Toekomst Jeugdzorg: "Doe alsof het je eigen kind is"
Toekomst Jeugdzorg: "Doe alsof het je eigen kind is"
Als we werken vanuit de stelling: doe alsof het je eigen kind is hebben we een belangrijke stap gezet. Dit is een van de opmerkingen van de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg, een politiek overstijgende parlementaire werkgroep die de taak had de brede problematiek van de Jeugdzorg te verkennen door middel van literatuur studie, gesprekken met het veld en eigen discussie.
De uitkomst van deze verkenning is de vaststelling dat de Jeugdzorg gebaat is bij meer preventie, vroegtijdige signalering en een samenleving die meer zelfhulp inzet. Ook moet de Jeugdzorg dichterbij gezinnen gebracht worden.
De werkgroep is van mening dat de hele Jeugdzorg, inclusief de Jeugd GGz, met een financieringsstelsel ondergebracht moet worden bij de gemeenten. Balans denkt dat dit geen goede zaak is. Vooral de passage:
veel kinderen krijgen, vergeleken met vroeger, een ADHD-diagnose en de daarbij behorende therapie, terwijl het de vraag is of de problematiek werkelijk zo ernstig is
baart Balans zorgen, omdat hierbij de vraag gesteld kan worden of de werkgroep wel voldoende kennis heeft van de Jeugd GGz.
Door te suggereren dat bepaalde problematiek minder erg is dan ouders en deskundigen aangeven, los je niets op. Dan zijn we weer terug bij het zoethoudertje dat alle kinderen op zn tijd wel eens lastig zijn, waarbij over het hoofd wordt gezien dat er verschil is tussen wel eens en een gedragsprobleem, dat constant aanwezig is en de ontwikkeling belemmerd.
Volwassenen met ADHD en hun ouders weten nog goed hoe het was om onder deze condities op te groeien. Dat schept geen voorwaarden voor de ontwikkeling van 'effectief burgerschap'.
Wij vragen ons af wat de werkgroepleden zouden doen als ze zelf een kind met ADHD zouden hebben. In het genoemde verslag staan mooie gedachten over oplossingen van de problemen in de Jeugdzorg, maar over de plaats van de Jeugd GGz moet nog wel beter worden nagedacht. Een medisch specialisme is niet hetzelfde als sociale hulpverlening.
Het rapport 'Jeugdzorg dichterbij' van de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg (18 mei 2010) is te vinden op www.tweedekamer.nl
Alcohol- en drugsgebruik in JJI's aangepakt 15 juni 2010 Demissionair minister Ernst Hirsch Ballin van Justitie gaat het alcohol- en drugsgebruik in justitiële jeugdinrichtingen (JJI's) aanpakken. Aanleiding is een onderzoek van de Universiteit Utrecht, waaruit blijkt dat een aanzienlijk percentage jongeren tijdens het verblijf in een JJI alcohol en drugs gebruikt. Bijna 90 procent van de jongeren zegt dat het gemakkelijk is om in een JJI aan cannabis te komen. 65 procent gaf aan zelf cannabis te hebben gebruikt tijdens het verblijf in de JJI. Volgens driekwart van de jongeren zijn harddrugs gemakkelijk te krijgen. Ballin schrijft aan de Tweede Kamer dat hij nieuwe controlemogelijkheden wil voorbereiden, zoals speekselanalyses en blaastests. Ook wil hij dat er grootschalig op alcohol en drugs gecontroleerd wordt en wil hij laten uitzoeken of daarbij drugshonden kunnen worden ingezet. Meer informatie: Samenvatting onderzoek; Onderzoek middelenmisbruik in JJI's Bron: Ministerie van Justitie
PsyQ start in samenwerking met Preventie Parnassia Bavo Groep in Den Haag een groot onderzoek bij ouders met psychische problemen. Kinderen van ouders met psychische problemen hebben vergeleken met andere kinderen twee tot drie keer hoger risico op psychische en sociaal-emotionele problemen (zoals pesten of schoolproblemen).
Hulp vragen ligt vaak gevoelig, omdat ouders bang zijn dat hun kinderen uit huis worden gehaald. Terwijl tijdig steun krijgen juist problemen kan voorkomen! Preventie en PsyQ gaan daarom alle patiënten ondersteuning aanbieden bij de opvoeding om eventuele problemen vroegtijdig te voorkomen en een gezonde ontwikkeling bij kinderen te bevorderen.
Ontoereikend behandelaanbod
De ouders kampen naast psychische problemen vaak ook met andere problemen, zoals conflicten met de andere ouder of schulden. Meestal staan ze er alleen voor. Zij maken zich dikwijls zorgen over de mogelijke effecten hiervan op hun kinderen. Tot nu toe is aandacht voor ouderschap géén instellingsbeleid in de GGZ. Het bespreken ervan is een kwestie van persoonlijke affiniteit van behandelaars. Ook tijdsdruk, onwennigheid en het gegeven dat patiënten zich heel kwetsbaar voelen in hun rol als ouder, maken dat het er vaak niet van komt.
Een aanpak voor het hele gezin
PsyQ gaat samen Preventie, naast voorlichting, een vorm van ondersteuning onderzoeken die speciaal ontwikkeld is voor gezinnen die kampen met meerdere problemen: basiszorgcoördinatie'. De basiszorgcoördinator werkt samen met ouders en instanties aan een gezamenlijke aanpak ter verbetering van de gezinssituatie en de totstandkoming van een pakket van ondersteunende diensten. Coördinatie van de samenwerking tussen behandelaar en diverse instanties (zoals school, consultatiebureau en thuiszorg) is hierbij belangrijk. Doel is één aanpak voor het hele gezin. Deze zomer start een groot wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van deze ondersteuning. Indien de effectiviteit van basiszorgcoördinatie' bewezen is, wordt dit programma landelijk uitgerold.
Studiemiddag
Op donderdag 27 mei 2010 was er een studiemiddag die in het teken stond van ondersteuning voor ouders met psychiatrische problemen. Hierbij werd het eerste exemplaar van de methodiekbeschrijving basiszorgcoördinatie' feestelijk overhandigd.
Wat ouders/verzorgers ervaren in de omgang met hun kind, je stopt er oneindig veel liefde, aandacht en zorg in, maar er komt bijna niets voor terug. De verschillende stadia in de ontwikkeling van het kind zijn voor ouders welhaast schokkend herkenbaar. Het tweestappen 'vooruit', weer één 'achteruit' en vaak zelfs het omgekeerde, wat voor ouders van deze kinderen vaak zo verschrikkelijk ontmoedigend is.
Elk kind is anders en bepaalde uitingsvormen zijn leeftijd gebonden.
* Afwijzend tegenover meest nabije figuren (moeder/verzorger/ouders). * Zeer onregelmatig slapen/eten, agressieve gelaatsuitdrukking, ook bij baby's. * Zoeken op onnatuurlijke manier lichamelijk contact. * Ze hebben een extreem onnatuurlijk claimend gedrag. * Sommigen willen daarin tegen helemaal niet worden aangeraakt, en worden bij knuffel pogingen angstig en/of agressief. * Bij kinderen die überhaupt niet aangeraakt willen worden is het nog moeilijke om tot lijfelijk tot verzoening te komen. * Sommigen zijn druk - vrolijk hangen de clown uit. * Anderen zijn stil en afwachtend, teruggetrokken op het apathische af. * Nog anderen zijn schreeuwerig ruw zoeken voortdurend ruzie. * Ongecoördineerde bewegingen, waarbij van alles omvalt en breekt. * Bij een conflict kun je het kind niet bereiken, niets schijnt indruk te maken, zachtheid, nog harder straffen hebben ook maar het geringste effect. * Het kind toont bijna nooit spijt of berouw.
Het geweten heeft alles te maken met tweezaamheid.
* Het kan weinig onderscheid maken tussen hoofd en bijzaken, tussen een beetje stout en heel erg gemeen. * De gewetensfunctie ontbreekt. * Het kind zal nooit naar de volwassene toekomen om zijn overtreding te bekennen, is het meestal zelfs de volgende dag of eerder vergeten. * De boosheid van de volwassenen blijft het kind wel bij (de klappen en de preek) maar niet de reden daarvan. * Als ik weer lieg zal mama dus weer boos zijn' aan zo'n gedachte gang komt het kind al helemaal niet toe, het slaat die ervaringen niet op.
Er is een geweldig verschil tussen de opstelling in het gedrag van het kind binnen het gezin en daar buiten.
* Ouders willen hun kind naar buiten toe liever niet afvallen of ontmaskeren, maar dreigen zelfs daardoor in een heel ander daglicht te komen in de ogen van de buitenwereld. * Bijvoorbeeld: familie, vrienden, buren, leerkrachten, hulpverleners. * Ze zeggen vaak "zo'n leuk kind, wil alles voor je doen". etc. * Zou dat gestoord zijn? Dat bestaat gewoonweg niet Bij ons is hij/zij altijd lief. Krijgt dat kind thuis wel genoeg liefde, zijn jullie niet te streng, (of) je bent niet streng genoeg? * Het pijnlijkst is als het komt van je naaste familie: Opa's, Oma's, Ooms, Tantes. * Je raakt vaak je familie maar ook je vrienden en je buren kwijt.
Bij de hulpverlener zit het kind er meestal vrolijk en ontspannen bij terwijl de ouders met name de moeder op de rand van een instorting balanceert.
* De thuissituatie is vaak al zo dat het gezin ontwricht is. * Bij de moeder halen ze het bloed onder de nagels weg, en als vader thuis komt veranderen ze plotseling in gezellige spontane knuffeldieren. * Ze lijken op een plek even 'vertrouwd' als 'vreemd' te zijn, kennen na jaren nog geen gevoel van heimwee. * Ze kunnen ook meestal niet vertellen hóe lang ze al ergens zijn, voor hen maakt een maand of een half jaar nauwelijks verschil. * Ze begrijpen lange tijd niets van familie relaties, voor hen zijn generatie verschillen al helemaal moeilijk te door gronden. * Ze zijn geniaal in het ontdekken van kwetsbare plekken in hun ouders hun broertjes en zusjes leerkrachten en hulpverleners, maar nog het meest in hun onderlinge relaties. * Wanneer de gelegenheid zich voor doet, zullen zij alles in het werkstellen om de volwassenen tegen elkaar uit te spelen, als ze daar zelf voordeel uit kunnen halen. Dit gedrag gaat zo ver, dat menig gezin totaal ontwricht is geraakt. * Hele families zijn op deze manier in kampen uit één gevallen. * Grootouders, Oom en Tantes nemen het blindelings voor het kleinkind op.
Het kind schijnt er niet onder te lijden.
* Het omgaan met deze kinderen vormt een grote belasting voor het huwelijk. * Op een onverwachte momenten stort het kaartenhuis van schijnaanpassing plotseling in één en doen zich aanvallen voor van verschrikkelijke agressie en panische angst. * Survivers (overlevings)- gedrag en schijnaanpassing daar besteedt het kind onevenredig veel energie aan, die ten koste gaan van andere dingen. * Door negatieve faalangst begint het vaak al bijvoorbaat niet aan allerlei werkzaamheden, en wendt dan een soort onverschilligheid of schijn domheid voor. * Het vereist bijna boven menselijk geduld en veel aanmoediging om het kind zover te krijgen dat het 'over de drempel stapt'. * Door de zwakke ik functie maar nog veel meer door wat het meemaakt gaat het zich welhaast boven menselijk aanpassen. * Het kind is zo slim geworden in het aanvoelen van wat mensen van hen verwachten dat het daar geniaal op inspeelt. * Van daar ook dat het bij oppervlakkige relaties buitenshuis als mestgevierde gast de show pleegt te stelen. * Als ze een klasgenootje gepest hebben, spreken ze thuis met verontwaardiging en met de grootste compassie over die zielige piet die door anderen zo ontzettend word gepest. (anderen de schuld geven van wat ze zelf doen)
Deze jongeren proberen zeker een split te drijven, om opvoeders tegen mekaar op te zetten. Openheid, op een lijn met elkaar samenwerken en vertrouwen in elkaar moet helpen. Het mag duidelijk zijn dat deze houding voor ouders bijzondere moeilijkheden oplevert. Want in een gezin zijn alle relaties juist gebaseerd op wederkerigheid. Voor de ouder gaapt de valkuil van het ingaan op de relationele signalen van het kind. Zij zullen er op ingaan met de verwachting, het tikkeltje hoop dat het nu anders zal zijn. Steeds meer totdat ze op zijn, uitgeblust. Ze voelen zich burn - out maar ze kunnen het niet zijn want ze blijven steeds verantwoordelijk voor hun kind. Ouders staan hiervoor de moeilijke taak hun kind niet te willen blijven vast houden. Althans niet in de klassieke betekenis. De eenzame en verbitterende strijd met het kind opdat het toch ooit zou inzien dat ze het beste met het kind voor hebben, moet men opgeven.
Jeugdzorgprofessionals moeten hun visie op hulp aan gezinnen omdraaien. Zij moeten meer kijken haar het herstel van het gewone leven dan naar de probleemdefinities van gezinnen. Dat vindt jeugdzorgdeskundige Jo Hermanns. Hij reageert op de nieuwe visie op de jeugdzorg die minister Rouvoet vrijdag presenteerde.
Bureau jeugdzorg gaat op in het centrum voor jeugd en gezin voor de vrijwillige zorg aan kinderen. Een goede zaak, vindt Jo Hermanns, hoogleraar opvoedkunde. Het opent nieuwe perspectieven, al moet het nog wel inhoudelijk ingevuld worden. Dat vraagt sterke sturing van de rijksoverheid. Die moet concreet maken welke competenties professionals moeten hebben.
Financiering Het CJG wordt de spil van alle hulp en zorg voor de jeugd volgens het kabinetstandpunt. De eigen kracht van gezinnen moet worden versterkt door de directe hulp van het CJG. De overgang van jeugdzorg én de financiering van provincie naar gemeenten vergt enige jaren, volgens het kabinet. De gedwongen jeugdzorg gezinsvoogdij en jeugdreclassering staat los van het CJG, om ouders niet af te schrikken.
Gedwongen hulp Jo Hermanns is blij met de scheiding vrijwillige en gedwongen jeugdhulp. En ook dat de provincies er bestuurlijk tussenuit worden gehaald. Dat scheelt veel bureaucratie en geld. Door de vrijwillige hulp in het CJG te concentreren wordt het volgens hem beter mogelijk gezinnen te helpen het gewone leven te herstellen.
Leefomstandigheden Volgens Hermanns zijn de opvoedperikelen van multiprobleemgezinnen vooral geworteld in hun leefomstandigheden: Het heeft te maken met zaken als inkomen, schulden, wonen, werken, veiligheid. Verwijzen van die gezinnen naar gespecialiseerde jeugdzorg heeft weinig zin. Mijn ervaring is dat de helft van die problemen niet met opvoeden en opgroeien te maken heeft, maar met de leefomstandigheden. Die kan een gemeentelijke overheid veel beter oplossen in één gezin, één plan dan de jeugdzorg, die zich vooral op het kind richt.
Flinke draai Niet alleen instellingen moeten een draai maken, ook professionals in de jeugdzorg moeten volgens Jo Hermanns een flinke draai maken in de richting van het herstel van het gewone leven. In plaats van oplossingen zoeken in probleemdefiniëringen zoals professionals die hanteren. De draaiing van de werkvisie van professionals heeft meer kans in het CJG, denkt Hermanns. Daar staan hulpverleners dichterbij het leven van de gezinnen.
Diagnostiek Overigens kunnen evidence based interventies, diagnostiek en allerlei therapeutische specialiteiten prima een plaats krijgen in de hulpverlening, vindt Hermanns. Maar dan wel voor zover ze tot doel hebben het gezin te helpen weer een gewoon leven op te bouwen.
Meer nieuws in uw inbox? Klik hier voor de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Voor meer achtergronden en opinies, neem hier een abonnement op Zorg + Welzijn Magazine.
Hoe kunnen gemeenten de jeugdzorg het beste organiseren? Loes, het zogenoemde opvoedloket van Enschede, vindt ook in buurgemeenten steeds vruchtbaarder grond.
Wij doen telkens weer ons best om plannen dicht bij de ouders te krijgen, zegt Pim van Hulst, senior adviseur maatschappelijke ontwikkeling in Enschede. Dat is de grootste uitdaging. Altijd vanuit de ouders denken en laten zien dat je er bent. Wij doen bijvoorbeeld peilingen om te zien hoe het met onze naamsbekendheid is gesteld. Om die te vergroten proberen we steeds meer burgers via de website en de media te interesseren voor onze dienstverlening.
De ervaringen in Enschede zijn extra relevant geworden. Het demissionaire kabinet Balkenende IV adviseert dat gemeenten een sleutelrol moeten spelen in de jeugdzorg. Hulp bij opvoedingsvragen, of aan kinderen die worden verwaarloosd, kan volgens het kabinet veel beter worden georganiseerd op het lokale niveau. De provincie moet buitenspel staan, want de jeugdzorg is momenteel te bureaucratisch.
Wachttijden
Dat vind ik ook, meldt Van Hulst. Die wachttijden zijn een probleem. Een maand is al lang voor een kind met problemen. De crux is het constante indiceren; er moet altijd weer een nieuwe indicatie worden gemaakt om de hulpverlening te verantwoorden. Dit terwijl wij ad rem willen reageren om zo veel problemen te kunnen voorkomen.
De toekomst van de jeugdzorg ligt vooral bij de gemeentelijke centra voor Jeugd en Gezin, hoopt ook Van Hulst. Het indiceren van de hulpvraag wordt dan gedaan door een gemeenteambtenaar. Deze bepaalt welke pedagogische hulp een kind nodig heeft. Lichte hulp gebeurt meteen en ter plekke; zwaardere hulp blijft bij de Bureaus Jeugdzorg. Onze mensen kunnen al heel veel doen, maar in zwaardere gevallen zijn de lijnen met onze backoffice erg kort.
Kleine gemeenten
Minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin vindt niet alle gemeenten groot genoeg om de jeugdzorg te kunnen aanbieden. Daarom is een regionale samenwerking nodig, vindt Rouvoet. Gedwongen hulp, bepaald door de raad voor de kinderbescherming of een Bureau Jeugdzorg moet buiten de centra voor Jeugd en Gezin. Gelukkig is Rouvoet op dit punt voorzichtig. Zeker de gedwongen hulpverlening moet niet aan Loes worden gekoppeld. Wij willen laagdrempelig zijn en een positieve uitstraling hebben.
Naast Enschede zijn er nog zes Twentse gemeenten bezig met een soortgelijk loket. Ook hun onderlinge samenwerking krijgt steeds meer vorm. Het gaat om zeven van de veertien gemeenten in de regio, maar ook in de rest van Nederland ziet Van Hulst een steeds grotere interesse in het loket.
Daarnaast horen de medewerkers ook positieve geluiden aan de balie. Na anderhalf jaar kent de helft van Enschede ons loket en de reacties zijn vaak positief. Wij krijgen ook meer grootouders met vragen aan het loket, die hun rol proberen te vinden in de opvoeding van hun kleinkinderen. Er wordt gedacht over een Loes-loket voor pubers. Ook deze groep moet geen drempel zien om hulp te vragen. Het is helemaal niet gek soms om hulp of advies te vragen.
Ik ben onderwijzeres op een lagere school. Een alleenstaande moeder van een van onze leerlingen kan niet meer zorgen voor haar kind (8) wegens schulden, een depressie... We hebben jaren geleden al eens overwogen om als pleeggezin kinderen in huis te nemen. Nu hebben we ons kandidaat gesteld om dit kind op te vangen. Kunt u ons tips geven rond het opvoeden van een pleegkind?
Een pleegkind is in de eerste plaats een gewoon kind, maar omdat het vaak tekorten heeft gehad, gedraagt het zich toch anders dan je eigen kinderen
Alleenstaande ouders hebben een heel moeilijke positie. Veel te veel onder hen hebben grote moeilijkheden om de eindjes aan elkaar te knopen. De kans op psychische problemen is ook groter doordat alles gedragen moet worden door één paar schouders. Het is natuurlijk altijd beter de hulp zo te organiseren dat de moeder zelf thuis voor haar kind kan zorgen. Maar als dat niet kan, is opvang in een pleeggezin een heel goed antwoord. Wat u doet, is een mooi gebaar. Er zijn nog steeds te weinig kandidaten voor de vele kinderen die van een dergelijke oplossing zouden kunnen genieten.
Een pleegkind is in de eerste plaats een gewoon kind, laten we dat toch niet uit het oog verliezen. Zoals een ander kind heeft het nood aan veiligheid en een warm, leuk nest. Maar tegelijkertijd is het zinvol je af te vragen of er toch ook niet bijzondere dingen zijn om op te letten. Het zijn namelijk kinderen die veel meegemaakt hebben en soms ook tekorten hadden. We weten uit onderzoek dat pleegkinderen anders reageren op hechting. Net omdat er tekorten geweest zijn, vertonen zij vaak ander gedrag dan je eigen kinderen. Ze willen bijvoorbeeld niet geknuffeld worden of net extreem veel; of je ziet een afwisseling van contact zoeken en afwijzen, tot zelfs systematisch liegen en manipuleren. Dat kan een pleegouder heel onzeker maken, en dan ontstaat al snel een negatieve spiraal.
Dat vermijden we beter, en gelukkig zien de meeste pleegouders stap voor stap een aanpassing in een positieve richting. Wat helpt, zijn de basisingrediënten zoals veiligheid en structuur, maar in het bijzonder is hier veel aandacht nodig voor de competenties van het 'nieuwe' kind. Zeker in de begintijd oefenen we vaak 'instemmend benoemen' . Daarmee bedoelen we dat je voortdurend aan het kind zegt wat het goed doet, ondersteunend met kleine positieve woordjes zoals mooi , goed zo , heel tof , whaw! Daardoor wek je bij het kind interesse voor communicatie en maak je het wegwijs in het verkeersreglement van het dagelijkse leven in je huis. Zodra je pleegkind dat beter gewend is, kan je een stapje verdergaan door te investeren in de opbouw van een gesprek in twee richtingen. Dus nu vraag je actiever waarom dat je kind iets deed, of het lekker is...
Eigenlijk kan je dat het best vergelijken met de wijze waarop je zelf een start genomen hebt met je eigen baby. We vinden het heel normaal dat we een baby continu ondersteunen met knikjes, glimlachen, er heel de tijd tegen praten. Na verloop van tijd laten we dat achterwege en verwachten we dat de baby mee in gesprek leert te gaan. Wij vragen: Is het lekker? en ondersteunen dat met een knikje, de baby proeft en knikt terug.
Pleegkinderen hebben vaak deze rijke start in het leven moeten missen. Ze kennen niet goed de heen-en-weer-beweging tussen ouder en kind. En daarom oefenen we dat met hen meer uitgesproken. Velen onder hen leren het zo toch nog, zodat de pleegouders zich na verloop van tijd goed voelen en het kind goed aanvoelen. Van dan af zal het opvoeden vaak verlopen zoals met je eigen kinderen. Maar in tijden van moeilijk gedrag, crisis, grote emoties zal het nodig zijn om tijdelijk terug te keren naar die methode: heel duidelijk benoemen wat je denkt, wat je voelt, wat je wilt en wat je goed vindt. Dat is te combineren, altijd weer, met veilige en transparante grenzen. Als pleegouder is samenwerking met de pleeggezinnendienst overigens ook heel belangrijk. Let erop geregeld contact te hebben, ook in goede tijden. Dan weet je beter waarop je kunt rekenen als er toch een moeilijke fase aanbreekt.
Landstede helpt een handje bij opvoeden, straffen en belonen
Landstede helpt een handje bij opvoeden, straffen en belonen
Bron: De Stentor dinsdag 23 maart 2010 | 23:06 | Laatst bijgewerkt op: dinsdag 23 maart 2010 | 23:14
PUTTEN - "Eigenlijk zou iedere ouder deze bijeenkomsten moeten volgen. Je leert niet alleen je kind beter kennen, je leert ook jezelf en je reacties beter begrijpen." Dat zegt Riet Luiten van Regionaal OpleidingsCentrum Landstede.
Ze heeft het over de bijeenkomsten van Landstede over opvoeden die niet voor niets de titel 'Opvoeden, een hele kunst' heeft meegekregen.
"Tijdens de bijeenkomsten wordt op een heel positieve manier gepraat over opvoeden en wat daar zoal bij komt kijken."
In Putten start Landstede in mei met vijf bijeenkomsten, met financiële ondersteuning van de gemeente.
Volgens Luiten zijn de reacties van ouders die aan eerdere versies van de bijeenkomsten meededen, heel positief. Ze verrassen soms zichzelf. Zo vond de moeder van een tweeling het idee van 'Kind van de week' een goede oplossing voor het verdelen van de aandacht.
Een alleenstaande moeder vond het moeilijk om naast zorgen voor werk ook nog haar kinderen goed op te voeden. Een ander ontdekte via Landstede dat er ook leuke dingen zijn die geen geld kosten.
"En voor iedereen geldt: aandacht is onbetaalbaar," zegt Luiten.
Landstede houdt al een aantal jaren bijeenkomsten voor ouders/ opvoeders van kinderen van vier tot twaalf jaar. Tijdens de bijeenkomsten komen onderwerpen aan bod als verschillende opvoedingsstijlen, regels maken en grenzen stellen, straffen en belonen. Ook het omgaan met ruzies, pesten en zakgeld komen aan bod.
Er hebben inmiddels ruim honderd mensen uit Putten deelgenomen aan eerdere bijeenkomsten. Landstede werkt in 'Opvoeden, een hele kunst' samen met de GGD en scholen ondersteunen dit project. Informatie via Landstede, Joke Boer, tel. 088 8507900.
Er moet een eenduidige klachtbehandeling komen door de bureaus jeugdzorg. Nu bestaan er nog opmerkelijke verschillen tussen de diverse bureaus.
Goede klachtbehandeling is belangrijk voor het herstel van vertrouwen van de burger. Dat stelt de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer in een persbericht. Hij heeft tezamen met drie Bureaus Jeugdzorg een gezamenlijke visie op goede, eerlijke en eenduidige klachtbehandeling ontwikkeld. Op grond van die visie hebben zij een handreiking opgesteld voor kwalitatieve klachtbehandeling. De Nationale ombudsman hoopt dat ook andere Bureaus Jeugdzorg met deze manier van klachtbehandeling aan de slag gaan.
Opmerkelijke verschillen
Op dit moment zijn er bij de klachtbehandeling opmerkelijke verschillen. De Nationale ombudsman vindt dat voor iemand die met Bureau Jeugdzorg te maken krijgt, de klachtbehandeling niet mag afhangen van de provincie waar hij woont.
Verhaal achter klacht
In de zomer van 2009 startte de Nationale ombudsman het project met Bureau Jeugdzorg Gelderland, Bureau Jeugdzorg NoordBrabant en Bureau Jeugdzorg ZuidHolland. Samen stelden zij een visie en uitgangspunten voor klachtbehandeling op. Hierin staat het verhaal achter de klacht centraal. Als een klacht bij een bureau jeugdzorg binnenkomt, neemt een medewerker persoonlijk contact op met de klager om het verhaal achter de klacht te achterhalen. Op basis van dit gesprek zoeken medewerker en klager een passende vorm van klachtbehandeling. Het belang van de klager en de aard van de klacht zijn hierbij leidend.
Herstel van vertrouwen
Goede klachtbehandeling is belangrijk voor het herstel van vertrouwen van de burger. Ook geven klachten goede aanleiding voor zelfreflectie die passend is voor professionals in de jeugdzorg. De Nationale ombudsman meldt in het persbericht erop te vertrouwen dat de bestuurders van alle bureaus jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen, het Leger des Heils, de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg en de William Schrikkergroep aan de hand van deze handreiking, ook aan de slag gaan met goede eerlijke en eenduidige klachtbehandeling.
Welke actie onderneem je als in een pleeggezin sprake is van seksuele intimidatie? En wat zeg je als een moeder je vertelt dat ze geen zin heeft om haar zieke dochter te verzorgen?
Praktisch handboek Professionals in de jeugdzorg hebben dagelijks te maken met ethische dilemmas. In dit praktische handboek op zakformaat vertellen ze openhartig hoe ze hiermee omgaan.
Handvatten Jeugdzorg in beweging biedt de lezer handvatten om aan de slag te gaan met ethische reflectie. In een serie interviews vertellen uitvoerenden over dagelijkse dilemmas en welke keuzes daarbij gemaakt worden. Het boek helpt uitvoerenden in de jeugdzorg bij het afwegen van hun eigen, vaak moeilijke beslissingen.
Jos de Waardt, hoofd afdeling Ethiek, directie Publieke Gezondheid, ministerie van VWS: 'In dit boek zijn sprekende voorbeelden van jeugdzorg in de praktijk te vinden, en begrijp je hoe onmisbaar ethische reflectie is voor deze beroepsgroep.'
Datum: woensdag 21 april en woensdag 28 april 2010 Tijd: 14.00 tot 17.00 uur Locatie: NPI, Olympiaplein 4, 1076 AB Amsterdam
Inleiding:
Het Gehechtheidsbiografisch Interview (GBI) is een vast onderdeel van het kwaliteitssysteem van het Npi. Het GBI wordt ingezet als een diagnostisch instrument en is tevens geschikt om de verbetering van de cliënt na afloop van de behandeling te meten. Het interview volgt een semi-gestructureerd protocol dat gericht is op het verrassen van het onbewuste (George, Kaplan & Main, 1996). Met behulp van 15 vragen wordt gevraagd naar de gehechtheidservaringen uit de jeugd en nagegaan hoe iemand de effecten van deze ervaringen op het moment van het interview beschrijft, evalueert en relateert aan het huidige functioneren. Gezien het karakter van het GBI is het zeer wel bruikbaar binnen psychoanalytische hulpverlening. Tijdens de training zullen diverse voordelen en nadelen van het gebruik van het GBI in de klinische praktijk aan de orde komen. Het gebruik van het GBI als diagnostisch instrument vraagt om een gestandaardiseerde wijze van afname van het interview. Het GBI wordt binnen het Npi-kwaliteitssysteem afgenomen voorafgaande aan de behandeling en na afloop van de behandeling. De GBIs van personen verzameld voorafgaande aan de psychoanalytische behandeling worden in het eerste jaar van de behandeling getranscribeerd en een gehechtheidsclassificatie wordt toegekend door een gecertificeerde codeur. In het buitenland vinden geregeld trainingen van twee weken plaats in het leren toekennen van gehechtheidsclassificaties. Deze trainingen worden georganiseerd door Mary Main en Erik Hesse. In Nederland zijn al een aantal gecertificeerde codeurs aanwezig. Een eerste stap in dit proces is dus het leren van een gestandaardiseerde manier van afnemen van het interview.
Doelstelling: Twee keer per jaar een groep van max. 15 mensen de gelegenheid geven om zich te bekwamen in de afname en klinische interpretatie van het Gehechtheidsbiografisch interview in het Nederlands Psychoanalytisch Instituut. Eventueel kan de training op andere locaties uitgevoerd worden.
Afbakening: De training is specifiek gericht op het leren afnemen van het GBI en een klinische interpretatie van de resultaten en niet op het leren toekennen van gehechtheidsclassificaties. Informatie over training in het leren coderen van het GBI is bij de trainers verkrijgbaar. Zij hebben die training gevolgd en zijn gecertificeerde codeurs.
Samenstelling groep: Een trainingsgroep bestaat uit maximaal 15 personen. Prioriteit bij de indeling hebben kandidaten van de verenigingen, die door de cursuscommissie daartoe worden uitgenodigd. Ook de vaste medewerkers van het NPI, die de afname van het GBI in hun takenpakket hebben, hebben prioriteit. Daarnaast staat de training open voor geïnteresseerde collegas uit de GGZ.
14.00 - 14.30 Klinische interpretatie 14.30 - 15.30 taken voor de interviewer 15.30 - 15.45 koffiepauze 15.45 - 16.30 oefening 16.30 - 17.00 afronding
Toegestuurd na inschrijving literatuurklapper met: - George, C., Kaplan, N., & Main, M. (1996). Adult Attachment Interview. Unpublished manuscript, University of California, Berkeley. - Van IJzendoorn, M. H., Bakermans-Kranenburg, M. J., Schuengel, C., & Juffer, F. (2001). Gehechtheidsbiografisch interview: Nederlandse vertaling en bewerking. Unpublished work: University of Leiden. - Hesse, E., & Main, M. (2000). Disorganized infant, child, and adult attachment: collapse in behavioral and attentional strategies. Journal of the American Psychoanalytic Association, 48 , 1097-1127. - Main, M. (2000). The organized categories of infant, child, and adult attachment: Flexible vs. inflexible attention under attachment-related stress. Journal of American Psychoanalytic Association, 48(4 ), 1055-1096.
Ter plekke worden sheets uitgedeeld, waaronder: - Oefening 1 GBI training 2005 - Oefening 2 afname GBI interview - Voordelen bij gebruik GBI/ AAI in de klinische praktijk - Kort overzicht kenmerken GBI/ AAI en taken voor interviewer - Kwaliteit gehechtheidsrelatie kind en Gehechtheidsrepresentatie volwassenen - Gehechtheidsterminologie NL en EN - Feedback afname GBI
- GBI: Korte afnameversie in gebruik op NPI - Avoiding common errors in conducting the AAI - Het opnemen en transcriberen van het AAI
Aanbevolen literatuur: - Diamond, D., Clarkin, J. F., Stovall-McClough, K. C., Levy, K. N., Foelsch, P. A., Levine, H. , & Yeomans, F. E. (2003). Patient-therapist attachment: impact on the therapeutic process and outcome. M. Cortina, & M. Marrone (Eds.), Attachment theory and the psychoanalytic process (pp. 127-178). London: Whurr Publishers. - Dozier, M., Cue, K. L., & Barnett, L. (1994). Clinicians as caregivers: Role of attachment organisation in treatment. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 62(4), 793-800. - Dozier, M., Lomax, L. T. C. L., & Lee, S. W. (2001). The challenge of treatment for clients with dismissing states of mind. Attachment and Human Development, 3(1), 62-76. - Steele, H., & Steele, M. (2003). Clinical Uses of the Adult Attachment Interview. In M. Cortina, & M. Marrone (Eds.), Attachment theory and the psychoanalytic process (pp. 107-126). London: Whurr Publishers.
Kosten: De kosten per training van twee dagdelen: 295,--(inclusief literatuur). Docent: Mw. Dr. J. Zevalkink, ontwikkelingspsycholoog, onderzoeker Wijze van toetsing: geen, wel evaluatie Accreditatie: wordt aangevraagd bij de NVvP (vorig jaar werden 6 punten toegekend) De FGzP heeft t.b.v. de kp-herregistratie 6 punten toegekend.
Na ontvangst van het inschrijfformulier wordt een factuur toegezonden. Inschrijving is definitief zodra de betaling door het NPI ontvangen is. Er zijn geen kosten aan de training verbonden voor vaste medewerkers van het NPI en collegas van andere instellingen, die aan een researchproject deelnemen in samenwerking met het NPI, waarvan het GBI deel uitmaakt.
Datum: woensdag 21 april en woensdag 28 april 2010 Tijd: 14.00 17.00 uur Locatie: NPI, Olympiaplein 4, Amsterdam
door Anne Boer anneboer@destentor.nl. zaterdag 20 maart 2010 | 12:31 | Laatst bijgewerkt op: zaterdag 20 maart 2010 | 12:50 Bron: de Stentor
Leen van der Hoek, op 5-jarige leeftijd uit huis geplaatst. Zag zijn ouders en zusje nooit meer terug. "Voor mij is het 63 jaar geleden, maar wat zijn we eigenlijk opgeschoten?"
Een leven lang in de ban van jeugdzorg. Rond de tafel zitten drie mensen. Ze hebben hun eigen verhalen. Maar dat ene ding gemeen. Jeugdzorg is de rode draad in hun leven. Bart en Evelien hebben een zorgboerderij voor de opvang van onder meer kinderen en zelf drie pleegkinderen. Leen van der Hoek werd 63 jaar geleden uit huis geplaatst. Een aangrijpend verhaal over hun worstelingen.
Zie ook: Verplaatsen slecht voor ontwikkeling kind Kind tussen moordenaars en verkrachters
Leen van der Hoek (68) uit Lelystad staat er mee op en gaat er mee naar bed. Een leven lang jeugdzorg in z'n kop.
Nr. 151. Het nummer dat hij van de kinderbescherming kreeg nadat hij op 5-jarige leeftijd uit huis werd gehaald. Getraumatiseerd door de ellende uit zijn kinderjaren.
Hij zou er moeiteloos een boek over kunnen schrijven. Zover is hij nog niet. De eerste stap is al moeilijk genoeg en vooral emotioneel. Voor het eerst praat hij er openlijk over. Naar aanleiding van verhalen in deze krant. "Ik lees de verhalen over jeugdzorg werkelijk met tranen in de ogen. Voor mij is het 63 jaar geleden, maar wat zijn we eigenlijk opgeschoten?"
Het begin is pijnlijk. In het dorp van zijn jeugd, Maasdijk, van na de oorlog gonst het van de geruchten. Zijn vader zou NSB-er zijn, terwijl zijn moeder juist uit een verzetsfamilie kwam. Het gezin raakt verscheurd. De ouders kunnen niet meer voor de twee kinderen zorgen. Leen en z'n zusje worden uit huis gehaald. Leen gaat naar een weeshuis; z'n zusje naar een pleeggezin.
Leen ziet z'n ouders en z'n zusje nooit meer terug. De rest van de familie verdwijnt ook definitief uit beeld. Hij staat alleen op de wereld en moet zien te overleven in de mallemolen van tien pleeggezinnen, instellingen en tehuizen. Geen bezoek. Geen weekendverlof. Nooit visite op z'n verjaardag. Geen cadeautjes. Het grote niets. "Elke zondag stond ik te kijken. Komt er iemand op bezoek? Tegen beter weten in. Er kwam nooit iemand."
Hij kan pijnlijk gedetailleerd uitleggen waarom die periode hem zo heeft geraakt en ook gevormd. "In het eerste pleeggezin kreeg ik te horen dat er iets niet in orde was met mij. Maar in het gezin ging het mis. Gebeurden allerlei rare dingen. Daar ben ik door de politie weggehaald en vervolgens onderzocht in een paedalogisch instituut in Amsterdam. Pas tientallen jaren later heb ik kunnen lezen wat de conclusie was. Er mankeerde niets aan mij. Mijn gedrag was normaal. Tot de dag dat ik dat las, heeft altijd het idee in mij gewoekerd dat er iets niet met mij in orde was. Kinderbescherming heeft het me nooit verteld. Je wordt daardoor onzeker, terwijl je zeker moet zijn om overeind te blijven."
"In de tehuizen geldt het recht van de sterkste. Je gaat jezelf overstemmen om je te handhaven en belandt in een spiraal van opstandig gedrag en verzet tegen het gezag. Dan krijg je het stempel moeilijk opvoedbaar en zo beland je in een vicieuze cirkel. Je wordt hard. Ik had niets te verliezen. Straffen hielp niet. Wat moesten ze me afnemen. Het interesseerde me allemaal niets meer. Zelfs veertien dagen isoleercel niet."
Leen moet wachten tot hij achttien jaar is om eindelijk te ontsnappen aan de wereld waarin hij gevangen zit. Hij doet dat letterlijk. Hij gaat de zee op. Weg. Helemaal weg. "Ik wist niets van het leven. Niets van geld, van vrouwen van liefde. Ik had nooit heimwee. Niets om naar terug te verlangen."
De koopvaardij heeft hem gered, zegt hij terugblikkend. "Aan boord heerste discipline. En ik had voor het eerst een eigen hut, met eigen toilet en een eigen douche. Ik was de situatie met twintig jongens op een zaal gewend."
Leen werkte op de passagiervaart (Holland-Amerikalijn) en wilde vaart. Verdiende de kost als scheepstimmerman. Ging de hele wereld over. Per reis kreeg hij een beoordeling voor bekwaamheid, ijver en gedrag. "Wat was ik trots op m'n eerste beoordeling. Voor het eerst kreeg ik te horen dat ik deugde. Dat ik goed was. Dat vergeet ik nooit meer."
Terugblikken deed Leen niet meer. Hij verstopte de ellende uit zijn jeugd in hard werken, maar de pijn bleef. Als hij op 26-jarige leeftijd serieuze verkering en werk aan wal krijgt, gaat het mis. "Iedereen was aardig en lief voor me. Dat benauwde me vreselijk." Na twee maanden verbreekt hij halsoverkop de relatie en pakt z'n boeltje om terug te keren naar zee. Als snel krijgt hij spijt. Vijf dagen na vertrek vraagt hij zijn grote liefde via Radio Scheveningen ten huwelijk.
Leen van der Hoek heeft een zwaar leven achter de rug. Ellende en geluk wisselen elkaar af. Hij trouwt. Krijgt twee kinderen. Scheidt. Dat hij zijn kinderen een fijne jeugd heeft kunnen geven en dat ze dat zelf ook zeggen, is zijn grootste geschenk.
Op 57-jarige leeftijd stort zijn wereld weer in. De werkgever voor wie hij twintig jaar werkte, zet hem na een directiewisseling op straat. "Weer afgeschreven. Weer met lege handen, terwijl ik zo hard had geknokt om zover te komen. Werk had voor mij een heel andere waarde dan voor andere mensen. Ik was kapot. Ik kon het niet verwerken. Wilde niet meer leven, maar had niet de moed er zelf een einde aan te maken. Ik raakte aan de drank en belandde in een verslavingskliniek. Gelukkig hebben m'n kinderen me nooit laten vallen. Ik kreeg het advies te doen wat ik altijd had gedaan. Ga weer vechten. Doe waar je goed in bent." Dat leidde tot een rechtszaak tegen de werkgever die Leen glansrijk won.
De laatste jaren gaat het goed, maar op de achtergrond is het nooit weg. Zo kon het gebeuren dat hij in tranen uitbarstte toen hij het verhaal 'Kind tussen moordenaars en verkrachters' in deze krant las. Dat verhaal, van de 12-jarige Ricardo die uit huis werd geplaatst en in een jeugdgevangenis belandde, is ook zijn verhaal. "Wat zijn we opgeschoten in al die jaren. Er blijkt weinig veranderd, terwijl we nu toch echt beter zouden moeten weten."
De ellende blijkt bovendien nooit ver weg. Leen is kind aan huis bij Bart (55) en Evelien (54) in Lelystad. Als - op latere leeftijd - gediplomeerd goudsmid leert hij hun oudste zoon sieraden maken van edelstenen en -metalen. Bart en Evelien hebben vier kinderen (drie zonen en een dochter) en drie pleegkinderen, uit een gezin. Ze wonen met hun gezin bij een zorgboerderij, waar kinderen en volwassenen worden opgevangen. Evelien heeft de dagelijkse leiding over een heel team van medewerkers.
Hoewel instellingen voor jeugdzorg elk jaar een honderdtal kinderen op de boerderij plaatsen, kon het toch gebeuren dat Bart en Evelien keihard in conflict kwamen met jeugdzorg over een van hun pleegkinderen.
Na negen jaren dreigde het jochie van twaalf namelijk uit huis te worden gehaald. Dat wilden we echt niet laten gebeuren. Dan zou hij van crisisopvang naar crisisopvang gaan en uiteindelijk in een tehuis belanden. We weten dat hij hulp nodig heeft. Hij heeft een hechtingsstoornis. Daarom vragen we ook al jaren om hulp, maar die kwam maar niet. Daar mag het kind toch niet de dupe van worden.
Het verzet van het echtpaar heeft succes. Hun klachten worden gegrond verklaard, maar de relatie met jeugdzorg verbetert daar niet mee. Eind vorig jaar komt het tot een uitbarsting. Hun pleegzoon wordt toch weggehaald. Dat was echt een drama. Iedereen in tranen. Onze pleegzoon heeft heel veel gehuild. Terwijl we net een nieuw traject hadden ingezet en het echt de goede kant op ging.
Van 11 december tot 19 januari mag hij niet bij het pleeggezin komen. Volgens de rapporten van jeugdzorg is het kind beter af in een residentiële setting, een min of meer gesloten huis dus. Opnieuw tekent het echtpaar protest aan en opnieuw krijgen ze gelijk.
Om herhaling te voorkomen, hebben ze een eigenkrachtconferentie bedongen. Om een sterk netwerk te creëren om het kind en te voorkomen dat hij weg moet.
We voelen ons niet meer veilig bij jeugdzorg. Ze onderzoeken niet. Ze overleggen niet, maar vinden wel heel veel. Als je leest hoe al die jaren pleegzorg en jeugdzorg bij ons opeens werden afgeschreven, gaat dat door merg en been. De hulpverlening schakelt je uit en dat gaat ten koste van het kind.
Leen heeft het van nabij zien gebeuren. Te veel gestudeerd, te weinig praktijk, is zijn analyse. En wat niemand lijkt te beseffen is dat de schade vaak onherstelbaar is. Het kind wordt bang, wantrouwend. Zeker als het van hot naar her wordt gesleept. Ik heb het allemaal meegemaakt.
Evelien heeft daar ook de meeste moeite mee. Onze pleegzoon heeft zeven jaar onder toezicht gestaan. Al die tijd bleef de onzekerheid. Mag ik blijven, ga ik terug naar mijn ouders, ga ik naar een ander pleeggezin. Dat vreet aan kinderen.
Nr. 151. Leen van der Hoek komt het nummer steeds weer tegen. Hij heeft nooit op nummer 151 willen wonen. Hij is niet de enige die nog steeds rondloopt met de erfenis van jeugdzorg. Eind vorig jaar was er een reünie van een van de kindertehuizen waar hij heeft gezeten, Nieuw Voordorp in Voorschoten. Veel mensen hebben last van traumaproblemen. En dat zou toch eens te denken moeten geven, zodat we met meer verstand en begrip in deze tijd ingrijpende maatregelen nemen die werkelijk in het belang van het kind zijn.
Leen heeft het graf van zijn vader gevonden. Dat bezoekt hij af en toe. De tekst op de steen doet hem pijn. Zijn leven was geven. Ik heb alleen niets van hem gehad.
De namen van Bart en Evelien zijn op hun verzoek gefingeerd. Ze willen daarmee voorkomen dat hun pleegzoon de dupe wordt van hun frustraties over instanties.
tekst Anne Boer. dinsdag 09 maart 2010 | 10:09 | Laatst bijgewerkt op: dinsdag 09 maart 2010 | 13:50 Bron: De Stentor
Het schema van de Zorgketen in de Jeugdzorg. Illustratie: Arte Westerbaan
Wie het nieuws volgt, moet de indruk krijgen dat er van alles mis is met onze jeugd en de jeugdzorg. Zijn we het opvoeden verleerd en vragen we het onmogelijke van jeugdzorg? Of is de samenleving veel te kritisch over jongeren, ligt de lat voor opvoeders te hoog en wordt de verkeerde hulp geboden? Verslag van een zoektocht naar antwoorden, die weleens verrassend voor de hand kunnen liggen.
Aangezet door steeds meer verhalen over (vermeende) misstanden in de jeugdzorg doet de Stentor onderzoek.
Om te beginnen vroegen we ervaringen met jeugdzorg met ons te delen. Deze oproep van begin januari leverde al bijna 600 reacties op en de verhalen stromen nog steeds binnen, vaak hartverscheurend, zorgvuldig achtergelaten op meerdere A4tjes, soms zelfs met de dramatische oproep, help ons alsjeblieft...
Eind 2011 zal in àlle gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) geopend zijn
Centrum voor Jeug en Gezin
Eind 2011 zal in àlle gemeenten een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) geopend zijn: een inlooppunt met gebundelde samenwerkingsafspraken tussen - in ieder geval- de jeugdgezondheidszorg en de vijf WMO taken, en met schakels naar het onderwijs en Bureau Jeugdzorg.
Doel van het CJG is het :
organiseren van laagdrempelige inloop voor vragen over opvoeden en opgroeien
beantwoorden van eenvoudige vragen
aanbieden van snel beschikbare ondersteuning
bundelen van het ondersteuningsaanbod (indien meerdere partijen betrokken), werken vanuit ' één gezin één plan'
geven van (extra) licht pedagogische hulp
Het CJG overzicht wijst uit dat alle gemeenten inmiddels zijn gestart met de oriëntatie- en ontwerpfase van het CJG traject. Via de website hebben inmiddels 154 gemeenten zich gemeld met een geopend CJG. Naast het aantal gemeenten met geopende CJG's zijn er nog ca. 45 gemeenten die al volgens het basismodel werken maar die nog niet officieel geopend zijn. Er zijn dus ca. 200 gemeenten die volgens het CJG basismodel werken. Ongeveer 50 % van de gemeenten bevindt zich dus inmiddels in de realisatiefase. Eind maart volgt een nieuw overzicht.
AMSTERDAM - De gesloten jeugdinstelling De Koppeling in Zuidoost gaat flink uitbreiden. De hoge hekken rond het behandelcentrum verdwijnen.
In De Koppeling vangen jeugdzorginstellingen Spirit, de Bascule (kinder- en jeugdpsychiatrie) en Altra (jeugdzorg en onderwijs) 64 jongeren tussen de twaalf en achttien jaar op. De tieners zitten in het behandelcentrum omdat de kinderrechter dat beter voor hunzelf of hun omgeving vond. Ze hebben doorgaans geen misdrijf gepleegd, maar hebben bijvoorbeeld te maken met blowen, weglopen, zware depressie of misbruik.
Het onderkomen van De Koppeling is gebouwd als jeugdgevangenis. In 2007 maakte het Nieuwe Lloyd plaats voor het behandelcentrum. Jongeren mogen niet in- en uitlopen; dikke muren, hekken en detectiepoortjes verhinderen dat. Ze gaan wel regelmatig met verlof.
De drie nieuwe paviljoens, van Archivolt Architecten, komen voor het huidige gebouw, wat 48 extra kamers betekent. De nieuwbouw kost elf miljoen euro. Voor de nieuwe afdeling worden honderd nieuwe personeelsleden gezocht. Onlangs bleek dat het personeel steeds meer met agressie te kampen heeft.
In de nieuwbouw - veel opener van opzet - krijgen jongeren in het laatste stadium van hun behandeling een kamer. Bij het personeel bestond al langer de wens van een minder gesloten pand. De huidige hoge hekken rond het oude gebouw worden dit jaar al vervangen door een groene heg met detectiesysteem. De nieuwbouw is volgend jaar klaar. ''Een open karakter past bij de behandeling, waarin jongeren geleidelijk worden voorbereid op een zelfstandige terugkeer in de samenleving,'' aldus een woordvoerder.
Niveau: 4 Leerweg: BOL Opleidingsduur: 3 jaar Beroepsbeeld: waar werk je en wat doe je?
Als pedagogisch medewerker jeugdzorg werk je met kinderen of jongeren in een instelling voor jeugdzorg of specialistische kinderopvang. Soms ook met hun ouders. Je begeleidt kinderen of jongeren die zijn vastgelopen in het gezin, de maatschappij of allebei. Dit kan te maken hebben met psychische, sociale of gedragsproblemen. Kinderen of jongeren kunnen ook in moeilijkheden komen door problemen in het gezin of bij de opvoeding. Je werkt met kwetsbare kinderen en jongeren die behoefte hebben aan structuur. Jij geeft ze die structuur. Als pedagogisch werker zoek je samen met anderen naar de mogelijkheden en talenten van de kinderen of de jongeren waar je mee werkt en waarmee zij zich verder kunnen ontwikkelen. Zo zorg je ervoor dat ze weer kunnen deelnemen aan de samenleving of kunnen functioneren in het gezin. De omgeving speelt hierbij een belangrijke rol en daarom probeer je die ook te betrekken bij het proces. De begeleiding richt zich op het creëren van een gezond leef- en leerklimaat, meestal door het aanbieden van ontwikkelingsgerichte activiteiten. Naast het begeleiden van kinderen en jongeren bij hun specifieke hulpvraag, wordt je ook belast met coördinerende en organisatorische taken in de organisatie.
Opleidingsinhoud
In de opleiding ligt de nadruk op leren in de praktijk. De theorie die je krijgt is mede afhankelijk van wat je tegenkomt in de praktijk. Zo leer je de kennis, vaardigheden en houding die je nodig hebt om straks een goede pedagogisch werker te zijn. Deze kennis, vaardigheden en houding noemen we ook wel de beroepscompetenties. Deze competenties leer je via vijf leerlijnen. Elke leerlijn wordt op een andere manier aangeboden. Daarmee is de opleiding afwisselend en kun je al je talenten ontwikkelen. De vijf leerlijnen zijn:
Projecten
Trainingen
Cursussen
Beroepspraktijkvorming
Studieloopbaanbegeleiding In de opleiding is het belangrijk dat jij je eigen leervragen formuleert en daarmee je leerproces vormt geeft. Jij bent tenslotte diegene die dit beroep gaat uitoefenen. Je ontwikkeling leg je vast in een portfolio. Natuurlijk word je hier goed bij begeleid! De specialistenopleiding Jeugdzorg is uniek omdat de hij in nauw overleg met het werkveld tot stand is gekomen. Direct vanaf het eerste leerjaar staat de opleiding in het teken van het werk in de jeugdzorg. Er worden trainingen aangeboden die direct kunnen worden toegepast in de praktijk van de jeugdzorg. Een voorbeeld hiervan is de Equip-training. Dit is een veel toegepaste sociale vaardigheidstraining die speciaal is ontwikkeld voor het werk met jongeren. Het docententeam dat is verbonden aan de Jeugdzorgopleiding Specifiek is gecertificeerd om Equip-training te geven. De opleiding is bovendien tot stand gekomen in afstemming met het hbo (Sociaal Pedagogisch Hulpverlener). Daardoor kun je na je mbo-opleiding makkelijker doorstromen naar een passende vervolgopleiding op het hbo en zullen aangeboden leerinhouden herkenbaar zijn.
Van Velzen: Sluiting jeugdgevangenissen onaanvaardbaar
12-03-2010 SP-Kamerlid Krista van Velzen vindt dat de drie jeugdgevangenissen die nu gesloten dreigen te worden zo spoedig mogelijk omgebouwd moeten worden om ze geschikt te maken voor andere doelgroepen. Het personeel mag wat haar betreft niet weggestuurd worden maar moet zoveel mogelijk worden bijgeschoold.
Van Velzen reageert op het besluit van demissionair justitieminister Hirsch Ballin drie jeugdgevangenissen buiten gebruik te stellen: Er staan kinderen op de wachtlijst voor een plek in de gesloten jeugdzorg, voor slachtoffers van mensenhandel is nergens plek en asielzoekers werden eerst gehuisvest in tenten en nu in containers. Dan moet je geen jeugdgevangenissen sluiten maar ombouwen. Er moet veel flexibeler worden omgegaan met de opvangcapaciteit, dan kun je andere problemen oplossen. Dat is ook goed voor het personeel, dat gewoon aan het werk kan blijven.
Minister Hirsch Ballin heeft besloten 300 plekken in justitiële jeugdinrichtingen buiten gebruik te stellen. Doodzonde volgens Van Velzen: We hebben die plekken keihard nodig. Misschien niet voor jonge boefjes, maar wel voor kinderen met gedragsproblemen en anderen die opvang nodig hebben. Deze extra capaciteit krijgt de minister nu in de schoot geworpen! Natuurlijk moet er heel wat gebeuren om die inrichtingen daarvoor geschikt te maken, maar ik denk dat dat kan. Bovendien gaat het om meer dan 600 arbeidsplaatsen. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan, deze mensen kunnen worden bijgeschoold. Ik ben zwaar teleurgesteld dat het personeel pas vandaag op de hoogte is gebracht, zij hadden veel eerder betrokken moeten worden om mee te denken.
Van Velzen zal haar alternatieve plannen presenteren in een Kamerdebat over jeugdgevangenissen aanstaande donderdag.
Rouvoet kan geen knopen doorhakken in de jeugdzorg
Rouvoet kan geen knopen doorhakken in de jeugdzorg
Bron: Zorg en Welzijn; 2 maart, 2010
De Toekomstvisie jeugdzorg van minister Rouvoet is vertraagd door de val van het kabinet. Maar echte besluiten over de toekomst van de jeugdzorg zullen niet worden genomen. Het visiedocument komt er, de discussie over de jeugdzorg moet doorgaan.
Het debat over de toekomst van de jeugdzorg zal op een andere wijze en op een later tijdstip worden gevoerd. Aldus Ruben van Dorssen, woordvoerder van het ministerie voor Jeugd en Gezin. Het visiedocument over de toekomst van de jeugdzorg van minister Rouvoet was dichtbij de afronding toen het kabinet viel. Het standpunt waar wij aan werken komt er en wordt naar de Tweede Kamer gestuurd. Maar echte besluiten zullen er niet worden genomen.
Standpunt Al voor de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg in november vorig jaar, kondigde minister Rouvoet van Jeugd en Gezin aan in februari 2010 met een standpunt te komen over de toekomst van de jeugdzorg. Inmiddels is het document bijna klaar, maar heeft het een groot deel van zijn gewicht verloren nu een demissionair kabinet geen vergaande besluiten meer zal nemen.
Discussies In het veld en in de politiek zijn flinke discussies gevoerd over de richting die de jeugdzorg op moet. Steeds terugkerende wachtlijsten, de rol van de Centra voor Jeugd en Gezin en discussies over wie er nu beleidsverantwoordelijk is: gemeente of provincies, zetten de jeugdzorg voortdurend in de schijnwerpers. Minister Rouvoet was van plan zijn visiedocument rond april in de Tweede Kamer te bespreken om vóór de zomer besluiten te nemen over de toekomst van de jeugdzorg. Met de val van het kabinet is dat scenario van de baan.
Werkgroep Het risico van een nieuwe discussie over de toekomst van de jeugdzorg nadat een nieuw parlement wordt gekozen, acht Van Dorssen niet groot: De parlementaire werkgroep van de Tweede Kamer die de jeugdzorg onder de loep neemt, bestaat uit alle politieke partijen. De werkgroep zal in april met een verslag komen. Er zijn wel verschillende visies in detail tussen partijen, maar in grote lijnen is er wel overeenstemming over het pad dat de jeugdzorg in de toekomst moet volgen.
Een groot deel van de jongeren dat te maken heeft met de jeugdzorg vindt dat ze niet serieus genomen wordt. Dat blijkt uit een onderzoek van Defence for Children. Bijna driekwart van hen zegt dat de gezinsvoogd niet goed bereikbaar is, 60 procent geeft aan niet met een deskundige te hebben gesproken voor ze uit huis werden geplaatst.
Verslaggever Martijn van der Zande sprak met een ervaringsdeskundige.
Volgens Defence for Children voelen de jongeren zich vaak niet serieus genomen door medewerkers van jeugdzorg. Een van de jongeren schrijft: "Ik zou willen dat je wat meer inspraak hebt als jongere, soms kan het niet dat snap ik, maar het zou fijn zijn als er wel serieus naar je geluisterd wordt, of het in ieder geval in overweging genomen wordt".
De jongeren zeggen ook dat ze willen dat de gezinsvoogd vaker komt, hun naam kent en afspraken nakomt. Het onderzoek is vandaag aangeboden aan Tweede Kamerlid Pierre Heijnen van de werkgroep Toekomstverkenning jeugdzorg. Defence for Children heeft dit onderzoek gedaan omdat ze vindt dat jongeren te weinig zijn gehoord bij de evaluatie van de jeugdzorg.
Tweede Kamer wil meer weten over kritiek op uithuisplaatsingen
Tweede Kamer wil meer weten over kritiek op uithuisplaatsingen
door Anne Boer. maandag 08 februari 2010 | 19:36 | Laatst bijgewerkt op: vrijdag 19 februari 2010 | 10:43
Bron:De Stentor
Marion Greveling, links met het blonde haar, in actie tijdens een bijeenkomst van de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg. Foto: Anne Boer
DEN HAAG/ZWOLLE - Marion Greveling uit Zwolle heeft vandaag in het gebouw van de Tweede Kamer uitgebreid de gelegenheid gehad haar zegje te doen over jeugdzorg. Ze was naar aanleiding van een verhaal in deze krant uitgenodigd door de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg.
Deze werkgroep van acht Kamerleden onderzoekt problemen in de jeugdzorg om volgende maand goed beslagen ten ijs te komen als het kabinet zijn standpunt presenteert over de staat van de jeugdzorg en eventuele wijzigingen. De werkgroep praat met allerlei mensen die met jeugdzorg te maken hebben, zoals kinderen, ouders, gezinsvoogden en mensen als Marion Greveling die ouders op vrijwillige basis bijstaan in hun strijd over beslissingen van jeugdzorg.
In Grevelings geval gaat het vaak om kinderen die in de ogen van hun ouders onterecht uit huis zijn geplaatst. De Zwolse gaf de werkgroep het advies te zorgen dat de ouders meer steun krijgen. "Als een kind uit huis is geplaatst staan ze er alleen voor en moeten ze het maar zien te redden. Dat is een ongelijke strijd."
Verder zei ze onder meer dat in haar ogen veel te veel kinderen onterecht en volgens haar soms zelfs zonder machtiging van een rechter uit huis worden gehaald. Ze gaf daar mondeling enkele voorbeelden van. De werkgroep vond dat schokkend verhalen, 'dat ons voorstellingsvermogen' te boven gaat en vroeg daarom om papieren bewijzen. Greveling heeft beloofd dat ze de werkgroep daarvan gaat voorzien.
Woensdag zit ze weer om tafel met parlementariërs om te praten over een gezin dat als gevolg van een persoonsverwisseling in grote problemen zou zijn gekomen. De vader in dit gezin werd volgens Marion op basis van politiegegevens aangemerkt als een pedofiel, terwijl dat een andere man bleek te betreffen met dezelfde naam.