts mevrouw Leonie Pierik. Wanneer na de geboorte een baby steeds meer huilt, niet goed slaapt, onrustig is of bijvoorbeeld veel last heeft van darmkrampjes, weten ouders vaak niet meer wat ze moeten doen. Ouders krijgen veel adviezen en gaan van alles proberen om een oplossing te zoeken. Al deze verschillende adviezen geven vaak een averechts resultaat. Daarom worden op locatie Lucas sinds 2001 ouders individueel begeleid om babymassage te stimuleren. Ook krijgen zij adviezen op maat. Ouders worden voor begeleiding via de kinderarts doorverwezen.
Gesprekken
In een eerste gesprek met de ouders worden de bestaande problemen besproken. Aan de hand hiervan krijgen ouders adviezen en achtergrondinformatie over deze adviezen, zodat zij goed op de hoogte zijn van de effecten hiervan op hun baby. Zo krijgen ouders bijvoorbeeld informatie over huilen, troosten, slapen, regelmaat en lichaamstaal van hun baby. In het tweede gesprek wordt het verloop verder begeleid. Ook wordt dan de positieve uitwerking van babymassage besproken en dat het een uitstekende manier is om intensief contact met de baby te hebben. Babymassage geeft ontspanning, betere slaap, goede groei en het stimuleert de hechting tussen ouder en kind. Ouders worden op deze manier zelfverzekerder in de zorg voor hun baby. Wel is het belangrijk dat de ouder positief tegenover het masseren staat, anders levert het niet de gewenste resultaten op. Er wordt altijd in overleg met de ouder(s) aan babymassage begonnen.
Couveusebabys
Ook prematuren (te vroeg geboren babys) en zieke pasgeborenen kunnen veel baat hebben bij babymassage. Er kan sprake zijn van een verstoorde hechting tussen ouder en kind door de noodzakelijke opname in het ziekenhuis. Hier kan babymassage beide weer dichter bij elkaar brengen. Ook de ontwikkeling van deze babys wordt door de babymassage positief beïnvloed. Niet alleen het omgaan met hun baby wordt met de ouders van couveuse-kinderen besproken, ook datgene waarop ze kunnen rekenen bij thuiskomst van hun baby.
Tien jaar geleden begonnen
Circa tien jaar geleden was de heer Elias de eerste kinderarts die een baby doorverwees voor babymassage naar kinderverpleegkundige mevrouw Greetje Teuben. Babymassage gaf bij deze baby goede resultaten. Hierna volgden al snel meer babys voor massage. Nu is de begeleiding en advisering niet meer weg te denken uit het ziekenhuis. Sinds twee jaar begeleidt en adviseert ook collega kinderverpleegkundige mevrouw Elles Dijkman de ouders. Mevrouw Dijkman is, evenals mevrouw Teuben ook docent Shantala babymassage (Shantala is ritmische ontspanningsmassage). Het blijkt dat de behoefte aan deze gespecialiseerde zorg steeds groter wordt. Daarom worden deze activiteiten binnenkort ook uitgebreid naar de locatie Delfzicht!
Op deze website vindt u voortaan informatie over het project 'Allemaal opvoeders'. Dat we allemaal opvoeders zijn wil zeggen dat iedereen medeverantwoordelijk is voor het opvoeden van kinderen in de omgeving. Ouders hebben behoefte aan steun bij de opvoeding. Dat kan in formele en informele netwerken in de buurt, rond de school en langs de zijlijn van het sportveld. Zo ontstaat er een positief opvoedklimaat, waar kinderen en jongeren profijt van hebben.
Versterking van opvoednetwerken
De verantwoordelijkheid voor de opvoeding is de laatste decennia steeds meer een geïsoleerde gezinsverantwoordelijkheid geworden, waardoor ouders overbelast kunnen raken. Uit onderzoek blijkt dat ouders meer behoefte hebben aan informele steun bij de opvoeding. In wijken met meer sociale samenhang blijken risico's in de opvoeding, waaronder kindermishandeling, af te nemen. Versterking van informele netwerken verhoogt de pedagogische en sociale kwaliteit van de woonomgeving. Als laagdrempelige voorziening voor ouders, kinderen en jongeren kan het Centrum voor Jeugd en Gezin die versterking in gang zetten.
Twaalf proefgemeenten
De komende twee jaar verkennen twaalf gemeenten in proefprojecten de 'pedagogische civil society': de formele en informele netwerken rond gezinnen. De proefgemeenten worden daarbij ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut en de Universiteit Utrecht. Het doel van het project is het versterken van de informele sociale steun en te onderzoeken hoe dat kan gebeuren via de Centra voor Jeugd en Gezin. Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut vinden gemeenten en beroepskrachten in de jeugdsector informatie over het project Allemaal opvoeders: over de achtergrond en betekenis van gezinsnetwerken en hoe die versterkt kunnen worden. Daarnaast zijn er voorbeelden van succesvolle en inspirerende activiteiten in binnen- en buitenland.
Vrijwillige inzet
Het project 'Allemaal opvoeders' is onderdeel van het programma 'Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin'. Dit programma wordt, in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin, uitgevoerd door ZonMw. Het programma richt zich op het versterken van formele en informele steun voor gezinnen.
Kinderen met hechte ouderrelatie zijn minder angstig
Kinderen met hechte ouderrelatie zijn minder angstig
10 april 2008
Kinderen met een veilige gehechtheidsrelatie met de ouder kunnen beter omgaan met spannende situaties dan kinderen met een onveilige gehechtheidsrelatie. Dat blijkt uit het proefschrift 'Physiological Reactivity to Fear in Children' van Renske Gilissen, waarop zij op 16 april promoveert aan de Universiteit Leiden.
De beschreven onderzoeken in dit proefschrift richten zich op de vraag waarom sommige kinderen meer angst ervaren dan andere tijdens twee spannende situaties: het kijken naar een spannende film en het houden van een korte spreekbeurt. Drie factoren die hierbij van invloed kunnen zijn werden onderzocht: het temperament van het kind, de gehechtheid van het kind aan de ouder en een aspect van de genetische bagage van het kind. De hoeveelheid spanning bij 4- en 7-jarigen werd gemeten aan de hand van de hartslag en zweetproductie. Het zien van het spannende filmfragment bleek vooral spannend voor kinderen die van nature angstiger zijn en een minder goede band hebben met hun ouder, terwijl angstige kinderen met een betere band met hun ouder de minste spanning vertonen. Kinderen met een angstiger temperament lijken meer ontvankelijk voor de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie dan minder angstige kinderen. Ook vonden ze dat de hoeveelheid spanning tijdens een spreekbeurttaak afhankelijk is van de gehechtheid van het kind en het serotonine-transporter-gen (5-HTTLPR), waarvan in ander onderzoek is gebleken dat varianten van dit gen kunnen samenhangen met angst. Kinderen die een bepaalde variant van het gen hebben (de lange variant; ll) en een veilige gehechtheidsrepresentatie lieten op grond van hun zweetproductie de minste spanning zien tijdens de spreekbeurttaak en lijken dus het best beschermd tijdens deze spannende situatie. Gilissen pleit voor meer onderzoek naar de kenmerken van de meest kwetsbare kinderen. Zij kunnen mogelijk meer gerichte ondersteuning krijgen of meer beschermd worden opgevoed om hun angst te verminderen.
AMSTERDAM - Babys van ouders met een lage opleiding en een laag inkomen zijn lastiger dan babys van ouders met een hoge opleiding.
Ze vertonen meer stressverschijnselen: ze huilen harder en langduriger bij normale handelingen als in bad gaan, aankleden of luiers verschonen. Ook vallen ze moeilijker in slaap, zijn ze sneller afgeleid en reageren ze heftiger op veranderingen.
Dat blijkt uit promotieonderzoek van het Erasmus MC onder 5.000 babys en hun ouders. Het verschil in temperament tussen de babys was zes maanden na hun geboorte al merkbaar.
Volgens onderzoeker Pauline Jansen waren de babys van laagopgeleide ouders ook motorisch onrustiger: Die babytjes lagen heel veel met hun armen en benen te zwaaien. Ze konden zichzelf moeilijk stilhouden.
Dat de babys een moeilijk temperament hebben, is deels aangeboren. Maar een belangrijke oorzaak is ook dat ouders met een lage sociaal-economische status meer stress hebben, zegt Jansen. Dat heeft ook in de eerste maanden al invloed op het gedrag van babys.
We zagen bij die moeders vaker psychische problemen. Soms liep het ook niet lekker tussen de ouders. Bovendien zitten er in die groep veel meer alleenstaande ouders. Bij de laagst opgeleiden was 22 procent van de moeders alleenstaand, terwijl bij de hoogst opgeleiden slechts 3 procent alleenstaand was.
Een lastiger temperament is vaak een voorbode van gedragsproblemen later, zoals angststoornissen, ADHD, en problemen op school, zegt Jansen. Daarom is het belangrijk dit vroeg op te sporen. Artsen en consultatiebureaus moeten zich er bewuster van zijn dat mensen met een lage opleiding vaker stress hebben. En dat die mensen wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken, bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning. Ouders moeten ook meer worden voorgelicht over het effect van stress op hun kinderen.
Jansen onderzocht ook de invloed van werken tijdens de zwangerschap op het gewicht van de baby. Daaruit blijkt dat vrouwen die fulltime werken kleinere babys krijgen dan vrouwen die parttime werken, ongeacht de stress die ze ervaren.
Dat komt vermoedelijk doordat deze vrouwen lichamelijk vermoeider zijn, zegt Jansen. Gemiddeld scheelt het volgens haar 45 gram. Eerder onderzoek toonde wel aan dat stress op het werk bij de moeder tijdens de zwangerschap het gewicht van de baby nog meer vermindert.
«Onze Leendert heeft het niet gemakkelijk. Hij moet hard en lang werken om te kunnen wat zijn klasgenoten kunnen.Hij loopt altijd op de tippen van zijn tenen. In de klas is hij meestal als laatste klaar. Soms mag hij wat langer doorwerken van de leerkracht. Maar veel lost dat niet op. 's Avonds doen we niets anders dan samen oefenen. Als ik dan zie welke fouten hij vandaag in de klas maakte, begrijp ik het niet meer.'Ik ben de domste van de klas', zuchtte hij.» (Kurt, vader)
Naar schatting één kind op vijf heeft leerproblemen op school.
LEERPROBLEMEN: «Wij zijn niet dom»
Wat? Kinderen met leerproblemen hebben het moeilijk met schoolse vaardigheden: lezen, schrijven, rekenen, een vreemde taal leren
Waarom? Leerproblemen kunnen het gevolg zijn van:
omstandigheden: weinig aandacht thuis, onvoldoende uitleg in de klas, gezinsproblemen
een verkeerde werkhouding: kind leert uit het hoofd en heeft geen inzicht, steekt uren in lijntjes en kleuren maar werkt weinig oefeningen af
emotionele problemen: faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, demotivatie
begaafdheid: het niveau en tempo op school ligt te hoog, het kind zit in de verkeerde school of studierichting
leerstoornissen zoals dyslexie (hardnekkige lees- en schrijfproblemen) of dyscalculie (hardnekkige rekenproblemen). Wie leerstoornissen heeft, is niet dom of achterlijk. Hij of zij leert alleen anders.
Gevolgen? Kinderen die met leren geen succes ervaren, reageren vaak heel verschillend: ze gaan zich aanstellen, de clown uithangen, verliezen hun zelfvertrouwen («Ik kan niks»), worden opstandig, agressief of trekken zich terug... Leerkrachten en ouders begrijpen hen vlug verkeerd. «Ze kunnen wel maar willen niet», zeggen ze dan.
U VERMOEDT EEN PROBLEEM? Niemand is schuldig
Wat denkt, voelt, doet uw kind?
Huiswerk maken en lessen leren worden een hel. Uw kind probeert aan elke taak te ontsnappen en gaat niet graag meer naar school.
Het kind voelt zich schuldig omdat het niet meer voldoet aan de verwachtingen van zijn leerkrachten, ouders, grootouders.
Het verliest het geloof in zichzelf: «Ik kan niks».
Het wordt agressief, gaat zichzelf afsluiten, klaagt van buikpijn, weent voor het minste
Wat denkt, voelt, doet u?
U probeert te helpen en gaat overbeklemtonen: bent streng, moedigt extra aan, oefent samen, geeft tips.
U bent ongerust en angstig voor de toekomst: «Hoe moet dat aflopen?»
Misschien raakt u geïrriteerd en boos: op uzelf, uw partner, de andere kinderen, de leerkracht, de hele wereld.
U voelt zich schuldig: «Wat heb ik verkeerd gedaan?», «Ik ben niet geduldig genoeg»
U vergelijkt met andere kinderen van het gezin of van de klas en geraakt ontgoocheld.
Er komen spanningen in het gezin: elke ouder reageert soms anders op het probleem.
HOE BEKIJKT DE SCHOOL HET PROBLEEM? Al gezien?
Stap naar de school. Soms aarzelen leerkrachten om ouders te contacteren of schamen ouders zich («Het komt wel goed») en gaat kostbare tijd verloren. Soms schatten de school en de ouders het kind heel verschillend in.
Bespreek het probleem:
Het probleem is niet ernstig. Wat extra aandacht en hulp op school en een betere aanpak thuis lost al veel op.
Het probleem is ernstig en sleept aan. Ga samen met de leerkracht op zoek naar mogelijke oorzaken. Scheelt er wat met de werkhouding van het kind? Zijn er emotionele problemen? Is het niveau van de school of studierichting te hoog? Misschien heeft het kind één of andere leerstoornis (5 à 10% van de schoolbevolking heeft dyslexie, 2 tot 6% heeft hardnekkige rekenproblemen of dyscalculie)?
Beschuldig niemand: niet de leerkracht, niet het kind, niet uzelf
U ZOEKT HULP: Niemand kan toveren
Leerkrachten zijn het best geplaatst om over leerproblemen van kinderen te praten. Op school hebben de verschillende leerkrachten van uw kind, de taakleerkracht in de basisschool, de CLB-medewerker, directeur, klasleraar ieder hun eigen deskundigheid, hun eigen inbreng. Ook ouders zijn deskundig. U kent uw kind. Probeer samen te overleggen. Heel wat scholen volgen leerlingen op een systematische wijze op met een leerlingvolgsysteem. Dat betekent dat ze kinderen met leer- of andere problemen vlug signaleren. Wat loopt er fout? En waarom? Ze stellen een diagnose vast en komen in overleg met de ouders en het kind tot een handelingsplan.
Stel samen een handelingsplan op:
Wat kan de school doen, wie doet het en wanneer? (Extra oefeningen, hulpmiddeltjes in de klas, hulp van de taakleerkracht, bijles)
Wat kunnen de ouders thuis doen? (Wat kan het gezin nog aan?)
Welke extra hulp zoeken we buiten de school? (Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), logopedist, kinderarts, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg) Overleg en samenwerking met ouders en school is ook hier nodig.
Wanneer zien we elkaar terug? (Hoe loopt het plan, moeten we niet bijsturen?)
Zorg dat het actieplan ook duidelijk is voor uw kind. Laat hem of haar regelmatig mee beslissen. Geef uw kind het gevoel dat de situatie onder controle is.
Hou de communicatie met de school open: blijf praten en blijf luisteren (wat zijn de vorderingen, hoe reageert het kind op de aanpak, hoe voelt het zich erbij, groeit zijn zelfvertrouwen?).
Verwacht geen wonderen van welke behandeling dan ook. Als leerproblemen het gevolg zijn van ernstige leerstoornissen (dyslexie of dyscalculie bijvoorbeeld) kan je dat niet zomaar oplossen. Je kan het kind wel een aantal middelen aanbieden waarmee het zichzelf kan behelpen.
Hou alle verslagen en attesten bij, vraag de school of het CLB een verslag te maken over de eindsituatie. Leg die ook voor als het kind naar een ander jaar of andere school gaat.
LEERPROBLEMEN BEHEERSEN UW GEZIN: 5 tips
Zorg dat uw extra-hulp niet tot spanningen leidt. Word geen leerkracht, maar blijf op de eerste plaats ouder. Maak het rustig en veilig thuis. Dat komt ten goede aan alle kinderen (met of zonder leerproblemen). Zorg thuis voor evenwicht tussen ontspanning en inspanning.
Leerproblemen mogen het gezin niet overheersen. Maak tijd voor het probleem, maar stel tegelijkertijd grenzen aan je beschikbaarheid.
Praat met de andere gezinsleden over de leerproblemen en de gevolgen. Praat niet altijd óver het kind, maar ook mét uw kind. Geef het vertrouwen. Maak het niet wijs dat een leerprobleem zonder inspanning verdwijnt.
Zoek steun bij andere ouders van kinderen met leermoeilijkheden.
Stimuleer uw kind in wat het goed kan: turnen, muziek maken, voetballen Leven is meer dan schoolleren alleen.
Leestips leermoeilijkheden
Dankzij Villa Kakelbont - Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur vzw - Meistraat 2 - 2000 Antwerpen - tel: 03/202.83.58 - site www.villakakelbont.be
Juut / Karen Hesse, Averbode, 1999 9+ Juut is negen en de middelste van een gezin met vijf dochters. Ze heeft het niet gemakkelijk: haar familie heeft het niet breed, en zijzelf is dyslectisch. Toch is ze in haar element als ze bezig is met de dingen die ze kan. Een toegankelijk en prettig verhaal.
Een prijs voor de hanenpootkampioen / Anne Fine, Fontein, 1997 10+ In zijn nieuwe school leert Stijn Joop kennen. Joop heeft het moeilijk met taal en rekenen. Stijn verzint allerlei trucjes om Joop te helpen, maar op sommige vlakken heeft Joop helemaal geen hulp nodig, integendeel
Slimoor / Luc van Tolhuyzen, Davidsfonds/Infodok, 1998 10+ Felix voelt zich een domoor, vergeleken bij zijn slimme broer Gil. Dat hij dyslectisch is en naar een speciale school moet - die hij al op voorhand verafschuwt - versterkt dat gevoel nog. Maar het loopt anders dan verwacht
Joey slikte zijn sleutel in / Jack Gantos, Lannoo, 1999 13+ Joey is een hyperactieve jongen, en dat maakt het voor hem bijzonder moeilijk om zich te concentreren. Een sympathiek boek, dat begrip wekt voor wiebelkinderen. Het vervolg, Joey gaat uit de bocht, verschijnt binnenkort.
Dit is de vijfde bijdrage van De Eerste Lijn. Ongeveer één op vier kinderen heeft leerproblemen, maar eigenlijk zit elk kind wel eens met een probleem. Deze bijdrage kan u misschien helpen. Hou ze bij. Op pagina 7 vindt u een lijstje met interessante lectuur. Meer over leerproblemen kan u vinden op de internetsite van Klasse: www.klasse.be/archieven en in de bibliotheek bij het SISO-nummer 464 (Leerstoornissen). Zin in een boek? Een tip: «Als leren pijn doet» van W. Hellinckx en P. Ghesquière - Garant - 795fr.
Deze tekst kwam tot stand in samenwerking met leerlingen, ouders, leerkrachten, het CLB en andere specialisten.
Opwoensdag 3 maart 2010 vindt in De Nieuwe Buitensociëteit te Zwolle een groot landelijk congres plaats onder de titel Traumatisering in de kindertijd: chronisch trauma en de therapeutische relatie. Het congres richt zich op iedereen die professioneel met cliënten te maken heeft die in hun jeugd getraumatiseerd zijn geraakt. Het is het eerste congres dat het in 2007 opgerichte Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke chronische Traumatisering (LCVT) organiseert.
Veel traumatische ervaringen die kinderen ondergaan worden hen aangedaan door mensen van wie zij afhankelijk zijn en die hen eigenlijk zouden moeten beschermen. Als gevolg hiervan ontwikkelen deze kinderen niet alleen posttraumatische stress-symptomen, maar eveneens relationele en hechtingsproblemen, waar ze tot op volwassen leeftijd last van houden.
In de praktijk komt het er op neer dat de relaties die door hen worden aangegaan vaak zeer intens, maar tegelijkertijd heel instabiel zijn. Ook de relatie met de therapeut is doorgaans ingewikkeld door een variatie van complexe overdrachtsmanifestaties.
Het is van groot belang dat behandelaars deze relatie kunnen hanteren, zonder de mogelijkheden te onderschatten die deze cliënten hebben om een therapeutische relatie op te bouwen. Dit is de reden voor het LCVT om op haar eerste congres te focussen op de afstand en nabijheid in de therapeutische relatie bij kinderen en volwassenen met complexe traumagerelateerde psychopathologie. In lezingen worden de laatste inzichten en onderzoeksresultaten op dit gebied
gepresenteerd. Daarnaast bieden onderzoeksposters en een groot aantal workshops gelegenheid tot nadere reflectie op de eigen praktijk. Het congres is uiteraard ook een ideale gelegenheid om collega-professionals te ontmoeten die werkzaam zijn in het traumaveld. Het LCVT verwelkomt u graag!
Plenair
Over psychobiologische elementen van vroege gehechtheid als basis voor latere psychopathologie
Drs. Marcel Schmeets
Vroege chronische relationele microtraumatisering kan op latere leeftijd leiden tot vormen van psychopathologie. Vooral persoonlijkheidspathologie kan hiervan mede het gevolg zijn. Aan de hand van casuïstiek, en daarbinnen de relatie tussen patiënt en therapeut, zullen de vroege psychobiologische ontwikkelingselementen van deze vorm van type-II trauma worden belicht.
Alle hoeken van de kamer: over overdracht en tegenoverdracht bij de behandeling van vroege traumatisering
Dr. Nel Draijer
Volwassenen die als kind alle hoeken van de kamer hebben gezien, laten hun behandelaars opnieuw al deze hoeken ervaren. Deze voordracht gaat over de worsteling met afstand en nabijheid, over vertrouwen en het onvermogen daartoe binnen de behandelrelatie bij chronische en vroege traumatisering. Ook wordt een overzicht gegeven van de literatuur over overdracht en tegenoverdracht.
Workshops
1. De behandeling van onmogelijke cliënten met een dissociatieve identiteitsstoornis
Dr. Suzette Boon
Veel therapeuten die cliënten met complexe dissociatieve problematiek behandelen lopen vast in de therapeutische relatie. Deze onmogelijke cliënten hebben ernstige problemen met gehechtheid en zien de therapeutische relatie als een bedreiging. In deze workshop worden aan de hand van casuïstiek verschillende therapeutische impasses besproken en wordt gekeken naar strategieën voor behandelaar en cliënt.
2. Hantering van de (groeps-)psychotherapeutische relatie met getraumatiseerde adolescenten
Drs. Daniël G.L. van Dijk en Enrico Berretta
In de psychotherapeutische relatie met adolescenten die als kind traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt, zien we dat de therapeutische relatie in belangrijke mate bepaald wordt door angst, kwaadheid, verdriet, onverschilligheid of een combinatie hiervan. In dat verband wordt er in deze workshop gekeken naar copingstijlen, afweermechanismen en overdrachtsfenomenen. De hantering hiervan, vooral binnen een groepstherapeutische context, staat centraal.
3. Het herkennen en bewerken van alliantiemoeilijkheden in de behandeling van vroegkinderlijk getraumatiseerden
Dr. Anton Hafkenscheid
Volwassen cliënten die als kind ernstig getraumatiseerd zijn, hebben vaak psychologisch overleefd door aangeleerde disfunctionele interactiepatronen. Deze kunnen een ware beproeving voor de therapeut betekenen. In deze workshop wordt een model gepresenteerd voor het herkennen en bewerken van alliantiemoeilijkheden. Via rollenspelen worden de mogelijkheden voor het identificeren en het repareren van alliantiemoeilijkheden onderzocht.
4. Onveilige gehechtheid, dissociatie en de therapeutische relatie
Prof. dr. Onno van der Hart
Mensen die chronisch getraumatiseerd zijn in hun kindertijd hebben, via onderscheiden dissociatieve delen van hun persoonlijkheid, tegenstrijdige perspectieven op gehechtheidsrelaties ontwikkeld. In deze workshop wordt betoogd dat het nastreven van een veilige therapeutische relatie gepaard dient te gaan met het bevorderen van onderlinge acceptatie en empathie tussen de dissociatieve delen. Er is ruimte voor eigen inbreng.
5. Differentiatie-en fasetherapie: het werken aan verstoorde gehechtheidsrelaties
Drs. Joosje van Heijningen
Het uitgangspunt van differentiatie-therapie is de aanname dat bij hechtingsproblematiek de differentiatie (dit zijn mijn ouders en andere mensen zijn dat niet) niet op gang is gekomen. Door het differentiëren in een therapeutisch proces te ontwikkelen gaat het kind zich mogelijk wel verbinden met mensen. Behalve de differentiatiefase wordt ook de fasetherapie, die daarop volgt, in deze workshop besproken.
6. Het optimaliseren van de werkrelatie bij vroegkinderlijk getraumatiseerden: vijftig interventies
Drs. Chris Koopmans
Een goede werkrelatie met cliënten die op jeugdige leeftijd getraumatiseerd zijn, is niet een voorwaarde maar eerder een uitkomst van de behandeling. In deze workshop worden vijftig suggesties gegeven voor het optimaliseren van de werkrelatie op individueel-, groeps-, systeem- en afdelingsniveau. Ook worden checklisten voor werkrelatiediagnostiek en dropoutpreventie gepresenteerd.
7. De consequenties van blootstelling van het kind aan de traumatische herinnering voor de therapeutische relatie
Prof. dr. Francien Lamers-Winkelman
Traumatherapie met kinderen vraagt om een directe, actieve therapeutische aanpak. De therapeut moet in staat zijn te vragen naar de moeilijkste aspecten van de traumatische ervaring zonder dat het kind overspoeld wordt. Ingegaan wordt op de consequenties van deze therapeutische aanpak voor de relatie van de therapeut met het kind en met diens ouders/verzorgers.
8. Therapeutische relatie niet nodig bij exposure-therapie
Prof. dr. Agnes van Minnen
Vaak wordt gedacht dat exposure-therapie te zwaar zou zijn voor getraumatiseerde cliënten. Ook wordt gedacht dat er eerst een goede therapeutische relatie moet zijn voordat je met een dergelijke behandeling kunt beginnen. In deze workshop worden deze punten betwist, en wordt een alternatief behandelmodel gepresenteerd, waarin vrijwel onmiddellijk met intensieve exposure-behandeling begonnen wordt, zonder een therapeutische relatie na te streven.
9. Omgaan met traumatische reënsceneringen in de behandeling van vroegkinderlijke traumatisering
Dr. Nelleke Nicolai
In de behandeling van personen met een vroegkinderlijke traumatische voorgeschiedenis komt het trauma onder meer terug in de relatie met de behandelaar. Dit wordt de overdracht-tegenoverdrachtsreënscenering genoemd. In de workshop wordt aandacht besteed aan veelvoorkomende scenario´s die vaak onbewust op een sensorisch of somatisch niveau beleefd worden: hoe kun je die herkennen, hoe geef je aandacht aan deze lichamelijke manifestaties en hoe kun je die informatie benutten?
10. Over trauma, vroege signalering en behandeling bij babys en peuters
Drs. Marcel Schmeets en drs. Marja Rexwinkel
'Infant mental health' is de behandelvisie voor zeer jonge kinderen die, naast het verbeteren van de kwaliteit van het ouderschap en het behandelen van kindfactoren, zich richt op het optimaliseren van de relatie tussen ouder en baby. In deze workshop wordt vanuit deze visie aan de hand van casuïstiek ingegaan op de neurobiologische- en psychotherapeutische aspecten van vroege traumatisering bij kinderen van 0 - 3 jaar. Speciale aandacht is er voor de wijze waarop de traumatisering tot uiting komt in de relatie patiënt-therapeut.
11. Luisteren naar jezelf als therapeutisch instrument in het contact met vroegkinderlijk getraumatiseerden
Dr. Annemarie J.M. Smith
Deze workshop beoogt deelnemers zicht te laten krijgen op hun reacties als hulpverlener in het contact met vroegkinderlijk getraumatiseerden door het invullen van een korte vragenlijst na het zien van een videofragment van een (nagespeelde) patiënt. De eigen scores kunnen worden vergeleken met die van een referentiegroep. Vervolgens wordt aan de hand van onderzoeksresultaten stilgestaan bij de vraag hoe specifiek deze reacties zijn en wordt ingegaan op de consequenties van de uitkomsten voor de dagelijkse (trauma)praktijk.
12. De behandelaar in de relatie met jonge getraumatiseerde kinderen
Drs. Arianne Struik en drs. Marianne Went
Als behandelaar van jonge getraumatiseerde kinderen kun je kinderen tegenkomen die zich aan je vastklampen of agressief zijn en je afwijzen. In de workshop komt onder meer aan de orde hoe je dit gedrag herkent, hoe je ermee omgaat en hoe juist niet. Ook wordt ingegaan op vragen als: hoe werk je samen met de ouder/verzorger en welke rol geef je hen? En tenslotte: wat vergt het behandelen van jonge getraumatiseerde kinderen van de behandelaar zelf?
13. De therapeutische relatie binnen de schemagerichte therapie
Drs. Desiree Tijdink
Schemas zijn disfunctionele denk- en gedragspatronen van de cliënt over zichzelf en de relatie met anderen, die zeer hardnekkig zijn. Schemagerichte therapie is gericht op verandering van deze schemas, waarbij de therapeutische relatie van wezenlijk belang is. Kenmerkend hierbij zijn de empathische confrontatie en het gebruik van beperkte reparenting. In de workshop wordt hierop nader ingegaan.
14. De betekenis en invloed van het lichamelijke contact op de relatie van de therapeut met het getraumatiseerde kind
Drs. Margreet Visser en drs. Daniëlle Steggink
Voor getraumatiseerde kinderen is het van groot belang een gevoel van zekerheid te herwinnen op het eigen lichaam. Hiervoor is het belangrijk dat kinderen zich (weer) bewust worden van hun lichaam. In deze workshop staat centraal de manier waarop het lichamelijk contact tussen therapeut en kind vorm kan krijgen, bijvoorbeeld door aanraken of aangeraakt worden, evenals de invloed en betekenis ervan op het kind en de onderlinge relatie.
Personalia
Enrico Berretta is verbonden aan de stichting Zonnehuizen waar hij werkt met verstandelijk gehandicapte kinderen met hechtingsproblematiek. Ook werkt hij bij RIWIS Apeldoorn.
Dr. Suzette Boon is klinisch psycholoog/psychotherapeut en is werkzaam als consulent en psychotherapeute bij het Top Referent Trauma Centrum ( TRTC) van Altrecht te Zeist.
Drs. Daniël G.L. van Dijk is psychiater, groepspsychotherapeut en supervisor NVGP. Hij is werkzaam bij het Centrum voor Adolescentenpsychiatrie in Den Bosch, onderdeel van de Reinier van Arkel groep. Daarnaast is hij programmaleider persoonlijkheidsstoornissen.
Dr. Nel Draijer is klinisch psycholoog, psychotherapeut en psychoanalyticus. Zij isuniversitair hoofddocent bij de vakgroep Psychiatrie van de VU Amsterdam en is verbonden aan het Nederlands Psychoanalytisch Instituut.
Dr. Anton Hafkenscheid is klinisch psycholoog, psychotherapeut en wetenschappelijk onderzoeker bij het Top Referent Trauma Centrum voor volwassenen van het Sinai Centrum. Ook is hij supervisor en leertherapeut.
Prof. dr. Onno van der Hart is honorair hoogleraar psychopathologie van chronische traumatisering en verbonden aan de disciplinegroep Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Utrecht. Ook is hij psycholoog/psychotherapeut bij het Sinai Centrum.
Mr. Arend Jan Heerma van Voss isjurist en journalist; oud-hoofdredacteur van de Haagse Post, de VPRO-radio en het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv).
Drs. Joosje van Heijningen is GZ-psycholoog en verbonden aan het Top Referent Trauma CentrumKinderen en Jeugd van de Riagg Rijnmond.
Judith L. Herman, M.D. doceert psychiatrie aan de Harvard Medical School in Boston (USA). Ze kreeg grote bekendheid met haar boek Trauma en herstel.
Drs. Chris Koopmans is klinisch psycholoog/psychotherapeut en hoofd behandeling van het Centrum Specialistische Behandelingen van de GGZ-Friesland, Top Referent Trauma Centrum te Leeuwarden.
Prof. dr. Agnes van Minnen is bijzonder hoogleraar angstregulatie en behandeling van angststoornissen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Tevens is zij werkzaam als klinisch psycholoog bij Overwaal, Centrum voor Angststoornissen te Nijmegen.
Dr. Nelleke Nicolai is psychiater-psychoanalytica met een eigen praktijk. Zij behandelt voornamelijk personen met een voorgeschiedenis van vroeg seksueel misbruik en fysieke mishandeling.
Drs. Marja Rexwinkel is klinisch psycholoog, kinder-psychoanalytica en Infant mental health- specialist. Zij werkt als coördinator in het Infant Mental Health Centrum van het Nederlands Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam.
Drs. Marcel Schmeets is kinder- en jeugdpsychiater, psychoanalyticus en werkzaam als hoofd afdeling Kinderen en Jeugdigen van het Nederlands Psychoanalytisch Instituut, Amsterdam en Utrecht.
Dr. Annemarie J.M. Smith is psychiater/psychotherapeut op de dagkliniek van Stichting Centrum 45 in Oegstgeest en is tevens opleider.
Drs. Daniëlle Steggink is psychomotorisch therapeut bij het Top Referent Trauma CentrumKinder- en JeugdtraumacentrumHaarlem.
Drs. Arianne Struik is behandelaar/supervisor en systeemtherapeut en werkzaam binnen het Top Referent Trauma Centrum van kinder- en jeugdpsychiatrisch centrum Herlaarhof.
Drs. Desiree Tijdink is psychiater en werkzaam als consulent en psychiater bij het Top Referent Trauma Centrum van Altrecht te Zeist.
Drs. Margreet Visser, orthopedagoog/klinisch psycholoog, is teamleider bij het Top Referent Trauma CentrumKinder- en Jeugdtraumacentrum in Haarlem.
Drs. Marianne Went is EMDR-behandelaar/supervisor en klinisch psycholoog/psychotherapeut en is verbonden aan het Top Referent Trauma Centrum van kinder- en jeugdpsychiatrisch centrum Herlaarhof.
Prof. dr. Francien Lamers-Winkelman, orthopedagoog/GZ-psycholoog is coördinator van het Top Referent Trauma Centrum Kinder- en Jeugdtraumacentrum in Haarlem. Ook is zij bijzonder hoogleraar preventie en hulpverlening inzake kindermishandeling aan de VU Amsterdam.
10.05 10.15 uurIntroductie dagvoorzitter mr. Arend Jan Heerma van Voss
10.15 10.25 uurKorte film
10.25 10.55 uurLezing Over psychobiologische elementen van vroege gehechtheid als basis voor latere psychopathologie door drs. Marcel Schmeets
10.55 11.25 uurLezing Alle hoeken van de kamer: over overdracht en tegenoverdracht bij de behandeling van vroege traumatisering door dr. Nel Draijer
11.25 11.50 uurPauze
11.50 13.00 uurWorkshops eerste ronde (parallelsessies)
13.00 14.15 uurLunchpauze
Postersessies
Informatiemarkt
14.15 15.25 uurWorkshops tweede ronde (parallelsessies)
15.25 15.50 uurPauze
15.50 16.05 uurJudith Herman, M.D. (interview)
16.05 16.50 uurSpetterend einde
16.50 17.00 uurAfsluiting door de dagvoorzitter
17.00 18.00 uurHapje en drankje
PRAKTISCHE INFORMATIE
Doelgroep:Psychologen, psychotherapeuten, psychiaters, maatschappelijk werkers, spvers, onderzoekers, beleidsmakers en bestuurders.
Datum:3 maart 2010
Locatie:Regardz Nieuwe Buitensociëteit te Zwolle (tegenover NS-station)
Aanmelden:Via de website van het LCVT: www.lcvt.nl
Accreditatie:Accreditatie is aangevraagd bij: NVVP, FGzP, NVMW,VGCT, NIP, NVRG en Vereniging EMDR Nederland
Contact:Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Wim D. Visser van organisator Cogis: 030-2968022 of per mail: wd.visser@cogis.nl
OrganisatieCogis, kennisinstituut sociale en psychische gevolgen van oorlog, vervolging en geweld in opdracht van de LCVT
Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke chronische Traumatisering (LCVT)
Het Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke chronische Traumatisering is een samenwerkingsverband van GGZ-Instellingen, onderzoeksinstellingen en patiëntenorganisaties.
Betrokkenen erkennen de diepgaande, destructieve en wijdverspreide ernstige gevolgen van vroegkinderlijke chronische traumatisering, ook op latere leeftijd. Zij stellen zich ten doel de professionele standaard, toegankelijkheid en spreiding van behandelmogelijkheden voor kinderen, adolescenten en volwassenen met psychische problematiek als gevolg van vroegkinderlijke chronische traumatisering te verhogen. Het initiatief beweegt zich over de grenzen van instellingen en organisaties, types psychotrauma, diagnostische categorieën en behandelmethoden om een kwalitatief en kwantitatief verantwoord hulpaanbod in Nederland te realiseren. Met als doel: een landelijk netwerk van Top Referente Trauma Centra die op een
transparante wijze een zelfde aanbod en kwaliteit leveren.
Volgens een veelgebruikte definitie is een huilbaby een baby die gedurende minstens drie weken meer dan drie uur per dag en meer dan drie dagen per week huilt. Met zo'n omschrijving krijgt het jonge kind direct al een etiket opgeplakt. Een baby die zoveel huilt dat de ouders het als een probleem of belasting ervaren, is een omschrijving die beter past bij de intuïtie en de draagkracht van ouders. Omdat het huilen een signaal is en geen kenmerk, is het beter om te spreken over prikkelbare babys. Deze kinderen zijn prikkelgevoelig, dat wil zeggen heel actief, beweeglijk en snel afgeleid. Wat andere kinderen plezierig vinden, lijken zij niet altijd als aangenaam te ervaren. Wanneer ze gewiegd worden, schrikken ze vaak. Wanneer je ze aankijkt of probeert met hen te praten, kijken ze angstig en wenden ze zich soms af. Ondanks huilbuien maken deze kinderen geen zieke indruk en hangt het uiteindelijke gedrag van de baby sterk af van de houding van de omgeving.
Huilbuien bij prikkelbare babys, zoals trouwens bij alle kinderen, komen vooral s avonds voor, mogelijk omdat er veel indrukken van overdag moeten worden verwerkt. Prikkelbare babys huilen anders: hoger en wisselend van toon. Deze huilbuien beginnen doorgaans in de eerste weken na de geboorte. Bij sommige babys duren ze de hele dag en/of de hele nacht. Gelukkig verdwijnen ze meestal na de leeftijd van vier maanden. Naast één mogelijke oorzaak kan het vele huilen veroorzaakt worden door een combinatie van factoren.
Waarom sommige babys zo vaak en zo veel huilen
Geboren worden is een extreme gebeurtenis. Van het ene moment op het andere moet elke baby op eigen kracht ademen, zuigen en slikken. Vanuit de warme, veilige baarmoeder komt hij terecht in een koude, onbekende buitenwereld! Heel zijn wezen wenst het behoud van de absolute band van vóór de geboorte. De baby gaat op zoek naar de vervulling van zijn primaire behoeften: voedsel en het opheffen van lichamelijk ongemak. Hij wil vooral lichamelijk contact. Huilen is de enige manier om dit aan zijn omgeving te laten weten.
Wanneer een baby vanaf het begin zorg (de juiste voeding, warmte, verschoning, slaap), liefde en aandacht krijgt, zal hij zich normaal ontwikkelen en meestal goed slapen. Toch zijn deze (ideale) omstandigheden niet altijd aanwezig. Er bestaan geen ideale ouders. Ook het gedrag van ouders die rekening houden met de basisbehoeften van de baby, wordt beïnvloed door verschillende factoren. Bovendien is elk kind uniek in een unieke situatie en is zijn gedrag sterk afhankelijk van zijn individuele ontwikkelingsproces. Naast mogelijke lichamelijke oorzaken (premature baby, laag geboortegewicht, reflux, darmkrampjes, liesbreuk e.a.) spelen het temperament en de veerkracht van het kind een belangrijke rol. De voortdurende interactie tussen het kind, zijn ouders en zijn omgeving maakt dat er veelal meer dan één oorzaak voor het (huil)gedrag van de baby is.
Hoe voelen ouders zich hierbij?
Veel ouders hebben er last van dat hun kind huilt. Elke baby huilt wel eens. Bij sommige babys helpt het echter niet hen te voeden, te verschonen of te koesteren. Ze blijven maar doorhuilen zonder dat je te weten komt waarom. Voor zulke babys zorgen is geen gemakkelijke opgave. Je voelt je als ouder onzeker en je vraagt je af of je je kind wel op de juiste manier aanpakt. Aan goede raad ontbreekt het niet en tegenstrijdige adviezen wakkeren alleen maar je ongerustheid aan. Je vraagt je af of er niets aan de hand is met je baby. Je hebt zo lang op hem of haar gewacht, je bent nauwelijks hersteld van de bevalling en in plaats van volop van je kind te kunnen genieten, lijkt alles kommer en kwel.
Wat kun je eraan doen?
Een grondig medisch onderzoek zal je geruststellen. In de meeste gevallen blijkt alles in orde te zijn.
Een dagboek / huilkaart kan helpen om na te gaan hoe lang en wanneer de baby huilt zodat je hieruit de nodige informatie kunt halen.
De baby kan via de moedermelk reageren op bepaald voedsel dat de moeder eet. Zulk voedsel vermijden kan beterschap brengen. Na de voeding kan baby bij de moeder onrustig blijven omdat hij haar melk blijft ruiken. Iemand anders kan hem dan gemakkelijker bedaren.
Bij flesvoeding kan je een paar tips uitproberen: . kijk of de melk niet te snel of te traag wordt gedronken . pas de speen aan of schroef de fles minder vast . geef beter meer kleine voedingen dan enkele grote . houdt de baby na de voeding rechtop . laat hem vaker boeren en span de luier niet te strak . geef bij harde stoelgang tussendoor meer water
Sommige babys huilen omdat ze zich vervelen: zorg voor een boeiende omgeving of plaats het kind zo dat het je bezig ziet. Andere babys worden liever met rust gelaten: als hij de ogen afwendt, is hij wellicht de drukte moe.
Je kan de behoeften van een kind ook ontdekken in zijn bewegingen, geluidjes, gezichtsuitdrukkingen, oogbewegingen en proberen daar rekening mee te houden.
Bijna alle kinderen worden rustiger als je hen dicht tegen je aan houdt, teder en zacht met hen praat. Je kan je baby tijdens de eerste levensweken niet genoeg koesteren. Je baby voelen en verzorgen schept trouwens een stevige band die je kind zelfvertrouwen geeft.
Ook als je kind niet huilt is het belangrijk regelmatig met hem of haar bezig te zijn.
Rustige, positieve en continuë aandacht voor je kind is gunstiger dan een snelle, wisselende aanpak. Indien je als ouders moeite hebt om je (drukke) levensritme aan te passen aan je nieuwe situatie, gebeurt het dat de baby de talrijke indrukken niet kan verwerken en hier op zijn manier op reageert.
Partners kunnen elkaar steunen. Om beurten voor de baby zorgen, zal jullie dichter bij elkaar brengen. Durf vrienden in te schakelen.
Zorg goed voor jezelf. Leer te genieten van de mooie momenten en geef op tijd je grenzen aan. Je hebt als ouder(s) recht op een eigen leven, ondanks de zorg voor je kind.
Schuldgevoelens maken je machteloos en helpen je geen stap vooruit. Probeer de negatieve gedachtes uit te bannen. Je omgeving kan je helpen om de situatie genuanceerd te bekijken.
Het is een geruststelling om te weten dat het huilen over gaat en misschien wel vlugger dan je denkt (o.a. omdat de baby steeds meer mogelijkheden krijgt om zijn behoeften kenbaar te maken).
Hoe moeilijk de situatie ook is, je mag er op vertrouwen dat gezond verstand en je intuïtie als ouder je uiteindelijk zullen helpen om je baby te begrijpen.
Durf tijdig hulp te vragen
Ouders met een prikkelbare baby hebben behoefte aan mensen bij wie ze hun hart kunnen luchten, mensen die niet onmiddellijk klaar staan met een oordeel of advies. Door tijdig de situatie te bespreken kan voorkomen worden dat je de zorg voor je kind niet meer aankan en dat de relatie tussen jou en je kind of tussen jullie als ouders onder druk komt te staan. Het tijdig signaleren van moeilijkheden kan ook preventief werken bij eventuele depressieve gevoelens van een ouder. Als je je als ouder niet begrepen maar beoordeeld voelt, kan dit schuldgevoelens en een gevoel van falen veroorzaken. Zowel praktische als psychische ondersteuning (informatie, een luisterend oor, begrip) vermindert de (draag)last en versterkt de (draag)kracht van ouders.
Adressen waar je terecht kan voor hulp en ondersteuning
Kind en Gezin
C.K.G. (Centrum Kind en Gezin)
Babymassage: informatie bij Kind en Gezin en bij de verschillende mutualiteiten
Manuele en andere therapievormen: informatie via de huisarts
De Opvoedingstelefoon is regelmatig bereikbaar en wordt bemand door deskundige operatoren die onbevooroordeeld luisteren naar je verhaal en die je indien nodig kunnen doorverwijzen
Stad Antwerpen: http://opvoeding.antwerpen.be/
Marit Vercouteren
Bronnen: Wouters, Anita. Waarom huilt mijn baby? 1999 Huilbabys als troosten niet helpt, brochure Kind & Gezin, 1998 Blokland, Geraldien. Babys die huilen, huilen en huilen , Amersfoort Brinkman-Spoelder, Erna. Huilbaby-info, website Ouders Online http://www.opvoedingstelefoon.be/themas/huilbabys.php
2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van babys
LANDELIJKE Themabijeenkomst
Woensdag 25 november 2009
In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18te Amersfoort.
Drs. R. Verdult zal spreken over:
De vroege hechting van babys
Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Drs. R. Verdult (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en babys. In Zwitserlandvolgde hijeen opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en babys bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en babys van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).
PROGRAMMA
18.30-19.15 uur Ontvangst met koffie/thee
19.15 uurWelkomstwoord
door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop
19.30 uur Inleiding door Drs. R. Verdult
De vroege hechting van babys
20.30 uur Pauze
Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van De Knoop
21.00 uur Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling
ca. 22.00 uur Afsluiting
door de heer G. van der Weide.
Aanmelden
U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.
De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).
Toegangsprijs
De entree bedraagt 12,50, inclusief koffie of thee.
Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.
Locatieadres
De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.
Informatiestand
De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.
Routebeschrijving en parkeren
Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/
Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,
Openbaar vervoer
Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl
Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.
Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.
Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.
De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over de vroege hechting van babys op woensdagavond 28 oktober 2009
Drs. R. Verdult zal spreken over: De vroege hechting van babys
De Knoop, op woensdag 28 oktober 2009 in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die zich wil informeren en/of betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
Drs. R. Verdult is: Psycholoog Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdag 28 oktober 2009 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.15 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.30 uur.
Tot vrijdag 21 oktober kunt u zich aanmelden, de toegang bedraagt 12,50, voor de leden van de Knoop gratis.
Zie voor de uitnodiging, het inschrijfformulier en routebeschrijving op de website van De Knoop, www.deknoop.org of neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
Noot voor redactie: Wilt u een interview en/of een uitnodiging voor de landelijke themabijeenkomst ontvangen dan kunt u contact opnemen met: Secretariaat De Knoop, Rita Hendriks telefoon: 0527 614504 / 06-22475835 /email: info@deknoop.org
Uitgebreide informatie is ookte vinden op de website van de vereniging: http://www.deknoop.org / forum:www.hechtingsstoornis.nl
Sectie Schoolpsychologen/ Basis, Speciaal en Voortgezet OnderwijsVrijdag 14 januari 2005
Verslag lezing drs. M. Güldner vrije universiteit Amsterdam en paedologisch instituut Duivendrecht
Veilige en onveilige hechting
Definities van hechting:
-Bowlby; Lasting psychological connectedness between human beings
-Ainsworth en Bell; An effectional tie that one person or animal forms between himself and another specific one a tie that binds them together in space and endures over time.
-Klaus en Kenell; crucial for survival and development of the infant.
Gehechtheid
Hechtingsgedrag is een aangeboren behoefte bij iedere baby. Hechting is als baby belangrijk om te overleven.
Complementair aan dit hechtingsgedrag is het (ver)zorgende en regulerende gedrag van de ouder(s).
Sensitieve afstemming, 'affect-attunementvan de ouder(s) leidt bij de baby tot vertrouwen in de beschikbaarheid van de ouder(s)
De aard van de gehechtheidrelatie is het resultaat van interactie tussen baby en ouder(s) tijdens het eerste levensjaar.
Ontwikkeling in gehechtheid
-pre-hechtingsfase
ooriëntatie en signalen zonder onderscheid des persoons
oweinig discriminatie tussen of signalen voor een specifieke verzorger
-hechting in wording
ooriëntatie en signalen gericht op een of enkele specifieke personen
oontwikkeling van (relatieve) voorkeur voor verzorger
oontwikkeling van cognitieve vaardigheden die vereist zijn voor de hechting
-hechtingsgedrag wordt zichtbaar
oactief nabijheid zoeken
omotorische ontwikkeling
oangst voor vreemden neemt toe
opersoon permanentie
-hechting proper
ohandhaven van nabijheid tot een specifieke verzorger door middel van beweging en signalen
ohechtingspersoon biedt veiligheid en troost
oseparatie veroorzaakt heftig protest
-goal-corrected partnership (peuterperiode)
obewustwording dat hechtingspersoon eigen doelen, behoeften en wensen heeft
omentale representatie(s) van gehechtheidrelatie(s)
otoegenomen autonomie vereist opnieuw ouderlijke bescherming
Vaders
Overeenkomstig hechtingsgedrag van het kind t.a.v vaders en moeders. Wel zijn verschillen te onderscheiden in de rollen tussen vader en moeder
-Vader is voor het kind de speelkameraad. Vaders zijn erg belangrijk bij de fase dat het kind zich kan los makenvan de moeder.
-Moeder is voor het kind de trooster
Gehechtheid een andere indeling
-non-attachment disorder
oemotioneel geremde, teruggetrokken type
oa-selectieve (indiscriminately social) type
-disordered attachment disorder
omet extreem aanklampend gedrag en geremdheid
omet te vrij exploratie en risicovol gedrag, zonder contact te houden met de verzorger
omet de neiging van het kind zich te bekommeren over het emotionele welbevinden van de verzorger
-disrupted attachment disorder
overdriet en rouwreactie van het kind op het verlies van de verzorger
Onveilige hechting en reactieve hechtingsstoornis
-Onveilige hechting is niet gelijk aan psychopathologie. 40 a 45% van de kinderen is onveilig gehecht. Onveilige hechting is een risicofactor voor het disfunctioneren van het individu
-Reactieve hechtingsstoornis verwijst naar mishandeling en/of verwaarlozing. Komt overeen met non-attachment disorder. Het is een extreme vorm van onveilige hechting.
Etiologie
-Hechtingsstoornis; hierbij gaat het om heftige mishandeling/verwaarlozing vanaf jonge leeftijd; in de 1e levensjaren (0-2)
Deze periode is cruciaal voor het ontwikkelen van een hechtingsstrategie.
Het gaat hierbij om het ontbreken van een consistente en responsieve verzorger
-Er is geen lineair verband tussen de ernst van de verstoring van gehechtheid en de ernst van de reactieve hechtingsstoornis.
-Mishandelde kinderen hebben op alle leeftijden een grotere kan onveilig gehecht te zijn
-Psychische stoornissen bij ouders
-Aandachtstekort en hyperactiviteit komt voor bij hechtingsstoornissen. Dat bleek uit onderzoek in Australië.
Onveilige gehechtheid
Kan leiden tot structureel tekort in de ego-ontwikkeling. Bepaalde kenmerken zijn: snel overspoeld raken door gevoelens, gebrek aan interne veiligheid, lage frustratietolerantie, beperkte impulscontrole, verstoorde objectrelaties, kwetsbare zelfwaardering en problemen in het contact met leeftijdsgenoten.
Prognose
Vanuit het gehechtheidperspectief wordt gesteld dat: er een causale relatie is tussen aard van de gehechtheid en het vermogen om later affectieve bindingen aan te gaan en vol te houden.
Workshop met Giovanni Liotti over de rol van hechtingsproblemen in de vroege kindertijd
Het Psychotraumatology Institute Europe organiseert op vrijdag 11 en zaterdag 12 september een workshop met Giovanni Liotti. Thema is de rol van vroegkinderlijke verstoorde hechtings- en controlestrategieën in de oorsprong en in de behandeling van complexe, aan trauma gerelateerde stoornissen. Dr. Liotti is psychiater en psychotherapeut en houdt praktijk in Rome. In diezelfde stad doceert hij aan de Università Pontificia Salesiana.
Expertise Liotti geniet roem in wetenschappelijke kringen vanwege zijn expertise op het gebied van verbanden tussen dissociatie en trauma stoornissen, in het bijzonder waar het gaat om de gevolgen van verstoorde hechting. In deze workshop presenteert Liotti zijn originele ideeën over deze onderwerpen en over de behandelingen die daarop van toepassing zijn.
Zwakkere band tussen baby en moeder die alcohol dronk
Zwakkere band tussen baby en moeder die alcohol dronk
Drinken tijdens de zwangerschap wordt om allerlei redenen van de hand gewezen: omdat het de groei en ontwikkeling van de foetus beïnvloedt of omdat het vroeggeboorte in de hand kan werken.
Een nieuwe Britse studie wijst op nog een reden: de emotionele band van de moeder met het ongeboren kind is zwakker als de aanstaande moeder drinkt. Zelfs een occasioneel glas wijn kan dit effect al veroorzaken.
Moeilijk herstel De verklaring ligt deels in het feit dat deze vrouwen langer nodig hebben om te herstellen van de bevalling. Ook krijgen ze (door de alcohol?) moeilijkere kinderen, wat het moeilijk maakt onmiddellijk dol te zijn op je kleintje.
Gevolgen voor moeder Dat bleek uit een onderzoek van de universiteit van Aberdeen, die zich eerder focuste op de gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap voor de moeder in plaats van voor de baby. Daartoe volgden ze 130 vrouwen van het midden van hun zwangerschap tot drie maanden na de geboorte.
Matig drankgebruik Een derde dronk alcohol tijdens de zwangerschap, de helft van deze groep slechts een of twee eenheden (een halve pint of een glas wijn) per maand. Een groot deel van de andere helft dronk een tot twee eenheden per week, een minderheid dronk twee tot drie eenheden alcohol per week.
Moeilijke band In vergelijking met vrouwen die helemaal niets dronken tijdens de zwangerschap, was het voor deze vrouwen moeilijker om een band te vormen met hun pasgeborenen. Dit effect bleef bestaan toen depressie, angst en stress was uitgefilterd.
Moeilijke kinderen Volgens onderzoeker Eilidh Duncan kan de verklaring zijn dat de vrouwen moeilijker een bandkregen met hun baby's omdat die zich slechter gedroegen. "Dat toonde eerder onderzoek al aan: kinderen die prenataal blootgesteld worden aan alcohol hebben vaker gedragsproblemen."
Langer in hospitaal De vrouwen die dronken bleven gemiddeld ook een dag langer in het ziekenhuis na de geboorte, ook al was de bevalling niet meer gecompliceerd dan bij de andere vrouwen en waren hun baby's niet vaker te vroeg geboren of met ondergewicht. "Zelfs vrouwen die zéér matig drinken, duurde de hospitalisatie langer."
Duncan noemde het nog 'verrassend' dat de onderzoeken tot nog toe enkel focusten op de gevolgen voor de baby en niet voor de moeder. (edp)
Iedereen zegt het, iedereen weet het: de hechting tussen een kind en zijn ouders is belangrijk, de basis voor een gezonde emotionele, sociale, verstandelijke en zelfs motorische ontwikkeling. Maar wat is hechting? Hoe breng je een gezonde hechting tot stand? Gebeurt het niet gewoon vanzelf?
Met hechting wordt bedoeld de wederzijdse band tussen een kind en zijn ouders, eventueel verzorgers. Soms hoor je een moeder wel eens zeggen: ik zit met duizend touwtjes aan mijn kind vast. Die touwtjes, dat is hechting. De eerste twee jaren in het leven van een mens is de meest gevoelige periode om een veilige hechting op te bouwen.
In feite begint de hechting tussen moeder en kind natuurlijk niet bij de geboorte, maar al eerder. Wanneer? Bij de uitslag van de zwangerschapstest? Bij de eerste echo? De eerste keer horen van de hartslag? De eerste borrelingen in de baarmoeder?
Toch is de baby bij de geboorte een allemansvriend. Hij herkent weliswaar de stem en geur van zijn ouders, maar iedereen kan troosten en kalmeren, hij geniet van ieders aandacht. Maar in de loop van de tijd zal de baby de gewoontes van zijn vaste verzorgers (meestal de moeder/ouders) herkennen. Hij herkent geluiden, geuren, maar ook vormen en de manier van aanraken, en hij reageert daar positief op. Bij een heel klein kind zijn de reacties heel klein en moet je goed opletten , als het kind groter wordt zal het glimlachen, maar ook huilen kan een (re-)actie zijn. Als de ouder zich goed kan inleven in wat het kind nodig heeft en daarop (snel) reageert, krijgt het kind vertrouwen, het basisgevoel van veiligheid. Lichaamscontact is belangrijk, daarom zullen de verpleegkundigen in het ziekenhuis lichaamscontact stimuleren. Het is dus belangrijk dat er continuïteit is in de verzorging, dat er tenminste één vaste verzorger is van het kind, want voor hechting zijn er twee partijen nodig: de vaste verzorger (meestal de ouder) én het kind.
Een veilig gehecht kind is meestal niet dwars, gaat makkelijk om met vreemden maar zonder een allemansvriend te zijn. Als het kind en de ouder tijdelijk gescheiden zijn, kan het kind dat aan, omdat hij weet dat de ouder weer terugkomt. Veilig gehechte kinderen houden meestal van lichamelijk contact.
Fysieke hechting, hechting door aanraking en aangeraakt worden, ligt aan de basis van en is voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling van de daaropvolgende fasen: emotionele hechting en de ontwikkeling van beheersingspatronen. Maar om fysiek te kunnen hechten, moet je wel overleven! Er kan - letterlijk of figuurlijk - nog geen 'ruimte' voor zijn: doordat het kind in de couveuse moet, of omdat het ziek is en bijvoorbeeld geopereerd moet worden. Als deze periode langer is dan ongeveer vijf dagen is het vertrouwen van het kind om op de aangeboden fysieke hechting in te gaan niet meer vanzelfsprekend.
Als er niet of onvoldoende wordt voldaan aan de behoeften van het kind, kan een onveilige hechting ontstaan. Een aantal kinderen bouwt geen veilige hechting op. Vaak wordt er dan gedacht aan bijvoorbeeld adoptie- of pleegkinderen, maar in de meeste gevallen gaat het om een eigen kind en was het zeer gewenst. Vaak is het wel zo dat het kind door omstandigheden een tijd gescheiden is van (een van) de ouders, bijv. door ziekenhuisopname. Je kunt uitgaan van twee verschillende vormen van onveilige hechting.
In de ene vorm zie je dat een kind onzeker is en zich vastklampt aan zijn ouder(s). Het kind huilt veel en is angstig. Je ziet dat het kind weinig vertrouwen heeft in de opvoeder, en twijfelt aan de betrouwbaarheid. Zo'n kind is angstig en geblokkeerd als het in een situatie komt die hij niet kent en hij is vaak maar moeilijk te troosten. Soms accepteert zo'n kind wel lichamelijk contact, maar niet altijd. Je ziet ook dat er niet veel direct oogcontact is.
Aan de andere kant zie je dat de betreffende ouder voor het kind onvoorspelbaar reageert, en de reacties zijn voor het kind niet duidelijk, ze reageren op het verkeerde moment, of op de verkeerde manier (bijvoorbeeld een glimlach of een boos geluid van de ouder) of de ouder stopt met reageren, of reageert helemaal niet terwijl het kind dat wel verwacht had. De ouder is onhandig en onduidelijk naar het kind toe.
Bij de andere vorm vraag je je soms af of er wel sprake is van hechting. Je ziet dan dat het kind ieder aanhankelijkheid afweert en geen contact maakt. Het lijkt of het kind een negatieve reactie wil voorkomen. Hij vraagt niet (meer) om zorg en bescherming, hij wil niet worden getroost. Zo'n kind gedraagt zich als een allemansvriend: gaat op schoot zitten bij vreemden en heeft geen moeite met kusjes geven aan iedereen. Het kind lijkt onverschillig en vlak, is ongedurig, snel geïrriteerd en agressief, ongeduldig en trekt zich weinig van anderen aan. Echte vriendjes zijn er meestal niet.
Van de kant van de ouder zie je dat het kind wordt afgewezen. Ouders die zich niet in hun kind kunnen of willen inleven en dus niet reageren op zijn behoeftes. De ouder past zich niet aan, aan het ritme van het kind, accepteert soms niet dat het krijgen van een kind zijn leven veranderd. Vaak zie je ook dat de ouder een afkeer heeft van lichamelijk contact - soms omdat zij/hij zelf ook onveilig gehecht is.
Er kunnen door de situatie ook spanningen optreden in de relatie tussen ouders die weer hun weerslag hebben op het kind.
Ontstaan
Hechtingsstoornissen kunnen ontstaan bijvoorbeeld door te veel wisseling van de vaste verzorgers van een kind, zoals bijvoorbeeld bij langdurige ziekenhuisopname, maar ook bij adoptie. Het kind heeft geen kans zijn verzorger goed te leren kennen zodat hij weet dat de reacties van de verzorger betrouwbaar zijn. Ook andere zaken, zoals bijvoorbeeld traumatische ervaringen kunnen een veilige hechting in de weg staan. Kinderen die onveilig gehecht zijn kunnen later sociale en emotionele problemen krijgen, die zelfs op volwassen leeftijd nog merkbaar zijn. Veiligheid en geborgenheid blijken fundamenteel te zijn voor groei en ontwikkeling.
Een hechtingsachterstand, opgelopen in de gevoelige eerste twee jaar, kan gedeeltelijk of geheel worden ingehaald. Het is daarbij vooral nodig dat de opvoeders het basisvertrouwen aan het kind kunnen geven. Daardoor kan het kind de veiligheid en geborgenheid die het in de beginperiode heeft gemist, alsnog ervaren. Vanuit deze ervaring kan het kind zich dan verder ontwikkelen. Soms kun je dat als ouder niet zonder hulp. Dan is begeleiding door een deskundige nodig - bijv een orthopedagoog. Ouders leren daarbij goed te kijken naar het kind en adequaat te reageren op het gedrag van het kind. Hierbij wordt tegenwoordig vaak gebruik gemaakt van video-opnamen om zelf met hulp van een therapeut te analyseren wat het kind in zijn gedrag aangeeft, hoe jij als ouder reageert en wat de reactie van het kind daarop dan weer is.
De laatste jaren is er meer aandacht voor de gevolgen van onveilige hechting, en daarom is er ook vraag naar onderzoek en voorlichting. Specialisten en ervaringsdeskundigen (ouders) verzamelen gegevens hierover. Zo worden verhalen geregistreerd van ouders van kinderen tussen de 2 en 24 jaar. Vaak zijn het treurige verhalen over ernstig verstoorde relaties binnen en buiten het gezin waar niemand raad mee weet. Hulpverleners pikken de signalen van ouders vaak niet goed op, misleidt door het vaak voorbeeldig gedrag van het kind (schijnaanpassing). De meeste ouders zijn niet op het spoor van een hechtingsstoornis gebracht, ondanks vaak veelvuldige hulpverleningscontacten.
Bij gericht doorvragen bij ouders hoor je vaak verhalen van allerlei traumatische ervaringen rond de geboorte, zoals complicaties rond de geboorte, het kind is direct na de geboorte bij de moeder (bijvoorbeeld voor adoptie) weggehaald, er vonden medische ingrepen plaats, de baby had erg veel energie nodig om te overleven enz.
Wij zijn uiteraard blij dat hulpverleners die met pasgeborenen en hun ouders werken zich steeds bewuster worden van het belang van een goede hechting tussen ouders en kind, en dus ook hun best doen om dat te stimuleren. De ontwikkelingsgerichte zorg, zoals die in opkomst is in een aantal ziekenhuizen speelt een belangrijke rol om te komen tot een goede interactie tussen de ouders en het kind in de stressvolle en moeilijke couveuseperiode.
Symptomen van hechtingsstoornissen (De Lange)Babyleeftijd:
- veel huilen, onrust, niet geknuffeld willen worden, niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken, verstijven als het wordt opgepakt
Peuterleeftijd:
- De actieve peuter: zich niets aantrekken van de ouders, gevoel- en emotieloze indruk, niet bereikbaar voor de ouders (geen gevoel van wederkerigheid), chaotisch
- De passieve peuter: nooit aandacht vragen, niet huilen, zich laten verzorgen en meespelen, zonder plezier te hebben.
Basisschoolleeftijd: a. het driftenkind laat zich leiden door eigen wensen, doet wat er in hem opkomt
b. het schijnbaar aangepaste kind: o ontkent eigen wensen en past zich in schijn aan o wil sterke controle hebben over omgeving. o maakt met 'alles en iedereen' contact (allemansvriend). c. Het kind met twee gezichten: is thuis onhandelbaar en buitenshuis zeer aangepast (of omgekeerd) . d. Het agressieve kind daagt uit, scheldt, schopt, pest, vernielt enz. e. Het kind dat het laat afweten, trekt zich terug in zichzelf en zou het liefste dood willen zijn. f. Het kind dat nergens raad mee weet en een chaotische indruk maakt. g. Het kind dat zich richt op leren en presteren en zijn gevoelens van onveiligheid en ongeborgenheid onderdrukt.
Bronnen:
G. Baan, 'Niet alle banden binden even vast' Tijdschrift voor Kinderverpleegkunde 4 - 99
B. Wester, 'Hechtingsstoornissen' Tijdschrift voor Kinderverpleegkunde, 1 - 2001
* Dr. G. De Lange 1991, Hechtingsstoornissen, - orthopedische behandelstrategieën, Van Gorcum.
* Boek: Bodemloos bestaan, Greetje van Egmond (1987)
Met dank aan Zita van der Heyden, Vereniging van Ouders van Couveusekinderen - Nederland
Veel kinderen krijgen zo rond hun 12e tot 14e maand een periode van verlatingsangst. Je kind gaat steeds meer beseffen dat hij een eigen persoontje is en niet meer zo afhankelijk van jou. Hij is steeds mobieler en kan van je weglopen. Aan de andere kant is hij natuurlijk nog lang niet in staat om lang zonder jou te kunnen en dat levert soms angst op. Veel kinderen zullen nu verdrietig reageren of voelen zich in de steek gelaten bij het afscheid nemen op de kinderopvang bijvoorbeeld. Je kind is nu slim genoeg om te weten dat jij er niet bent (het feit dat hij je niet ziet wil niet zeggen dat hij niet aan je denkt) maar moet nog leren en vertrouwen dat je ook weer terug zult komen en dat hij zich in de tussentijd ook zonder jou wel even kan redden. Afstand nemen en even los van vader of moeder is wel iets wat de meeste kinderen zullen moeten leren in onze westerse samenleving. Ook al doe je je kind niet naar een vorm van kinderopvang, ook dan zal je af en toe uit zijn beeld verdwijnen. Al was het maar omdat je ook wel eens wat voor jezelf moet doen of omdat hij alleen in zijn eigen bedje wordt gelegd. Je kind zal moeten leren en vertrouwen dat je niet helemaal weg bent ook al ziet hij je even niet. En dat je altijd naar hem terug komt.
Tips om het leed te verzachten: * Neem een vertrouwde knuffel of doek mee die hem aan huis en aan jou doet denken of hang een foto van jullie samen op boven het bedje op het oppasadres. * Een goede, vertrouwde en liefdevolle oppas kan je kind beter troosten dan iemand die je kind nog niet goed kent. Hij of zij weet wat je kind nodig heeft om getroost te worden, en je kind voelt zich veiliger bij een vertrouwd gezicht dan bij een vreemde. * Probeer routine en structuur in een opvangdag te brengen zodat je kind weet waar het aan toe is. (Na de lunch nog even spelen op de grote hal en dan komt pappa hem weer ophalen) *Ga ook nooit weg zonder afscheid te nemen. Het lijkt een manier om aan verdrietig huilen en andere taferelen te ontkomen, maar als je "zomaar" verdwenen bent zal je kind het niet begrijpen en misschien denken dat dat vaker kan gebeuren. Blijf niet onnodig plakken, geef hem een zoen, zwaai en ga weg. * Eigenlijk meer voor baby's, maar ook je dreumesen en peuters vinden het nog leuk: kiekeboe en verstopspelletjes leren je kind dat mensen en dingen niet weg zijn als je ze niet meer ziet aan de andere kant wil je dreumes misschien juist steeds vaker zelf dingen doen, los van pappa en mamma.
Hij kan steeds meer en beseft dat hij een eigen persoontje is met een eigen willetje. Hij wil "zelluf" eten (of zelf bepalen dat hij NIET wil eten!), zelf aangeven welke kant hij op wil. Kijk dus niet vreemd op als hij zonder jou de wereld in trekt, net de andere kant op loopt als jij hem hebben wilt. Geef hem vooral de vrijheid om zelf op onderzoek uit te gaan en dingen te proberen maar blijf wel altijd opletten, en laat hem vooral ook duidelijk merken dat jij er altijd voor hem bent als hij hulp of troost nodig heeft (een veilige haven). Een kind dat zich veilig en geliefd voelt zal gelukkiger zijn en zich beter ontwikkelen dan een bang kind dat geen vertrouwen heeft in zijn verzorgers.
In Nederland hebben naar schatting 600.000 jongeren onder 23 jaar last van een gedragsstoornis
Jongeren met gedragsstoornis vaak onterecht in gevangenis
zaterdag 10 januari 2009 | 08:35 | Laatst bijgewerkt op: zaterdag 10 januari 2009 | 08:36
Bron: Eindhovens Dagblad
- In Nederland hebben naar schatting 600.000 jongeren onder 23 jaar last van een gedragsstoornis. Van hen hebben er 348.000 een lichte verstandelijke beperking.
- Jaarlijks zouden zo'n 2500 jongeren opgenomen moeten worden in een gesloten instelling voor jeugdzorg of een instituut voor behandeling van hun gedragsproblemen.
- Vanwege plaatsgebrek bij instellingen zitten in Nederland nog altijd jongeren zonder strafblad in een jeugdgevangenis, zonder vorm van therapie. In 2008 waren dit er ruim 800.
- Minister Rouvoet (jeugd en gezin) heeft toegezegd dit probleem uiterlijk in 2010 op te lossen. Nog deze maand moeten er 336 extra plaatsen in de jeugdzorg bijkomen. Jeugdgevangenissen in Den Dolder en De Sprengen worden dit jaar omgevormd door instellingen voor behandeling van probleemjongeren.
- In Noord-Brabant stonden op 1 oktober 2008 538 jongeren op de wachtlijst van jeugdzorg. De wachtlijsten lopen licht terug sinds Rouvoet hiervoor 40 miljoen euro extra heeft uitgetrokken.
Mijn dochter (7) brengt sinds vorig jaar allerlei kleine spullen zoals pennen en boekjes mee van andere kinderen op school. Meestal doet ze dat stiekem. We hebben haar al uitgelegd dat stelen niet kan, maar ze heeft altijd een verhaal klaar. Het is niet dat ze zelf iets te kort komt en haar schoolresultaten zijn heel goed. Wie of wat overtuigt haar om te stelen?
Bij jonge kinderen is 'stelen' heel gewoon gedrag. 97 procent van hen doet het ooit wel eens
Iets wegnemen van een ander of zonder toestemming iets meepakken, het is van alle tijden. 97 procent van de kinderen steelt ooit wel eens. Je begrijpt dat het woord stelen hier dan een brede lading dekt. Vaak gaat het over snoepjes of zakgeld, zelden om een bankoverval. Als het zo vaak voorkomt, is het omdat het iets te maken heeft met het leren van wat correct is en wat niet. De meeste ouders hebben dan ook een vrij gezonde reactie. Ze vinden iets in de zakken van hun kind dat daar niet hoort te zijn, iedereen denkt meteen aan de mogelijkheid dat dit ten onrechte weggenomen werd, er wordt verantwoording gevraagd en het kind krijgt een standje. Maar je moet oppassen dat je het begrip 'stelen' voor kinderen niet dezelfde morele betekenis geeft als in de volwassen wereld. Zeker bij jonge kinderen is het eigenlijk heel gewoon gedrag.
Onder de leeftijd van drie moet een kind nog het verschil leren tussen wat van hem is en wat van een ander, en dus neemt het iets dat het leuk vindt gewoon mee omdat het oké lijkt. Belangrijke opvoedkans dus als het zich voordoet: leg je dochter dan rustig uit dat het niet van haar is en dat ze het moet terugleggen. En prijs haar om dat te doen, ondanks de overduidelijke pruillip.
Vanaf de leeftijd van zes jaar nemen we aan dat een kind wel echt dingen wegneemt terwijl het weet dat dat niet kan. Het kind gaat er ook veel handiger mee om: het heeft een smoes bedacht en is voorbereid op een eventuele betrapping door een mooi verhaal klaar te hebben. Dat is anders dan de vijfjarige die tegen het avondeten de afspraak vergeten is dat hij niets mag zeggen over de snoepjes die op de middag uit de kast ontvreemd werden. Die flapt het er gewoon uit.
Je dochter neemt iets weg van klasgenoten, maakt een verhaal en verstopt wat ze weggenomen heeft. Het wordt raar genoeg een stukje van haar identiteit. Er verdwijnt iets en iedereen zegt: 'Dat heeft zij zeker gedaan.' Voor een volwassene is het niet zo gemakkelijk te begrijpen dat een kind soms iemand ís door te stelen. Door de leuke pen van de broer weg te nemen, eigenen ze zich een stukje kenmerken van hem toe. Mama's halssnoer, papa's favoriete cd, de pen van je vriendin...: allemaal spullen die in haar bezit een beetje een 'grote mens' van haar maken.
Uiteraard sta je er wat perplex naar te kijken. Waarom doet ze dit? Daar kunnen heel wat redenen voor zijn. Dat gaat van kinderen die zich vervelen, te veel alleen spelen, jaloezie, affectie afkopen door gestolen spullen aan vriendjes te geven... De reden hiervoor zoeken is de tweede stap die je zet. De eerste is gepast reageren op steelgedrag. Er kan nooit een goed excuus bestaan voor stelen, want dan is het hek helemaal van de dam, dan weet het kind welk verhaal het moet verzinnen om te ontsnappen aan regels. Hoe reageer je dus best? Dat is dansen op het koord tussen enerzijds duidelijk optreden en anderzijds begrip hebben voor wat het jonge kind moet leren over goed en kwaad. Maak dus duidelijke afspraken: wie steelt, moet het ook goedmaken en kan er een kleine taak voor krijgen. En stel een leuke aanmoediging in het vooruitzicht als dit gedrag doorbroken wordt. Hang een blad op je koelkast met daarop: 'Nele is een knappe meid van 7!' En spreek met haar af dat je het op het einde van iedere dag met haar bekijkt en ze er wat mag bijtekenen als het weer een dag is zonder te stelen. Loopt het een paar dagen goed, maak er dan een klein feestje van. We zijn nu eenmaal een bourgondisch volk, laten we dat vooral niet tegenhouden als het goed gaat met onze kinderen. Een gebakje, Brusselse wafels, een vriendinnetje dat mag komen eten want 'onze Nele doet het zo goed'. Vergeet niet ook de tweede stap te zetten en na te denken waarom ze dit doet. Pols zo nodig ook eens op school en bij vrienden hoe het eigenlijk met haar gaat. Misschien vind je daar nog een hint die je helpt om haar op rechte sporen te houden.
In 'De Opvoedingsdokter' gaat de bekende kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens wekelijks in op een lezersvraag over opvoeden. Peter Adriaenssens is de auteur van verscheidene klassiekers over het opvoeden van kinderen.
6 op 10 Nederlandse ouders zoekt hulp bij opvoeding
6 op de 10 ouders in Nederland vraagt hulp bij de opvoeding van de kinderen. Tegelijkertijd zijn 94 procent van de ouders tevreden over het verloop van de opvoeding. Problemen Een derde van de ouders met een partner heeft zorgen over de opvoeding, tegenover 55 procent van de eenoudergezinnen. Eenoudergezinnen maken zich vooral zorgen over emotionele problemen, gedragsproblemen en ongehoorzaamheid. 1 op de 10 ouders zegt het ouderschap niet aan te kunnen. Allochtone ouders zeggen meer moeite te hebben met de opvoeding dan autochtone ouders. Beide groepen zijn even tevreden over het verloop van de opvoeding. Geen bemoeienis Ouders die hulp zoeken richten zich vooral tot consultatiebureaus, huisartsen, leerkrachten en kinderopvangmedewerkers. Van de ouders die geen hulp of advies zoeken, 40 procent, geeft een vijfde aan geen bemoeienis van anderen te willen. Andere redenen zijn dat de zorgen minder groot waren dan verwacht, of dat zelf een oplossing is gevonden. (novum/ep)
Psychotherapie lijkt iets voor volwassenen, maar ook baby's kunnen met therapeuten spreken over problemen. Het wordt steeds serieuzer genomen. Hoe ik weet wat dit baby'tje dwars zit? Ze vertelt het ons.
Renée kampt al enige tijd met vervelende slaapklachten. Ze kan niet écht ontspannen. Renée maakt weliswaar nachten van twaalf uur, maar de rust wordt continu onderbroken door plotse bewegingen, onrustig gedrag en ze crosst in haar slaap het hele bed door. Gevolg: ze is moe overdag. Ze maakt een gejaagde indruk en meer dan eens is ze 'gewoon niet blij'.
Renée is voor haar klachten onder behandeling geweest van een aantal artsen en ieder van hen moest constateren dat er lichamelijk gesproken niets vreemds te vinden was. Zouden de problemen misschien tussen de oren zitten?
Via een osteopaat kwam Renée terecht bij psychotherapeuten Rien Verdult en Gaby Stroecken. Hun hypothese is duidelijk: als er geen lichamelijke oorzaak is voor de klachten, waarom zouden deze dan niet kunnen worden veroorzaakt door traumatiserende gebeurtenissen in haar verleden? En in het verlengde daarvan: is psychotherapie in dat geval dan niet de beste behandeling?
Was Renée een volwassene geweest, dan waren dit tegenwoordig logische vragen. Want psychotherapie is een redelijk geaccepteerde behandeling geworden voor problemen van psychische aard.
Alleen is Renée geen volwassene. Ze is een baby van een half jaar oud. En Verdult en Stroecken zijn geen gewone psychotherapeuten, maar zij hebben zich toegelegd op prenatale psychologie, oftewel babypsychotherapie.
Therapie dus. Niet met woorden, maar door middel van aanrakingen. Want baby's praten niet, maar ze communiceren wel degelijk, is het credo van Verdult en Stroecken. Als je maar weet hoe. ,,Je observeert het kindje. Je kijkt hoe het reageert als je het in een bepaalde houding legt, of aanraakt. Dat klinkt voor sommige mensen misschien vaag, maar dat is het helemaal niet.''
Renée kan mooi ter illustratie dienen.. Wanneer de therapeut zijn hand tegen het voorhoofd van het baby'tje houdt, begint ze met haar gezicht over zijn hand te bewegen. Niet één keer, maar een tiental keren achter elkaar.
Verdult: ,,Tijdens de bevalling is Renée waarschijnlijk eventjes klem komen te zitten in het geboortekanaal en voor haar was dat een heel heftige ervaring. Ze heeft dat trauma, als je het zo wilt noemen, niet helemaal goed kunnen verwerken.''
Een kind komt niet ter wereld als een onbeschreven blad. Kinderen krijgen voor, tijdens en na de geboorte veel te verstouwen. Veel meer dan de meeste mensen denken, aldus de therapeuten. Ontwikkelingspsychologen hebben in de afgelopen decennia aangetoond dat tijdens de zwangerschap en gedurende de bevalling kindjes zich tot op zekere hoogte bewust zijn van hun omgeving.
En daar dus ook last van kunnen hebben, zegt Verdult. ,,Een zwangere vrouw met stress geeft spanning door aan haar ongeboren kind. En wat te denken van een bevalling? Door sommige mensen wordt die gebeurtenis niet voor niets omschreven als gewelddadig. Een bevalling is een ingrijpende gebeurtenis voor de vrouw, maar hoe denk je dat een baby dergelijke krachten ervaart? Feitelijk kun je dat traumatisch noemen.''
Volgens Verdult en Stroecken kunnen baby's zelfs sterker reageren op ingrijpende gebeurtenissen in hun prille leventjes. Stroecken: ,,Omdat baby's beperkt zijn in hun reacties op overweldigende situaties, kunnen die situaties leiden tot trauma's met blijvende emotionele schade.''
,,Ogenschijnlijk routinematige medische ingrepen, zoals het inleiden van de bevalling of een tangverlossing, kunnen voor het welzijn van de baby een dramatisch gevolg hebben. En wanneer de baby komt vast te zitten, kan dat leiden tot problemen. Maar dat gebeurt ook bijvoorbeeld wanneer de bevalling te snel gaat, zoals bij een stortbevalling. Dat wordt door de kindjes ervaren als een inbreuk op het biologische geprogrammeerde verloop van het geboorteproces.''
Een nare bevalling kan tot grote problemen leiden tussen moeder en kind. Bovendien kunnen ingrijpende ervaringen hun sporen nalaten en maken dat de baby in emotionele moeilijkheden komt.
,,Baby's kunnen ons via hun lichaamstaal heel wat signalen geven. Deze signalen kunnen onder meer zijn: veel huilen, slecht slapen en spijsverteringsproblemen.''
De behandeling van Reneé is een samenspel tussen het kindje zelf, de therapeuten en Vicky en Cindy, de twee moeders van het meisje.
Een andere aanwijzing dat het kindje last heeft van de bevalling is dat ze zich continu met haar beentjes lijkt af te zetten.
,,Dat doen baby's is die fase van de bevalling, feitelijk zijn dat de eerste stapjes die ze nemen. Maar mijn idee is dat Renée tijdens haar geboorte niets vond om zich tegen af te zetten omdat ze vast is komen te zitten in het geboortekanaal.''
De behandeling is dus lichaamsgericht. Het idee is dat emotionele blokkades worden geheeld. Stroecken: ,,Door zachte aanrakingen op de juiste plaats, in een gedoseerd tempo, geef je de baby de kans om zijn pijn te uiten in een veilig contact. Op die manier heel je de wonden.''
Hoeveel behandelingen nodig zijn, kunnen Verdult en Stroecken niet aangeven, dat verschilt van geval tot geval. ,,De feitelijke behandeling moet wel een aantal keer worden herhaald. Meestal blijft de babytherapie beperkt tot ongeveer vijf sessies van één à anderhalf uur.''
Verdult en Stroecken realiseren zich maar al te goed dat hun vakgebied niet onomstreden is. Maar wat zij doen is op geen enkele manier te vergelijken met de praktijken van televisieprogramma's als De Babyfluisteraar. Verdult: ,,Bij dat programma gaat men uit van gedragsconditionering. Volgens ons is het een vorm van kindermishandeling om alleen de symptomen bij de baby te behandelen en voorbij te gaan aan de oorzaken van de pijn.''