Psychiatrie informatie


Ieder uur een ander item uit 1.5: Kwaliteitscriteria


Categorieën
  • 0.1:Welkom (1)
  • 0.2:Hulp zoeken (1)
  • 0.2:Lotgenoten (1)
  • 0.3:Soorten hulp (1)
  • 0.4:Behandelingen (6)
  • 0.5:Hulpverleners (1)
  • 0.6:Informatie over (1)
  • 0.7:Bejegening (1)
  • 0.8:Rechten (8)
  • 0.9:PVP (1)
  • 1.0:Cliëntenraad (2)
  • 1.1:Betrokkenen (7)
  • 1.2:FVP (1)
  • 1.3:Familieraad (1)
  • 1.4:Triadekaart (1)
  • 1.5:Kwaliteitscriteria (6)
  • 1.6:Diagnose (3)
  • 1.7:Dubb. diagnose (1)
  • 1.8:Second opinion (1)
  • 1.9:Behandelplan (2)
  • 2.0:Signaleringsplan (1)
  • 2.1:Live Chart (1)
  • 2.2:Crisisplan (1)
  • 2.3:G Schema (1)
  • 2.4:Crisiskaart (1)
  • 2.5:Suïcidepreventie (1)
  • 2.6:Psychische pijn (1)
  • 2.7:Klachtrecht (3)
  • 2.8:Nazorg (1)
  • 3.0:Verslavingszorg (1)
  • 3.1:Beschermd wonen (1)
  • 3.2:DAC (1)
  • 3.3:Cursus-Opleiding-Baan (ex)cliënt (1)
  • 3.4:Cliëntenbelangen Organisaties (1)
  • 3.5:HKZ (1)
  • 3.6:Beroepscodes (1)
  • 3.7:Zorgverzekering (1)
  • 3.8:PGB (1)
  • 3.9:Nieuws (1)
  • 4.0:Links (7)

  • Zoeken in blog


    Zoeken met Google



    Mijn favorieten
  • seniorennet.nl
  • GGZ Routeplanner


  • Psychiatrie informatie biedt informatie voor cliënten & betrokkenen over de mogelijkheden binnen de GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rechten samengevat


    Rechten / Wettelijke regelingen

     

     

     

     

    Een gelijkwaardige relatie tussen u en de hulpverlener,

     

    respect, samenwerking en wederzijds vertrouwen

     

    is belangrijk en kan niet in een wet worden uitgedrukt.

     

     

    In onderstaande wetten is vastgelegd dat u recht heeft op:

     

    • Deskundige hulp, verantwoorde zorg
       
    • Informatie
       
    • Ondersteuning door familie, betrokkenen of contactpersoon
       
    • Mogelijkheid tot psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek
       
    • Second opinion
       
    • Inspraak, mogelijkheid om uw mening en wensen over de behandeling kenbaar te maken
       
    • Toestemmingsrecht voor een bepaalde behandeling  
       
    • Uw toestemming in te trekken, als u van mening verandert
       
    • Keuze uit behandelmogelijkheden individueel/groep
       
    • Verandering van behandeling
       
    • Keuze man / vrouw
       
    • Verandering van hulpverlener
       
    • Samen opstellen van het Behandelplan / Begeleidingsplan 
       
    • Evaluatie van het behandelplan & de behandeling 
       
    • Samen opstellen van een Verpleegplan bij opname
       
    • Inzage van uw dossier
       
    • Toevoeging van een eigen verklaring aan uw dossier
       
    • Kopie van uw dossier
       
    • Telefonische bereikbaarheid buiten kantooruren / in crisis
       
    • Indienen van een klacht 
       
    • Signaleringsplan
       
    • Crisiskaart

     

    • Continuïteit van de zorg, vervanging bij ziekte van uw hulpverlener 
       
    • Bescherming van uw privacy, bescherming van uw persoonsgegevens
       
    • Begeleiding bij doorverwijzing naar een andere instelling.
       
    • Geen informatie aan anderen zonder uw schriftelijke toestemming. Alleen uw huisarts over het verloop of het resultaat van de behandeling, tenzij u daar uitdrukkelijk bezwaar tegen maakt.
       
    • Beroep kunnen doen op een tolk voor cliënten die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen
       
    • Nazorg om terugval te voorkomen 
       
    • Vernietiging van het dossier
      Na een vrijwillige opname en/of behandeling blijft uw dossier ten minste acht jaar bewaard, na een gedwongen opname vijf jaar.
       
      U kunt bij uw hulpverlener schriftelijk een verzoek tot vernietiging indienen, daarvoor dient u een kopie van uw paspoort mee te sturen. Vernietiging moet binnen drie maanden gebeuren.
       
      Uitzondering: als er informatie in uw dossier staat die voor een ander van groot belang kan zijn, mag uw hulpverlener vernietiging weigeren.
      Geneeskundige verklaringen, lasten en beslissingen tot ibs en rm dient de instelling vijf jaar na uw ontslag te vernietigen. 
       
       

    Uw medewerking is uiteraard heel belangrijk door:

    • uw behandelaar zo goed mogelijk te informeren.
    • mee te werken aan de behandeling.
    • u aan de gemaakte afspraken te houden.

     

     

    Uw positie als cliënt. Wat doet de overheid daaraan?

    De positie van de cliënt in de zorgsector is de laatste decennia sterk veranderd.

    Cliënten zijn mondiger geworden en er is meer sprake van een gelijkwaardige relatie tussen cliënt en de hulpverlener.

    Deze tendens wordt door de overheid ondersteund en versterkt, onder meer via een aantal wetten die de positie van de consument in de zorgsector proberen te versterken en eisen stellen aan de kwaliteit van de zorgverlening.

     

     

    Uw rechten ten aanzien van uw behandeling zijn vastgelegd in de volgende wetten:

     

     

    Ø     Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)

    Ø      Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

    Ø      Kwaliteitswet Zorginstellingen

    Ø      Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)

    Ø      Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector

    Ø      Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen

    Ø      Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO)

     

     

    Seksueel misbruik en seksuele intimidatie

         Ø      Bestrijding van seksueel misbruik minderjarigen

         Ø      Seksuele intimidatie door hulpverleners

     

     

    Hoe lang worden uw gegevens bewaard?

    Gegevens uit uw dossier moeten minimaal tien jaar worden bewaard op basis van de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) en vijf jaar op basis van de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (WBOPZ). Na die tijd kunnen uw gegevens vernietigd worden.

    U kunt ook zelf om vernietiging vragen. In principe zal uw hulpverlener op uw verzoek ingaan, behalve wanneer een ander daar ernstig nadeel zou kunnen ondervinden.  Wanneer uw hulpverlener uw gegevens niet wil vernietigen, moet hij dat aan u mededelen.

    Gedwongen opname 

    In sommige gevallen is het onder strikte voorwaarden mogelijk dat u tegen uw wil wordt opgenomen. Dat gebeurt alleen als u ernstig ziek bent en door uw ziekte een gevaar voor uzelf of voor uw omgeving vormt. In dat geval kunt u gedwongen worden opgenomen.

    De rechter toetst dat en bepaalt of dat mag. Ook is het mogelijk dat u dan tegen u wil een bepaalde behandeling krijgt. Een gedwongen opname of dwangbehandeling duurt altijd zo kort mogelijk en hoogstens zo lang als strikt noodzakelijk is.

    De toepassing van de dwang gebeurt op grond van de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (WBOPZ).

     

     

    Uw rechten als u opgenomen bent:

    • Als u opgenomen bent, en dus langer tijd op het terrein van de instelling verblijft, gelden bovendien nog de volgende rechten:
      U hebt recht op bewegingsvrijheid en contact met de buitenwereld.
      *Voor gedwongen opgenomen cliënten geldt dat dit recht beperkt kan worden. Dat gebeurt op grond van de WBOPZ, uitsluitend in situaties waarin ernstig gevaar dreigt.
    • U hebt het recht om uw eigen geloof en politieke mening te uiten.
    • U behoudt het recht op het beheer van uw persoonlijke eigendommen.
      * Voor cliënten met een ondercuratelestelling of een onderbewindstelling geldt dat dit recht beperkt kan worden.
      In het kader van uw behandeling kunnen, wanneer u vrijwillig bent opgenomen, afspraken met u worden gemaakt over een tijdelijke beperking van uw bewegingsvrijheid. Deze afspraken worden vermeld in uw behandelplan.

     

     

    Rechten van kinderen tot 12 jaar:

    Kinderen onder de twaalf jaar mogen niet voor zichzelf beslissen. Dat doen hun ouders of voogd.

    Als een kind jonger is dan 12 jaar, worden de ouders vaak nauw bij de behandeling betrokken. Bij een kind van die leeftijd zijn de ouders bevoegd om beslissingen te nemen met betrekking tot de behandeling. Aan jonge kinderen moet wel op begrijpelijke manier worden verteld wat er met hen gaat gebeuren.

     

     

    Rechten van kinderen van 12 tot 16 jaar

    Kinderen tussen de twaalf en zestien zijn over het algemeen goed in staat hun situatie te overzien en een eigen mening te hebben.

    Daarom is voor een behandeling toestemming van zowel ouders als het kind nodig. De ouders krijgen ook geen informatie over hun kind, als deze daar geen toestemming voor geeft. 

     


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WGBO


    WGBO - Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst

     

     

     

    Inleiding

    Deze wet regelt de relatie tussen patiënt en zorgverlener (artsen, verpleegkundigen, psychologen, etc) Wanneer een patiënt de hulp van een zorgverlener inroept, ontstaat een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen hen. De patiënt is opdrachtgever tot zorg, hetgeen gedefinieerd wordt als: onderzoek, het geven van raad en handelingen op het gebied van de geneeskunst, die het doel hebben iemand van een ziekte te genezen, ziekte te voorkomen of de gezondheidstoestand te beoordelen, of het verlenen van verloskundige bijstand.

    De WGBO is dwingend recht, dat wil zeggen dat zorgverleners (of zorgverlenende instanties) en patiënten onderling geen afspraken kunnen maken die in strijd zijn met de WGBO.

    In de WGBO zijn een aantal spelregels vastgelegd, die voorheen in losse wetten en in rechterlijke uitspraken te vinden waren.

     

    De plichten van de patiënt

    De patiënt moet de zorgverlener goed, eerlijk en volledig op de hoogte stellen van zijn problematiek. Met juiste en volledige informatie kan de zorgverlener sneller en beter een diagnose stellen en kan hij beter zorg verlenen. Dit klinkt logisch en redelijk, maar vaak worden uit schaamte, gemakzucht of onverschilligheid, of in de overtuiging dat het onbelangrijk is zaken verzwegen of anders voorgesteld. De patiënt moet zo veel mogelijk met de zorgverlener meewerken en adviezen opvolgen. Een andere belangrijke plicht van de patiënt is de zorgverlener te betalen.

     

    Het recht van de patiënt op informatie

    Als patiënt hebt u recht op informatie, in begrijpelijke taal, over uw ziekte, de behandeling, de gevolgen en risico's van die behandeling en over eventuele alternatieve behandelingen.

    De zorgverlener zal, als dat gewenst en noodzakelijk is, de informatie schriftelijk geven, zodat de patiënt die nog eens rustig kan nalezen. Als de zorgverlener denkt dat bepaalde informatie bij de patiënt slecht zal vallen, dan is dat geen reden om de patiënt deze informatie niet te geven. Alleen als naar het oordeel van de zorgverlener het geven van bepaalde informatie ernstig nadeel voor de patiënt zal opleveren, dan verstrekt hij die informatie niet.

    De zorgverlener is wel verplicht dit met een andere zorgverlener te overleggen.

    Alleen met voldoende informatie kunt u goed meedenken en meebeslissen over de behandeling. De WGBO schrijft dit ook voor: u beslist samen met de hulpverlener wat er gaat gebeuren.

     

    Het recht van de patiënt om geen informatie te willen

    Als een patiënt zegt bepaalde informatie niet te willen, dan krijgt hij die informatie niet, tenzij dit ernstig nadeel voor hemzelf of anderen oplevert, dan krijgt de patiënt toch die informatie van de zorgverlener.

     

    Het recht van de patiënt op inzage in zijn dossier

    Van iedere patiënt wordt een medisch dossier bijgehouden. Hierin staan alle gegevens die betrekking hebben op uw behandeling. Omdat het dossier gaat over úw lichaam en gezondheid kunt u het uiteraard inzien, met uitzondering van de gegevens die niet over uzelf gaan. Op de hulpverlener na mag niemand anders het dossier inzien, tenzij u daar toestemming voor geeft.

    Tot inzage dient zo spoedig mogelijk gelegenheid te worden gegeven. U heeft recht op kopieën van uw dossier, waarvoor de zorgverlener een redelijke bedrag in rekening mag brengen.

    Als u een andere visie heeft dan welke in uw dossier staat, dan mag u aan de zorgverlener vragen om het dossier te wijzigen of om uw visie toe te voegen aan het dossier.

    Medische dossiers moeten minimaal 10 jaar bewaard blijven. Op verzoek van een patiënt moet echter een dossier binnen 3 maanden vernietigd worden door de zorgverlener, tenzij dat in strijd is met de wet of nadeel voor een ander dan de patiënt kan opleveren. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan aandoeningen die mogelijk erfelijk bepaald zijn. In het belang van anderen zal een goed zorgverlener in zulke gevallen het verzoek om vernietiging van een dossier naast zich neer leggen.

    Ook de mogelijkheid van wetenschappelijk onderzoek verzet zich tegen het vernietigen van bepaalde medische dossiers.

     

    Het recht van de patiënt op bescherming van zijn privacy

    De zorgverlener dient de privacy van de patiënt te beschermen en te bewaren. Alles moet vertrouwelijk worden behandeld. Medische handelingen mogen alleen uitgevoerd worden als niemand anders die kan waarnemen, tenzij de patiënt daarmee instemt. Het medisch dossier is alleen ter inzage aan de zorgverlener en degenen die betrokken zijn bij de behandeling.

    De zorgverlener mag geen enkele informatie aan derden verstrekken (inclusief directe familie), tenzij de patiënt daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven of als de wet de zorgverlener daartoe verplicht, of als het informatie betreft ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, maar dan alleen onder strikte voorwaarden.

    Het beroepsgeheim vindt zijn grondslag in het recht van de patiënt op geheimhouding van zijn persoonlijke gegevens. Dit recht op bescherming van de privacy ligt besloten in artikel 10 van de Grondwet.

    Het overlijden van een patiënt betekent niet dat diens privacy niet meer beschermd hoeft te worden. Ook na de dood hebben derden geen recht op inzage in het dossier, tenzij de zorgverlener zeker weet dat de patiënt daar geen bezwaar tegen gehad zou hebben.

     

    De plicht van de zorgverlener informatie te verstrekken

    Niet alleen heeft de patiënt recht op informatie, de zorgverlener is zelfs verplicht de patiënt informatie te verschaffen. De zorgverlener moet in voor de patiënt te bevatten bewoordingen vertellen over het onderzoek, de voorgestelde behandeling en alternatieven, en de gezondheidstoestand van de patiënt. Hierbij wordt wel het principe der redelijkheid gehanteerd: als er bijvoorbeeld een kans van één op een miljoen is op een bepaalde bijwerking van een bepaalde behandeling, dan hoeft dat niet besproken te worden.

     

    De plicht van de zorgverlener een medisch dossier bij te houden

    In het medisch dossier moeten aantekeningen gemaakt worden door de zorgverlener over de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. Dit alles voor zover dit voor een goede zorgverlening aan de patiënt nodig is. De zorgverlener moet het dossier minimaal 10 jaren bewaren, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit. Er is een dringend advies gedaan aan de hulpverleners om de bewaartermijn van dossiers te stellen op 15 jaar.

    De termijn in de WGBO is nog altijd 10 jaar, maar er is een wetsvoorstel (is dus nog geen wet) dat die termijn op 15 jaar gaat stellen. De wetswijziging gaat met terugwerkende kracht in werking. Het advies is gegeven om te voorkomen dat hulpverleners dossiers die al tien jaar oud zijn vernietigen (wat volgens de letter van de WGBO moet).

     

    De plicht van de zorgverlener de privacy van de patiënt te bewaren

    Het is de plicht van de zorgverlener er voor te zorgen dat geen inlichtingen over de patiënt aan derden ter beschikking komen. Tenzij de patiënt hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven.

    Alleen personen die direct bij het onderzoek en de behandeling betrokken zijn, mogen over de patiëntgegevens beschikken.

    Zonder toestemming van de patiënt kunnen wel gegevens aan derden verstrekt worden ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek indien het vragen van toestemming niet mogelijk is en de patiënt niet onevenredig wordt geschaad, of het vragen van toestemming niet redelijk is en de gegevens niet tot de patiënt herleidbaar zijn.

    Als een patiënt echter uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het verstrekken van gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek, dan mag de zorgverlener geen gegevens verstrekken.

    Het wetenschappelijk onderzoek moet wel een algemeen belang dienen en het moet niet ook zonder de patiëntgegevens uitgevoerd kunnen worden. Als er gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek verstrekt worden, dan wordt dat door de zorgverlener in het dossier genoteerd.

     

    Het recht van de zorgverlener om verzoeken van een patiënt te weigeren

    Voor diverse beroepen in de gezondheidszorg gelden professionele standaards. De zorgverlener heeft het recht om niet op een onredelijk verlangen van de patiënt in te gaan.

    De zorgverlener laat zich bij nemen van zijn beslissingen leiden door zijn eigen deskundigheid en mag bijvoorbeeld een verzoek van de patiënt weigeren om een röntgenfoto te laten maken.

     

    Toestemming van de patiënt is vereist

    Voor ieder onderzoek en voor iedere behandeling is toestemming nodig van de patiënt.

    De patiënt beslist uiteindelijk of er wel of niet behandeld wordt, niet de zorgverlener.

    De patiënt heeft het recht een behandeling of onderzoek te weigeren en gegeven toestemming weer in te trekken.

    Bij ingrijpende onderzoeken of behandelingen wordt uitdrukkelijk om de toestemming van de patiënt gevraagd. In de overige gevallen wordt ervan uitgegaan dat de patiënt stilzwijgend toestemming geeft. Wanneer de patiënt daar om vraagt, wordt in het medisch dossier genoteerd voor welke behandelingen of onderzoeken toestemming is verleend.

     

     

    Bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwaliteitswet


    De Kwaliteitswet zorginstellingen

     

     

     

     

    Inleiding

    De zorgsector is de laatste decennia ingrijpend veranderd. Zo zijn op technologische gebied grote stappen vooruit gezet. Ook zijn patiënten en consumenten mondiger geworden en neemt door meer keuzemogelijkheden de concurrentie toe. Verder zijn fusies en reorganisaties aan de orde van de dag en bereikt de gezondheidszorg in financieel opzicht haar grenzen. Deze ontwikkelingen vragen om een brede aandacht voor de kwaliteit van zorg in instellingen.

    Ongetwijfeld is er in uw instelling de afgelopen jaren gewerkt aan kwaliteitsbeleid.

    Sommige instellingen hebben een aparte kwaliteitsfunctionaris in dienst. In andere zijn het de medewerkers die zich in werkgroepen met het kwaliteitsbeleid bezighouden.

    Ook de overheid hecht belang aan een kwalitatief goede gezondheiszorg. Daarom stelt zij door middel van wetten en regels eisen aan de kwaliteit van de zorgverlening.

    De kwaliteitswet zorginstellingen is één van de belangrijkste wetten op dat gebied.

    De centrale gedachte van deze wet is dat de instellingen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteits van de zorgverlening en daarom de ruimte moeten hebben om een eigen kwaliteitsbeleid vorm te geven.

     

    Kwaliteitsbeleid

    In de jaren zeventig zette de zorgsector de eerste voorzichtige stappen op het gebied van kwaliteitsbeleid. Dit beleid was met name gericht op de inhoudelijke kanten van de zorgverlening. Zo beoordeelden specialisten in verschillende ziekenhuizen regelmatig elkaars werk en stelden zij op basis daarvan criteria op voor behandelmethoden. In jaren tachtig namen andere beroepsgroepen zoals huisartsen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen deze 'intercollegiale toetsing' over. Veel van deze beroepsbeoefenaren werken inmiddels aan de hand van richtlijnen, standaarden en protocollen.

    Velen denken bij het begrip 'kwaliteit van zorg' aan de effectiviteit van een behandeling.

    Is de juiste diagnose gesteld? Is de behandeling juist gekozen en uitgevoerd? Kwaliteit van zorg houdt echter meer in. Omdat patiënten en consumenten van zorginstellingen mondig zijn, moeten hulpverleners ook over goede communicatieve vaardigheden beschikken. Verder zullen materiële voorzieningen zoals het gebouw, de apparatuur, de bedden en het eten aan specifieke eisen moeten voldoen. Tenslotte zijn kundig management en een gezonde financiële situatie voorwaarden voor een goed functionerende instelling. Kwaliteitsbeleid gaat dus de gehele organisatie en al haar medewerkers aan. Structurele, systematische aandacht voor kwaliteit kan tot concrete verbeteringen van de dienstverlening leiden. Een voorbeeld daarvan is het verkorten van de wachttijd.

     

    Achtergronden

    Tot april 1996 stelde de overheid kwaliteitseisen aan instellingen via een erkeningenstelsel. Alleen instellingen met een erkening van het Ministerie van VWS mochten zorg verlenen voor rekening van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten(AWBZ).

    Aan dit stelsel kleefden enkele belangrijke nadelen.De kwaliteitseisen waren niet erg overzichtelijk en behoorlijk gedetailleerd.Daarom lieten ze de instellingen te weinig ruimte voor eigen beleid en was de samenhang tussen de regels soms moeilijk te zien.Ook waren de eisen moeilijk te handhaven. De enig mogelijke sanctie was het intrekken van de erkenning.Feitelijk zou dat sluiting van de instelling betekenen, een wel erg zware straf.

    Er is dan ook nooit een erkenning ingetrokken.

    Tenslotte golden de kwaliteitseisen alleen voor de erkende instellingen en niet voor particulier gefinancierde organisaties, zoal commerciële thuiszorginstellingen en privé-klinieken.Daardoor vielen deze instellingen buiten het gezichtsveld van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, terwijl ze de laatste decennia behoorlijk in aantal groeien.

    In 1989, 1990 en 1995 kwamen vertegenwoordigers van zorgaanbieders, verzekeraars, organisaties van patiënten/consumenten en de overheid in Leidschendam bijeen om gezamelijk afspraken te maken over kwaliteitsbeleid.

    Deze afspraken zijn bepalend geweest voor het kwaliteitsbeleid van de instellingen en de overheid:

    De verantwoordelijkheid voor het leveren van kwalitatief goede zorg ligt primair bij degenen die de zorg verlenen:instellingen en beroepsbeoefenaren.De overheid blijft eindverantwoordelijk, maar op afstand. Zorginstellingen gaan systematisch en structureel werken aan kwaliteitsbeleid. Bij de vormgeving daarvan is afstemming met organisaties van patiënten/consumenten en verzekeraars van wezenlijk belang.

    De nadelen van de oude regels en de veranderende opvattingen over kwaliteitsbeleid maakten nieuwe kwaliteitsregels voor zorginstellingen noodzakelijk.De kwaliteitswet zorginstellingen is het resultaat.

     

    Welke zorginstellingen vallen onder de Kwaliteitswet?

    In principe moeten alle instellingen in de zorgsector aan de Kwaliteitswet zorginstellingen voldoen.Ongeacht de financieringswijze.Ook commerciële zorginstellingen vallen dus onder de wet.

    De meeste mensen denken bij het begrip 'zorginstelling' aan een ziekenhuis of bijvoorbeeld een verpleeghuis.De kwaliteitswet omschrijft het begrip als 'het organisatorisch verband dat strekt tot de verlening van zorg'.Een ruime omschrijving, waaronder bijvoorbeeld ook een groepspraktijk van samenwerkende fysiotherapeuten valt of een centrum waar mondhygiënisten en een diëtist werken.Ook apotheken en enkele diensten van de GGD's vallen eronder.Alleen solistisch werkende beroepsbeoefenaren, zoals een huisarts met een assistente, vallen niet onder de reikwijdte van de wet. Om er voor te zorgen dat zij aan soortgelijke kwaliteitseisen voldoen, bevat een speciaal artikel in de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (de Wet BIG) voor hen bijna dezelfde regels.

    De enige uitzondering is dat zij geen kwaliteitsjaarverslag hoeven op te stellen.

     

    Kwaliteitseisen

    De Kwaliteitswet stelt globale eisen en laat de invulling daarvan over aan de zorginstelling zelf.

    Dit hoofdstuk behandelt de vier belangrijke punten uit de wet.

     

    Verantwoorde zorg

    Instellingen moeten verantwoorde zorg leveren. Dat wil zeggen, zorg van een goed niveau en in ieder geval doeltreffend, doelmatig, patiëntgericht en afgestemd op de reële behoefte van de patiënt.

    De overheid laat verdere uitwerking van het begrip'verantwoorde zorg' over aan de zorginstellingen, de verzekeraars en de organisaties van patiënten/consumenten. Mede op aandringen van die partijen zelf. Het gaat erom elke keer opnieuw de juiste verhouding tussen de aspecten doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht te vinden. Zo kan een hulpverlener, terwijl hij technisch tot meer in staat is, op uitdrukkelijke wens van de patiënt voor een bepaalde behandeling kiezen. Ook schaffen instellingen uit het hoogte punt van doelmatigheid soms samen met andere instellingen in de regio dure apparatuur aan.

    Daar komt bij dat zorginstellingen buitengewoon van aard verschillen. Een verzorgingshuis bijvoorbeeld wil het bedrijf voor de bewoners zo aangenaam mogelijk maken. En een apotheek wil haar klanten op een juiste, veilige wijze van geneesmiddelen voorzien.

    Elke instelling heeft haar eigen doelstellingen en dat vraagt om eigen kwaliteitseisen. Bij de uitwerking van die eisen kunnen de instellingen bijvoorbeeld bestaande standaarden en protocollen als uitsgangspunt nemen.

    Zij hebben deze vaak samen met de koepelorganisatie ontwikkeld. Daarnaast kan samenwerking met verzekeraars en organisaties van patiënten/consumenten bijdragen aan een doelmatiger en klantvriendelijker zorgverlening.

     

    Bewust beleid

    Hoe is verantwoorde zorg nu het beste te bereiken en te behouden? De Kwaliteitswet benadrukt dat verantwoorde zorg tot stand komt op basis van bewust beleid.

    Dat betekent: er doelbewust aan werken. De wet geeft aan welke aspecten een instelling in ieder geval bij haar kwaliteitsbeleid moet betrekken:

    Duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheid

    Het moet duidelijk zijn welke medewerkers welke taken uitvoeren en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. Uiteraard is daarbij goede communicate tussen de medewerkers, tussen de verschillende afdelingen en tussen derectie en medewerkers noodzakelijk. Duidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden, een goede communicatie en daardoor vertrouwen in elkaars werk en expertise leveren een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de zorgverlening.

     

    Kwaliteit van personeel en materieel

    Om verantwoorde zorg te kunnen leveren moet een instelling beschikken over voldoende en capabel personeel èn het juiste materieel. Dat betekent onder meer dat de hulpverleners een goede opleiding hebben en zich regelmatig laten bijscholen. Daarnaast stelt de zelfstandiger en mondiger houding van de patiënt en consument belangrijke eisen aan de communicatieve vaardigheden van hulpverleners.

     

    Geestelijke verzorging

    In instelling waar mensen langer dan vierentwintig uur verblijven, is geestelijke verzorging beschikbaar die aansluit bij de levensovertuiging van de patiënt en consument. Uiteraard hoeft niet iedere zorginstelling haar eigen dominee of priester aan te stellen. Zij kan ook afspraken maken met geestelijk verzorgers in de regio.

    Om al deze aspecten bij het kwaliteitsbeleid te betrekken, kunnen instellingen zeer uiteenlopende activiteitn ontwikkelen. Ze zijn onder te verdelen in vier categorieën:

    -Activiteiten gericht op het creëren van een noodzakelijke basis

    Voorbeelden zijn opleiding en bijscholing, de aanschaf van nieuwe apparatuur en onderhoud van het gebouw.

    -Activiteiten gericht op het behouden en verbeteren van de zorg zelf

    Deze activiteiten omvatten onder andere het formuleren ven richtlijnen, standaarden en protocollen, het maken van een kwaliteitshandboek en het opstellen van een duidelijke klachtenregeling.

    -Activiteitn gericht op evaluatie van de zorgverlening

    Denk aan een enquête onder patiënten of intercollegiale toetsing.

    -Externe beoordeling

    Een instelling kan zich laten beoordelen door een ofhankelijke commissie van deskundigen [visitatie]. Uiteindelijk kan zij zelfs proberen om een kwaliteitscertificaat van een onafhankelijke instantie te verkrijgen.

     

    Kwalitetssysteem

    Juist door hun uiteenlopende aard krijgen de hierboven beschreven kwaliteitsactiviteiten vaak geen logisch vervolg. Bijvoorbeeld: een enquête onder patienten besteedt geen aandacht aan de nieuwe klachten regeling. Terwijl de patiëntenvertrouwenspersoon juist daarvoor de mening van patiënten wilde weten. Ook ontbreekt dikwijls de onderlinge samenhang tussen de verschillende activiteiten.

    In de Kwaliteitswet staat daarom dat een instelling de kwaliteit van zorg systematisch moet bewaken, beheersen en zo mogelijk verbeteren. Dat kan zij het beste doen door een kwaliteitssysteen te ontwikkelen. In zo'n systeem zijn alle kwaliteitsactiviteiten op elkaar afgestemd. Door regelmatig gegevens over deze activiteiten en de kwaliteit van de zorgverlening te registeren krijgt zij inzicht in de resultaten van het gevoerde kwaliteitsbeleid.

    Eventuele problemen kunnen aanleiding zijn om het beleid aan te passen.

    De eerste stap in het ontwikkelen van een kwaliteitssysteem is het formulren van duidelijke kwaliteitsdoelstellingen.

     

    Voorbeeld

    De afdeling eerste hulp registreert al enkele jaren het aantal gemaakte fouten en bijna-ongevallen. Het personeel maakt de kwaliteitsfunctionaris erop attent dat verbeteringen mogelijk zijn.

    Na overleg met deze functionaris besluit men gezamelijk te gaan werken aan een reductie van het aantal fouten en bijna-ongevallen met tien procent.

    Wil het nieuwe beleid succes hebben, dan zullen alle medewerkers daarachter moeten staan en daaraan mee willen werken. Dat kan worden bereikt door hen actief bij de ontwikkeling van het kwaliteitsbeleid te betrekken. Ook moeten zij op de hoogte zijn van het ontwikkelde beleid en daar in de praktijk mee kunnen werken.

     

    Voorbeeld

    Het personeel inventariseert samen met de kwaliteitsfunctionaris van het ziekenhuis welke fouten en bijna-ongevallen het meeste voorkomen op de afdeling eerste hulp. Daarna bespreken zij hoe zij deze het beste kunnen voorkomen. De oplossingen leggen ze vast in een handboek met standaardprocedures. Alle personeelsleden krijgen een exemplaar van dit kwaliteitshandboek.

    Na enige tijd is evaluatie noodzakelijk: zijn er inderdaad minder fouten gemaakt?

    Zo niet, wat is daarvan de oorzaak?

     

    Voorbeeld

    De afdeling gaat een jaar aan de slag met de nieuwe procedures. De medewerkers registreren niet alleen het aantal gemaakte fouten en bijna-ongevallen, maar ook de aard daarvan. Uit die gegevens blijkt dat zij op een aantal fronten vooruitgang hebben geboekt en dat op enkele andere gebieden nog verbeteringen nodig zijn.

    De resultaten van de evaluatie kunnen aanleiding zijn om het beleid en eventueel de doelstellingen aan te passen. het proces begint dan van voren af aan.

    Vooral in grotere instellingen is het vaak lastig om in één keer een goed functionerend kwaliteitssysteem in te voeren. In zo'n situatie is het soms aan te bevelen om eerst per afdeling aan de slag te gaan. Zoals in bovenstaand voorbeeld.

    Wanneer de afzonderlijke kwaliteitssystemen goed werken, kunnen zij worden ondergebracht in een overkoepelend systeem voor de hele instelling.

     

    Kwaliteitsjaarverslag

    In een kwaliteitsverslag legt een isntelling verantwoording af over haar kwaliteitsbeleid.

    De kwaliteitswet stelt instellingen verplicht om jaarlijks een kwaliteitsverslag te publiceren.

    Het verslag is ten eerste bedoeld voor de eigen organisatie. Door op te schrijven wat de instelling aan kwaliteitsbeleid heeft gedaan en wat de resultaten zijn, krijgt de leiding een goed beeld van de sterke en zwakke kanten in de organisatie. Met die informatie kan zij toekomstig kwaliteitsbeleid ontwikkelen. En het personeel kan zien wat voor resultaten hun inspanningen om de kwaliteit te verbeteren hebben opgeleverd. De informatie kan ook nuttig zijn voor externe organisaties zoals het regionaal patiënten/consumentenplatform, de verzekeraars en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. In het kwaliteitsjaarverslag moet een instelling in elk geval aandacht besteden aan:

    1 de kwaliteit van de verleende zorg

    2 het gevoerde kwaliteitsbeled

     

    Voor het eerste deel kan de instelling van uiteenlopende gegevens gebruik maken. Bijvoorbeeld de aard en de omvang van het aantal klachten, een systematische analyse van de resultaten van een behandeling en het registreerde aantal fouten en bijna-ongevallen.

    In het tweede deel komt het kwaliteitsbeleid aan bod. Hierin geeft de instelling aan hoe zij verantwoorde zorg, de centrale eis van de Kwaliteitswet, tot stand brengt. Daarom zullen in ieder geval de volgende vragen aan de orde moeten komen:

    -Wat waren in het verslagjaar de kwaliteitsdoelstellingen en welke kwaliteiesactiviteien heeft de instelling ondernomen om die doelstellingen te bereiken?

    -Op welke manier wordt de kwaliteit van de geleverde zorg in de instelling geëvalueerd, en wat zijn de resultaten van die evaluatie?

    -Wat heeft de instelling gedaan met klachten en meldingen over de kwaliteit van de verleende zorg?

    -Zijn naar aanleiding van de evaluatie en de binnengekomen klachten beleidsaanpassingen noodzakelijk?

     

    Ook moet de instelling in het verslag aangeven hoe zij patiënten en consumenten en hun belangorganisaties heeft betrokken bij haar kwaliteitsbeleid.

    De vorm van het verslag is verder vrij. Instellingen kunnen bijvoorbeeld een apart kwaliteitsjaarverslag opstellen, maar ook een hoofstuk inruimen in het algemene jaarverslag.

    Vanaf 1997 moeten zij het verslag vóór 1 juni niet allen de Minister van Volksgezondheid en de regionale Inspectie voor de Gezondheidszorg toezenden, maar ook aan het regionale patiënten/consumentenplatform.

     

    Toezicht en handhaving

    Hoewel de instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de zorg blijft onafhankelijk toezicht op de naleving van de Kwaliteitswet noodzakelijk.Dat is de taak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.Het toezicht richt zich met name op het kwaliteitsbeleid van zorginstellingen.

    Zo zal de inspectie toezien op de aanwezigheid en werking van een kwaliteitssysteem.

    Bij de beoordeling van zo'n systeem zullen naast de wettelijke regels ook de standaarden en protocollen die de instellingen en hun organisaties zelf hebben een belangrijke rol spelen.

    De kwaliteitswet heeft de Inspectie meer bevoegheden gegeven om de kwaliteit van zorg te handhaven.Ten eerste kan een inspecteur een instelling een bevel geven.Dat is een dwingende opdracht om bepaalde maatregelen te nemen.Dat kan alleen als er direct gevaar voor de gezondheid van de patiënten of consumenten is.In het uiterste geval kan de inspecteur zelfs het bevel geven de zorgverlening tijdelijk te staken.Verder heeft de inspecteur de bevoegheid om in instellingen poolshoogte te nemen.Hij mag hun gegevens inzien, zonodig kopiëren of tijdelijk meenemen.

     

    Tenslotte heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de bevoegheid om een zorginstelling een schriftelijke aanwijzing te geven. In die aanwijzing staat op welke punten de zorgverlening niet voldoet en binnen welke termijn de instelling maatregelen moet nemen.

    Wanneer een instelling een bevel van de inspecteur of een aanwijzing van de minister niet opvogt, kan de minister haar een dwangsom opleggen of zolfs bestuurdwang toepassen.

     

    Tenslotte

    Een zorginstelling moet de ruimte hebben om een eigen kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat is afgestemd op de behoeften van haar cliënten. De Kwaliteitswet zorginstellingen biedt die ruimte en stelt daarom geen gedetailleerde kwaliteitseisen.Centraal in de wet staat dat instellingen verantwoorde zorg leveren op basis van bewust kwaliteitsbeleid. Dat kan op vele verscillende manieren en in vele verschillende vorm.

    Het is aan de zorginstellingen om samen met organisaties van patiënten/consumenten en verzekeraars de eisen in de wet verder uit te werken, zodat de kwaliteit van zorg ook in de toekomst gewaarborg is. De overheid is daarvoor eindverantwoordelijk, maar wel op afstand.



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen


    WMCZ - Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen

     

     

     

     

    Inleiding

    Op 1 juni 1996 is de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) in werking getreden. Hierin is vastgelegd dat de cliënten van instellingen in de ouderen-, gezondheids- en welzijnszorg inspraak hebben door middel van een cliëntenraad. De wet wil mensen die afhankelijk zijn van zorg, invloed geven op de zorgverlening.

     

     

    Wat doet een cliëntenraad?

    De cliëntenraad behartigt de gemeenschappelijke belangen van mensen die op de zorg van een bepaalde instelling zijn aangewezen. De raad overlegt daarover met de directie van de instelling en denkt mee over onderwerpen die voor cliënten van belang zijn.

     

     

    Welke instellingen moeten een cliëntenraad hebben?

    Vrijwel alle instellingen op het gebied van de ouderenzorg en welzijnszorg moeten een cliëntenraad hebben. Bijvoorbeeld algemene en psychiatrische ziekenhuizen, RIAGG's, instellingen voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, verzorgingstehuizen, peuterspeelzalen en instellingen voor maatschappelijke hulp en opvang.

     

     

    Wie moet de cliëntenraad instellen?

    De instelling roept cliëntenraad in het leven. Zij kan de invulling op haar eigen situatie toespitsen. Daarbij is belangrijk dat het bestuur tevoren formuleert wat het van een cliëntenraad verwacht.

    Voor de voorbereiding kan de instelling een werkgroep vormen samen met cliënten en vertegenwoordigers van regionale patiënten/consumentenorganisaties.

     

     

    Wie kunnen benoemd worden in de cliëntenraad?

    De wet stelt als enige voorwaarde dat de cliëntenraad voldoende representatief is.

    De raad moet de cliënten van de instelling vertegenwoordigen. Het ligt voor de hand om uit elke cliëntengroep iemand in de raad te benoemen.

    De cliëntenraad bestaat zo veel mogelijk uit cliënten. Er zijn cliënten die hun belangen niet zelf kunnen behartigen. Dan kunnen vertegenwoordigers van hen in de raad zitting nemen, bijvoorbeeld familieleden.

     

     

    Wat als de instelling valt onder een overkoepelende organisatie?

    Vaak vallen meerdere instellingen onder een overkoepelende organisatie.

    Elke instelling is verplicht om een eigen cliëntenraad te hebben.

    Een stichting die een verpleeghuis, verzorgingshuis en een revalidatiecentrum beheert, heeft dus drie cliëntenraden.

     

     

    Welke faciliteiten heeft de cliëntenraad nodig?

    De cliëntenraad moet in staat zijn om de belangen van de cliënten te behartigen.

    Daarvoor stelt de instelling materiële middelen beschikbaar zoals een vergaderruimte, een kopieerapparaat en een budget.

     

     

    Wat als het niet lukt om een cliëntenraad van de grond te krijgen?

    Misschien lukt het niet om voldoende kandidaten voor de cliëntenraad te vinden.

    Dan is het aan te bevelen om de oorzaak van het gebrek aan belangstelling te achterhalen.

    Elke twee jaar moet de instelling opnieuw proberen een cliëntenraad in te stellen

     

     

    Wat zijn de bevoegdheden van de cliëntenraad?

     

    1.

    Adviesrecht
    De instelling moet de mening van de raad vragen over:
    een wijziging van de doelstelling of grondslag; samenwerking of fusie met een andere instelling; opheffing, verhuizing of ingrijpende verbouwing; belangrijke wijziging in de organisatie; belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden; benoeming van leden van de directie en Raad van Bestuur; begroting en jaarrekening; algemeen toelatingsbeleid voor cliënten en beëindiging van zorgverlening.
    De cliëntenraad heeft het recht, maar niet de verplichting tot advies. Als de instelling het niet eens is met het advies, moet zij eerst overeenstemming proberen te bereiken met de raad.

    Als dit niet lukt, kan zij van het advies afwijken. Zij deelt dit schriftelijk, met haar argumenten, aan de cliëntenraad mee

    2.

    Verzwaard adviesrecht
    Sommige onderwerpen zijn van zeer direct belang voor de cliënten (bijvoorbeeld het veranderen van het tijdstip van de warme maaltijd). Over deze onderwerpen kan de instelling in principe alleen besluiten nemen als de cliëntenraad ermee instemt.

    De raad heeft dan verzwaard adviesrecht. Dit heeft betrekking op:

     

    •

    het algemene beleid van de instelling over voeding, veiligheid, gezondheid, hygiëne, geestelijke verzorging en maatschappelijke bijstand en recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten

     

    •

    het kwaliteitsbeleid

     

    •

    de klachtenregeling en het aanwijzen van personen die klachten behandelen

     

    •

    een wijziging in de regeling voor de cliëntenraad en andere voor cliënten geldende regelingen

     

    •

    de benoeming van een afdelingshoofd van een intramurale instelling die 24-uurszorg verleent en waar cliënten in de regel langdurig verblijven

     

    Juist omdat deze onderwerpen zo belangrijk zijn voor de cliënten, weegt de stem van de cliëntenraad zwaar. De instelling kan moeilijk van een verzwaard advies van de raad afwijken. De cliëntenraad heeft echter geen vetorecht. Als de directie toch een bepaald besluit wil nemen, moet zij dat voorleggen aan een commissie van vertrouwenslieden. Deze commissie probeert eerst te bemiddelen, lukt dat niet, dan doet zij een bindende uitspraak.
    De instelling stel in overleg met de cliëntenraad de commissie van vertrouwenslieden in.

    Hierin hebben drie personen zitting: de instelling en de cliëntenraad dragen ieder één persoon voor, beide benoemen het derde lid van de commissie

    3.

    Recht op informatie
    Om goed te kunnen functioneren heeft de cliëntenraad tijdig goede informatie nodig.

    De directie kan met de raad afspreken welke informatie zij op welk moment verstrekt. Voor zijn adviesfunctie heeft de cliëntenraad specifieke informatie nodig over een voorgenomen besluit, met name over de beweegredenen, de mogelijke gevolgen en over de te nemen maatregelen, De instelling moet de raad deze informatie verschaffen

    4.

    Recht van voordracht van een bestuurslid
    De cliëntenraad heeft het recht om ten minste één persoon bindend voor te dragen voor benoeming in het bestuur of de Raad van Toezicht

     

     

    Hoe gaat de cliëntenraad te werk?

    De cliëntenraad bepaalt zijn eigen werkwijze. Zo regelt hij zelf het aantal vergaderingen, wijze van besluitvorming, taakverdeling, beheer van financiën, vertegenwoordiging van de raad en het contact met de cliënten. Dit legt de raad vast in een huishoudelijk reglement.

     

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector


    WKCZ - Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector 

     

     

    De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) bevat uitgangspunten waaraan alle klachtenprocedures van zorgverleners en hulpverleners moeten voldoen.

     

    Zo moeten zorgaanbieders volgens deze wet

    • een klachtenregeling hebben;
    • een klachtencommissie instellen.

     

     

     

    Klachtencommissie

    Iedere hulpverlener en instelling moet een klachtencommissie hebben van ten minste drie leden. Vrij gevestigde hulpverleners moeten zich bij een klachtenregeling hebben aangesloten. Vaak is dit via een beroepsvereniging geregeld.

     

     

     

    Klachtenregeling

    De voorzitter van de klachtencommissie mag niet in dienst zijn bij de instelling, of voor de hulpverlener werken. De klachtencommissie moet haar werkwijze vastleggen in een reglement.

    Ook moet iedere zorginstelling een klachtenregeling opstellen en die onder de aandacht brengen van de cliënt. U leest daarin hoe u een klacht kunt indienen, en hoe uw klacht wordt behandeld.

     

     

     

    Klachtencommissies zijn op grond van de WKCZ verplicht om

     

    • ernstige klachten direct te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), en niet eerst bij de zorgaanbieder;
    • na te gaan wat een zorgaanbieder met een klacht doet;
    • een jaarverslag te sturen aan de IGZ.

     

     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wet Bopz


    Bopz - Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen
     

     

     

     

     

    Uitgebreide informatie  Wet Bopz 

     

    Voorlopige machtiging Artikel 2

    Wie verzoekt?

    De officier van justitie. Dat kan ambtshalve (d.w.z. uithoofde van zijn beroep) of op verzoek van de familie van betrokkene, zijn wettelijk vertegenwoordiger of zijn partner.

    Wie verleent?

    De rechter verleent de machtiging. Er is geen mogelijkheidvoor hoger beroep tegen deze beslissing. Alleen cassatie van de beslissing door de Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, is mogelijk.

    Doel?

    Het wegnemen van het gevaar dat door de geestesstoornis wordt veroorzaakt.

    Bij verzorgingstehuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten en psychogeriatrische

    verpleegtehuizen is de zorg voor betrokkene het primaire doel en niet het behandelen met het oog op het verbeteren van de geestesstoornis.

    Eisen?

    • De betrokkene heeft een geestesstoornis;

    • Dóór deze geestesstoornis veroorzaakt hij een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving(ook wel ’causaal verband’ genoemd);

    • Dat gevaar kan alléén worden afgewend door opname in een psychiatrisch ziekenhuis;

    • De betrokkene is ouder dan 12 jaar;

    • En is niet bereid tot een vrijwillige opname.Uit de term ‘de nodige bereidheid’ wordt afgeleid dat de rechter enige ruimte heeft bij het toetsen of betrokkene bereid is tot opneming en verblijf. Maar,niet behandeld willen worden, is iets anders dan niet opgenomen willen worden. Dat is formeel geen criterium dat de rechter hoeft te toetsen.

    Duur?

    Maximaal zes maanden. De termijn begint te lopen op de dag dat de rechter de machtiging afgeeft.

    De duur van bijvoorbeeld een voortgezette inbewaringstelling – eventueel voorafgaand aan de voorlopige machtiging – telt hierbij dus niet mee.Binnen veertien dagen na de dag van afgifte moet opname op basis van de machtiging volgen, anders verliest de machtiging zijn geldigheid. Om de betrokkene dan nog op te kunnen nemen, is een nieuwe machtiging nodig.Verlenging van de voorlopige machtiging is mogelijk.Dan moet er een machtiging voortgezet verblijf worden gevraagd. Verlenging met een nieuwe voorlopige machtiging is niet mogelijk.

    Rechtspraak

    • Een stempel van een handtekening onder een geneeskundige verklaring is geen handtekening.

    • Het horen van de betrokkene zelf over het verzoek van de officier van justitie is een fundamenteel recht, waarvan alleen bij hoge uitzondering mag worden afgeweken.

    • Het oproepen van de betrokkene gaat niet zover dat de rechter hem moet (laten) opsporen als zijn verblijfplaats onbekend is. Het enkel sturen vaneen oproepingsbrief is echter onvoldoende.

    • Als de geneesheer-directeur bevoegdheden wil mandateren, hetgeen slechts zeer beperkt is toegestaan, moet dat in ieder geval volgens een schriftelijk door het bestuur van het ziekenhuis opgesteld protocol.

    • De rechter mag nooit afgaan op oude gegevensmaar moet zich altijd baseren op feiten en

    omstandigheden die zich ten tijde van de beslissing voordoen.

     

     

    Voorwaardelijke machtiging Artikel 14a Wet Bopz

    Wie verzoekt?

    De officier van justitie. Dat kan ambtshalve (d.w.z. uithoofde van zijn beroep) of op verzoek van de familie van betrokkene, zijn wettelijk vertegenwoordiger of zijn partner.

    Ook de betrokkene zelf kan bij de officier verzoeken om een voorwaardelijke machtiging, die zal het verzoek in de regel doorgeleiden naar de rechter.

    Wie verleent?

    De rechter verleent de machtiging. Er is geen mogelijkheidvoor hoger beroep tegen deze beslissing. Alleen cassatie van de beslissing door de Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, is mogelijk.

    Doel?

    Mensen, die behandeling nodig hebben, te behandelen zonder gedwongen opname.Dat doel wordt bereikt door het opleggen van voorwaarden met betrekking tot het gedrag van betrokkene. Deze voorwaarden moeten in relatie staan tot het gevaar dat hij veroorzaakt door zijn geestesstoornis.

    Eisen?

    • De betrokkene heeft een geestesstoornis;

    • Dóór deze geestesstoornis veroorzaakt hij een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving (ook wel ’causaal verband’ genoemd);

    • Dat gevaar kan worden afgewend door het stellenen naleven van voorwaarden die een opname in een psychiatrisch ziekenhuis voorkomen;

    • De betrokkene is ouder dan 12 jaar;

    • De betrokkene zal zich onder behandeling van de behandelaar stellen;

    • De betrokkene verklaart zich bereid de voorwaarden na te leven;

    • Bij het verzoek van de officier van justitie zit een behandelingsplan dat is opgemaakt door de psychiater die de behandelaar van betrokkene zal zijn;

    • In het verzoek aan de rechtbank staat een psychiatrisch ziekenhuis waar betrokkene kan worden opgenomen in geval van omzetting (zie hierna);

    • N.B.: de voorwaardelijke machtiging geldt alleen voor de psychiatrie en dus niet voor de psycho geriatrieen de verstandelijk gehandicaptenzorg.

    Bereid verklaren

    De betrokkene verklaart zich bereid met de voorwaarden waaronder de voorwaardelijke

    machtiging door de rechter wordt verleend.Dat houdt in dat de rechter er voldoende vertrouwen in moet hebben dat betrokkene zich aan de voorwaarden zal houden.Dit wil niet zeggen dat hij met alle onderdelen van het behandelingsplan moet instemmen. Daarin staat veel meer dan alleen de voorwaarden voor de voorwaardelijke machtiging, zoals de diagnose, die veel patiënten niet willen onderschrijven.De patiënt moet dus wel instemmen met het feit dat er een behandelingsplan wordt opgesteld, maar niet met de inhoud ervan. Hij moet zich alleen bereid verklaren de voorwaarden na te leven.

    Duur?

    Maximaal zes maanden. De termijn begint te lopen op de dag dat de rechter de machtiging afgeeft. Verlenging is mogelijk op verzoek van de officier van justitie. De verlenging kan voor de duur van maximaal één jaar worden afgegeven en kan steeds opnieuw worden verzocht bij de rechter. 

     

    Omzetting naar voorlopige machtiging

    Lukt het niet de voorwaarden na te leven dan bestaat de mogelijkheid – en in sommige gevallen de verplichting – om de voorwaardelijke machtiging om te zetten in een voorlopige machtiging.

    De volgende mogelijkheden zijn er:

    • Verplichte omzetting naar een voorlopige machtiging, dat is vereist wanneer het gevaar niet langer kan worden afgewend door het naleven van de voorwaarden.

    • Mogelijke omzetting is aan de orde wanneer:

    • de betrokkene daarom vraagt of;

    • wanneer hij de voorwaarden niet meer naleeft.

    Eisen bij omzetting?

    • De geneesheer-directeur is de functionaris die de voorwaardelijke machtiging omzet in een voorlopige machtiging;

    • Hij stelt de betrokkene in de gelegenheid te worden gehoord over zijn voornemen de

    machtiging om te zetten. De geneesheer directeur hoort zelf.

    • Betrokkene moet worden onderzocht door de geneesheer-directeur of door een niet bij de

    behandeling betrokken psychiater voordat opneming kan volgen;

    • De beslissing van de geneesheer-directeur wordt schriftelijk meegedeeld aan betrokkene, uiterlijk vier dagen na die beslissing;

    • De opneming moet worden gemeld aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke

    machtiging heeft verleent.

    Rechtspraak

    Bereidverklaring van de betrokkene kan ook blijken uit een (schriftelijke) verklaring van zijn raadsman. De rechter kan er ook van overtuigd raken dat de betrokkene de voorwaarden zal nakomen indien de behandelaar of de advocaat van betrokkene dat aangeeft, ook al is de betrokkene zelf daarover minder expliciet. Dat is inmiddels door een aantalrechtbanken ook erkend.

     

    Rechtelijke machtiging op eigen verzoek Artikel 32 Wet Bopz

    Wie verzoekt?

    De officier van justitie verzoekt de rechter de machtiging op eigen verzoek te verlenen.

    Hij doet dit nadat betrokkene zelf aan hem heeft gevraagd bij de rechter het verzoek om een machtiging in te dienen.

    Wie verleent?

    De rechter verleent de machtiging op eigen verzoek.

    Doel?

    Het doel is om betrokkene te dwingen de behandeling af te maken waaraan hij is begonnen,

    ook al wil hij dat op een bepaald moment zelf niet meer. Meestal is verslaving de reden om een machtiging eigen verzoek te vragen.

    Eisen?

    • De betrokkene veroorzaakt gevaar;

    • De betrokkene heeft een geestesstoornis;

    • Het gevaar hoeft niet te worden veroorzaakt door de geestesstoornis;

    • De betrokkene is bereid zich te laten opnemen en een behandeling te ondergaan;

    • Het verzoek van de officier van justitie aan de rechter wordt gedaan op verzoek van de betrokkene;

    • Het verzoek vermeldt het psychiatrisch ziekenhuis waarin opname en verblijf zullen plaatsvinden;

    • Naast de geneeskundige verklaring zit er ook een behandelingsplan bij het verzoek.

    Duur?

    Een machtiging op eigen verzoek heeft een duur van minimaal zes maanden en maximaal één jaar. Hij kanniet worden verlengd. Wil betrokkene blijven naafloop van de termijn dan is dat vrijwillig. Vindt het ziekenhuis het niet verantwoord dat betrokkene vertrekt, dan moet een voorlopige machtiging worden aangevraagd. Ook wanneer de machtiging op eigen verzoek al een looptijd had van een jaar.

    Rechtspraak

    • Na een machtiging op eigen verzoek kan nietdirect daarop aansluitend een tweede machtiging op eigen verzoek worden afgegeven.

    • Na een machtiging op eigen verzoek kan niet eenverzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf

    worden gevraagd; wel een voorlopige machtigingof een voorwaardelijke machtiging.

     

    Inbewaringstelling (ibs) Artikel 20 Wet Bopz

    Wie verzoekt?

    Een ieder die vindt dat iemand gevaar veroorzaakt,kan dit melden aan de politie, de RIAGG of bij het gemeentehuis.

    Wie verleent?

    De burgemeester verleent op basis van een geneeskundige verklaring de inbewaringstelling.

    Er is geen mogelijkheid voor hoger beroep tegen deze beslissing.

    Doel?

    Het wegnemen van het onmiddellijk dreigend gevaar waarvan ernstig vermoed wordt dat het wordt veroorzaakt door een geestesstoornis.Het is een ordemaatregel die de burgemeester mag nemen vanwege het spoedeisende karakter van de opname.

    Eisen?

    • De betrokkene veroorzaakt gevaar. Gevaar betekent dat er een kans is op onheil. Met andere woorden, er hoeft nog niet daadwerkelijk iets te zijn gebeurd, maar die kans moet wel sterk aanwezig zijn.

    • Het ernstige vermoeden bestaat dat het gevaar wordt veroorzaakt door een geestesstoornis;

    • De procedure voor een voorlopige machtiging kan niet worden afgewacht omdat het gevaar onmiddellijk dreigend is;

    • Het gevaar kan niet worden afgewend op een andere manier dan door een gedwongen opname;

    • De betrokkene is 12 jaar of ouder;

    • En is niet bereid tot een vrijwillige opname;

    • De burgemeester bepaalt of een ibs noodzakelijk is, niet de arts die de geneeskundige verklaring opmaakt.

    Ook wanneer de arts twijfelt over de ibs, doet hij er dus goed aan een verklaring op te maken.

    Duur?

    De inbewaringstelling van de burgemeester is een tijdelijke maatregel. Hij mag maar kort duren, namelijk gedurende de tijd die nodig is om:

    • De officier een verzoek bij de rechter te kunnen laten indienen om de ibs voort te zetten en

    • De tijd die de rechter nodig heeft om te beslissen

     

    Voortzetting van de inbewaringstelling 

    Wie verzoekt?

    De officier van justitie. Dat doet hij na ontvangst van de stukken van de burgemeester, inclusief de last tot ibs. Hij is hiertoe niet verplicht.

    Wie verleent?

    De rechter beslist of de door de burgemeester afgegeven ibs wordt voortgezet. Er is geen mogelijkheid voor hoger beroep tegen deze beslissing. Alleen cassatie van de beslissing door de Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, is mogelijk.

    Eisen?

    De eisen zijn dezelfde als de eisen die gelden bij de afgifte van een ibs door de burgemeester. Wel is het zo dat de rechter de situatie toetst zoals die is op het moment dat hij de betrokkene hoort.

    Duur?

    De duur van de voortgezette ibs is drie weken.Wanneer er vóór het verlopen van de termijn een verzoek is gedaan om betrokkene langer op te nemen tegen zijn wil, dan kan deze automatisch worden verlengd met maximaal drie weken. Dat moet dan met een voorlopige machtiging.

    Rechtspraak

    • Werken met een blanco volmacht van de burgemeester is verboden.

    • In beginsel zal de rechter bij gelijktijdige behandeling van het verzoek tot voortzetting ibs en verzoek om voorlopige machtiging, eerst beoordelen of voldaan is aan de voorwaardenvoor een voorlopige machtiging. Want de ibs is er alleen voor noodsituaties, waarin de procedure van de voorlopige machtiging niet kan worden afgewacht.Pas wanneer hij het verzoek om voorlopige machtiging afwijst, zal hij beoordelen of er welredenen zijn de ibs voort te zetten.

    • Ook wanneer een verzoek tot voorlopige machtiging wordt ingediend bij de rechtbank naafloop van de voortgezette ibs moet de geneesheer-directeur de geneeskundige verklaring tekenen.

    • Er is een verplichting tot opname wanneer de burgemeester de ibs heeft bevolen.

    Die opnemingkan ook bij kort geding worden gevorderd.

    Afwijzing (voortzetting) ibs, en dan?

    Wanneer een ibs, of een voortzetting van een ibs wordt afgewezen, wil dat niet zeggen dat de Wet Bopz niet van toepassing is. Er kan nog steeds een voorlopige of een voorwaardelijke machtiging aan de orde zijn, of in de toekomst een observatiemachtiging.

    De vereisten daarvoor zijn immers anders. Zo is onmiddellijk dreigend gevaar daarbij geen vereiste, en dat is een voorwaarde waarop de ibs nogal eens wordt afgewezen.

     

    Observatiemachtiging Artikel 14h Wet Bopz

     (nog niet in werking getreden)

    Wie verzoekt?

    De officier van justitie. Dat kan ambtshalve (d.w.z. uithoofde van zijn beroep) of op verzoek van de familie van betrokkene, zijn wettelijk vertegenwoordiger of zijn partner.

    Wie verleent?

    De rechter verleent de machtiging. Er is geen mogelijkheid van hoger beroep tegen deze beslissing. Alleen cassatie van de beslissing door de Hoge Raad,de hoogste rechter in Nederland, is mogelijk.

    Doel?

    Onderzoek op korte termijn om te bezien of er sprake is van een geestesstoornis en of die stoornis betrokkene gevaar doet veroorzaken.Het gaat hierbij alleen om gevaar dat betrokkene voor zichzelf veroorzaakt.

    Eisen?

    • Er moet een ernstig vermoeden zijn dat er sprake is van:

    1. Een geestesstoornis;

    2. Gevaar;

    3. En dat hij dóór deze geestesstoornis een gevaar voor zichzelf veroorzaakt (ook wel

    ’causaal verband’ genoemd);

    • De betrokkene is 12 jaar of ouder;

    • En is niet bereid tot een vrijwillige opname.

    Duur?

    Maximaal drie weken. Die termijn wordt opgeschort in geval er een ibs wordt afgegeven voor betrokkene.Zet de rechter de ibs niet voort, dan herleeft de observatiemachtiging voor de dan nog resterende tijd.

    Vervolg?

    Als vervolg op de observatiemachtiging kan een voorlopige of een voorwaardelijke machtiging worden gevraagd of kan betrokkene een machtiging op eigen verzoek door de officier van justitie doen vragen aan de rechter.

     

    Rechtspraak

    Er is nog geen rechtspraak.

     

     

    Machtiging tot voortgezet verblijf  Artikel 15 Wet Bopz

    Wie verzoekt?

    De officier van justitie. Dat kan ambtshalve (d.w.z. uithoofde van zijn beroep) of op verzoek van de familie van betrokkene, zijn wettelijk vertegenwoordiger of zijn partner. Wat in de praktijk ook vaak gebeurt, is dat het ziekenhuis zelf de machtiging tot voortgezet verblijf aanvraagt bij de officier. Het ziekenhuis moet er voor zorgen dat de stukken die de officier nodigheeft om het verzoek bij de rechter in te dienen, op tijd en volledig zijn.

    Wie verleent?

    De rechter verleent de machtiging tot voortgezet verblijf. Er is geen mogelijkheid voor hoger beroep tegen deze beslissing. Alleen cassatie van de beslissing door de Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, is mogelijk.

    Doel?

    Doel is het voortzetten van het verblijf dat tegen de wil van betrokkene plaatsvindt, op grond van een voorlopige machtiging. De behandeling tijdens het voortgezet verblijf, blijft gericht op het laten afnemen van het gevaar.

    Eisen?

    • De geestesstoornis is nog aanwezig;

    • Dóór deze stoornis veroorzaakt de betrokkene nog steeds gevaar;

    • Dat gevaar kan niet worden afgewend op een andere manier dan door een gedwongen opname;

    • Het verblijf kan niet op vrijwillige basis worden voortgezet.

    Duur?

    De machtiging tot voortgezet verblijf heeft een geldigheidsduur van maximaal één jaar. Wanneer iemand al vijf jaar onafgebroken onvrijwillig is opgenomen, kan de machtiging worden afgegeven voor een periode van twee jaar.Voor machtiging tot voortgezet verblijf in een zwakzinnigen- of verpleeginrichting geldt dat die kan worden verleend voor een periode van maximaal vijf jaar.

    Rechtspraak

    • Al sinds jaren wordt er een machtiging tot voortgezet verblijf verleend voor een patiënt die niet meer in het ziekenhuis verblijft.Soms gebeurt dat omdat de patiënt met succes al een tijd met voorwaardelijk ontslag is en de machtiging slechts functioneert als stok achter de deur voor het geval de patiënt de voorwaardenniet meer naleeft.N.B.: Vanaf 1 januari 2004 geldt de voorwaardelijke machtiging en dan moet die machtiging worden verzocht. De regeling van het voorwaardelijk ontslag zal dan weer alleen kunnen worden gebruikt waarvoor hij is bedoeld: het gedurende korte tijd in stand houden van de band tussen de patiënt en het ziekenhuis om te bezien of de patiënt het weer redt in de maatschappij.

    • Wanneer de officier van justitie te laat is met het indienen van zijn verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf, verbindt de Hoge Raad daaraan geen consequenties.

    • De officier van justitie kan zelfs nadat de termijn van de voorlopige machtiging is verlopen nog een verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf indienen. Fraai is dit natuurlijk niet want de patiënt heeft er recht op te weten waar hij aan toe is en wat zijn status binnen het ziekenhuis is, die van vrijwillig of van onvrijwillig opgenomen patiënt.

    De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de machtiging tot voortgezet verblijf dan mag duren tot een jaar na de dag waarop de voorlopige machtiging eindigde.

     

    Dwangbehandeling  Artikel 38, lid 5 Wet Bopz

    Doel?

    Dwangbehandeling in de zin van artikel 38, lid 5 wil zeggen dat het behandelingsplan, dat in overleg met de patiënt tot stand is gekomen, wordt uitgevoerd tegen zijn wil.

    Eisen?

    • Er moet sprake zijn van gevaar voor de patiënt of voor anderen;

    • Toepassing van het behandelingsplan moetvolstrekt noodzakelijk zijn om dat gevaar af te wenden;

    • Het gevaar vloeit voort uit de geestesstoornis;

    • Het gevaar kan zich ook richten tegen andere patiënten of het personeel van de afdeling en hoeft niet hetzelfde (soort) gevaar te zijn op basis waarvan de betrokkene is opgenomen;

    • Het gevaar hoeft niet acuut te zijn. Gevaar betekent de kans op onheil, d.w.z. dat er nog niets hoeft te zijn gebeurd.Latent (sluimerend) aanwezig gevaar kanvoldoende zijn;

    • Het ingrijpen moet een therapeutisch karakter hebben;

    • Wilsonbekwaamheid van de betrokkene is geen voorwaarde;

    • Begin en einde van de dwangbehandeling worden gemeld aan de Inspectie voor de gezondheidszorg.Dwangbehandeling wordt ook gemeld aan de echtgeno(o)t(e)/ partner, wettelijk vertegenwoordiger of naaste familiebetrekking van de betrokkene.

    Duur?

    Er is geen maximum termijn verbonden aan het toepassen van het behandelingsplan tegen de wil

    van betrokkene. Het volstrekt noodzakelijk zijn van de dwangbehandeling impliceert wel dat het niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk is om het gevaar af te wenden.

    Rechtsbescherming?

    Op de toepassing van dwangbehandeling is de klachtenregeling van de wet van toepassing.

    Rechtspraak

    Dwangbehandeling zal in tijd beperkt moeten zijn.Dwangbehandeling moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit (ofwel: er is geen andere manier),proportionaliteit (ofwel: er is geen minder ingrijpende manier) en doelmatigheid.

     

    Middelen of maatregelen  Artikel 39 Wet Bopz

    Doel?

    Het wegnemen van acuut gevaar dat de patiënt veroorzaakt als gevolg van de geestesstoornis waaraan hij lijdt.

    Eisen?

    • Er is sprake van een tijdelijke noodsituatie die zijn oorzaak vindt in omstandigheden die zich in het ziekenhuis voordoen;

    • Het moet gaan om niet te verwachten gevaar,want te verwachten gevaar moet worden voorkomen d.m.v. in het behandelingsplan opgenomen therapeutische middelen.

    Dat mogen geen externe omstandigheden zijn,zoals te weinig personeel;

    • Slechts een beperkt aantal middelen of maatregelen mag worden toegepast, te weten afzondering, separatie, fixatie, medicatie,toedienen voeding of vocht. Tussen deze middelen of maatregelen bestaat geen rangorde.De minst ingrijpende, meest effectieve methode wordt gekozen;

    • De behandelend arts, of bij diens afwezigheid het verpleegkundig afdelingshoofd, beslist over de toepassing van middelen of maatregelen;

    • Het minst ingrijpende middel of de minst ingrijpende maatregel wordt toegepast;

    • Toepassing van middelen of maatregelen wordt direct gemeld aan de inspecteur en aan de echtgeno(o)t(e)/ partner, de wettelijk vertegenwoordiger of de naaste familiebetrekking.

    Duur?

    De middelen of maatregelen worden niet langer dan maximaal zeven dagen toegepast. Is de situatie eerder weer hanteerbaar, dan wordt de toepassing van middel of maatregel direct gestaakt. Binnen die termijn van zeven dagen worden deze middelen of maatregelen opgenomen in het behandelingsplan of is het gevaar zover geweken dat toepassing ervan niet langer noodzakelijk is.

    Rechtsbescherming?

    Op de regeling van het toepassen van middelen of maatregelen tegen de wil van betrokkene is de klachtenregeling van de wet van toepassing.

     

    Behandelingsplan  Artikel 38 Wet Bopz

    Wie stelt het behandelingsplan op?

    De behandelaar stelt het behandelingsplan op.Hij doet dat in overleg met de patiënt en bij wilsonbekwaamheid met diens gemachtigde of vertegenwoordiger (bijvoorbeeld met ouder, kind, broer of zus van de patiënt). De behandelaar stelt het plan zo spoedig mogelijk na de gedwongen opneming op.

    Doel?

    De stoornis van de patiënt zo te verbeteren dat het gevaar – de reden voor zijn gedwongen verblijf in het ziekenhuis – wordt weggenomen.

    Eisen?

    • Het plan moet de therapeutische middelen bevatten die erop zijn gericht de stoornis weg te nemen of te dempen;

    • De middelen kunnen worden getoetst aan de bereikte resultaten;

    • Iedere maand wordt aan de inspecteur de stand van uitvoering gemeld;

    • Het plan wordt steeds aanpast aan de situatie van de patiënt;

    • Ondertekening door de patiënt is geen voorwaarde. Hij moet slechts met het plan kunnen instemmen.

    Toepassing

    Het behandelingsplan kan alleen met instemming van de patiënt worden uitgevoerd. Bij verzet is verdere behandeling uitgesloten. Uitzondering hierop is mogelijk indien toepassing van het plan volstrekt noodzakelijk is om gevaar voor de patiënt of voor anderen af te wenden. Dat gevaar moet wel voortvloeien uit de geestesstoornis. Maar dan is sprake van dwangbehandeling (zie hiervoor het tabje dwangbehandeling).

    Rechtsbescherming

    Iemand kan wilsonbekwaam worden verklaard omoverleg te voeren over het behandelingsplan. Ook kan het behandelingsplan tegen de wil van de betrokkene worden uitgevoerd in geval van dwangbehandeling. Op beide situaties is de klachtenregeling van de wet van toepassing.

     

    Geneeskundige verklaring

    Wie stelt de geneeskundige verklaring op?

    Een onafhankelijke arts stelt de verklaring op.Er zijn twee situaties mogelijk:

    • Verblijft de patiënt al in het psychiatrisch ziekenhuis op het moment van het opmaken van de geneeskundige verklaring, dan maakt de geneesheer-directeur de verklaring op. Hij doet dit zelf of laat het doen door een niet bij de behandeling betrokken psychiater. Hij moet het door een andere psychiater laten doen wanneer hij zelf bij de behandeling van de patiëntbetrokken is of recentelijk is geweest.

    • Verblijft de patiënt tijdens het opmaken van de verklaring niet in het ziekenhuis, dan wordt hij opgesteld door een psychiater die niet bij de behandeling van de patiënt betrokken is.In beide gevallen moet de geneesheer-directeur de geneeskundige verklaring zelf ondertekenen.Gaat het om een ibs dan mag de geneeskundige verklaring ook worden opgemaakt door een arts niet zijnde psychiater (maar liever niet). De verklaring kan zelfs, omdat de ibs een noodmaatregel is, worden opgemaakt door de eigen huisarts van de betrokkene. De wet eist namelijk slechts dat de verklaring bij voorkeur wordt opgemaakt door een niet bij de behandeling betrokken arts.

    Doel?

    Doel is bieden van informatie over betrokkene, zodat de rechter (of de burgemeester in geval van een ibs)kan beslissen over de vraag of betrokkene voldoet aan de eisen voor een rechterlijke machtiging.

    Inrichting van de verklaring

    De geneeskundige verklaring moet worden opgemaakt zoals het model dat daarvoor is voorgeschreven aangeeft. Per opnamemodaliteit verschilt het model iets, daarom moet het juiste formulier worden gebruikt.Met uitzondering van de verklaring voor een ibs is het eigenlijk niet te rechtvaardigen dat de verklaringanders dan getypt ingevuld aan de officier van justitie wordt gestuurd.

    Recentheid van de verklaring

    De geneeskundige verklaring verschaft inzicht in de actuele situatie van de betrokkene. Dat wil zeggen dat hij is opgemaakt niet lang voordat de stukkennaar de officier worden gestuurd en dat betrokkene met het oog op het opmaken van de verklaring is onderzocht. De rechter maakt uit of de geneeskundige verklaring voldoende actueel is.

    Rechtspraak

    • Een stempel van een handtekening onder een geneeskundige verklaring is geen handtekening.

    • Wat “niet bij de behandeling betrokken” betekent,dient per geval te worden beoordeeld. Dealgemene lijn is dat wanneer er gedurende een jaar geen therapeutische behandelrelatie meer is tussen de patiënt en de psychiater, laatst genoemde kan worden gezien als niet (meer) bij de behandeling betrokken.

    • Een verkeerde geneeskundige verklaring leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechter zal of op zitting de nodige informatie moeten verkrijgen, of de zaak aanhouden en de officier verzoeken een juiste geneeskundige verklaring over te leggen.

    • In geval van een ibs moet de geneeskundige verklaring zijn opgemaakt voordat de burgemeester de last tot ibs afgeeft.

    • Blanco volmachten van de burgemeester zijn niet toegestaan.

     

    Kinder- en jeugdpsychiatrie

    Minderjarigen jonger dan 12 jaar.

    Ook op minderjarigen, jonger dan 12 jaar, is de Wet Bopz van toepassing. Tot hun 12e jaar vertegenwoordigende ouders het kind. Dus alleen als (een van) de ouders geen opname wil(len), is er sprake van gedwongen opname en verblijf.

    Minderjarigen tussen de 12 en 18 jaar.

    Bij minderjarigen tussen de 12 en de 18 jaar is alleen sprake van gedwongen opname en verblijf:

    • Wanneer beide ouders het niet willen of wanneer zij het onderling oneens zijn;

    • Of als de betrokken minderjarige niet bereid is tot een vrijwillige opneming en verblijf.Dit is dus een dubbele toetsing.

    Verhouding Wet Bopz en ots

    In het kader van de Wet Bopz wordt een ots(ondertoezichtstelling) gezien als een vrijwillige opname. Ook een uithuisplaatsing is geen gedwongen opneming in de zin van de Wet Bopz, daarvoor is een Bopz-maatregel nodig, bijvoorbeeld een voorlopige machtiging.

    De observatieplaatsing

    Wenselijk is om een observatieplaatsing in geval vaneen minderjarige te combineren met een voorlopige machtiging. Op die manier wordt voorkomen dat er onduidelijkheid is over de (on)vrijwilligheid van het verblijf en is de positie van de minderjarige optimaal beschermd.

    Pedagogische maatregelen

    Wanneer een minderjarige is opgenomen met een Bopz-maatregel, gelden binnen de instelling de regels van de Wet Bopz voor hem. Dus ook al heet het een pedagogische maatregel, toch moet gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van de Wet Bopz, dat wil zeggen van:

    • Dwangbehandeling (toepassen van de in het behandelingsplan opgenomen therapeutische middelen tegen de wil van de patiënt);

    • Middelen of maatregelen;

    • Huisregels en sancties op overtreding ervan, en

    • Vrijheidsbeperkingen alleen op grond van artikel 40.Alleen als er een Bopz-maatregel is (ibs of voorlopige machtiging), mag er vrijheidsbeneming of dwang plaatsvinden.

    Rechtsbescherming

    Op de minderjarigen die met een Bopz-maatregel zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, is de klachtenregeling van de wet van toepassing.

    Rechtspraak

    • Een ots is geen onvrijwillige opneming in de zin van de Wet Bopz.

    • Een ots met uithuisplaatsing is niet gelijk te stellen aan een plaatsing in de zin van de Wet Bopz.

     

     

    Uitgave:Ministerie van VWS

    December 2004



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wet BIG


    Wet BIG - Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

     

     

    Doel

    De Wet BIG beoogt de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren. De wet spitst zich toe op de individuele gezondheidszorg, dat wil zeggen zorg die rechtstreeks is gericht op een persoon.

    De wet BIG is in de plaats gekomen van twaalf oude wettelijke regelingen en heeft een eind gemaakt aan het absolute verbod op het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst.

    Dit verbod past niet meer in onze tijd. Mondige patiënten moeten in het reguliere of het alternatieve circuit terechtkunnen bij die hulpverlener waarvan zij het meeste heil verwachten. Het absolute verbod uit de oude wetgeving bleek bovendien moeilijk te handhaven. Het aantal overtredingen was zo groot, dat in de praktijk alleen werd opgetreden tegen onbevoegden die hun patiënten schade toebrachten.

    De Wet BIG regelt nu opnieuw de zorgverlening door beroepsbeoefenaren. In plaats van het verbod op de uitoefening van de geneeskunst is er nu een wettelijke regeling die het geneeskundig handelen in principe vrijlaat. Daarmee is ieders vrijheid om de hulpverleners te kiezen die hij of zij wenst, vergroot. Wel noemt de Wet BIG een aantal voorbehouden handelingen. Deze mogen alleen worden verricht door daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren, om te voorkomen dat door ondeskundig handelen onaanvaardbare gezondheidsrisico's voor de patiënt ontstaan. Bovendien is in de wet aan de vrijheid van medisch handelen een strafbepaling toegevoegd: het toebrengen van schade aan iemands gezondheid is strafbaar.

    Voor een beperkt aantal beroepen wordt titelbescherming ingevoerd. Een dergelijke titel geeft aan dat de drager deskundig is op een bepaald terrein van de gezondheidszorg.

    Het tuchtrecht voor de verschillende groepen beroepsbeoefenaren wordt aangepast. Nieuw is dat bepaalde groepen voor het eerst onder het tuchtrecht komen te vallen.

     

     

    Kwaliteit

    De belangrijkste doelstelling van de Wet BIG is het scheppen van voorwaarden voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. Daarom staan er in de wet bepalingen over zaken als titelbescherming, registratie, voorbehouden handelingen en tuchtrecht.

     

     

    Titelbescherming

    De verdwijning van het verbod op de onbevoegde uitoefening van de geneeskunst betekent het einde van het stelsel van beroepsbescherming. Het verrichten van geneeskundige handelingen is dan niet langer voorbehouden aan bepaalde beroepsbeoefenaren. De Wet BIG introduceert een systeem van titelbescherming voor een beperkt aantal beroepsgroepen. Wie een wettelijk geregeld beroep uitoefent, mag een publiekrechterlijk beschermde beroeps- of opleidingstitel voeren.

    Zo'n beroepsbeoefenaar moet voldoen aan een aantal wettelijke eisen. De belangrijkste eisen hebben betrekking op de opleiding. Met het voeren van een beschermde titel maken beroepsbeoefenaren aan publiek en verzekeraars duidelijk op welk gebied zij daadwerkelijk deskundig zijn.

    Bij wet worden acht beroepen geregeld: apothekers, artsen, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen. Voor elk van die acht beroepen worden opleidingseisen vastgesteld. Bovendien komt er per beroep een omschrijving van het terrein waarop de beoefenaar deskundig is.

     

     

    Registratie

    Voor de acht beroepen stelt de rijksoverheid registers in, zogenaamde BIG-registers.

    Alleen geregistreerde personen mogen de beroepstitel voeren en alleen zij vallen onder het tuchtrecht. De registratie vindt niet automatisch plaats. Beroepsbeoefenaren moeten een verzoek tot inschrijving indienen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Dat wordt alleen ingewilligd als de aanvrager voldoet aan de eisen. De belangrijkste is die van de gevolgde opleiding. Geregistreerde beroepsbeoefenaren, maar ook derden kunnen op verzoek informatie krijgen uit het register.

    Zo kan men vragen of een beroepsbeoefenaar met recht de titel voert en of er misschien beperkende voorwaarden op het gebied van de beroepsuitoefening zijn.

     

     

    Tuchtrecht

    Voor de acht bij wet geregelde beroepen komt er een tuchtrechtspraak. Die dient voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het burgerlijk recht en het strafrecht bieden daartoe niet de juiste instrumenten. Tuchtrecht was er al voor artsen, apothekers, tandartsen en verloskundigen en verpleegkundigen.

    Het eerste doel van het tuchtrecht is en blijft het waarborgen van een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van degenen aan wie zorg wordt verleend.



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek


    Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek

     

    Inleiding

    De Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) heeft betrekking op wetenschappelijk onderzoek waarbij personen aan handelingen worden onderworpen of hen gedragsregels worden opgelegd. De WMO is van kracht sinds 1 december 1999.

     

     

    Doel WMO

    De WMO is tot stand gebracht om proefpersonen extra (rechts)bescherming te kunnen bieden:

    • de proefpersoon moet schriftelijk worden geïnformeerd over het onderzoek

    • een niet bij het onderzoek betrokken arts moet beschikbaar zijn om de proefpersoon te informeren

    • de proefpersoon moet schriftelijk toestemming geven voor deelname aan het onderzoek

    • er moet een verzekering zijn gesloten voor door het onderzoek ontstane schade van de proefpersoon

    • de wet stelt eisen aan de verplichte toetsing van het onderzoek

    • de wet stelt extra eisen aan onderzoek met kinderen en wilsonbekwame volwassene

     

     

    Medisch-ethische toets

    De overheid ziet erop toe dat onderzoek met mensen aan de wettelijke eisen voldoet.

    Er zijn hiervoor speciale medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s) in het leven geroepen. Elk onderzoeksvoorstel moet vooraf door een dergelijke commissie zijn goedgekeurd om uitgevoerd te mogen worden. In bepaalde gevallen gaat de Centrale Commissie in Den Haag (CCMO) over de goedkeuring.

     

     

    Bron: Hulpgids VWS


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:0.8:Rechten
    Share on Facebook


    Rondvraag / Poll
    U bezoekt deze site voor informatie over de GGZ, u bent ... (bedankt voor het invullen!)
    cliënt
    familie / betrokkene
    hulpverlener
    Bekijk resultaat


    De cliënt wordt behandeld als een uniek persoon met een eigen leven, niet als iemand met een stoornis. De cliënt wordt als een mondig en serieus te nemen persoon gezien. De cliënt wordt vriendelijk en correct bejegend en te woord gestaan.

    E-mail

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in het gastenboek


    Laatste commentaren
  • moncler (linmei49)
        op Behandelingen
  • cadwangy3 (cadwangy3)
        op Nazorg
  • buy viagra online illegal (Eftefeevisola)
        op Budgetregeling
  • whats a good personal loan website (Zheglovisola)
        op Budgetregeling
  • instalment loans (Zheglovisola)
        op Budgetregeling
  • viagra cheap mastercard jelly (Pashaisola)
        op Budgetregeling
  • viagra sale cheap uk (Pashaisola)
        op Budgetregeling
  • Fitness Omni (samsam)
        op Behandelingen
  • Fitness Omni (samsam)
        op Behandelingen
  • Fitness Omni (samsam45)
        op Behandelingen

  • Blog als favoriet !

    Startpagina !




    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.nl - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jou eigen blog!