Psychiatrie informatie


Ieder uur een ander item uit 1.5: Kwaliteitscriteria


Categorieën
  • 0.1:Welkom (1)
  • 0.2:Hulp zoeken (1)
  • 0.2:Lotgenoten (1)
  • 0.3:Soorten hulp (1)
  • 0.4:Behandelingen (6)
  • 0.5:Hulpverleners (1)
  • 0.6:Informatie over (1)
  • 0.7:Bejegening (1)
  • 0.8:Rechten (8)
  • 0.9:PVP (1)
  • 1.0:Cliëntenraad (2)
  • 1.1:Betrokkenen (7)
  • 1.2:FVP (1)
  • 1.3:Familieraad (1)
  • 1.4:Triadekaart (1)
  • 1.5:Kwaliteitscriteria (6)
  • 1.6:Diagnose (3)
  • 1.7:Dubb. diagnose (1)
  • 1.8:Second opinion (1)
  • 1.9:Behandelplan (2)
  • 2.0:Signaleringsplan (1)
  • 2.1:Live Chart (1)
  • 2.2:Crisisplan (1)
  • 2.3:G Schema (1)
  • 2.4:Crisiskaart (1)
  • 2.5:Suïcidepreventie (1)
  • 2.6:Psychische pijn (1)
  • 2.7:Klachtrecht (3)
  • 2.8:Nazorg (1)
  • 3.0:Verslavingszorg (1)
  • 3.1:Beschermd wonen (1)
  • 3.2:DAC (1)
  • 3.3:Cursus-Opleiding-Baan (ex)cliënt (1)
  • 3.4:Cliëntenbelangen Organisaties (1)
  • 3.5:HKZ (1)
  • 3.6:Beroepscodes (1)
  • 3.7:Zorgverzekering (1)
  • 3.8:PGB (1)
  • 3.9:Nieuws (1)
  • 4.0:Links (7)

  • Zoeken in blog


    Zoeken met Google



    Mijn favorieten
  • seniorennet.nl
  • GGZ Routeplanner


  • Psychiatrie informatie biedt informatie voor cliënten & betrokkenen over de mogelijkheden binnen de GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Signaleringsplan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Signaleringsplan

     

     

     

     

     

     

    Een signaleringsplan heeft als doel ervoor te zorgen dat het optreden van een psychische crisis in de toekomst voorkomen wordt. Er is geen garantie op succes, maar de ervaring leert dat een signaleringsplan wel degelijk nut heeft bij het voorkomen van een eventuele nieuwe crisis.

    Een psychische crisis ontstaat meestal niet van het ene op het andere moment. Meestal zijn er een aantal dagen of weken vóór de crisis al signalen zichtbaar die erop wijzen dat een crisis dreigt. Deze signalen noemen we vroege voortekenen. Het kan hierbij gaan om veranderingen in uw denken, voelen en gedrag.

     

    Een voorbeeld kan helpen om dit te verduidelijken

    Sommige mensen voelen zich voorafgaand aan een crisis onrustiger worden, zij gaan slechter slapen en hebben minder eetlust. Zij gaan zich meer terugtrekken in hun eigen omgeving en voelen zich geïrriteerd wanneer anderen te dicht in hun buurt komen. Deze vroege voortekenen kunnen dus als een waarschuwingssignaal worden opgevat. U kunt er dan aan denken om in overleg met uw hulpverlener beschermende maatregelen te nemen zodat erger voorkomen wordt.

    Wanneer vroege voortekenen optreden is het in ieder geval belangrijk om overleg te voeren met uw hulpverlener. Samen met hem of haar kunt u dan vaststellen wat er het beste gedaan kan worden om uw evenwicht weer te herstellen. Om goed voorbereid te zijn op een dreigende crisis kan uw hulpverlener met u een aantal acties vastleggen. Dit actieplan maakt deel uit van het signaleringsplan.

     

    Het ontstaan van een crisis wordt gezien als een stijgende lijn

    Het doel van het werken met een signaleringsplan is om te proberen het niet zo ver te laten komen. Het is belangrijk alert te zijn op het optreden van vroege voortekenen die een dreigende crisis aankondigen. Wanneer deze vroege voortekenen tijdig gesignaleerd worden kunnen acties ondernomen worden om een crisis te voorkomen.

    Met deze acties kan het oorspronkelijke evenwicht weer hersteld worden.

     

    Het kan erg nuttig zijn wanneer ook familieleden en/of andere mensen in uw omgeving bij het werken met een signaleringsplan worden betrokken. Zij kunnen goede hulp bieden. Zij worden echter alleen gevraagd een bijdrage te leveren wanneer u hiervoor toestemming verleent.

     

    Vroege voortekenen

    U kunt eventueel samen met uw hulpverlener (en eventueel uw familieleden) een schema opstellen van uw vroege voortekenen. Omdat de vroege voortekenen van persoon tot persoon nogal kunnen verschillen, is het nodig het schema van voortekenen helemaal op uw situatie af te stemmen.

     

     

    Het actieplan

    Met uw hulpverlener stelt u een actieplan op. Hierin staan acties geformuleerd die uitgevoerd kunnen worden wanneer vroege voortekenen optreden en er een crisis dreigt. Nogmaals: het opstellen van het signaleringsplan kunt u in nauwe samenwerking doen met uw hulpverlener en - indien u akkoord gaat - met eventuele familieleden of andere mensen uit uw omgeving.

    Het resultaat is een op papier uitgewerkt signaleringsplan. Het kan voor u een ondersteuning zijn om in de toekomst adequaat met een dreigende crisis om te gaan. In het signaleringsplan staan de waarschuwingssignalen beschreven en tevens wat u het beste kunt doen wanneer een crisis dreigt. Het kan hier gaan om acties die door uzelf kunnen worden uitgevoerd, maar ook om acties die u van mensen in uw omgeving mag verwachten. Zo worden verantwoordelijkheden duidelijk vastgelegd. Het doel is om te komen tot een signaleringsplan dat helemaal aangepast is aan uw eigen situatie. Het is daarom belangrijk dat uzelf de regie in handen houdt. Het moet immers een plan zijn dat voor u bruikbaar is!

    Veel succes met het werken met uw signaleringsplan!

     

    Het doel van een signaleringsplan is om inzicht te krijgen in jezelf.

    In het ontstaan en voorkomen van een crisissituatie 

    • Bij "normaal / stabiel" kunt u invullen wat u zoal dagelijks doet als het goed met u gaat. Bv. ... uur sta ik op, ik eet 3 x per dag, doe boodschappen, geregeld contact met mensen, hobby etc.
    • Bij in "lichte mate, voortekenen" kunt u invullen als bovenstaande niet meer lukt, uw stemming wordt somberder etc.
    • Bij in  "ernstige mate: crisis"  kunt u invullen hoe het met u gaat als het slecht met u gaat, wat u dan doet en denkt, etc.  

     

     

    NORMAAL/          
    STABIEL
    IN LICHTE MATE:  
    Voortekenen
    IN ERNSTIGE MATE:
    CRISIS
    1
    2
    3 etc.

     

    • Bij "wat zijn aanleidingen" kunt u invullen wanneer en/of waardoor het minder goed met u kan gaan. Bv. spanning, teleurstelling, ruzie etc.

     

     

      WAT ZIJN AANLEIDINGEN

     

     

     

     

     

    • onderstaande kunt u invullen wat u zelf of een ander kan doen zodat het weer beter met u gaat in plaats van steeds slechter. Bv. welke afleiding, bespreken met hulpverlener etc.  

     

     

    ACTIES BIJ HET OPTREDEN VAN (VOOR)TEKENEN VAN CRISIS

     

    Wat kan ik zelf doen? 
    Wat kan een ander doen?
    1
    2
    3 etc.

     

      

     

     

     

    Wilt u informatie over,

    en/of ondersteuning

    bij het opstellen van het signaleringsplan?


    Stuur even een mailtje!






     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (18 Stemmen)
    Categorie:2.0:Signaleringsplan
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Second opinion


    Second opinion betekent letterlijk 'tweede mening'

     

     

     

    Het raadplegen van een tweede arts zou, net als in de somatische zorg, toch de gewoonste zaak van de wereld moeten worden. In de psychiatrie is het helaas nog niet zo gebruikelijk  Het gebeurt te weinig, ook als er bij ervaren artsen wel eens twijfel bestaat over de juistheid van een diagnose of behandeling. Waarom dan niet een collega om zijn mening gevraagd? Toch altijd beter dan dat er vaak te lang wordt doorgegaan met een behandeling zonder succes? Iedereen heeft baat bij een second opinion, hetzij dat dezelfde diagnose/ behandeling gesteld wordt, hetzij er een andere diagnose/behandeling wordt gesteld. De oorspronkelijke mening kan ondersteund worden en iedereen begrijpt beter dat de ingeslagen weg goed is en voortgezet kan worden.

    In het andere geval kan de 2e meninggever een advies geven dat een ander licht op de zaak werpt, waardoor een eventuele impasse doorbroken kan worden. Het gewenste resultaat is immers het belang van de cliënt, dat het beter gaat met de cliënt. Wat immers ook het belang is van de behandelaar. 

     

     

    Over een second opinion staat officieel niet veel op papier.

    Hoe gaat dat in zijn werk?

    Wie mag dat aanvragen?

    Wat als er geen diagnose is?

    Of als een behandelaar daar niet aan mee wil werken?

     

    Een second opinion kan aangevraagd worden door de behandelaar, de cliënt of betrokkenen.

     

    Enkele redenen voor een second opinion

    • De cliënt of betrokkenen kunnen zich niet vinden in de diagnose.
    • Als men niet tevreden is over het behandelplan en/of de lopende behandeling.
    • Medicatie blijft onveranderd en het resultaat en het toekomstperspectief is daardoor duidelijk niet bevredigend.
    • De client en betrokkenen vragen zich af of er niet meer diverse of nieuw ontwikkelde behandelmogelijkheden zijn die passend zijn voor de verbetering van de kwaliteit van leven. Te weten voor dagbesteding, begeleiding of therapievorm.
    • Er is verschil van opvatting dat er verder niets meer gedaan kan worden.

     

     

    Als u het niet eens bent met gestelde diagnose of een beslissing van uw hulpverlener, kunt u dus advies vragen aan een andere hulpverlener. U kunt dit doen om zekerheid te krijgen over de juistheid van de bij u geconstateerde problematiek en/of de hulpverlening die u krijgt. U kunt ook een second opinion aanvragen als u bijvoorbeeld geen hulpverlening krijgt of de hulpverlening tegen uw zin wordt beëindigd. Het beste kunt u uw twijfels met de hulpverlener bespreken voordat u een second opinion aanvraagt. U bent niet verplicht uw hulpverlener te vertellen dat u dat gaat doen. Wie een second opinion vraagt kan de first opinion ook geheim houden.

    Zo is deze niet bevooroordeeld en dus ook objectief. Behandelaars vallen elkaar niet graag af, en ook zij zijn beïnvloedbaar. Twee artsen weten meer dan een, daarom ook geen teken van wantrouwen. Vanzelfsprekend probeer je iemand te vinden die gespecialiseerd is op het terrein waar je problemen hebt. Sommige GGZ Instellingen zijn gespecialiseerd in speciale behandelmethoden.

     

     

    De second opinion wordt verleend door een psychiater van een andere GGZ instelling.

    Het is gebruikelijk dat de hulpverlener dan van te voren alle relevante medische informatie beschikbaar stelt. Hiervoor is schriftelijke toestemming van de cliënt verplicht. Het is gebruikelijk dat de 2e meninggever de inhoud van de rapportage, met daarin de bevindingen, eerst in detail met de cliënt / betrokkenen wordt besproken, er is altijd recht op inzage en een kopie.

    De second opinion wordt afgesloten met een brief die dan aan de oorspronkelijke behandelaar wordt gestuurd.

    Er gaat ook een afschrift naar de huisarts. De gegevens worden dan na de second opinion vernietigd. Uit een second opinion volgt geen behandeling, uitsluitend een behandelingsadvies

    Meent een behandelaar dat een second opinion niet kan of zelfs juridisch verboden is, dan heeft hij het mis. De wetgever is daarover heel duidelijk, onder meer in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).

     

     

    U kunt de zorgverzekering, het IKG (Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg) of de huisarts vragen om advies.

     

    Aan de second opinion zijn geen kosten verbonden. Zelfs als dat zonder verwijzing van de behandelaar gebeurt. Informeer van tevoren bij uw zorgverzekeraar of dat ook voor u geldt.



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    Categorie:1.8:Second opinion
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dubbele Diagnose


    Dubbele Diagnose

     

     

     

     

      Mensen met een dubbele diagnose kampen met een verslavingsprobleem in combinatie met een psychiatrische stoornis. Het misbruik van middelen en de psychiatrische stoornis versterken elkaar en bemoeilijken de behandeling. De vraag welk probleem er als eerste was, is niet relevant. Feit is dat het gaat om zeer kwetsbare mensen die moeite hebben zich in de maatschappij staande te houden. Veel DD-cliënten zijn zorgmijders en verwaarlozen zichzelf.

      DD-cliënten hebben problemen op vrijwel alle levensgebieden: huisvesting, arbeid en inkomen, dagbesteding en relaties met familie en vrienden. In de behandeling gaat aandacht uit naar de psychiatrische klachten en de verslaving.

       

      Bron: Dubbele Diagnose Behandelcentrum

       

       

      Netwerk TV Uitzending

       

       

      Specialistische zorg:

       

       

      Expertisecentrum Dubbele Diagnose

      Altrecht Utrecht

      Bernard Lievegoed Bilthoven

      De Heen Halsteren

      Delta Poortugaal

      Dimence Zwolle

      Dijk en Duin Castricum

      GGZ Drenthe

      Kliniek Wolfheze

      Loodds Poortugaal

      Mentrum Amsterdam

      Novadic-Kentron Vught

      Palier

      Portaal 040 Eindhoven

      SolutionS

       

       

       

      tussen GGZ-wal en verslavingszorgschip

       

      "double trouble"

       

       

       

      Je zult maar verslaafd zijn en ook nog één of meer psychiatrische stoornissen hebben…

      Deze dubbele diagnose wordt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw steeds vaker vastgesteld bij de groep problematische verslaafden. Maar nog altijd weten we nauwelijks hoe we deze categorie mensen het beste kunnen helpen. Vaak belanden ze tussen de wal en het schip van respectievelijk de psychiatrie en de verslavingszorg.

       

      De problematiek waarover we het hier hebben, wordt wel aangeduid met double trouble (dubbele problematiek) of met co-morbiditeit. Daarmee wordt bedoeld dat twee of meer psychiatrische of persoonlijkheidsstoornissen gelijktijdige aanwezig zijn. Daarbij is een van die stoornissen het gevolg van het problematisch gebruik van bepaalde middelen. Anderen stellen dat ‘dubbele problematiek’ eigenlijk een te eenvoudige voorstelling is. Het gaat om multimorbiditeit: de betreffende personen namelijk vaak ook last van lichamelijke aandoeningen zoals HIV en hepatitis-C-infecties, en van sociale stoornissen, zoals familieproblemen, werkloosheid, detentie en dakloosheid.

       

      Kip of ei?

      Wat was er eerst: de verslaving of de psychiatrische stoornis? De wetenschap kan op dit moment daarover nog geen definitief uitsluitsel geven. Verslaving beïnvloedt een psychiatrische stoornis en omgekeerd is dat ook het geval. Wat wel bekend is, is dat het hebben van psychiatrische en persoonlijkheidsstoornissen de kwetsbaarheid voor stoornissen als gevolg van alcohol- of druggebruik vergroot. Omgekeerd kunnen alcohol- en druggebruik de psychiatrische stoornissen verergeren. Juist wanneer bepaalde middelen worden gebruikt om symptomen van psychiatrische stoornis(sen) te verzachten, ligt verslaving op de loer. Soms lijkt er sprake te zijn een gelijktijdige diagnose van het misbruik van bepaalde middelen en psychiatrische stoornissen, zonder dat er sprake is van een oorzakelijke relatie tussen de twee.

      Bij druggebruikers is vaker sprake van slaapstoornissen als gevolg van depressies, angststoornissen en psychosen en van agressief of gewelddadig gedrag dat wijst op antisociale, psychopathische of paranoïde persoonlijkheidsstoornissen.

       

      Diagnose

      Het stellen van een goede diagnose is nog niet zo eenvoudig. Bij verslaafden aan drugs overheerst het druggebruik en het gedrag dat daarbij hoort en worden de symptomen van een psychiatrische stoornis als het ware gemaskeerd. Bovendien lijken soms bepaalde psychiatrische symptomen, als gevolg van misbruik van middelen, heel erg op psychiatrische stoornissen. Diagnosticeren is dus niet eenvoudig maar met behulp van bepaalde instrumenten, met name de in de verslavingszorg veel gebruikte Addiction Severity Index (ASI), is het mogelijk om zeven onderscheiden gebieden – gezondheid; arbeid, opleiding en inkomen; alcoholgebruik; drugsgebruik; contact met justitie en politie; familie en sociale relaties; en psychische klachten – de problemen te meten. “De medisch-technische kant is meestal niet zo moeilijk. Er zijn duidelijke richtlijnen voor hoe je kunt diagnosticeren en handelen”, zegt Els Noorlander, verslavingspsychiater van

      ‘De Loodds’, een dubbeldiagnoseafdeling met in totaal dertig bedden dat onderdeel is van het Deltaziekenhuis in Poortugaal. Noorlander ziet de problemen eerder op een ander vlak liggen:

      “Het echte probleem is dat de dubbeldiagnose problematiek door de politiek primair vanuit een overlastperspectief wordt bezien. Dus je moet bij alles wat je doet heel nadrukkelijk rekening houden met de gevoelens die leven in en de eisen die gesteld worden vanuit de omgeving. Als iemand niet wil meewerken aan het minstens tijdelijk staken van het gebruik van bij voorbeeld cocaïne, alcohol en cannabis kun je waarschijnlijk geen goede diagnose stellen. Maar omgeving en politiek eisen toch van je dat je de patiënt gaat behandelen om ervoor te zorgen dat hij minder lastig wordt. De kans dat dat lukt is natuurlijk klein.”

       

      Kennistekort

      Noorlander signaleert een groot kennistekort in de psychiatrie ten aanzien van verslavingsproblematiek. “Verslaafden gedragen zich niet als reguliere psychiatrische patiënten. En dat is natuurlijk lastig. Hulpverleners, afkomstig vanuit de verslavingszorg, weten vaak beter hoe ze met het gedrag van personen met dubbeldiagnose problemen om moeten gaan. Toch blijf je tegen het feit aanlopen dat psychiatrie ten diepste voor haar hulpverlening de verslavingszorg niet nodig denkt te hebbent, maar dat dat andersom wel het geval is. Verslavingszorg bedelt nog vaak bij de psychiatrie. Pas als de psychiatrie er zelf voordeel aan kan behalen, wil ze de verslavingszorg echt van dienst zijn.”

       

      Wat moet er gebeuren?

      Wie voelt zich verantwoordelijk voor deze doelgroep? Verslavingszorg en psychiatrie hebben elkaar jarenlang de bal toegespeeld. Personeel dat werkzaam is in de psychiatrie weet in het algemeen weinig van verslavingsproblemen en personeel dat werkzaam is in de verslavingszorg weet op haar beurt in het algemeen weinig van de psychiatrie. Ook speelt dat de uitgangspunten van psychiatrie en verslavingszorg sterk van elkaar verschillen. Zo is de eerste is meer medisch, de tweede vaak meer psychosociaal georiënteerd.

      Samenwerken

      De Gezondheidsraad stelde vorig jaar vast dat de combinatie van psychiatrische stoornissen en verslaving de zorgbehoefte verder compliceert: “De geestelijke gezondheidszorg is op dit moment niet voldoende toegerust om deze moeilijk bereikbare patiënten zorg te bieden, al bestaan er wel initiatieven voor bemoeizorg”, aldus de Raad. Zij roept de psychiatrie en verslavingszorg op om meer samen te werken om patiënten met dubbele problematiek te kunnen helpen.

       

      Draaideursituatie

      Ook het EMCDDA – het Europees Monitoringscentrum in Lissabon dat informatie over druggebruik en verslaving in de landen van de Europese Unie verzamelt – onderkent de problemen. Ze schrijft in haar recente jaarrapport over 2004: “Zorgverlenende en behandelende instanties meestal niet adequaat zijn toegerust om op de diagnostische en behandelbehoeften van deze groep cliënten in te spelen, waardoor zij het totale problemencomplex van cliënten over het hoofd zien en/of niet in staat zijn om daarop te reageren. Hierdoor ontstaat vaak een ‘draaideursituatie’ waarbij personen die dringend behandeling nodig hebben van de ene hulpverlenende instan-tie naar de andere worden doorverwezen, terwijl hun situatie steeds verder verslechtert. De doelgroep die het betreft heeft vaak weinig tot geen ziekteinzicht en is vaak ook niet gemotiveerd om wat aan hun situatie te doen en vermijden zoveel mogelijk de zorg.

       

      Overlast

      Volgens Els Noorlander wordt op de diverse dubbeldiagnose afdelingen nog veel ‘geploeterd’.

       “Het gaat om afdelingen die qua aantal bedden meestal te klein zijn om kunnen differentiëren binnen de doelgroep, maar wel verschillende groepen patiënten moeten bedienen. Je moet als dubbeldiagnoseafdeling dan ook direct vanaf het begin heel duidelijk definiëren wat je wel kunt en wat je niet kunt. Het gaat vaak om patiënten die niets willen, maar er via allerhande maatregelen, BOPZ of anderszins, terecht komen vanwege de overlast die ze in de samenleving veroorzaken. Medewerkers op die afdelingen hebben vaak geen handvatten wat ze met deze doelgroep kunnen beginnen. Aan de andere kant zijn er ook dubbeldiagnose patiënten die serieus iets aan hun leven willen veranderen. Die beide categorieën zijn slecht te combineren.”

       

      Terugval

      Als cliënten met een dubbeldiagnose dan op enig moment opgenomen zijn in een behandelomgeving, vraagt dat dus nog al het een en ander aan expertise en geduld van de hulpverleners. Standaardbehandelingen werken bij deze doelgroep niet. De cliënten zijn door hun emotionele instabiliteit nogal eens agressief en verstoren daarmee regelmatig het behandelproces. Het zich houden aan afspraken is ook niet hun sterkste punt. Behandelingen worden vaak vroegtijdig afgebroken, terugval in gebruik van middelen is hoog. “Door een gebrek aan follow-up en nazorg zijn de terugvalpercentages hoog, en zowel de psychische als verslavingsstoornissen krijgen vaak een chronisch karakter. Aan de andere kant hebben cliënten vaak negatieve ervaringen met de hulpverlening gehad waardoor zij terughoudend zijn of weigeren om een behandeling te ondergaan”, aldus het EMCDDA.

       

      Multidisciplinair

      Omdat de problematiek op diverse niveaus ligt, dient de hulpverlening daarop ingericht te zijn. ‘Multidisciplinair’ is het toverwoord. Hulpverlening aan cliënten vanwege een verslavingsprobleem en hulpverlening vanwege een psychiatrische stoornis kunnen achtereenvolgens, gelijktijdig (parallel) of geïntegreerd plaatsvinden. De laatste werkwijze lijkt de meest wenselijke, maar is tevens de meest veeleisende. Onbekend is echter hoe en zo ja, met welk resultaat, zo’n geïntegreerde aanpak zou moeten gerealiseerd worden. Het zogenaamde ‘casemanagement’ lijkt hier de beste papieren te hebben. Bij deze vorm van aanpak wordt de zorg aan de cliënt door de verschillende vormen van hulpverlening gecoördineerd en gewaarborgd door een casemanager.

      “In Luxemburg en in Nederland onderkennen beide beroepsgroepen tegenwoordig dat casemanagement de meest effectieve methode is voor de behandeling van patiënten met een dubbele diagnose”, schrijft de EMCDDA in zijn rapport. “maar een dergelijke aanpak is duur en tijdsintensief en vereist speciale beroepsmatige vaardigheden.”

       

      Differentiëren

      Els Noorlander benadrukt het belang van het differentiëren bij de doelgroep: “Je hebt te maken met mensen die willen worden opgenomen en willen afkicken maar ook met cliënten die willen blijven doorgebruiken. Deze laatste groep kan bij ons tijdelijk terecht op een van onze subafdelingen waarbij er verwacht wordt dat ze tijdens de opname niet gebruiken. Een andere afdeling is echt drugsvrij en bedoeld voor mensen die ook drugsvrij willen blijven Een derde afdeling is voor mensen die zulke enorme problemen hebben dat ze niet bij de andere afdelingen kunnen meedraaien en bij wie gebruik soms tijdelijk moet worden getolereerd omdat andere ernstige problemen eerst opgelost moeten worden. Als je zulke groepen kunt scheiden komen ze allemaal tot hun recht. Voorop staat bij ons dat de mensen welkom zijn en dat beide probleemgebieden, zowel de verslaving als de psychiatrische stoornis, serieus worden genomen. We hebben nu een dagprogramma dat voor alle afdelingen weliswaar verschillend, maar steeds verplicht is. Ik ken namelijk geen enkel ziektebeeld dat beter wordt van stilzitten en jammeren. Ook houden we zeer regelmatig urinecontroles. Ik wil graag weten hoe de zaken er voor staan.”

       

      Huisvesting

      Noorlander is tevreden over het behandelprogramma zoals dat nu functioneert. Waar volgens haar echter nog echt een bottleneck zit, is de huisvesting na de behandeling. “Als cliënten blijven doorgebruiken, komen ze sowieso niet in aanmerking voor een aantal specifieke vervolgvoorzieningen. Maar ook de mensen die clean het behandelprogramma verlaten lopen er tegenaan dat er voor hen geen huizen of beschermde woonvormen beschikbaar zijn. Een sociaal pension is vaak het enige haalbare. Maar daar wordt nu juist weer enorm gebruikt. Dan zijn ze snel weer terug bij af.” Noorlander pleit voor meer sociale pensions. “Als het dan uit de hand loopt, dan kunnen ze weer bij ons terecht. En als ze weer stabiel zijn, het liefst weer bij het Sociaal Pension. Dan houd je de ketenzorg draaiende”.

       

      Verandering van denken

      De conclusie kan niet anders zijn dan dat cliënten met een dubbeldiagnose een vorm van hulpverlening nodig hebben die aansluit bij de zeer diverse problemen waarmee zij kampen én die gedurende langere tijd aan hen aangeboden kan worden. Dat gaat weliswaar in tegen de trend van steeds kortere, en dan ook nog het liefst ambulante behandelingen, maar de verslaafde als ook de maatschappij is erbij gebaat dat aan deze groep mensen goede zorg wordt geboden.

      Dat vraagt om een verandering van denken in zowel de psychiatrie als in de verslavingszorg.

       

      Bron: De Hoop Magazine

       


       



    Reageer (2)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (8 Stemmen)
    Categorie:1.7:Dubb. diagnose
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nazorg



    Nazorg

     

     

     

     

    Ø      Aanbod  

     

     

    Flexibel en gevarieerd aanbod voor nazorg

    De instelling is verantwoordelijk voor het realiseren van de nazorg. Indien nazorg niet door andere instellingen geboden wordt, moet de instelling zelf nazorg bieden.

    Informatie over de mogelijkheden voor nazorg

    De hulpverlener informeert de cliënt over de keuzemogelijkheden aan nazorg.

    Instemming cliënt welke nazorg

    De cliënt bepaalt welke nazorg hij/zij nodig heeft.

    Informatie lotgenotencontact

    De instelling geeft tevens informatie over zelfhulpgroepen of lotgenotencontacten.

     

     

    Ø      Begeleiding    

     

     

    Aandacht voor maatschappelijke participatie in de nazorg

    Begeleiding in het traject naar maarschappelijke participatie es een belangrijk onderdeel van nazorg.

    Heldere afspraken over de begeleiding

    Er worden heldere afspraken gemaakt tussen cliënt en hulpverlener, bijvoorbeeld over een jaarlijkse evaluatie van de stand van zaken.

     


     


    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.5:Kwaliteitscriteria
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afsluiting zorg



    Afsluiting en uitkomsten van behandeling

     

     

     

     

    Ø    Eindevaluatie hulpverlening behandeling

     

     

    Inbreng cliënt bij eindevaluatie

    Bij de eindevaluatie van de hulpverlening wordt het plan mede getoetst aan de hand van de mening, opmerkingen en wensen van de cliënt.

    Instemming cliënt

    De hulpverlener maakt een helder en voor de cliënt begrijpelijk verslag De cliënt stemt hiermee schriftelijk in.

     

     

    Ø      Uitkomsten van de behandeling 

     

     

    Vermindering van klachten

    De cliënt is van mening dat de behandeling heeft bijgedragen aan het verminderen van de klachten waarvoor de cliënt in behandeling is gekomen.

    Zelfredzaamheid is vergroot

    De kracht en het vermogen van de cliënt om zelfstandig te functioneren zijn toegenomen.

    Weerbaarheid en mondigheid toegenomen

    De cliënt is mondiger en weerbaarder geworden, kan voor zichzelf opkomen en neemt eigen beslissingen.

    Zelfstandigheid is toegenomen

    De cliënt is in staat zich zelfstandiger te handhaven op gebieden als wonen, werken, dagbesteding, financiën, relaties en dergelijke.

     

     

    Ø      Afsluiting behandeling 

     

     

    Instemming cliënt

    De cliënt stemt schriftelijk in met de afsluiting van de behandeling.

    Toestemming voor informatieoverdracht

    De cliënt geeft schriftelijk toestemming voor een eventuele verwijzing en de overdracht van gegevens

    Nazorg is geregeld

    De behandeling wordt pas afgesloten als de nazorg is geregeld

     


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:1.5:Kwaliteitscriteria
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Behandeling



    Fase van uitvoering van activiteiten

     

     

     

     

    Ø     Behandelplan 

     

     

    Informatie over de behandeling

    De hulpverlener informeert de cliënt over de behandeling, de mogelijkheden aan therapievormen en zorg, medicatie (eventuele bijwerkingen),en over mogelijke alternatieve vormen van hulp.

    Keuze van (sekse) en verandering van hulpverlener

    De cliënt moet de voorkeur voor een hulpverlener of begeleider kunnen uiten. Cliënten moeten kunnen kiezen voor een man of vrouw als hulpverlener en indien nodig van hulpverlener kunnen veranderen.

    Inspraak behandeling / therapie

    De cliënt krijgt de ruimte om wensen en doelen wat betreft de behandeling kenbaar te maken. De hulpverlener en cliënt stellen in onderling overleg zijn / haar behandelplan op.

    Mogelijkheid tot laten bijstaan

    De cliënt krijgt ruimte om wensen en doelen wat betreft de behandeling kenbaar te maken en kan zich hierbij laten bijstaan door een ervaringsdeskundige.

    Zelfbeschikking begeleidingsplan

    De cliënt stelt, indien hij / zij dat wenst, zelf zijn / haar begeleidingplan op.

    Helder behandelplan

    Het behandelplan is opgesteld in voor de cliënt begrijpelijke taal.

    Instemming cliënt

    De cliënt dient schriftelijk in te stemmen met het behandelplan of met eventuele wijzigingen.

    Inzagerecht dossier

    Cliënten hebben conform de privacywetgeving inzage in hun eigen dossier.

     

     

    Ø      Behandeling / Begeleiding 

     

     

    Gevarieerd en flexibel aanbod aan behandeling / therapie

    De instelling biedt een gevarieerd en flexibel aanbod aan mogelijkheden van behandeling en therapieën.

    Alternatieven aanbod aanwezig

    Er zijn alternatieve vormen van behandeling / therapieën aanwezig.

    Verandering in therapie / behandeling is mogelijk

    De cliënt kan veranderen van hulp, indien de cliënt dit nodig of wenselijk vindt.

    Informatie herhaaldelijk beschikbaar

    De informatie over de zorg / behandeling, medicatie, (bij)werkingen, e,d, wordt tijdens de behandeling herhaaldelijk gegeven.

     

     

    Ø    Professionaliteit personeel 

     

     

    Deskundigheid personeel (seksespecifieke en transculturele hulpverlening)

    De instelling zorgt voor deskundige en invoelende hulpverleners. De instelling zorgt ervoor dat het personeel seksespecifieke en transculturele deskundigheid bezit

    Deskundigheidsbevordering medewerkers

    De instelling zorgt voor training en deskundigheidsbevordering aan het personeel, waarbij gebruik gemaakt wordt van het bestaande scholingsaanbod zoals dat ontwikkeld is door cliënten, zoals participatietraining, cliënt als docent.

    Waarborging continuïteit van personeel

    De continuïteit van de hulpverlening is gewaarborgd, de instelling zorgt ervoor dat er niet onnodig veel invalkrachten zijn. Indien er sprake is van wisseling van hulpverleners wordt de cliënt hierover vooraf ingelicht en garandeert de instelling de deskundigheid van een invaller.

    Inspraak van cliëntenraad bij aannamebeleid

    Bij het aannamebeleid van de instelling bij de functies die van wezenlijk belang zijn voor cliënten, neemt een vertegenwoordiger namens de cliënten deel aan de sollicitatiecommissie.

    Ervaringsdeskundigheid als positief selectiecriterium

    Ervaringsdeskundigheid is in het aannamebeleid van de instelling een positief selectiecriterium.

     

     

    Ø      Ruimte voor ervaringsdeskundigheid

     

     

    Benutten van ervaringsdeskundigheid

    De ervaringsdeskundigheid van de cliënt wordt benut tijdens de hulpverlening.

    Vergroting van de weerbaarheid en mondigheid

    De hulp is erop gericht om de zelfredzaamheid van de cliënt te stimuleren. De cliënt wordt in staat gesteld zich zelfstandig te handhaven op de verschillende levensgebieden zoals wonen, werken, financiën, dagbesteding, relaties, en dergelijke.

    Aandacht voor sterke kanten

    De hulpverlener heeft oog voor de sterke en positieve kanten van de cliënt en benut de mogelijkheden en vaardigheden van de cliënt.

    Stimuleren cliëntgestuurde projecten

    De instellingen ondersteunen de cliëntgestuurde projecten, zoals arbeidsrehabilitatie, consumerrun, lotgenotencontact, en dergelijke.

     

     

    Ø      Tussentijdse evaluatie behandeling / begeleiding

     

     

    Regelmatige evaluatie

    De behandeling wordt tussentijds geëvalueerd op vaste tijdstippen, bijvoorbeeld na zes weken bij kortdurende behandeling en drie maanden bij langdurige behandeling.

    Inspraak van cliënt

    Bij de tussentijdse evaluatie van de hulpverlening wordt het plan en vastgestelde behandeldoelen en de behandelrelatie mede getoetst aan de hand van de meningen, opmerkingen en wensen van de cliënt. Hierbij wordt het toekomstperspectief en de wensen rondom nazorg expliciet meegenomen (verleden, heden en toekomst)

    Aandacht voor positieve zaken

    In de evaluatie is er ook aandacht voor die zaken die wel goed gaan en bereikt zijn.

    Actieve houding wat betreft de wensen en behoefte van cliënt

    De hulpverlener geeft de cliënt ruimte diens mening en wensen kenbaar te maken.

    Instemming cliënt bij bijstelling behandeling

    Als het nodig is dat het plan wordt bijgesteld, gebeurt dit met (schriftelijke) instemming van de cliënt.

     

     

    Ø      Wonen / verblijf 

     

     

    Flexibel en gevarieerd woonaanbod

    De intramurale instellingen bieden een gevarieerd en flexibel aanbod aan wonen, dagbesteding, recreatie sociaal netwerkbegeleiding en financiële begeleiding.

    Scheiding wonen en behandelen

    De behandeling wordt gescheiden van de woonvoorziening gegeven.

    Woonrecht

    De instelling streeft ernaar om mensen die langdurig verblijven in de instelling woonrecht te bieden.

    Stimuleren tot reïntegratie

    De instellingen streven ernaar om mensen die langdurig verblijven in de instelling, begeleiding te bieden in het reïntegratieproces (bijvoorbeeld woonbegeleiding).

    Somatische zorg aanwezig

    Cliënten krijgen deskundige somatische zorg indien nodig.

    Mogelijkheid tot privacy

    De intramurale instellingen garanderen de privacy van cliënten. Bijvoorbeeld de mogelijkheid hebben om je terug te trekken met je eigen partner.

    Veiligheid gewaarborgd

    De instellingen garanderen de veiligheid van cliënten.

    Met betrekking tot de veiligheid op de afdeling of woonvorm:

    - respecteren de hulpverleners en de cliënten de algemene omgangsvormen en de fatsoensnormen;                                                   

    - zijn ze samen verantwoordelijk voor de sfeer/sociale veiligheid;

    - ontwikkelen ze met elkaar beleid op het gebied van de sociale veiligheid;

    zijn ze actief betrokken bij het waarborgen en bewaken van de sfeer en de sociale veiligheid (geen geweld en agressie). Leiding en hulpverleners vervullen hierbij een voortrekkersrol.

    De cliëntenraad toetst en onderneemt zo nodig stappen.

     


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:1.5:Kwaliteitscriteria
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Intake - Begin



    De toegang tot de voorziening

     

     

     

     

    Ø      INFORMATIE

     

     

    Volledige informatie

    De instelling zorgt ervoor dat de cliënten alle informatie krijgen die van belang is voor hun situatie.

    Specifieke informatie

    Voor de verschillende sectoren en afdelingen wordt de specifieke informatie verstrekt.

    De cliënt ontvangt de huis- en instellingsregels of wordt er op attent gemaakt.                         

    Beschikbaar

    De genoemde informatie is op schrift gemakkelijk voor de cliënt beschikbaar en er is sprake van regelmatige herhaling, indien nodig.

    Afgestemd op de cliënt

    De informatie is samen met de cliëntenraad ontwikkeld en is afgestemd op de cliënt die de informatie nodig heeft.

    Begrijpelijk

    De instelling verschaft informatie die toegankelijk is voor mensen die een andere taal dan Nederlands spreken of minder gewend zijn informatie te lezen. De informatie is (zo mogelijk) toegankelijk voor mensen met een auditieve of visuele handicap

     

     

    Ø    TOEGANKELIJKHEID

     

     

    Bereikbaar

    De locaties van de instelling bevinden zich op een centrale locatie en zijn goed bereikbaar met het openbaar vervoer.

    Toegankelijk voor gehandicapten

    De instelling is goed bereikbaar en toegankelijk voor gehandicapten.

    Bereikbaarheid buiten kantooruren

    De instelling dient te regelen dat de instelling ook buiten kantooruren bereikbaar is voor mensen in een crisissituatie.

    Geen wachtlijsten en wachttijden

    De instelling heeft de inspanningsverplichting om de aangemelde cliënten in een zo kort mogelijke periode te woord te staan.

     

     

    Ø     INTAKE / PROBLEEMDEFINIËRING

     

     

    Actieve houding wat betreft de wensen van de cliënt

    De hulpverlener informeert bij de intake naar de wensen en verwachtingen van de cliënt en dient deze serieus te nemen. Als de hulpvraag van de cliënt niet duidelijk is, wordt de cliënt ondersteund bij het formuleren van de hulpvraag.

    Cliënt krijgt de tijd en de ruimte

    De hulpverlener biedt de cliënt de tijd en ruimte om zijn/haar wensen en verwachtingen kenbaar te maken.

    Cliënt kan bijgestaan worden

    Als de cliënt dat wenst kan hij/zij bij de indicatiestelling bijgestaan worden door een persoon naar eigen keuze. De cliënt krijgt vooraf te horen dat deze mogelijkheid er is.

    Afspraken over informatie-uitwisseling

    Wanneer de cliënt dat wenst, kunnen familieleden of andere naasten geïnformeerd worden over de situatie van de cliënt en eventueel bij de behandeling betrokken worden of optreden als zaakwaarnemer of vertegenwoordiger.

    Schriftelijke toestemming opvragen van informatie

    Zonder schriftelijke toestemming van de cliënt mag er geen informatie worden opgevraagd bij verwijzers of anderen.

    Bijstelling probleemdefiniëring

    Na verloop van tijd moet een tussentijdse bijstelling van de hulpvraag mogelijk zijn.

     

     

    Ø     ONDERZOEK / DIAGNOSESTELLING 

     

     

    Instemming cliënt

    Indien onderzoek nodig en gewenst is, vraagt de hulpverlener de cliënt hiervoor schriftelijk om toestemming.

    Recht op second opinion

    De cliënt heeft recht op een second opinion, dat wil zeggen dat de cliënt een behandelaar naar eigen keuze mag vragen om ook een diagnose te stellen.

    Analyse op alle levensgebieden

    De diagnose betreft het brede terrein van de verschillende levensgebieden waarop men problemen kan hebben.

    Verslag aan de cliënt

    Over de resultaten van het onderzoek wordt door de hulpverlener verslag uitgebracht aan de cliënt.

     

     

    Ø      INDICATIESTELLING / ZORGTOEWIJZING

     

     

    Aanbod van zorg is helder

    Het moet voor de cliënt helder en duidelijk zijn welke zorg de cliënt kan verwachten.

    Keuzemogelijkheid van zorg en instelling

    Er is sprake van een gevarieerd & flexibel aanbod van zorg waaruit de cliënt kan kiezen.

    Betrokkenheid bij indicatiestelling

    De cliënt heeft inspraak bij de invulling van de indicatiestelling en de uiteindelijke hulp die hij/zij ontvangt.

    Instemming cliënt

    De cliënt geeft schriftelijk zijn / haar instemming met de indicatiestelling en invulling van de behandeling.

     

     

    Ø      AFSTEMMING VAN DE ZORG

     

     

    Integraal aanbod

    Binnen de psychiatrie en de verslavingszorg is veelal sprake van problemen op verschillende levensgebieden, zoals huisvesting, financiën, opvoedingsproblemen, gezondheid. Cliënten moeten gebruik kunnen maken van zowel het aanbod in de verslavingszorg als het hulpaanbod in andere sectoren zoals de geestelijke gezondheidszorg of het maatschappelijk werk.

    Ketenkwaliteit

    Cliënten die een beroep doen op verschillende instellingen voor de (geestelijke) gezondheidszorg en de

    maatschappelijke dienstverlening dan wel op verschillende voorzieningen binnen één instelling, kunnen rekenen op samenwerking en een op elkaar afgestemd zorgaanbod. Een combinatie aan problemen (de zogeheten dubbele diagnose) zoals verslaving en psychische problemen, mag geen reden zijn om iemand niet in behandeling te nemen.

    Ketenregie

    Gedurende de behandeling is er één hulpverlener verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de behandeling die de cliënt ontvangt

    Continuïteit van zorg

    De instelling zorgt ervoor dat er sprake is van continuïteit van zorg. De verschillende stappen en fasen in het hulpverleningsproces dienen op elkaar aan te sluiten. De instelling is verantwoordelijk voor een vervangend zorgaanbod als de hulp niet op elkaar aansluit en er wachtlijsten zijn.



     




    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.5:Kwaliteitscriteria
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De cliënt als individu



    De cliënt als individu

     

     

     

    Ø    RESPECTVOLLE BEJEGENING   

     

     

    Respect voor de cliënt als persoon

    De cliënt wordt behandeld als een uniek persoon met een eigen leven, niet als iemand met een stoornis

    Cliënt als mondig individu

    De cliënt wordt als een mondig en serieus te nemen persoon gezien.

    Vriendelijke en correcte houding

    De cliënt wordt vriendelijk en correct bejegend en te woord gestaan.

    Gelijkwaardigheid

    De cliënt wordt door de hulpverleners benaderd op voet van gelijkwaardigheid. Er is geen betutteling.

     

     

         Ø      EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID CLIËNT

     

     

    Zelfbeschikkingsrecht

    Uitgaande van de menselijke waardigheid wordt de persoonlijke autonomie en het (morele) zelfbeschikkingsrecht van cliënten gewaarborgd

    Stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid

    De eigen verantwoordelijkheid van de cliënt staat centraal, hetgeen inhoudt dat er een appèl op wordt gedaan.

    Ervaringsdeskundigheid

    De ervaringsdeskundigheid van de cliënt wordt benut tijdens de behandeling.

     

     

    Ø      MEDEZEGGENSCHAP 

     

     

    Inspraak op afdelings- en instellingsniveau zowel individueel als collectief via cliëntenraden

    De cliënten beschikken op afdelings-, instellingsniveau en binnen projecten individueel en als groep over meerdere mogelijkheden tot medezeggenschap.

    De taken en bevoegdheden van de cliëntenraad zijn vastgelegd

    De taken en bevoegdheden van de cliëntenraad zijn bedoeld als medebepaler van het beleid en als behartiger van de belangen van cliënten. Individuele cliënten worden in staat gesteld aan de cliëntenraad deel te nemen en om zowel binnen als buiten de instelling (plaatselijk, regionaal en landelijk) aan belangenbehartiging te doen.

    Ondersteuning van de cliëntenraad

    Om de belangenbehartiging door cliëntenraden mogelijk te maken is financiële, materiële en personele ondersteuning nodig.

     


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.5:Kwaliteitscriteria
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwaliteitscriteria vanuit cliëntenperspectief


    Kwaliteitscriteria vanuit cliëntenperspectief

     

     

     

     

      waaraan de geboden zorg moet voldoen

     

    zodat je kan spreken van

     

    kwalitatief goede zorg.

     

     

     

     

    Kwaliteitsnormen:

     

     

    In de onderliggende submenu's staan alle normen beschreven, gericht op de kwaliteit van de zorg, hoe het in de praktijk dus dient te gaan in de hulpverlening.

     

     

    Centraal uitgangspunt bij de kwaliteitscriteria is

    dat cliënten respectvol behandeld en bejegend worden.

    Cliënten zijn volwaardige burgers van deze samenleving

    en worden als zodanig benaderd.

     

     

     

    Wat is goede kwaliteit?

    Vaak is de beoordeling van de geboden zorg zeer individueel bepaald. Ieder mens is anders en dat betekent dat iedere cliënt andere zorg nodig heeft en daar andere eisen aan stelt. Over een aantal onderdelen van de zorg is duidelijk overeenstemming, zoals: wachtlijsten zouden er niet moeten zijn; de informatie moet goed en duidelijk zijn; mensen moeten voorlichting krijgen over de bijwerking van medicijnen. Andere normen zijn heel uitdrukkelijk vastgelegd in wetgeving zoals privacyregels. Maar er zijn ook normen die te vaag zijn om gelijk getoetst te kunnen worden.

    Een voorbeeld is de kwaliteitseis "dat de hulpverlener respectvol met de cliënt omgaat", bejegening. Iedereen zal dit een belangrijke kwaliteitseis vinden, maar is op zich geen concrete norm. Meestal betreft het meerdere aspecten waardoor het mogelijk wordt om eenduidig vast te stellen of hieraan voldaan wordt. Bijvoorbeeld: is er sprake van overleg; hoe worden meningsverschillen opgelost; wordt je behandeld als een kind; heb je het gevoel een nummer te zijn, etc.

     

    De indeling van de kwaliteitscriteria sluiten aan bij de verschillende fasen van de behandeling / begeleiding zoals die in de praktijk wordt geboden:

     

    De toegang tot de zorg:

    • Dit gaat over de aanmelding, de intakeprocedure, onderzoek,  diagnostiek, de indicatiestelling en de zorgtoewijzing.

     

    De uitvoering van de zorg:

    • Dit gaat over het behandelplan, de geboden zorg / behandeling, evaluatie, vervolgzorg en specifiek voor cliënten die 24 uur in de instelling verblijven het onderdeel wonen.

     

    De afsluiting en uitkomsten van de behandeling:

    • Dit gaat over eindevaluatie van de behandeling, uitkomsten van de behandeling, het ontslag en de nazorg.

     

     

    Ontwikkeling van de kwaliteitsnormen

    In opdracht van de stichting LPR, Cliëntenbond en GGZ-Nederland is er door het Verwey–Jonker Instituut in mei 2000 een integraal kwaliteitssysteem vanuit het cliëntenperspectief ontwikkeld. Voor het ontwikkelen van het kwaliteitssysteem vanuit het cliëntenperspectief zijn er interviews gehouden met verschillende sleutelfiguren van de cliëntenbeweging en de instellingen op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg.

    Een belangrijk onderdeel van het kwaliteitssysteem zijn de kwaliteitsnormen waaraan de geboden zorg zou moeten voldoen. 

     

     

    Het Verwey-Jonker Instituut is een sociaal-wetenschappelijk onderzoeksinstituut.

    Het instituut doet onderzoek naar sociale vraagstukken. Drie perspectieven staan centraal in dit onderzoek: dat van burgers, instellingen en overheden.

    De uitkomsten van onderzoek zijn bruikbaar voor aanpassingen in het beleid van organisaties en overheden. Het instituut wil met behulp van onderzoek de sociale participatie van burgers bevorderen en bijdragen aan de aanpak van maatschappelijke problemen.

     

     

    In september 2004 is het kwaliteitssysteem, in samenwerking met Kwadraat, geëvalueerd en aangepast mede door suggesties van cliënten en cliëntenraden in de GGZ. Dit kan nu gebruikt worden niet alleen voor de geestelijke gezondheidszorg en beschermd wonen maar ook voor de verslavingszorg, dagactiviteitencentra en arbeidstrajecten en de maatschappelijke opvang.

     

     

     



    Reageer (4)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.5:Kwaliteitscriteria
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Triadekaart


    Triadekaart

     

     

     

    Een Keuzekaart familie-inbreng bij schizofrenie

     

     

     

    Waarom deze kaart?

    Mensen met een psychotische kwetsbaarheid hebben vaak intensief contact met hun familie. Dit contact is duurzaam, in tegenstelling tot veel hulpverleningscontacten. Als familieleden weten wat ze te doen staat, kunnen zij de gevolgen van de ziekte verkleinen. Een goede ‘triade’, waarin behandelaar, patiënt en familie samenwerken, levert de beste zorg.

    Vaak zijn afspraken vastgelegd in een behandelplan, een zorgplan, een signaleringsplan of een crisiskaart. Maar de rol van de familie of andere naastbetrokkenen blijft daarin veelal onbesproken. De Triadekaart is een hulpmiddel om hun inbreng zo concreet mogelijk vast te leggen.

     

     

    Hoe werkt deze kaart?

    Aan de hand van de kaart maken behandelaar, patiënt en familie concrete afspraken over wat precies van de familie en/of andere naastbetrokkenen wordt verwacht. Door met elkaar in gesprek te gaan, kan iedereen vanuit zijn of haar eigen perspectief aangeven wat daarin belangrijk is.

    Het is goed om bij de start van een triadegesprek uit te gaan van een aantal principes:

     

    1. Bij de behandeling staat het welbevinden van de patiënt voorop. Binnen de triade dus ook.
    2. In de behandeling wordt ernaar gestreefd dat de patiënt zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Binnen de triade dus ook.
    3. Het aantal taken dat familieleden en andere naastbetrokkenen op zich nemen, is vaak te groot. Hoe beter zij de eigen grenzen leren bewaken, des te meer ruimte geven zij de ander. Dat is in ieders belang.
    4. Om de overeengekomen taken goed te kunnen verrichten, moeten ook de familieleden of andere naastbetrokkenen kunnen rekenen op ondersteuning van de professionele hulpverlening op het gebied van informatie, training en begeleiding.
    5. De rol van de familie kan door de tijd verschillen. Wat nu wenselijk is, hoeft dat over een tijdje niet meer te zijn. Maak nieuwe afspraken als u denkt dat daartoe aanleiding is.

     

     

    Ypsilon, de vereniging van familieleden van mensen met schizofrenie of een psychose, heeft in een visiesheet vastgelegd wat zij vindt dat de rol van familieleden in zijn algemeenheid kan inhouden en wat niet, bedoeld als steuntje in de rug voor de familie bij het maken van de keuzes.

    Het is de bedoeling dat u de kaart tijdens een triadegesprek invult en afspreekt wat de rol van het familielid is. Uiteraard kan dat door de tijd heen verschillen: de kaart zal eens in de zoveel tijd, bijvoorbeeld jaarlijks, moeten worden geactualiseerd.

    Meer over de visie van Ypsilon op de rol van de familie

     

     

    Hoe komt u aan deze kaart?

    Het duurt nog even, maar alle Ypsilonleden kunnen over enige tijd een exemplaar van de kaart toegezonden krijgen. Instellingen die interesse hebben kunnen dat melden bij het landelijk bureau, telefoon (088) 0002120 of via triadekaart@ypsilon.org. 

     

     

    Een model van de definitieve versie 3.0 van de Triadekaart is als pdf-bestand te downloaden door te klikken op deze link

     

     

    Bron: Ypsilon, de vereniging van familieleden van mensen met schizofrenie of een psychose

     

     

     

     



    Reageer (2)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:1.4:Triadekaart
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Familieraad


    Familieraad

     

     

     

    Familieraad in de GGz

    Familie ‘in-zicht’

     

    Wanneer u op bezoek komt bij een familielid in een psychiatrische instelling, dan heeft u wellicht vragen of opmerkingen over de gang van zaken op de betreffende afdeling. Dat kan gaan over de dagbesteding, de weekendinvulling of over de houding van personeel. Misschien wilt u graag familie van andere cliënten van dezelfde instelling ontmoeten.

    Veel familieleden hebben dezelfde vragen. Daarom zijn er in ongeveer vijfentwintig instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) Familieraden opgericht.

     

     

    Wat doet nou zo’n Familieraad?

    De Familieraad bestaat uit betrokken familieleden en is meestal opgericht op initiatief van één van hen samen met een maatschappelijk werker. De Familieraad behartigt de belangen van familie en vertegenwoordigt de familie van cliënten in GGz instellingen. Bij belangen van familie kan gedacht worden aan informatieverstrekking over de behandeling van betrokken cliënten, de kwaliteit van zorg of het leveren van een bijdrage aan het familiebeleid van de instelling. Ook is contact met andere familieleden belangrijk om ervaringen uit te wisselen en nieuwe aandachtspunten te formuleren. Tenslotte treedt de Familieraad ook op als overlegpartner met de Raad van Bestuur van de instelling.

     

    Bij de zorg voor cliënten in de GGz zijn drie partijen betrokken:

    de cliënt, de hulpverleners en de familie.

    Deze groepen hebben vanuit hun positie een eigen inbreng en invloed op het zorgproces.

     

     

    Raadswerk

    In het werk van familieraden draait het veel om communicatie met betrokken partijen en doelgerichte samenwerking. Betrokkenheid bij de zorg voor cliënten van de instelling en tegelijkertijd voldoende afstand houden van de eigen problematiek, wordt van raadsleden verwacht. Een goed contact met de Raad van Bestuur van de instelling, regionale GGz organisaties en samenwerking met de cliëntenraad is van belang voor de familieraad. De afspraken tussen de Familieraad en de Raad van Bestuur worden in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd. Dit geeft de Familieraad een officieel erkende status binnen de instelling.

     

     

    Versterking welkom

    Nieuwe raadsleden zijn bij sommige familieraden van harte welkom. Het werk in een Familieraad is leuk en zinvol om te doen! Voor raadsleden kan het een manier zijn om ergernis over de zorg voor een dierbaar familielid om te zetten in constructief familie raadswerk. Werk dat voor sommigen vooral draait om bevordering van de kwaliteit van zorg en het toezien hierop. 

    De één vindt het de uitdaging om familie te vertegenwoordigen in regionale overlegstructuren en een ander wil er vooral zijn voor hen: welke vragen en gevoelens leven er bij familie? Weer een ander verzamelt signalen van familie over de zorg: wat gaat er goed in de instelling en wat kan beter? Zo heeft iedereen zijn eigen drijfveer.

    De Stichting Landelijke Koepel Familieraden (SLKF) ondersteunt familieraden bij hun werk en informeert familieraden over ontwikkelingen binnen de GGz. Ook organiseert zij studiedagen en cursussen voor haar leden.

     

     

    Vragen of zelf een bijdrage leveren? 

    Neem contact op met de Familieraad bij uw instelling,

    kijk op de website van de SLKF of bel hen: 030-2129395.

     

     

    Bron: www.labyrint-in-perspectief.nl 



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.3:Familieraad
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Familie Vertrouwens Persoon


    Familie Vertrouwens Persoon

     

     

     

    Familievertrouwenspersoon

    Bij een aantal instellingen in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) is een familievertrouwenspersoon aangesteld. Aanleiding was dat familieleden soms grote moeite hebben om in contact te komen met hulpverleners en zich niet door hen gehoord voelen. Familieorganisaties Ypsilon en Labyrint~In Perspectief voerden hierover gesprekken met GGZ medewerkers met als resultaat de familievertrouwenspersoon.

     

     

    Luisterend oor en vraagbaak

    De familievertrouwenspersoon (FVP) is er voor familie, mantelzorgers, naastbetrokkenen en vrienden van patiënten die bij de betrokken instellingen in behandeling zijn. Deze FVP is een vraagbaak, biedt een luisterend oor, geeft morele ondersteuning en biedt in een aantal gevallen daadwerkelijke hulp bij het benaderen van hulpverleners of instellingen in de GGZ. Daarbij vertegenwoordigt de FVP het belang van de familie, met als uiteindelijke doel: een goede samenwerking tussen hulpverlener, patiënt en familielid. De FVP vormt een brug tussen familie en GGZ.

     

     

    Wat doet de familievertrouwenspersoon?

    Hij of zij:

    • geeft antwoord op eenvoudige vragen per e-mail;
    • voert telefonische gesprekken met familie;
    • bezoekt mensen in de thuissituatie die behoefte hebben aan persoonlijk contact. Dat laatste heeft meerwaarde omdat mensen thuis zich in een gesprek meer op hun gemak voelen;
    • informeert familie over hoe de hulpverlening in elkaar zit en bemiddelt waar nodig tussen familie en behandelaar;
    • begeleidt de familiegroep;
    • ondersteunt de hulpverlening wanneer die een beroep op haar doet;
    • houdt spreekuur. 

     

    Wat belangrijk blijft is dat familie zijn/haar verhaal kwijt kan, antwoord krijgt op vragen, ondersteuning krijgt en bij klachten een beroep kan doen op bemiddeling. Vooral de ervaring dat er iemand is die naar jouw verhaal wil luisteren, blijkt voor familie een enorme steun.

    Op dit moment zijn er in Nederland acht familievertrouwenspersonen actief. De ervaringen hiermee zijn zo positief dat andere regio’s ook onderzoeken of ze een familievertrouwenspersoon kunnen aanstellen. Vindt u een familievertrouwenspersoon belangrijk dan kunt u dat laten weten aan de Preventieafdeling van de GGZ instelling in uw regio.

     

     

    Familievertrouwenspersonen op een rij

    Hieronder geven wij een alfabetisch overzicht van de familievertrouwenspersonen (FVP) die momenteel actief zijn in verschillende regio's. Zij zijn telefonisch of per e-mail bereikbaar.

     

     

    Alkmaar

    Ellen de Leijer

    Organisatie: GGZ Noord-Holland Noord

    Telefoon: 06 51639737

    E-mail: e.deleijer@ggz-nhn.nl

     

    Apeldoorn

    Wim Koning

    Organisatie: RIBW Oost Veluwe

    Telefoon: 055 3550280 of 06 34550455

    E-mail: w.koning@doornveld.nl

     

    Amersfoort

    Joan Taat

    Organisatie: Symfora Groep en GGZ Meerkanten

    Telefoon: 033 4609900 of 06 10790572

    E-mail: familievertrouwenspersoon@symfora.nl

     

    Amstelland, Meerlanden en Zuid-Kennemerland

    Ellie Driebergen

    Organisatie: GGZinGeest

    Werkgebied Amstelveen, Haarlemmermeer en Zuid-Kennemerland

    Telefoon: 023 5549018 of 06 53952907

    E-mail: e.driebergen@ggzingeest.nl en familievertrouwenspersoon@meerkanten.nl

     

    Amsterdam

    Olga Gorbatsjewa

    Organisatie: Gezamenlijke GGZ Instellingen Amsterdam, HVO Querido

    Werkadres: AMC De Meren, locatie bestuurscentrum Meibergdreef 5

    Telefoon: 06 11053178

    E-mail: olga.gorbatsjewa@arkin.nl

    Kees Kooij

    Organisatie: Gezamenlijke GGZ Instellingen Amsterdam, HVO Querido

    Werkadres: AMC De Meren, locatie bestuurscentrum Meibergdreef 5

    Telefoon: 06 11300762

    E-mail: kees.kooij@arkin.nl

    Bert Tolhuysen

    Familie consulent, geen FVP

    Organisatie: Mentrum

    Alleen werkzaam voor de afdeling Langdurige Transmurale Psychiatrie

    Telefoon: 020 5904555

     

    Bergen op Zoom, Breda, Roosendaal

    Annemarie Schrijnemakers

    Zij is geen FVP, wel coördinator “Programma Familieleden”.

    Organisatie: GGZ Westelijk Noord Brabant, afd. Preventie.

    Telefoon: 0164 289191 (di t/m vr)

    E-mail: annemarie.schrijnemakers@ggzwnb.nl 

     

    Den Helder

    Ellen de Leijer

    Organisatie: GGZ Noord-Holland Noord

    Werkadres: Steunpunt Mantelzorg Den Helder

    Telefoon: 06 51639737

    E-mail: e.deleijer@ggz-nhn.nl

     

    Goes

    Liset Bartels

    Organisatie: Emergis

    Werkadres: Klaverblad Zeeland

    Telefoon: 0113 256856 of 06 53166533

    E-mail: l.bartels@klaverbladzeeland.nl

     

    Dordrecht 

    Organisatie: de Grote Rivieren / Circuit Volwassenen

    Nadere gegevens volgen

     

    Oost-Brabant (regio Eindhoven/Helmond/Oss/Uden)

    Hans Weijmans

    Organisatie: GGZ Oost Brabant

    Telefoon: 073 8447782 of 06 53352732

    E-mail: jw.weijmans@ggzoostbrabant.nl

     

    Ermelo

    Joan Taat

    Organisatie: Symfora Groep en GGZ Meerkanten

    Telefoon: 033 4609900 of 06 10790572

    E-mail: familievertrouwenspersoon@symfora.nl  en familievertrouwenspersoon@meerkanten.nl

     

    Tilburg

    Marcel Hoeven

    Organisatie: GGZ Midden-Brabant, GGZ Breda

    Telefoon: 013 5808380

    E-mail: m.hoeven@ggzmb.nl

     

    Utrecht

    Jacqueline Rodenburg

    Organisatie: Altrecht, SBWU, Kwintes, Indigo en Centrum Maliebaan

    Werkadres: Steunpunt GGZ Utrecht

    Telefoon: 06 53348555 (ma, di, do, vr)

    E-mail: j.rodenburg@familievertrouwenspersoon.nl

     

     

     

    Bron: www.labyrint-in-perspectief.nl 


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:1.2:FVP
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Betrokkenen - Bijlage - Relevante wetgeving


    Betrokkenen - Bijlage - Relevante wetgeving

     

     

     

    Bijlage

    Relevante wetgeving

     

    Het recht op zelfbeschikking van de mens in de gezondheidszorg heeft geleid tot een aantal cliëntenrechten, die zijn vastgelegd in wetgeving. Het zelfbeschikkingsrecht staat voorop.

    In een enkel geval is het zelfbeschikkingsrecht beperkt en worden bevoegdheden toegekend aan naastbetrokkenen. Meestal zijn naastbetrokkenen dan familieleden of wettelijke vertegenwoordigers.

    Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de meest relevante wetsartikelen. De wetten die worden behandeld zijn:

     

     De Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

     De wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)

     De wet Mentorschap

     De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

     de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)

     de Kwaliteitswet Zorginstellingen

     

    In het onderstaande staat een overzicht van de wetsartikelen die betrekking hebben op het contact of overleg met naastbetrokkenen. Het is geen letterlijke weergave van de artikelen maar een vertaling. Tussen haakjes staan verwijzingen naar de betreffende wetsartikelen.

     

     

    Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

    De WGBO regelt de relatie tussen cliënt en hulpverlener. De intentie van de wet is om de positie van de cliënt in deze relatie te versterken door rechten en plichten van beide partijen wettelijk voor te schrijven.

     

    1. Vanaf 16 jaar kan iedereen die wilsbekwaam is, zelf een geneeskundige behandelingsovereenkomst sluiten (WGBO, art. 447). Hierdoor wordt het recht op zelfbeschikking in de gezondheidszorg beter gewaarborgd.

     

    2. Voor de uitvoering van de overeenkomst (de feitelijke behandeling) is de toestemming of medewerking van de cliënt nodig (WGBO, art. 450, lid 1).

     

    3. Als een cliënt tijdelijk of duurzaam niet in staat is toestemming te geven voor delen van de behandeling (de cliënt is wilsonbekwaam), kunnen wettelijke vertegenwoordigers (familieleden of andere naast betrokkenen, WGBO, art. 465, lid 3) vervangende toestemming geven, ook als de cliënt zich verzet tegen deze behandeling (WGBO, art.465, lid 6). Deze vorm van dwangbehandeling is bij vrijwillige cliënten aan wettelijke voorschriften gebonden en alleen mogelijk voor verrichtingen van ingrijpende aard.

    Dat wil zeggen: de verrichting is kennelijk nodig om ernstig nadeel voor de wilsonbekwame cliënt te voorkomen. Er moet wel al sprake zijn van een behandelingsovereenkomst.

     

    4. Als wettelijke vertegenwoordigers of familieleden vervangende toestemming hebben gegeven voor een bepaalde behandeling, kan de hulpverlener aan hen zonder toestemming van de cliënt informatie ter zake van de behandeling geven. Hierop geldt een uitzondering indien het verstrekken van informatie niet verenigbaar is met de eisen van goed hulpverlenerschap

    (WGBO, art. 465, lid 4).

     

     

    Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)

    De Wet BOPZ regelt bijzondere (gedwongen) opnemingen van cliënten in psychiatrische ziekenhuizen. De intentie van de Wet BOPZ is om bij bijzondere opnemingen de rechtspositie van de cliënt zoveel mogelijk te waarborgen en het gevaar af te wenden.

     

    1. Bepaalde familieleden kunnen een schriftelijk verzoek indienen bij de Officier van Justitie voor het verkrijgen van een rechterlijke machtiging tot opname van een cliënt (BOPZ, art. 4).

     

    2. Familieleden die een verzoek indienen voor een rechterlijke machtiging, kunnen worden gehoord door de rechter die moet beoordelen of een machtiging moet worden verstrekt (BOPZ, art. 8).

     

    3. Familieleden kunnen ook worden gehoord door de rechter indien het verzoek voor een rechterlijke machtiging door iemand anders (geen familielid) is ingediend.

     

    4. Als er sprake is van een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, informeert de instelling bepaalde naastbetrokkenen en cliënt zo spoedig mogelijk over welke hulpverlener verantwoordelijk is voor de behandeling van de opgenomen cliënt. Ook verstrekt zij aan beiden informatie over de huisregels en de rechten van de cliënt tijdens het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis (BOPZ, art. 36, lid 1 en 2). (Voor de ggz-hulpverlener betekent dit dat bepaalde informatie aan naastbetrokkenen verstrekt kan worden, zonder dat de persoonlijke levenssfeer van cliënt wordt geschonden: wat kan men verwachten bij een gedwongen opname, wat zijn de bezoektijden, wie is de contactpersoon voor de familie, enz.).

     

    5. Als de cliënt wilsonbekwaam wordt geacht, moet de hulpverlener overleggen met bepaalde personen over de voorgestelde behandeling (BOPZ, art. 38, lid 2).

     

    6. Als er dwangbehandeling heeft plaatsgevonden of als bijzondere middelen of maatregelen zijn toegepast, stelt de hulpverlener bepaalde personen daarvan direct in kennis

    (BOPZ, artikel 38, lid 6/art. 39, lid 3).

     

    7. In geval van verlof of voorwaardelijk ontslag voert de hulpverlener zo mogelijk en zonodig vooraf overleg met de naaste familieleden (BOPZ, art. 45 t/m 48).

    (Contact vooraf dient plaats te vinden als in de instelling bekend is dat de cliënt tijdens het verlof of na dienst ontslag zijn intrek zal nemen bij de familie en/of op hun zorg is aangewezen. Is dit niet bekend, dan zou de instelling dit bij de cliënt kunnen navragen.)

     

     

    Wet Mentorschap

    De wet Mentorschap regelt de benoeming, rechten en plichten van een wettelijk vertegenwoordiger voor cliënten die wilsonbekwaam worden geacht.

     

    1. Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot of geregistreerd dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder

    (wet Mentorschap, art. 451, lid 1 BW), bk.1.

     

    2. De rechter volgt bij het benoemen van een mentor de voorkeur van de betrokken cliënt. Heeft de cliënt geen voorkeur of is hij niet in staat dit duidelijk te maken, dan wordt bij voorkeur de echtgenoot of de geregistreerde dan wel andere levensgezel tot mentor benoemd. Heeft de cliënt geen partner, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd (wet Mentorschap art. 452, lid 4).

     

    3. De mentor vertegenwoordigt de cliënt in zaken betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding en kan vervangende toestemming geven. In een aantal gevallen kan de mentor de cliënt niet vertegenwoordigen.

    Is er bijvoorbeeld een noodzaak tot opname en verblijf in een APZ, dan moet de cliënt zelf toestemming geven (wet Mentorschap art. 453).

     

    4. Is de opname eenmaal een feit (cliënt gaf zelf toestemming of opname is tot stand gekomen via een Rechterlijke Machtiging of een IBS), dan kan de mentor vervolgens vervangende toestemming geven voor verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. De mentor dient daarbij wel rekening te houden met de wil van de betrokken cliënt voordat hij wilsonbekwaam werd (Wet Mentorschap, art. 453, lid 1).

     

    5. Als de mentor vervangende toestemming heeft gegeven en de verwante of betrokkene verzet zich tegen een handeling van ingrijpende aard, dan kan die handeling slechts plaatsvinden indien zij kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor verwante of betrokkene te voorkomen (wet Mentorschap art. 453, lid 5).

     

    6. De mentor is verplicht om betrokken cliënt zo veel mogelijk te betrekken bij de vervulling van zijn taak en zo veel mogelijk rekening te houden met de mening van de cliënt. De mentor bevordert dat de verwante of betrokkene rechtshandelingen en andere handelingen zelf verricht, indien de cliënt daartoe in staat is (wet Mentorschap art. 454, lid 1).

     

    7. De mentor kan de cliënt toestemming verlenen bepaalde rechtshandelingen zelf te verrichten (wet Mentorschap art. 453, lid 2).

     

    8. De mentor is aansprakelijk indien hij in de zorg van een goed mentor tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend (wet Mentorschap art. 454, lid 2).

     

    9. De mentor wordt ontslag verleend op eigen verzoek, of wegens gewichtige redenen. Ook wordt ontslag verleend als de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, dit op verzoek van betrokkene, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve. De kantonrechter kan dan voorlopige voorzieningen in het mentorschap treffen en de mentor schorsen (wet Mentorschap art. 461, lid 2).

     

     

    Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

    De WKCZ regelt de wijze waarop zorgaanbieders klachten van cliënten over de zorgverlening moeten behandelen. De intentie van de wet is dat zorgaanbieders klachten serieus behandelen en dat zij op basis van klachten maatregelen ter verbetering van de zorg en/of voorkoming van klachten nemen.

     

    1. De WKCZ verplicht alle ggz-instellingen een klachtenregeling te treffen, waarin de wijze waarop de instelling de behandeling van klachten regelt, wordt omschreven.

     

    2. De instelling brengt de klachtenregeling en procedure onder de aandacht van direct en indirect verwante of betrokkenen.

     

    3. Door of namens een cliënt kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie.

    Dit betekent dat iedereen een klacht kan indienen, ook familieleden, mits de cliënt dit ondersteunt. De klacht kan ook worden ingediend indien de cliënt op wie de klacht betrekking had, inmiddels is overleden (WKCZ, art. 2 lid 6).

     

    4. De klacht moet de persoon van de cliënt betreffen. Het kan niet een zelfstandige klacht van een familielid betreffen (WKCZ, art. 2, lid 4).

     

     

    Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)

    De WMCZ regelt de inspraak van cliënten op het beleid van de zorginstelling. Intentie van de wet is om cliënten invloed te laten uitoefenen op instellingsbeleid die van invloed zijn op behandeling en/of verblijf van cliënten in een zorginstelling.

     

    1. Iedere instelling heeft de plicht zich in te spannen om een cliëntenraad op te richten

    (WMCZ, art. 2, lid 1).

     

    2. Cliënten hebben zo veel mogelijk zelf zitting in de cliëntenraad, tenzij zij lichamelijk en/of geestelijk niet in staat zijn om werkzaamheden voor de cliëntenraad te verrichten. In dat geval kunnen ouders of andere familieleden van de cliënten lid zijn van de cliëntenraad, of kan aan hen een rol worden toegekend bij de benoeming van de leden van de cliëntenraad

    (WMCZ, Memorie van Toelichting).

     

     

    Kwaliteitswet zorginstellingen

    In deze wet worden familieleden (naastbetrokkenen) niet expliciet genoemd. Wel stelt de kwaliteitswet dat de zorgaanbieder overleg moet voeren met onder andere patiënten/consumentenorganisaties over de normen voor verantwoorde zorg.

    In de Memorie van Toelichting staat bij dit artikel over de invulling van de norm voor verantwoorde zorg: “Op welke wijze de zorgaanbieder de norm invult, is niet zozeer van belang. Waar het om gaat is dat een aanbieder - daarop aangesproken door betrokkenen - altijd aannemelijk kan maken op welke wijze verantwoorde zorg wordt geboden.”

     


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Betrokkenen - Voorzieningen


    Betrokkenen - Voorzieningen

     

     

    4. Voorzieningen

     

    Visie

    Erkenning van het belang van naastbetrokkenen krijgt inhoud door het beleid op het gebied van informatie en bejegening te vertalen in praktische organisatorische voorzieningen. Naast de richtlijnen die geformuleerd zijn ten aanzien van informatie en bejegening is de aanspreekbaarheid van de ggz-instelling van belang. Dit betekent dat de communicatie met naastbetrokkenen voor iedereen duidelijk en overzichtelijk georganiseerd.

     

     

    Richtlijnen voor beleid

     

     

    Communicatie

    1. De ggz-instelling heeft een brochure waarin zij haar beleid met betrekking tot naastbetrokkenen duidelijk uiteenzet.

    Op de website van de instelling is informatie voor naastbetrokkenen duidelijk herkenbaar aanwezig.

     

    2. De ggz-instelling heeft een duidelijk aanspreekpunt waar naastbetrokkenen terecht kunnen met vragen. Voor naastbetrokkenen zonder contactpersoon binnen de instelling is er een duidelijk algemeen informatiepunt. Voor naastbetrokkenen met een vast contactpersoon is duidelijk wanneer en op welke wijze de contactpersoon bereikbaar is.

     

    3. Cliënten en hulpverleners zijn op de hoogte van het beleid met betrekking tot naastbetrokkenen.

     

     

    Klachtenregeling

    4. Naastbetrokkenen kunnen mondeling bij de persoon in kwestie hun beklag doen over de bejegening die hen ten deel is gevallen of over een ongewenste gang van zaken.

     

    5. De ggz-instelling hanteert bij voorkeur een klachtenregeling voor naastbetrokkenen.

    Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijk doel: behoud of herstel van vertrouwen.

     

    6. De ggz-instelling zorgt voor een goede bekendheid van de klachtenregeling, onder andere door een folder en een vermelding op de website van de instelling.

     

    7. De ggz-instelling wijst naastbetrokkenen op de mogelijkheid om over een klacht een melding te doen bij de regionale inspectie voor de volksgezondheid.

     

     

     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Betrokkenen - Informeren


    Betrokkenen - Informeren

     

     

     

     

    3. Informeren

     

    Visie

    Voor naastbetrokkenen is het belangrijk dat zij informatie over verblijf en situatie van een cliënt krijgen. Dit geldt zeker als zij, in overleg met de cliënt, een rol spelen bij de ondersteuning. In dat geval moeten naastbetrokkenen tot op zekere hoogte geïnformeerd zijn, zodat zij adequaat kunnen handelen. Het maken van afspraken met de cliënt over welke informatie aan welke naastbetrokkenen wordt gegeven, is een belangrijk en terugkerend onderdeel van de hulpverlening.

    Het uitgangspunt is dat de cliënt naastbetrokkenen zelf informeert. De hulpverlener stimuleert de cliënt hiertoe en geeft ondersteuning indien nodig. Als een cliënt niet in staat is zelf naastbetrokkenen adequaat te informeren, maar dit wel wil, neemt de hulpverlener deze taak over.

     

     

    Richtlijnen voor beleid

     

    1. De ggz-instelling erkent het belang van het verstrekken van goede informatie aan naastbetrokkenen én erkent dat dit belang niet mag leiden tot aantasting van het recht op zelfbeschikking van de cliënt. De instelling legt dit vast in haar beleid.

     

    2. De ggz-instelling legt in haar werkwijze en behandelprotocollen vast dat cliënt en hulpverlener afspraken maken over welke informatie aan welke naastbetrokkenen wordt verstrekt.

     

    3. Als een cliënt geen afspraken wil maken over het informeren van naastbetrokkenen, gaat de hulpverlener actief na waarom dit het geval is. In gevallen waarin dit de hulpverlener redelijk lijkt, zal deze zich inspannen om de cliënt ervan te overtuigen dat het informeren van naastbetrokkenen wenselijk is. De hulpverlener respecteert de uiteindelijke keuze van de cliënt. Afspraken over informatieverstrekking, of het nalaten hiervan, worden vastgelegd in het behandelingsplan.

     

    4. Naastbetrokkenen hebben het recht op het verkrijgen van niet - persoonsgebonden informatie. Wanneer een cliënt geen toestemming geeft voor het verstrekken van informatie aan naastbetrokkenen, verstrekt de instelling informatie over de onderwerpen genoemd in tabel 1. Om de privacy van de cliënt te bewaken, wordt deze informatie niet verstrekt door de direct betrokken hulpverleners.

     

    Het zorgverleningsproces is ingedeeld in vier fasen: aanmeldingsfase, indicatie en hulpverleningsfase, hulpverleningsfase en afsluiting- en overdrachtsfase.

    Bij elke fase hoort bepaalde informatie die zonder toestemming van de cliënt mag worden verstrekt.

     

     

    Fase zorgproces

    Informatie

    Aanmeldingsfase

    Over het zorgaanbod: - (on)mogelijkheden van de instelling - vervolg(procedure) - alternatieven van hulpverlening

    Over de rechtspositie - informatierecht van familieleden - klachtenregeling - huisregels - dossiervorming

    Indicatie en hulpverleningsfase

    Geen informatie zonder toestemming

    Hulpverleningsfase

    Over de rechtspositie - klachtenregeling - privacyreglement - dossiervorming - inzage dossier - bewaartermijn en vernietiging dossier - belangenbehartiging van de cliënt - participatie van de cliënt - participatie van de familie bij de hulpverlening - informatierecht van familieleden

    Afsluiting en overdracht

    Over de rechtspositie - klachtenregeling - dossiervorming - inzage dossier - bewaartermijn en vernietiging van dossier

     

    Tabel 1: Niet-persoonsgebonden informatie (mag zonder toestemming cliënt worden verstrekt)

    Het betreft algemene informatie over de gang van zaken in een ggz-instelling.

     

    5. Als de cliënt toestemming geeft voor het verstrekken van informatie aan naastbetrokkenen, kan deze betrekking hebben op de hieronder genoemde onderwerpen.

     

     

    Fase zorgproces

    Informatie

    Aanmeldingsfase

    Idem

    Indicatie- en hulpverleningsfase

    Over het zorgaanbod: - probleemdefinitie - hulpverleningssetting - prognose hulpverlening/behandelduur - bij afwijzing: alternatieven

    Hulpverleningsfase

    Over de hulpverlening: - (behandel)doelen - prognose hulpverlening/behandelduur

    Over het hulpverleningsplan: - hulpverlening/therapie - medicatie - consequenties van de hulpverlening/ behandeling - uitvoering/taakverdeling - voortgang - wijzigingen - bezoek/verloftijden

    Over de kosten: - eigen bijdrage - reiskosten

    Afsluiting en overdracht

    Over de afbouw: - planning - ontslagprocedure

    Over de vervolgprocedure: - nazorgplan - terugvalpreventie - taakverdeling - planning

    Tabel 2: Persoonsgebonden informatie (mag niet zonder toestemming cliënt worden verstrekt)

     

     

    Deze informatie is persoonsgebonden. Het is de verantwoordelijkheid van de hulpverlener en cliënt om afspraken te maken over de grenzen van de inhoudelijke informatieverstrekking en aan wie deze wordt verstrekt. Deze afspraken worden vastgelegd in het behandelingsplan en regelmatig geactualiseerd.

     

    6. Als een cliënt weigert persoonsgebonden informatie te verstrekken aan naastbetrokkenen, kan dit consequenties hebben voor de inhoud van zorg en behandeling.

    Naastbetrokkenen kunnen in dat geval geen of een beperkte rol spelen in het zorgproces.

    De instelling formuleert beleid hoe te handelen in het geval van ontslag en time-outsituaties, als een cliënt geen contact met naastbetrokkenen wil.

    Algemeen beleid valt onder niet-persoonsgebonden informatie.

    Beleid betrekking hebbende op een cliënt valt onder persoonsgebonden informatie.


     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Betrokkenen - Bejegenen


    Betrokkenen - Bejegenen

     

     

     

    2. Bejegenen

     

    Visie

    Naastbetrokkenen behoren tot het relatienetwerk van een cliënt en daarmee tot het relatienetwerk van de ggz-instelling. Om deze reden gaat de instelling respectvol en serieus om met naastbetrokkenen. Zij spelen soms een rol bij de ondersteuning van een cliënt en soms hebben zij zelf steun nodig. Beide aspecten komen tot uitdrukking in het beleid van een instelling.

    De instelling onderhoudt een relatie met naastbetrokkenen, tenzij de cliënt hier niet mee instemt, of als er andere aannemelijke redenen zijn om dit niet te doen. In het algemeen informeert de instelling naastbetrokkenen hierover en licht deze beslissing toe.

     

    Richtlijnen voor beleid

     

     

    Contact en betrokkenheid

     

    1. De ggz-instelling beschikt over expliciet beleid ten aanzien van de bejegening van naastbetrokkenen. Uitgangspunt is een respectvolle en serieuze benadering.

    Dit beleid is terug te vinden in werk- en behandelingsplannen.

     

    2. De ggz-instelling stelt naastbetrokkenen op de hoogte van een opname, indien de cliënt daarmee instemt. Bij voorkeur informeert een cliënt zijn naastbetrokkenen zelf.

     

    3. Als er geen contact meer is tussen cliënt en naastbetrokkenen, gaat de hulpverlener bij de cliënt na wat daarvan de reden is. Indien wenselijk zal de hulpverlener zich inspannen het contact ‘te hernieuwen’.

     

    4. De hulpverlener beantwoordt vragen van naastbetrokkenen zorgvuldig en met respect. Zorgvuldigheid heeft betrekking op het juist inschatten van de achtergrond van de vraag en de situatie van de vragensteller. Zorgvuldigheid heeft ook te maken met het bewaken van het recht op privacy van de cliënt.

     

    5. Het is wenselijk dat bij de ggz-instelling voor iedere cliënt een contactpersoon uit de kring van naastbetrokkenen bekend is. In principe maakt de cliënt hierover zelf een afspraak met naastbetrokkenen en deelt deze afspraak mede aan de instelling. In overleg met de cliënt kan de hulpverlener deze afspraak maken. Deze legt hij/zij vast in het behandeldossier.

     

    6. Als een hulpverlener vertrouwelijke informatie van een verwante of naastbetrokkene in ontvangst neemt, behandelt hij/zij deze als zodanig en geeft deze niet zonder toestemming van naastbetrokkene aan de cliënt. Als de hulpverlener van mening is dat de door de naastbetrokkene verstrekte informatie directe invloed zou moeten hebben op de wijze van hulpverlenen, vraagt hij/zij de betreffende naastbetrokkene om de informatie in het dossier te mogen opnemen. Indien een naastbetrokkene dit weigert, kan de hulpverlener een eigen, niet tot de naastbetrokkene herleidbare samenvatting van de informatie in het dossier bewaren. De originele informatie wordt in dat geval vernietigd. Het behandelingsplan wordt aangepast in overleg met de cliënt.

     

    7. Als de voorgestelde behandeling en de te maken afspraken in het kader van de behandeling (zoals verlofafspraken of time-outperiodes) te voorziene gevolgen hebben voor naastbetrokkenen, hoort de ggz-instelling hen en betrekt zij hen bij het maken van afspraken in het kader van het behandelingsplan. Dit kan alleen met instemming van de cliënt.

     

    Steun

    8. Als naastbetrokkenen met instemming van de cliënt een rol spelen bij de ondersteuning van een cliënt, bijvoorbeeld in verlofperiodes of na afronding van de behandeling, dan biedt de ggz-instelling:

     

     naar behoefte emotionele en praktische ondersteuning aan naastbetrokkenen

    (meer als het moet, minder als het kan);

     nazorg na ernstige incidenten aan naastbetrokkenen;

     ondersteunende activiteiten aan naastbetrokkenen voor het adequaat kunnen omgaan met bepaalde gedragingen van de cliënt.

     

    9. De ggz-instelling overlegt met de cliënt en naastbetrokkenen indien er zicht is op weekendverlof, time-outperiodes of ontslag en bespreekt de mogelijkheden voor nazorg. Hierna en op basis van de gebleken mogelijkheden neemt de instelling een definitief besluit en maakt zij nadere afspraken over de invulling van verlof en/of gewenste nazorg.

    Waar nodig en mogelijk evalueert de instelling naderhand het verlof met naastbetrokkenen en de cliënt.

     

    10. De ggz-instelling maakt met instemming van de cliënt procedureafspraken met de naastbetrokkenen over wat zij doen als de cliënt wegloopt en/of in crisis raakt of dreigt te geraken tijdens verlof, time-outperiodes of ontslag. Ziet de instelling hiervan af, dan moet zij de overwegingen hiertoe meedelen aan naastbetrokkenen.

     

    11. Naastbetrokkenen kunnen gebaat zijn bij contacten met lotgenoten. De ggzinstelling wijst naastbetrokkenen op het bestaan van (activiteiten van) familieorganisaties en (indien aanwezig) op het bestaan van familieraden of ouderraden.



     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Betrokkenen - Inleiding


    Betrokkenen - Inleiding

     

     

     

     

    1. Inleiding

    Het doel van de modelregeling Relatie ggz-instelling - naastbetrokkenen is het geven van richtlijnen voor de omgang en communicatie met naastbetrokkenen door ggz-instellingen.

    De modelregeling beschrijft het beleid voor omgang en communicatie in het hele proces van intake tot ontslag en nazorg. Duidelijkheid is vooral gewenst voor de schakelpunten in de zorg: van ambulant naar klinisch of vise versa. Duidelijke afspraken en goede communicatie tussen cliënt, naastbetrokkenen en ggz instellingen dragen bij aan de kwaliteit van zorg.

    Daarom maakt de relatie tussen instellingen en naastbetrokkenen expliciet deel uit van het kwaliteitsbeleid van de instellingen.

    In het HKZ-certificatieschema3 zijn hier normen voor beoordeling over opgenomen.

    De verschillende betrokkenen partijen (naastbetrokkenen, cliënten, hulpverleners) hebben allen een eigen positie. Daarom zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor deze modelregeling.

     

     3. Instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg. Certificatieschema versie 2002. Stichting HKZ.

    Norm 2.13.1 Voor informatieverstrekking en – indien nodig – ondersteuning, tijdens het gehele primaire proces, aan familieleden en naastbetrokkenen hanteert de instelling een regeling.

    Norm 4.28.6 De instelling heeft beleid ontwikkeld ten aanzien van het omgaan met de omgeving van de cliënt.

     

     

    Erkenning positie naastbetrokkenen

    Geestelijke gezondheidszorg omvat meerdere relaties dan die tussen cliënt en hulpverlener. Het systeem rond de cliënt, waarvan naastbetrokkenen een belangrijk deel vormen, speelt een grote rol. Deze rol kan betrekking hebben op de behandeling en verzorging van een cliënt, maar ook op het ontstaan van de problemen. Daarom heeft de cliënt een doorslaggevende stem in de wijze waarop naastbetrokkenen worden geïnformeerd of ingeschakeld bij de zorg.

    Een ggz-instelling onderkent en respecteert de positie van naastbetrokkenen. Dit betekent dat de ggz-instelling een expliciet beleid voert met betrekking tot de wijze waarop naastbetrokkenen worden geïnformeerd en/of ingeschakeld bij de hulpverlening.

    In de hoofdstukken 2 t/m 4 is de term ‘expliciet beleid’ uitgewerkt.

     

    Uitgangspunt is dat een cliënt zelf afspraken maakt met naastbetrokkenen over hun betrokkenheid.

    De instelling stimuleert dit. Een hulpverlener kan bijvoorbeeld samen met de cliënt inventariseren welke naastbetrokkenen er zijn en welke rol deze kunnen en willen spelen. Bij het maken van afspraken houdt de instelling rekening met de draagkracht en eventuele eigen problematiek van naastbetrokkenen. Het kan voorkomen dat een cliënt vanwege zijn geestestoestand (tijdelijk) zelf geen afspraken kan maken. Als hij/zij die ook niet vooraf heeft gemaakt, bijvoorbeeld in de vorm van een zelfbindingsverklaring, dan wordt in principe gehandeld volgens de wet.

    Er worden in dat geval geen afspraken gemaakt met naastbetrokkenen, tenzij een hulpverlener op basis van ‘goed hulpverlenerschap’ tot een ander besluit komt.

    In dat geval legt de hulpverlener dit besluit met redenen omkleed vast in het behandeldossier.

     

     

    Autonomie en privacy

    Als een cliënt niet wil dat naastbetrokkenen op enigerlei wijze bij de hulpverlening zijn betrokken of worden geïnformeerd, respecteert de instelling dat.

    Dit is in overeenstemming met het recht op zelfbeschikking en het recht op privacy. Naastbetrokkenen krijgen dan alleen niet-persoonsgebonden informatie (hoofdstuk 3).

    Als een cliënt niet wil dat naastbetrokkenen een rol spelen bij de hulpverlening, kan dit consequenties hebben voor de inhoud van de zorg die een instelling kan bieden.

    De gevolgen van de keuze zijn een verantwoordelijkheid van de cliënt. De ggz-instelling heeft hierin een adviserende rol voor de cliënt.

    Het recht op autonomie van naastbetrokkenen mag niet worden aangetast door het eigen belang van de cliënt of dat van de ggz-instelling. Dit betekent dat naastbetrokkenen niet zonder hun instemming kunnen worden geïnformeerd over of worden ingeschakeld bij de zorg.

    Een hulpverlener in de ggz handelt op basis van professionele autonomie. De hulpverlener adviseert op basis van eigen deskundigheid en ervaring de cliënt over de wijze waarop naastbetrokkenen kunnen worden ingeschakeld. De hulpverlener houdt hierbij rekening met de omstandigheden waarin naastbetrokkenen verkeren. Een hulpverlener kan besluiten geen naastbetrokkenen in te schakelen, als hiervoor goede redenen aanwezig zijn.

    De wens van de cliënt is bij deze afweging een zwaarwegend element. De hulpverlener vermeldt het besluit met redenen omkleed in het behandeldossier en informeert de naastbetrokkenen over het besluit.

     

     

    Bijzondere omstandigheden

    Bijzondere omstandigheden vragen om bijzondere oplossingen. Deze laten zich niet vooraf in regels vangen. Wanneer ofwel het belang van de naastbetrokkene, ofwel het belang van cliënt, ofwel het belang van de hulpverlener wordt geschaad, zal naar bevind van zaken worden gehandeld. Hierbij gelden twee voorwaarden:

     wet- en regelgeving wordt zo goed mogelijk nageleefd;

     de handelwijze kan achteraf getoetst worden doordat deze is vastgelegd in het   behandeldossier.

     

     

    Medezeggenschap

    Beleid inzake de relatie met naastbetrokkenen valt, op basis van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ), onder het adviesrecht van de cliëntenraad. De landelijke cliëntenorganisaties in de ggz zullen hun achterban adviseren in te stemmen met instellingsbeleid dat is gebaseerd op deze modelregeling.

     

     

    Wet- en regelgeving

    Deze modelregeling is gebaseerd op en sluit aan bij de bestaande wet- en regelgeving.

    Met name:

     de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

     de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)

     de Wet Mentorschap

     de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

     de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)

     de Kwaliteitswet Zorginstellingen

     

    Alle betrokken partijen respecteren de bestaande wet- en regelgeving en leven deze na.

    In het geval van gedwongen opname is de wet BOPZ van toepassing en geldt een aantal van deze modelregeling afwijkende regels in de relatie ggz-instelling

    – naastbetrokkenen (zie bijlage).

     

     

     



    Reageer (2)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Modelregeling Betrokkenen


    Modelregeling Betrokkenen

     

    In de praktijk blijkt dat niet alle ggz-instellingen een duidelijk beleid voeren ten aanzien van de relatie met naastbetrokkenen. Om hier verbetering in te brengen zijn in 2004 deze richtlijnen

    vastgesteld. 

     

     

    Betrokken omgeving

    Modelregeling ggz-instelling / naastbetrokkenen

     

    Voorwoord

    Familie en vrienden zijn vaak betrokken bij de zorg en begeleiding van cliënten in de geestelijke gezondheidszorg. Zij vormen een deel van de sociale omgeving van een cliënt. Zorg en begeleiding worden bij voorkeur aangeboden in deze sociale omgeving. Soms worden ‘naastbetrokkenen’ ingeschakeld bij de zorgverlening, soms hebben zij zelf steun nodig.

    Vaak gaat betrokkenheid vanzelf goed. Er zijn ook situaties waarin dit niet het geval is.

     

    Voor cliënten in de ggz is het recht op zelfbeschikking en bescherming van de persoonlijke integriteit zeer belangrijk. Dit belang is door de samenleving onderkend en daarom vastgelegd in wetgeving. Op basis hiervan geven cliënten in de eerste plaats zelf invulling aan de relatie met naastbetrokkenen. Dit lukt echter niet altijd.

    Soms wil een cliënt tijdelijk niets te maken hebben met naastbetrokkenen. In dat geval spelen hulpverleners een belangrijke rol en dienen zij te weten hoe te handelen in het belang van cliënt én naastbetrokkenen.

     

    In de praktijk blijkt dat niet alle ggz-instellingen een duidelijk beleid voeren ten aanzien van de relatie met naastbetrokkenen1.

     

    Familieorganisaties, cliëntenorganisaties en GGZ Nederland vinden het belangrijk dat dit wel gebeurt.

    Te meer daar de sociale omgeving van een cliënt als gevolg van extramuralisering en vermaatschappelijking meer bij de zorg wordt betrokken.

     

    Daarom hebben wij samen richtlijnen voor beleid vastgesteld in deze nota

    Betrokken Omgeving - Modelregeling relatie ggz-instelling - naastbetrokkenen.2

    Voor familieorganisaties, cliëntenraden en cliëntenorganisaties is de modelregeling een kader op basis waarvan zij het beleid van een instelling kunnen toetsen.

     

    1. Met ‘naastbetrokkenen’ wordt bedoeld iedereen die een directe relatie met de cliënt heeft.

    Dat kan familie zijn, echtgenoten, partners, maar ook een goede vriend of vriendin, of iemand die zich om een andere reden bij de cliënt betrokken voelt.

    2. Deze modelregeling vervangt de modelregeling GGZ-instellingen/Familie en naastbetrokkenen uit december 1997.

     

    Wij hopen en verwachten dat deze modelregeling voor zowel familieorganisaties en cliëntenorganisaties alsook zorgaanbieders een welkome handreiking is, die de kwaliteit van de praktijk van het dagelijks handelen zal bevorderen.

     

    Utrecht, 29 januari 2004

     

    Cliëntenbond in de GGZ

    Landelijke Stichting Ouders van Drugsgebruikers

    Stichting Labyrint/In perspectief

    Stichting Landelijke Patiëntenraden in de GGZ

    Vereniging GGZ Nederland

    Vereniging Ypsilon

     

     

     



    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Betrokkenen - Familie - etc.


    Betrokkenen

     

    Iedereen die een directe relatie met de cliënt heeft.

     

    Dat kan familie zijn, echtgenoten, partners,

    maar ook een goede vriend of vriendin,

    of iemand die zich om een andere reden

    bij de cliënt betrokken voelt.

     

     

     

     

     

    Ondersteuning  Familievan.nl 

     

     

     

    Lotgenotencontact

    Als u een psychisch ziek familielid heeft, roept dat veel emoties en vragen op. U zit zeer waarschijnlijk met allerlei vragen, zoals:

    • Wat is er aan de hand?

    • Is deze ziekte te behandelen?

    • Waar kan ik terecht voor hulp?

    • Hoe kan ik het beste met mijn zieke familielid of partner omgaan?

    • Wat vertel ik anderen en wanneer?

    • Mag ik me bemoeien met de behandeling?

    • Is het verantwoord om er een weekje tussenuit te gaan?

     

     

    U staat er niet alleen voor

    Bij Labyrint~In Perspectief treft u mensen die in een soortgelijke situatie verkeren. Zij hebben dus overeenkomstige vragen; de een heeft een manier gevonden om met de situatie om te gaan, een ander nog niet.

    In het contact met deze lotgenoten kunt u merken dat leven met een psychisch ziek familielid niet alleen beperkingen inhoudt, maar dat er ook mogelijkheden zijn. Lotgenotencontact kan uw isolement doorbreken. Problemen delen kan een impuls geven aan uw zelfvertrouwen en is vaak een eerste stap naar het vergroten van eigen mogelijkheden.

     

     

    Er is een lotgenotencontact dat bij u past

    Lotgenotencontact kan één een-op-één contact zijn of een contact in een groep. U kunt telefonisch contact zoeken of u kunt met meer lotgenoten samenkomen, bijvoorbeeld op een themabijeenkomst of in een gespreksgroep in uw regio. U kunt contact zoeken om concrete vragen te stellen, of om uw hart te luchten. Soms leidt het een tot het ander. Het belangrijkste is dat u op uw manier en in uw tempo gebruik kunt maken van de ervaring en de steun van lotgenoten.

    Lees verder om te kijken welke vorm van lotgenotencontact bij u past.

     

     

    U zoekt informatie over de ziekte

    Toen uw familielid de eerste tekenen van vreemd of moeilijk gedrag vertoonde, begon voor u de zoektocht naar wat er aan de hand is.

    Pasklare antwoorden of adviezen zijn vaak niet te geven. Omdat ieder mens en elke situatie verschilt.

    Toch kunt u veel hebben aan een gesprek met iemand van de telefonische hulplijn.

    De vrijwilliger aan de telefoon luistert naar uw vragen en uw verhaal; denkt met u mee; wijst u op handige adressen of literatuur; kan u net dat duwtje in de goede richting geven.

     

     

    U zoekt herkenning en erkenning

    Er heerst nog steeds een taboe op alles wat met psychiatrie en psychische ziekten te maken heeft. Als directbetrokkene vindt u in uw omgeving soms weinig gehoor of herkenning voor uw vragen of verhaal. Of u wordt er zelfs op aangekeken. Het is dan een hele troost om via het contact met lotgenoten te merken dat u niet de enige bent.

    Bel eens met de telefonische hulplijn. De vrijwilliger aan de telefoon luistert naar uw vragen en uw verhaal; en leeft vanuit eigen ervaring met u mee.

     

     

    U bent op zoek naar handvatten, tips of cursussen

    Veel psychiatrische ziekten zijn niet zomaar te genezen; patiënt en familie leren er gaandeweg iets beter mee omgaan, maar de zorgen blijven, ook wanneer een behandeling wordt gegeven, en daarna. Maar u krijgt meer inzicht in de ziekte, het verloop en de gevolgen voor het functioneren, naarmate de ziekte langer duurt. Alle familieleden worden met vallen en opstaan wijs.

    In sommige regio’s ontstaan ondersteuningsgroepen. Hier leert u in een groep hoe u het beste met de patiënt en met uw eigen grenzen en mogelijkheden kunt omgaan. U verwerft inzicht in uw eigen reacties en gevoelens van onmacht. U leert deze te herkennen en om te zetten in aandacht voor de ander én in aandacht voor uzelf.

     

     

    Wat Labyrint~In Perspectief u biedt

    In veel regio’s organiseren vrijwilligers regelmatig informatie- en themabijeenkomsten. Hier krijgt u bruikbare informatie over een bepaald ziektebeeld en de behandelmogelijkheden, en hoe dat kan doorwerken in het dagelijks leven en in de relatie met u als familielid.

    Ook organiseren vrijwilligers inloop- en ontmoetingsbijeenkomsten. Hier kunt u vrijblijvend eens komen kijken. Soms is er een thema dat u aanspreekt; er is altijd veel gelegenheid om ervaringen uit te wisselen.

    Daarnaast begeleiden vrijwilligers ook gespreksgroepen waar u in contact komt met lotgenoten. Het aantal deelnemers is beperkt (maximaal 12) en de groepen komen meer keren bijeen.

    Een gespreksgroep biedt een meer langdurige vorm van ondersteuning zodat u de situatie kunt verwerken en ermee leert omgaan. Er zijn veel mogelijkheden voor herkenning en erkenning en u kunt veel informatie en tips uitwisselen. Twee weten meer dan een en tien weten meer dan twee.

    Ten slotte kunt u in een gespreksgroep mensen ontmoeten op wie u ook buiten de bijeenkomsten terug kunt vallen.

     

    Uit: nieuwsbrief vrijwilligers, januari 2001

    ’De mensen van de groep vinden het plezierig om elkaar te ontmoeten, om naar elkaars welstand en moeiten te informeren, om even rustig onder elkaar te zijn. We kunnen ons verhaal kwijt, en vinden begrip en erkenning bij elkaar voor onze situatie. Daarom bieden we elkaar een luisterend oor, we ondersteunen elkaar met praktische adviezen of oplossingen voor de problemen. We geven elkaar titels door van lectuur over psychisch zieke mensen, adressen van hulpverlenende instanties op allerlei gebied, of informatie over (financiële) regelingen. Maar vooral de herkenning van moeiten verlicht de zwaarte van de situatie. Het blijkt dat niemand de enige is met zo’n zware last! Het ijs is altijd snel gebroken: er is veel herkenning en gespreksstof.’

     

     

    Bron: Labyrint in Perspectief



     



    Reageer (2)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:1.1:Betrokkenen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Budgetregeling


    Budgetregeling

     

    "Goed geregeld"

     

     

    Handreiking budgetregeling cliëntenraden ggz

     

    GGZ Nederland en de LPR hebben gezamenlijk een handreiking opgesteld over de middelen die nodig zijn voor het werk van de cliëntenraden.

     

    De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) verplicht ggz-zorgaanbieders om voor elke instelling een cliëntenraad in te stellen, met inbegrip van een regeling die de cliëntenraad van materiële middelen voorziet om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

    Zo’n budgetregeling valt onder het verzwaard adviesrecht van de cliëntenraad. Dat betekent dat de zorgaanbieder het advies van de cliëntenraad moet vragen alvorens de budgetregeling kan worden vastgesteld. De cliëntenraad heeft dus een belangrijke stem bij het opstellen en wijzigen van de budgetregeling. Geschillen hierover kunnen worden voorgelegd aan de Landelijke Geschillencommissie LPR-GGZ Nederland.

     

    De praktijk leert dat niet overal goed geregeld is welke middelen de zorgaanbieder beschikbaar stelt aan de cliëntenraad. GGZ Nederland en de LPR hebben daarom de handreiking ‘Goed geregeld’ uitgebracht om de onderhandelingen over een budgetregeling te vergemakkelijken.

    Met deze handreiking willen GGZ Nederland en de LPR een bijdrage leveren aan het goed functioneren van cliëntenraden en daarmee aan het goed functioneren van de ggz.

     

     

    Goed%20geregeld handreiking budgetregeling clientenraden ggz.pdf

     


     



    Reageer (25)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:1.0:Cliëntenraad
    Share on Facebook


    Rondvraag / Poll
    U bezoekt deze site voor informatie over de GGZ, u bent ... (bedankt voor het invullen!)
    cliënt
    familie / betrokkene
    hulpverlener
    Bekijk resultaat


    De cliënt wordt behandeld als een uniek persoon met een eigen leven, niet als iemand met een stoornis. De cliënt wordt als een mondig en serieus te nemen persoon gezien. De cliënt wordt vriendelijk en correct bejegend en te woord gestaan.

    E-mail

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in het gastenboek


    Laatste commentaren
  • moncler (linmei49)
        op Behandelingen
  • cadwangy3 (cadwangy3)
        op Nazorg
  • buy viagra online illegal (Eftefeevisola)
        op Budgetregeling
  • whats a good personal loan website (Zheglovisola)
        op Budgetregeling
  • instalment loans (Zheglovisola)
        op Budgetregeling
  • viagra cheap mastercard jelly (Pashaisola)
        op Budgetregeling
  • viagra sale cheap uk (Pashaisola)
        op Budgetregeling
  • Fitness Omni (samsam)
        op Behandelingen
  • Fitness Omni (samsam)
        op Behandelingen
  • Fitness Omni (samsam45)
        op Behandelingen

  • Blog als favoriet !

    Startpagina !




    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.nl - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jou eigen blog!