Een witgat kun je zomaar in een simpel slootje tegenkomen. Het is een vrij kleine steltloper die sterk lijkt op de oeverloper en de bosruiter. De bovenzijde is grijsbruin en bedekt met kleine witte stippen, de romp is helder wit en de vleugels zijn zowel aan de bovenzijde als de onderzijde egaal donker. De donkere ondervleugel is het meest opvallende verschil met de bosruiter. Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, maar ook andere kleine organismen zoals wormen en visjes.
Aardhommels zijn vriendelijke brommende insecten met alleen maar nuttige eigenschappen zoals het bevruchten van bloemen. Van alle hommels komt de aardhommel het meeste voor en zijn ook het eerste actief. De nestzoekende koninginnen zijn te zien van begin februari tot midden mei. Het nest wordt in een hol gemaakt in zandgrond. De aardhommel voedt zich in het vroege voorjaar met het stuifmeel van wilgen en in de zomer met nektar van bloeiende planten zoals distels, klaver en vingerhoedskruid. Als de aardhommel niet bij de nectar kan komen breekt deze in door aan de onderkant van de bloemkroon een gaatje te bijten.
Sinds het einde van de jaren zestig is de nijlgans in Nederland langzamerhand een gewone verschijning geworden. Enkele ontsnapte vogels wisten zich hier prima te handhaven. Nijlganzen komen oorspronkelijk uit Egypte, langs de Nijl en Afrika ten zuiden van de Sahara. De aantallen nemen nog altijd sterk toe. Elk jaar produceert ieder paar gemiddeld 3 a 4 nieuwe nijlganzen. Nijlganzen zijn vaal grijsbruin gekleurd met roodbruine bovendelen. Op de borst zit een donkere vlek en de kop en hals zijn lichter, met een donkere vlek rondom het oog. De vleugels zijn opvallend getekend met een groenglanzend en een groot wit vlak.