Na mijn Ontmoeting met Maria in de voormalige Mariakapel kijk ik in de Sint Stevenskerk om me heen: overal wandelen groepjes mensen; de diapresentatie in de viering is kleurig en mooi; kinderen knutselen onder het Königorgel aan tafels; er is een vrolijke tentoonstelling van engelen en iconen onder in de toren; aan de wanden worden kleurige schilderijen geëxposeerd; hier en daar lichten spots bezienswaardigheden uit; vrouwelijke vrijwilligers zitten bij de informatietafels bij de deuren van het Zuiderportaal.
En toch: 'Wat?'
De kerk is eigenlijk een levendig geheel.
'Wat maakt dat de Aarde hier zo verdicht, stroef en stroperig is? Heeft de oorlog de grond hier zo sterk verstoort?'
Bij de informatietafels telt een vrouw het bezoekersaantal.
Spontaan vertelt ze: "Meer dan 75 000 per jaar, de concerten niet meegerekend."
Ze wijst op de Kerstpop-upkaart van Nijmegenaar Kees Moerbeek; ze wijst op de geplastificeerde plattegronden van de kerk; ze biedt aan een rondleiding te geven; ze is gewoon de vriendelijkheid zelve: "De kerk is ook een oecomenische geloofsgemeenschap."
Ik ben afwezig; mijn gedachten buitelen door elkaar: 'Wat is hier aan de hand!? Wat maakt dat ondanks alle goeds en schoons mijn hart samengeknepen wordt. Mijn God, Maria kwam naar mij toe! Met mijn kracht kon ik nauwelijks wegkomen hier. Komt het door alle steen!?'
Er liggen enkele boekjes op de tafel.
Mijn oog valt meteen op: 'Gods Lof in Steen'. Een boekje voor 1 Euro. Ik bekijk enkele boekjes over de Sint Stevenskerk waarin de ontwikkelingen beschreven staan die de kerk bouwkundig en religieus heeft meegemaakt: 'Nee, deze zijn het niet!'
Ik koop 'Gods Lof in Steen'.
"Ik zie u nog," zegt de vriendelijke vrouw.
Mijn Lief en ik wandelen naar huis. Dat de zuilen en kolommen om bouwkundige reden verhoogd moesten worden, intrigeert me omdat de kaalgeslagen kerk daardoor weer versiering kreeg.
Thuis kijk ik 'Gods Lof in Steen' globaal door.
Een prachtig oud boekje; uitgegeven in 1966. Summier wordt het levensverhaal beschreven van de rooms-katholieke, Poolse, steenhouwer Wladyslaw Miller en zijn samenwerking / vriendschap met een schijnbaar anonieme theoloog, van beroep evangelisch-protestant predikant.
Samen hebben ze de vraag 'Op welke wijze zullen de stenen de Lof des Heren bezingen?' beantwoord.
Ik bekijk de knap gefotografeerde beeldhouwwerken: schitterend gekapt.
De ervaringen van Wladyslaw Miller in het ghetto van Warschau zouden de gelaatstrekken van de figuren medebepaald hebben. Ik neem het graag voor waar aan.
Dan treft me iets in 'Gods Lof in Steen' dat me al eerder heeft getroffen. Wanneer?
Ah, op de website over de Sint Stevenskerk. Bij 'Kapitelen' staat daar aangegeven welke versieringen de kapitelen van de viering hebben: Vader, Zoon, H. Geest en Kerk.
Dit is het: Ik mis MARIA, ik mis DE GODIN in de Sint-Stevenskerk. Jeeh, dit is pijnlijk.
Op de pijler naast de oude Mariakapel wordt in de viering de 'Kerk' weergegeven door een ark met een kruis en davidster. Er staat: het zinnebeeld der oecumene. Vóór 1966?
Ik zoek op het web met de trefwoorden 'oecumene' en 'Sint Stevenskerk' en kom bij het Oecumenisch Citypastoraat.
Ik lees: Het OCP streeft naar een levende, en levendige, band met de kerken die in 1974 aan zijn wieg stonden. Hm, het lijkt of er op het kapiteel 'Kerk' afbeeldingen weggekapt zijn... het zal toch niet waar zijn.
In 'Gods Lof in Steen komen de afbeeldingen van vrouwen er niet zo goed vanaf.
In 1966 schreven de schrijvers ds. W. Barnard en ds H.F. Winterwerp:
Het noordertransept is volgens de beeldhouwer het minst
interessant.
De beeldhouwwerken hier stammen uit de allereerste tijd,
dat hij in de Stevenskerk werkzaam was. Het is echter
belangrijk een tweetal kapitelen nader te beschouwen, om
zodoende een inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van
de opvattingen en techniek van de kunstenaar, mede
onder invloed van de samenwerking met de theoloog, die
eerst later tot stand kwam.
Afgebeeld zijn twee kapitelen aan de westzijde van het
noordertransept, respectievelijk "het jonge meisje" en
"de oude vrouw". Symbolen van het verglijdende leven.
Hm, de beeldhouwer had dus al kapitelen versierd voordat de relatie met de theoloog begon. De theoloog is vast H.F. Winterwerp (H.F.W.) die aan het eind van het boekje uitgebreid over Wladyslaw Miller's leven schrijft.
Ja, het lijkt erop dat bij het bepalen van de afbeeldingen voor de kapitelen in de viering Maria (de Godin) niet geambieerd werd. Misschien is Zij zelfs weggebeiteld.
Heeft de Sint-Stevenskerk last van 'het wegwerken' van het vrouwelijk aspect?
Ik wel.
Warrior Iadied
Barnard, ds. W. & Winterwerp, ds. H.F. (1966). Gods Lof in Steen. Nijmegen: kerkvoogdij der Hervormde gemeente Nijmegen.
Steenmeijer, W. (1966) Kerk (Foto). In W. Barnard & H.F. Winterwerp. Gods Lof in Steen (p. 13). Nijmegen: kerkvoogdij der Hervormde Gemeente.
http://www.djdekker.net/stevenskerk/int/kapitelen.html
http://www.ocp-nijmegen.nl/home.html
http://www.stevenskerk.nl/Welkom-op-de-officiele-website.htm?fluxmenu=m1
|