De zaden van een paardenbloempluizenbol worden door de wind meegevoerd. De wind speelt de hoofdrol bij de verspreiding van planten, die als eerste kaal gevallen terreinen bereiken en er koloniseren.
Elk vruchtje van de paardenbloem bevat één zaadje en is getooid met een krans van witte haren. Die haarkrans werkt als een parachute. De vruchtjes worden door de wind los geblazen van de plant en zweven vaak ver weg. De zaden kiemen het best als ze op open grond terecht komen.