De distelvlinder drinkt graag nectar van allerlei bloemen en is vaak te vinden op vlinderstruiken, vederdistel, akkerdistel, speerdistel, brandnetel en kale jonker.
De eitjes worden door het vrouwtje een voor een op de bovenzijde van het blad afgezet. De voorkeur gaat uit naar planten in de volle zon in een lage vegetatie.
De rups gaat vervolgens naar de onderzijde van het blad, spint dat met een paar losse draden bij elkaar en voedt zich met het blad. Alleen harde nerven blijven over. Als het blad op is, maakt hij een nieuw spinsel op dezelfde plant en eet daar verder. Zo blijven er rommelige kaalgevreten samengebonden bladeren met uitwerpselen achter. Alleen in het laatste stadium loopt de rups vrij over de waardplant. Uiteindelijk verpopt hij meestal op een plant in de buurt van de waardplant. De totale levensfase als rups duurt ongeveer een maand..