De oeverlibel is de grootste en algemeenste oeverlibel en is 44-50 mm groot.
Het achterlijf is pijlvormig, het begint breed, eindigt in een punt en heeft rechte zijkanten.
Vrouwtjes zijn geel gekleurd, het achterlijf, borststuk en het gezicht. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengtestrepen.
Uitgekleurde mannetjes hebben een blauwberijpt achterlijf met een duidelijke zwarte punt. Het borststuk is bruin, zonder blauwe berijping. Jonge mannetjes die nog geen berijping op het achterlijf hebben, zien eruit als vrouwtjes.
Aardhommels zijn vriendelijke brommende insecten met alleen maar nuttige eigenschappen zoals het bevruchten van bloemen. Van alle hommels komt de aardhommel het meeste voor en zijn ook het eerste actief. De nestzoekende koninginnen zijn te zien van begin februari tot midden mei. Het nest wordt in een hol gemaakt in zandgrond. De aardhommel voedt zich in het vroege voorjaar met het stuifmeel van wilgen en in de zomer met nektar van bloeiende planten zoals distels, klaver en vingerhoedskruid. Als de aardhommel niet bij de nectar kan komen breekt deze in door aan de onderkant van de bloemkroon een gaatje te bijten.