Inhoud blog
  • Hechtingsstoornis
  • Geen-Bodem-Syndroom trekt diepe sporen in gezinsleven’
  • Hechtingsstoornissen. Praktijkgericht therapiehandboek
  • Gehechtheid bij kinderen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
  • Malviya Nagar Escorts (raman)
        op 'Aanpak drugs- en alcoholgebruik in jeugdinrichting vergt inzet verslavingszorg'
  • No.1 Massage Sercice (Babita reddy)
        op
  • Delhi Escorts Service (johnbabu)
        op 'Aanpak drugs- en alcoholgebruik in jeugdinrichting vergt inzet verslavingszorg'
  • Delhi Escorts Service (ramann)
        op 'Aanpak drugs- en alcoholgebruik in jeugdinrichting vergt inzet verslavingszorg'
  • Sarita Vihar Escorts Service (Rishu)
        op 'Aanpak drugs- en alcoholgebruik in jeugdinrichting vergt inzet verslavingszorg'
  • Willekeurig SeniorenNet.nl Blogs
    jaap1
    blog.seniorennet.nl/jaap1
    Een interessant adres?
    forum

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum

    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.


    Hechtingsproblemen
    Startpagina van Hechtingsproblemen
    Hechtingsproblemen, hechtingsstoornis, hechting, gehechtheid, borderline, persoonlijkheidsstoornis, bindingsangst, verletingsangst, ouders, babys, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen,jeugd, volwassenen, hulpverleners, onderwijs, jeugdzorg
    16-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de rooie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen J. Bernard

    Over de rooie

    Omgaan met woede en agressie

    Woedeuitbarstingen, wie heeft er nog nooit een gehad? Steeds meer mensen komen tot uitbarsting in situaties die op het eerste gezicht weinig of geen aanleiding daartoe geven. In Over de rooie geeft de auteur adviezen hoe mensen zichzelf meer onder controle kunnen houden.  
     
    Velen schamen zich hier voor of zijn op zijn minst niet tevreden met hun eigen onbeheerste gedrag. Vaak krijgt de omgeving de schuld, maar toch blijft het idee groeien dat er iets is, iets sterker dan zijzelf, iets waardoor zij zich niet kunnen beheersen. Waarom kunnen wij niet altijd en overal ingrijpen in ons eigen gedrag? Door bepaalde “denkfouten” te corrigeren en beter naar je lichaam te luisteren kun je ingrijpen voordat het zwart voor je ogen wordt en het alweer te laat is. Ook wordt het verschijnsel woede nader bekeken vanuit historisch, psychologisch en subcultureel aspect, want wat gebeurt er nou eigenlijk met je als je woedend bent?  
     
    Het boek is bedoeld als leidraad voor mensen met agressieproblemen en hulpverleners.  

    Over de auteur(s):
    Jan Bernard is psycholoog, psychotherapeut en gedragstherapeut en werkzaam bij polikliniek De Waag, Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie. Ook is hij verbonden aan de Faculteit Huisartsengeneeskunde van de Vrije Universiteit van Amsterdam waar hij huisartsen in opleiding traint in het omgaan met moeilijke cliënten.

    ISBN: 9789053527085
    verschenen: mei 2002 druk:
    tweede druk, 2004
    omslagontwerp: Marjo Starink

    http://www.boomsun.nl/catalogus/fondsen/psychologie/over_de_rooie_9789053527085.html

    16-05-2008 om 19:58 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (62)
    10-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Infant Mental Health, vroege interacties tussen de baby en de ouders

    Workshop Infant Mental Health

    Tweedaagse workshop

    De aard van vroege interacties tussen de baby en de ouders bepaalt, zo blijkt, in hoge mate de wijze waarop genetische en constitutionele factoren in het gedrag en de ontwikkeling tot uiting komen. Oude nature-nurture discussies hebben dan ook plaatsgemaakt voor dynamische en transactionele visies op de ontwikkeling van kinderen. Daarbij is grote nadruk komen te liggen op de interactionele aspecten van de ontwikkeling, de vele dimensies van de onverbrekelijke band tussen de baby en zijn ouders en de hechte relaties die de baby al vroeg kan opbouwen met verschillende belangrijke anderen.

    docenten

    Mevrouw drs. Yvonne de Roos, psychotherapeut, werkzaam bij Triversum in Alkmaar;
    De heer drs. Guy Couturier, klinisch psycholoog, kinder- en jeugdpsycholoog, werkzaam in het Catharina-Ziekenhuis, Eindhoven en aan de Universiteit van Tilburg.
    Beide docenten zijn ook hoofdopleider van de opleiding Van-Nul-Tot-Drie.

    doelgroep

    GZ- en eerstelijnspsychologen, consultatiebureau-artsen, kinderartsen, huisartsen, psychotherapeuten, klinisch psychologen, K&J-psychiaters, ouderbegeleiders.

    doelstelling

    In deze workshop maken de deelnemers kennis met de nieuwste inzichten op het gebied van Infant Mental Health en leren zij om vanuit deze visie te kijken naar ontwikkeling, psychopathologie, diagnostiek en behandelmogelijkheden bij zeer jonge kinderen.

    toelichting

    Recente inzichten op het gebied van Infant Mental Health hebben geleid tot een hernieuwde kijk op zeer jonge kinderen en hun ouders en tot het besef dat deze doelgroep in een aantal opzichten om een zeer specifieke benadering vraagt. Deze benadering is in essentie ontwikkelingsgericht, waarbij oog is voor het ingewikkelde samenspel van genetische, somatische, relationele en sociale factoren, gedrag, emotie en beleving. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat het kind zich ontwikkelt binnen een veelheid aan, dynamisch met elkaar interagerende, netwerken en contexten.

    inhoud

    • De visie van infant mental health, meerdere perspectieven;
    • De nieuwe neurobiologische inzichten: de invloed van de omgeving op het genetisch materiaal;
    • Het transactionele ontwikkelingsmodel en ontwikkelingspychopathologie;
    • Classificatiesysteem DC 0-3R;
    • Baby- en peuterobservatie als basismethodiek;
    • Kennismaken met verschillende interventiemethoden aan de hand van (ook eigen) casuistiek.

    werkwijze

    Korte theoretische inleidingen door de docenten, literatuurstudie, casuistiekbesprekingen, ook uit de praktijk van de deelnemers, videoanalyse.

    De cursisten dienen er rekening mee te houden dat zij tussen de twee bijeenkomsten in een baby of peuter in zijn/haar gezin zullen observeren. Het verdient de voorkeur om hierbij niet te kiezen voor familie of kennissen/collega's.

    nota bene!

    Deze workshop is ook relevant voor diegenen die overwegen de tweejarige opleiding Van-Nul-Tot-Drie te volgen, die in 2008 van start gaat. Wanneer u besluit aan deze opleiding deel te nemen wordt de helft van de kosten van deze workshop op de opleidingsprijs in mindering gebracht.

    U kunt hier de brochure van de tweejarige opleiding bestellen of downloaden.

    accreditatie

    • Accreditatie Huisartsen: 12 uren
    • DAIMH: totaal 24 uren (12 literatuur en praktijk / 12 theorie en vaardigheid)
    • Herkwalificatie Eerstelijnspsycholoog NIP: totaal 12 uren (4 diagnostiek & indicatiestelling / 6 behandeling / 2,0 overig)
    • KP herregistratie: 12 uren
    • KP overgangsregeling: totaal 21 uren (16 diagnostiek / 5 behandeling)
    • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie: 11 punten (wordt aangevraagd voor elke uitvoering)
    • NVO Orthopedagoog-Generalist: totaal 13 uren (2 diagnostiek / 4 indicatiestelling / 4,0 behandeling / 3,0 praktijkopdrachten)

    Wat is accreditatie?

    RINO  http://www.rino.nl/cursussen/501.html#08.02

    10-05-2008 om 00:49 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op Ooghoogte van het Kind

    Op Ooghoogte van het Kind

    Over Infant Mental Health in Nederland

    Begin jaren '90 bracht Marja Rexwinkel samen met RINO-directeur Marieke van Dam een bezoek aan de Londense Tavistock Clinic en maakte daar kennis met baby- en peuterobservatie. Bij terugkomst zette ze samen met andere docenten bij de RINO de eerste cursus op dit gebied op. Naast coördinator van het Infant Mental Health team van het Nederlands Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam, is Marja Rexwinkel nu hoofddocent van de opleiding Van-nul-tot-drie en geeft ze ook de specialistische vervolgcursus Ouder-baby/peuter psychotherapie. Ze vertelt over de ontwikkelingen van de Infant Mental Health in Nederland.

    behandelen op ooghoogte van het kind

    Vóór de komst van de Infant Mental Health was de zorg voor het jonge kind in Nederland erg versnipperd en lag met name bij de consultatiebureaus. Rexwinkel werkte in die tijd bij de RIAGG Den Haag, waar ze onder andere samenwerkte met de afdeling Sociale Psychiatrie. "De zorg ging in die tijd voornamelijk uit naar de psychiatrie van de volwassen ouder en het was schokkend om te zien hoe weing aandacht er besteed werd aan de zorg voor jonge kinderen. Ik kan me een geval herinneren van een vrouw die op straat was aangehouden omdat ze rondliep met een bewegende sporttas. Daar bleek een baby in te zitten. Er was al die tijd aandacht voor de psychiatrie van de moeder geweest, maar niet voor de baby of de ouder-babyrelatie."

    Toch werd vanuit de consultatiebureaus veel zorgwerk gedaan, zegt Rexwinkel. "Als ik een politieke opmerking mag maken, vroeger ging er veel geld naar preventie, en kon de GGZ ook meer doen – maar dat is in de loop der jaren allemaal wegbezuinigd. Inmiddels komt de aandacht voor preventie langzamerhand weer terug, mede door de media-aandacht die een aantal schrijnende gevallen hebben gekregen, maar ook op grond van onderzoeksgegevens, met name gehechtheidsonderzoeken die aangeven dat problemen bij de bron aangepakt moeten worden."

    Geld op de bank

    De laatste jaren wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan waaruit blijkt dat de bron van veel problemen onder adolescenten en volwassenen gezocht moet worden in de eerste levensjaren. Maar, zo benadrukt Rexwinkel, "het is belangrijk om te beseffen dat dit niet een eenvoudig causaal verband is. Het is te makkelijk om te zeggen, als kind ging er iets mis, dus er zijn later problemen. Dat legt ook veel teveel de schuld bij de ouders. Het gaat om een complexe relatie tussen kind, ouder en omgeving."

    De IMH werkt vanuit een zogenaamd transactioneel ontwikkelingsmodel. "De positieve ervaringen en vaardigheden die een kind op jonge leeftijd opdoet kan je zien als geld op de bank. Als je wat gespaard hebt kan je later leuke dingen doen. Met minder geld op de bank is dat moeilijker. En als je schulden hebt wordt het helemaal moeilijk."

    "In een behandeling kunnen ouders en kinderen als het ware oefenen met nieuw gedrag in de veilige aanwezigheid van de therapeut."

    Hoe meer risicofactoren op jonge leeftijd aanwezig zijn – of hoe meer protectieve factoren ontbreken – hoe meer kans op problemen. "Dat zijn vicieuze cirkels. Het kind vertoont een bepaald gedrag, het huilt bijvoorbeeld veel, de ouders weten zich geen raad, worden overbezorgd of trekken zich uit het contact terug, het kind voelt deze onrust en huilt nog meer, dit bevestigt de ouders in hun zorg enzovoorts." En dat kan al beginnen vanaf de geboorte. Immers, voor de ouders kan het krijgen van een baby een zeer stressvolle gebeurtenis zijn. "Als het evenwicht bij een van de ouders of tussen de ouders wankel is, kan dat verstoord worden door de komst van een kind."

    Mentaliseren

    Een belangrijk aspect is het vermogen tot mentaliseren, het vermogen om te zien dat het gedrag van een ander en jezelf voortkomt uit een binnenwereld van gevoelens en gedachten. Rexwinkel noemt een voorbeeld: "Een moeder is een dagje naar Artis geweest met haar kind. Het kind is bekaf, maar moeder moet nog boodschappen doen. In de supermarkt is het kind aan het jengelen en zeuren. Dan kan je als moeder twee dingen denken. Of je wordt boos op je kind omdat het zo ondankbaar is. Heb je je de hele dag uitgesloofd, loopt het nog te zeuren ook. Dan neemt ze het gedrag van het kind dus concreet. Of je denkt, dat kind is gewoon moe, laat maar even, straks kan 'ie naar bed. Dan snapt ze dus dat het gedrag voorkomt uit een gevoel. De moeder die boos wordt op haar kind mist daar het vermogen tot inleven in de situatie van haar kind."

    En ook dat werkt weer interactioneel. Want een kind leert mentaliseren in de relatie met sensitieve en betrouwbare ouders, dus als de ouders dat niet kunnen dan zal het kind het ook niet leren. De omgeving kan voor het kind onvoorspelbaar en onveilig worden.

    "Een baby is de beste cotherapeut die je je kan wensen."

    De relatie is de patiënt

    In de overkoepelende IMH-visie wordt vanuit twee perspectieven naar de ouder- kindrelatie gekeken: vanuit een ontwikkelingsperspectief en vanuit een relationeel perspectief. Rexwinkel: "De relatie is de patiënt. Wat overigens niet wil zeggen dat individuele- en omgevingsfactoren niet van belang zijn, maar die wegen we binnen de relatie. Dat zit dicht bij een systeemtherapeutische benadering, maar bij ons ligt uiteindelijk altijd de nadruk op de ontwikkeling van de baby."

    In de opleiding Van-nul-tot-drie maken cursisten kennis met meerdere vormen van interventies: kortdurende, laagdrempelig interventies van vijf gesprekken, en langdurige, op gehechtheid gerichte interventies. "De kortdurende interventies lijken qua vorm op het model van het consultatiebureau. Daarom noemen we het ook geen therapie, maar een consultatie. Zoals je naar het consultatiebureau gaat voor een lichamelijk consult, zo kan je bij ons een emotioneel consult krijgen. Vaak blijkt vijf keer ook genoeg te zijn. En voor de complexere gevallen kunnen we in vijf keer zorgen voor een goede diagnostiek en doorverwijzing."

    Participerende observatie

    Naast theoretische kennis en klinische vaardigheden is baby-observatie de belangrijkste pijler van de opleiding. Cursisten observeren twee jaar lang wekelijks een baby in zijn of haar gezin. "Het gaat om participerende observatie, dus cursisten leren ook gevoelig te zijn voor hun eigen reacties. De ervaring van de baby-observatie helpt om nauwkeurig te observeren en te verdragen wat er in de therapiekamer gebeurt. Dat is immers een belangrijke basis voor elk interventie. In plaats van een baby die ontroostbaar huilt te willen troosten - wat toch je eerste reactie is – leer je om de moeder te helpen om haar baby te troosten. Want dat is waar het om draait. In een behandeling kunnen oude spoken uit het verleden van de ouders naar boven komen, maar kunnen ouders en kinderen ook oefenen met nieuw gedrag in de veilige aanwezigheid van de therapeut."

    In de Nederlandse IMH wordt niet zozeer geprobeerd gedrag in de ouder-babyrelatie symbolisch te duiden, als wel om samen met de ouders naar betekenis te zoeken en nieuwe betekenissen uit te proberen. "Door bepaald gedrag te benoemen vergroten we het uit. Bijvoorbeeld: een moeder heeft verdriet, en we zien dat de peuter weg wil, de kamer uit. Door uit te leggen aan zo'n peuter wat er aan de hand is, reguleren we de gevoelens van ouder en peuter in de kamer."

    "Zoals je naar het consultatiebureau gaat voor een lichamelijk consult, zo kan je bij ons een emotioneel consult krijgen."

    Op bezoek bij een vreemde mevrouw

    Het praten tegen baby’s en kleuters in de behandeling heeft nog een ander doel, namelijk modelling, het voordoen van gedrag aan de ouders. Als Rexwinkel nieuwe ouders met een kind op bezoek krijgt begroet ze ook de baby of peuter. "Dan vertel ik dat ze bij een vreemde mevrouw op bezoek zijn om te praten. Zo'n moeder zegt dan 'Je hoeft het niet aan hem uit te leggen hoor, hij begrijpt het toch nog niet.' Maar de volgende keer dat ze langskomen zie je dat de moeder tegen haar kind vertelt dat ze weer bij die mevrouw zijn. Dat heeft ze dan overgenomen – en daar gaat het om."

    "Je hebt ook therapeuten die alleen met de ouders praten, die het lastig vinden zo'n baby in de kamer. Een baby praat niet, dus hoe betrek je die bij een behandeling? Dat vergt een speciale expertise. Maar ik zeg vaak, een baby is de beste 'cotherapeut die je je kan wensen. Er gebeurt immers van alles – een baby wil aandacht, huilt, lacht, moet verschoond of gevoed worden, reageert op zijn ouders en op wat er in de kamer gebeurt – en dat zijn allemaal interacties waar je meteen op kan reageren. Wij leggen ouders dan ook uit dat wij de baby belangrijk vinden, omdat door samen goed te kijken en erover te praten we misschien beter kunnen gaan snappen wat er aan de hand is. Vandaar ook dat we op de grond zitten en werken, op ooghoogte van het kind."

    Dit artikel is een vervolg op The Cellotaped Therapist, On psychotherapeutic treatment for infants, dat eerder verscheen in de RINO brochure 2007-08.

    Tekst Bernard Vehmeyer

    http://www.rino.nl/paginas/29119.html

    09-05-2008 om 23:57 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinderen beinvloed door emoties moeder
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kinderen beïnvloed door emoties van moeder



    Foto en artikel, Bron NU

    Voor meer nieuws http://www.nu.nl/news/1554172/151/rss/Kinderen_be%EFnvloed_door_emoties_van_moeder.html

    De mate van angst die een moeder ervaart tijdens haar zwangerschap beïnvloedt de manier waarop haar kinderen informatie verwerken. Dit is de conclusie van het onderzoek van Maarten Mennes aan de Universiteit van Leuven.

    Vooral wanneer kinderen op zichzelf zijn aangewezen om beslissingen te nemen, blijkt de angst die hun moeder ervoer tijdens haar zwangerschap invloed te hebben.

    Emotionele toestand
    De onderzoeker heeft voor zijn studie gebruik gemaakt van een onderzoek dat 20 jaar geleden werd opgestart door Bea Van den Bergh. Zij volgde een groep zwangere vrouwen en ondervroeg hen over hun emotionele toestand op verschillende momenten tijdens hun zwangerschap.

    Vervolgens onderzocht ze de kinderen later op vaste tijden in hun ontwikkeling. Zij concludeerde dat een deel van de aandachtsproblemen en hyperactief gedrag bij kinderen verklaard kan worden door de mate van angst ervaren door de moeder tijdens haar zwangerschap.

    20-jarigen
    Mennes onderzocht dezelfde groep, inmiddels 20-jarigen, met computertaken die onder andere het geheugenfunctioneren en het strategisch combineren van taken of informatie nagingen. De resultaten tonen aan dat de mate van angst die een moeder ervaart tijdens de 12de tot de 22ste week van haar zwangerschap de prestatie van haar kind negatief beïnvloedt.

    De onderzoeker pleit voor preventiemaatregelen rond stress en angst tijdens de zwangerschap.

    09-05-2008 om 12:35 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hechting kan veilig zijn maar, afhankelijk van de omstandigheden, ook op verschillende manieren onveilig

    Hechting is de band tussen ouder en kind die voort- komt uit de manier waarop ouder en kind vanaf de geboorte met elkaar omgaan. Hechting kan veilig zijn maar, afhankelijk van de omstandigheden, ook op verschillende manieren onveilig.

    Een veilige hechting is belangrijk omdat het de basis
    legt voor de manier waarop het kind met zijn om- geving omgaat. Op basis van de vertrouwensband met de eerste verzorger (meestal de moeder) ontwikkelt het kind een bepaalde mate van vertrouwen in zichzelf en in de ander.

    Dit vertrouwen is van groot
    belang voor de hele verdere ontwikkeling. Veilig gehechte kinderen hebben een grotere kans op een gunstige psychosociale ontwikkeling, ze zijn doorgaans coöperatiever, hebben minder conflicten, kunnen beter omgaan met emoties en hebben meer zelfvertrouwen.

    Bovendien blijkt hun zelfvertrouwen
    bij te dragen aan een gunstige verstandelijke ontwik- keling. Veilige hechting is een basis voor een optimale ontwikkeling.

    Hoe ontstaat veilige hechting?


    Voor het ontstaan van een veilige hechting is de mate
    waarin het kind zich begrepen en geaccepteerd voelt van groot belang.

    Veilige hechting ontstaat als een
    kind merkt dat zijn gedrag tot positieve reacties leidt. Door reacties leert het kind dat zijn gedrag effectief is; het kind kan iets bewerkstelligen.  Iedere keer als een kind een positieve reactie op zijn gedrag krijgt wint het kind aan zelfvertrouwen.

    Tegelijkertijd leert het kind de
    positief reagerende persoon steeds meer te vertrouwen. Het kind leert die persoon kennen als iemand die hem begrijpt en het beste met hem voor heeft.

    Wat doen kinderen om een
    hechtingsband te krijgen?

    Kinderen doen vanaf hun geboorte hun best om hun ouders aan zich te binden. In het begin hebben ze daartoe slechts zeer beperkte middelen: kijken, huilen en zuigen. In de loop van de tijd krijgen ze meer bindingsmogelijkheden: lachen en zich vastklampen en later bijvoorbeeld ook volgen en roepen.

    Voordat
    kinderen kunnen praten is huilen één van hun belangrijkste communicatiemiddelen. Kinderen huilen niet, zoals vroeger wel gedacht werd, om 'hun stem te oefenen' of omdat ze niets beters te doen hebben. Huilen is bij baby's een manier om iets duidelijk te maken.

    Wat zij duidelijke willen maken verschilt. Het
    kind kan honger hebben, het te koud of juist te warm hebben, bang of moe zijn, zich vervelen of ziek zijn. Het is de taak van de ouders om uit te vinden wat er aan de hand is.

    Door steeds te zoeken naar welke
    behoefte het kind duidelijk wil maken met het huilen leren ouders na verloop van tijd verschillende manieren van huilen van hun kind te onderscheiden.
     

    Wat kunnen ouders doen om een veilige hechting met hun kind te bevorderen?

    Ouders dragen bij aan het ontstaan van een veilige
    hechting door zoveel mogelijk gepast te reageren op signalen van hun kind. Een gepaste reactie maakt het kind duidelijk dat het begrepen is, dat de ouder bereid is te helpen en dat het probleem, eenmaal kenbaar gemaakt, begrepen en verholpen kan worden.

    Prompt reageren betekent ook dat ouders reageren
    als het signaal gegeven wordt. Het zal niet voor iedere ouder op ieder moment mogelijk zijn direct te reageren. Maar het helpt al als de ouder aan het kind duidelijk maakt meteen het signaal te hebben opgevangen en zo snel mogelijk te zullen helpen.

    Gepast reageren houdt verder in dat de reactie
    aansluit bij de stemming en behoeften van het kind. Een huilend kind zal zich eerder begrepen voelen door troostende woorden/gebaren dan door afleiding of vrolijk gelach.

    Tips:


     •Borstvoeding is  bevorderlijk voor de band tussen moeder en kind. Dit wil niet zeggen dat alleen bij het geven van borstvoeding de band versterkt wordt. Het geven van kunstvoeding is ook een bevorderlijk moment voor ouder en kind om de band te versterken, met name als de ouder hierbij veel huid op huid contact heeft.

    •Baby's voelen zich het beste in de nabijheid van
    hun ouder(s), ook 's nachts. Het in elkaars nabijheid slapen heeft verschillende voordelen: a) (borst)voeding geven is minder bewerkelijk b) ouders kunnen 's nachts sneller op hun kind reageren.

    Het in elkaars nabijheid slapen betekent niet dat het kind in het ouderlijk bed slaapt maar in een eigen wieg of bed naast het bed van de ouder. Dit om de kans op wiegendood te verkleinen.

    •Baby's hebben veel behoefte aan lichamelijk
    contact. Veel dragen (gebruik een draagzak/doek), knuffelen en bijvoorbeeld babymassage is bevorderlijk voor een veilige hechting.

    •Baby's zijn leergierig, samen spelen is goed voor
    de (hechtings-) ontwikkeling. Ook het aanmoedigen van het doen van ontdekkingen werkt gunstig. Baby's hebben geen kwade bedoelingen, hoe lastig hun gedrag soms ook kan zijn. Probeer het gedrag te accepteren. Als ouders kinderen vertrouwen in hun goede bedoelingen, gaan kinderen ouder(s) en zichzelf vertrouwen. Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij uw consultatiebureau-team of op www.oudersonline.nl

    NB waar ouders staat kan ook ouder/verzorger(s)
    gelezen worden. NB waar hij staat in de tekst kan ook zij gelezen worden. Bron: Mr. Drs. Noortje Tan

    10/2006 GkD-JGZ401 (043) 3 690 630
    Kraamzorg (24 uur per dag) (043) 3 690 680
    Jeugdgezondheidszorg (043) 3 690 670
    Verplegen en Verzorgen (24 uur per dag) (043) 3 690 660
    Uitleen van hulpmiddelen
    (043) 3 690 620
    Voedingsvoorlichting en dieetadvisering (043) 3 690 610
    GroenekruisService (lidmaatschap)
    E-mail info@groenekruisdomicura.nl info@groenekruisdomicurakraamzorg.nl Internet www.groenekruisdomicura.nl www.groenekruisdomicurakraamzorg.nl
    Bezoekadres
    Mockstraat 1, Maastricht Postadres Postbus 1307, 6201 BH Maastricht GroenekruisDomicura Kraamzorg is in bezit van het ISO HKZ kwaliteitscertificaat en het kwaliteitskeurmerk van Zorg.

    09-05-2008 om 00:40 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    02-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onzekerheid bij de opvoeding van kinderen
     

    Onzekerheid bij de opvoeding van kinderen

      IPZO behandelt angstklachten die typisch gebonden zijn aan opvoeding en ontwikkeling van het kind. Bij ouders ontstaan soms veel onzekerheden over thema's als: eten, slapen, zindelijkheid, grenzen stellen en contact maken met het kind.

      Bij wat oudere kinderen beginnen ook aspecten van autoriteit sterker te gelden: ''Wie is de baas?'' en "Welke eisen kan, mag en durf ik te stellen?". Ook de angst van ouders om hun eigen angsten en onrust op het kind over te brengen is een bekend fenomeen.

      In dit geval is men bang voor de 'besmettelijkheid' van angstklachten: ''Als mijn zoontje/dochtertje ziet dat ik bang ben voor honden, dan wordt hij/zij het misschien ook.''

      Bij schoolgaande kinderen kunnen faalangst, verlegenheid/teruggetrokken gedrag, niet naar school willen gaan, hyperactiviteit, druk gedrag en andere ontwikkelingsproblemen de ouders voor moeilijke vraagstukken stellen. "Moet ik mijn kind dwingen om toch te gaan?" "Moet ik er met de onderwijzer over praten?" "Wat kan ik doen om mijn kind rustiger/ evenwichtiger te krijgen?" "Heeft mijn kind specifieke hulp nodig?" etc.

      Ook kunnen thema's als hechtingsangst, bindingsangst of verlatingsangst bij ouders en/of het kind een rol gaan spelen en doorwerken in de opvoeding.

      Vestigingen van IPZO zijn gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Als u een afspraak wenst te maken kunt u aangeven naar welke vestigingsplaats uw voorkeur uitgaat.

      IPZO psychologen zijn aangesloten bij het Nederlands Instituut van Psychologen, N.I.P.

      Wenst u aanvullende informatie dan kunt u contact opnemen met een van onze psychologen.

       

      Informatie bij:           Drs. Jan van den Berg

    02-05-2008 om 22:53 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reactieven Hechtingsstoornis

    Reactieve hechtingsstoornis

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    Reactieve hechtingsstoornis is een psychische aandoening die in het DSM-IV is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. De aandoening ontwikkelt zich in de eerste vijf levensjaren. Het DSM-IV onderscheidt het geremde (waakzaam, terughoudend) en het ongeremde type (gebrek aan onderscheid). In het ICD-10 is het ontremde type afzonderlijk beschreven (F94.2).

    Kinderen die aan deze stoornis lijden, slagen er niet in om zich op een gepaste wijze emotioneel te hechten aan hun ouders of anderen die voor hun zorgen. De oorzaak kan liggen in verwaarlozing of mishandeling (geestelijk of lichamelijk), maar kan ook ontstaan als het kind niet voldoende gelegenheid krijgt om emotionele banden te vormen, bijvoorbeeld als het regelmatig andere verzorgers krijgt.

    Emotioneel zijn de relaties van het kind korter en oppervlakkiger dan normaal. Het reageert op jongere leeftijd teruggetrokken of overdreven waakzaam. Ook zijn de reacties vaak onvoorspelbaar: het kind wijst soms toenadering van verzorgers af, is vaak overdreven waakzaam of verzet zich tegen troosten, gedraagt zich teruggetrokken en kan sociaal geïsoleerd raken (geremde type). Op wat oudere leeftijd maakt het kind vaak te weinig onderscheid tussen vertrouwde en onbekende personen (ontremde type). Soms slaat het gedrag om in een korte, maar zeer sterke aanhankelijkheid, ook bij relatief onbekenden. Het kind is verminderd gevoelig voor straf of pogingen het gedrag te corrigeren.

    De ernst en duur van de aandoening is afhankelijk van een aantal factoren, maar over het algemeen treedt een sterke verbetering of genezing op als het kind in een veilige en verzorgende omgeving wordt ondergebracht.

    De reactieve hechtingsstoornis is gevoelig voor comorbiditeit, dat wil zeggen dat deze gepaard kan gaan met of oorzaak kan zijn van andere stoornissen. Zo kunnen groei-, leer- en eetstoornissen (bv. pica) optreden.

    Een verleden van RHS speelt op later leeftijd soms een rol bij het ontstaan van angst- of gedragsstoornissen.

    Voor diagnose moet worden vastgesteld dat er geen sprake is van mentale retardatie of een pervasieve ontwikkelingsstoornis.

    02-05-2008 om 22:44 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heb ik een bodemloos kind:

    kinderen/jongeren:

    Heb ik een bodemloos kind:

    Heb ik een bodemloos kindHechtingsgestoorde of bodemloze kinderen zijn kinderen die geen hechte relaties kunnen aangaan. Eens de 18 voorbij spreken we niet meer over bodemloze kinderen maar over “borderline”-patiënten.

    Er is iets mis met het fundament van het contact tussen ouders en deze kinderen. In de eerste levensmaanden van een kind wordt dit fundament gelegd door het warme, intensieve, lichamelijke contact tussen (meestal) moeder en kind.

    Gebrek aan veiligheidsgevoel.

    De baby heeft in die leeftijdsfase behoefte aan het ervaren van veiligheid in de relatie met moeder. Wanneer er onvoldoende antwoord wordt gegeven door de omringende wereld, door de moeder, vindt er geen aansluiting plaats. Het kind ervaart geen veiligheid waardoor er geen basis-veiligheid ontstaat. Die basisveiligheid vormt echter de bodem, het fundament van de ontwikkeling van een kind.

    Op dat fundament kan een kind zich ontwikkelen in onder andere emotioneel of affectief opzicht (bijvoorbeeld het ontwikkelen van zelfvertrouwen), in sociaal opzicht (kunnen aangaan van contacten met anderen) en verstandelijk / intellectueel opzicht (kennis en ervaringen op willen doen).

    Eén van de mogelijke oorzaken is vrijwel altijd een (tijdelijke) onderbreking of een (definitieve) breuk was in de continuïteit van de verzorging en/of in de band tussen moeder en kind, voornamelijk gedurende de 18 eerste levensmaanden, soms een ontbreken hiervan of een onthouden van aandacht.

    De problemen blijven voor de buitenwereld echter verborgen omdat het kind zich vaak als het 'allemansvriendje' opstelt.

    Er zijn hulpverleningsprogramma’s naar ouders, kinderen en buitenstaanders. Enkele tips waar je rekening mee moet houden.

    Wat kan hulpverlening doen ?

    Voor de ouders: ouders die hulp vragen, hebben recht op erkenning van hun hulpvraag.

    1. Hou je bevraging (o.m. over achtergrond, voorgeschiedenis van het kind) naar de ouders toe zo neutraal mogelijk.

    2. Stel je luisterbereid op zonder vooringenomenheid of schuldvragen te formuleren.

    3. Realiseer je terdege dat ouders vaak pas naar hulpverleners toekomen, nadat hun eigen inventiviteit uitgeput is. Nadat zij alle denkbare adviezen van omstanders hebben uitgeprobeerd, zonder succes. Zij verwachten meer of andere raad van je, dan: 'Het groeit er wel uit.' Interpreteer hun wanhoop en radeloosheid vooral niet als oorzaak, maar als gevolg van de hechtingsproblemen van hun kind.

    4. Wijs hen op het belang van eendracht tussen beide ouders: als zij elkaar geloven en steunen, kunnen zij coalitievorming tussen het kind en een ouder (met uitsluiting van de ander) beperken of verhinderen.

    5. Ouders ondersteunen, bevestigen in hun positieve betrokkenheid.

    6. Waar afstand nemen en/of uithuisplaatsing van het kind (al dan niet tijdelijk) de enige haalbare kaart is, kan je inlevingsvermogen in het verdriet van de ouders en andere gezinsleden hen tot steun zijn. De noodzaak om hun kind aan professionele hulpverleners toe te vertrouwen, stelt geen einde aan de betrokkenheid, de zorg en het verantwoordelijkheidsgevoel van de ouders.

    7. Doorverwijzen naar professionele hulpverleners die (mogelijk meer) vertrouwd zijn met deze thematiek.

    8. Ouders attent maken op het bestaan van de oudercontactgroep 'Wat Nu?' waar zij op begrip en (h)erkenning van lotgenoten kunnen rekenen.

    Voor het kindhulpverleners zijn soms (te) lang bezig met het bijsturen van de ouders, vergeten of veronachtzamen dat ook het kind geholpen moet worden. :

    1. Probeer het kind neutraal en afstandelijk tegemoet te treden. Realiseer dat kinderen met hechtingsproblemen zich bedreigd voelen door emotionele nabijheid, dat ze bang zijn voor diepgaande relaties. Daarom zullen ze zelf niet (zo gauw) hulp vragen. Wees dus voorzichtig in je benadering.

    2. Onderken de hoger genoemde alarmsignalen en gedragskenmerken. Afhankelijk van je functie en positie t.a.v. kind en andere gezinsleden, zult u bedacht moeten zijn op consequenties van dit gedrag in elke specifieke situatie (vb. in gezinsbegeleiding, op school, tijdens consultaties, enz.)

    3. Structuur geven - duidelijke grenzen stellen en deze consequent handhaven, met een gepaste dosering van aandacht en afstandelijkheid, van aanmoediging, van beloning en correctie.

    4. Mee helpen zoeken naar adequate opvang, naar (al dan niet residentiële) behandeling en aangepaste onderwijsvormen.

    Naar buitenstaanders toe:

    1. Misschien heb je toegang tot de nabije omgeving (buurt, kennissenkring, familie) van gezinnen die lijden onder 'bodemloos, hechtingsgestoord samenleven'. Hier kun je deze omstanders attent maken op het gevaar van (ongezonde) coalitievorming tussen het betreffende kind en de omgeving.

    2. Informatie verspreiden: zowel onder hulpverleners als onder een breder publiek kun je deze problematiek mee (her)kenbaar maken, teneinde meer begrip te krijgen voor deze kinderen, hun broers, zusjes en ouders.

    Meer info bij de Vereniging van Ouders van Kinderen met Hechtingsstoornis - Fam. Vereycken-Petitjean - H. De Keersmaekerlaan 53 - 1780 Wemmel - tel: 02/460.39.24
    http://www.Hechtingsstoornis.org

    01-05-2008 om 20:57 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem

    BORDERLINE

     

    Grenzen vervagen

    Vanachter een gesloten deur

    Gedachten plagen

    De leegte heeft geen kleur

     

    Het vullen van gaten

    Met allerlei alternatieven

    Je de wereld inpraten

    Niemand leest je brieven

     

    Emoties voelen

    Begrijpen, delen

    Weten wat mensen bedoelen

    Wanneer ze met gevoelens spelen

     

    De pijn een plek geven

    Tussen het wit en zwart

    Overleven

    Want de wereld is hard

     

    Er zijn geen grenzen meer

    Het hoofd is dol

    Niet plat dit keer

    De aarde is hol.

     

    Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem waar mensen in meer of mindere mate last van kunnen hebben.

    Het heeft vaak te maken met traumatische ervaringen in de jeugd die ervoor gezorgd hebben dat mensen zich niet of nauwelijks aan een ander kunnen hechten.

    Dit werkt door in relaties, werk en de omgang met dieren.

    Angst speelt een grote rol en het niet hechten komt voort uit die angst, want iets of iemand verdwijnt uiteindelijk toch wel uit je leven dus waarom zou je je hechten.

    Ook leegte speelt en grote rol, die leegte probeert men op alle mogelijke manieren te vullen.

    Dit uit zich in bijv. het constant veranderen van werk, materieel alles willen hebben, van de ene relatie in de andere springen, verslaving aan bijv. alcohol en nog veel meer.

    Grensoverschrijdend gedrag en niet zien dat dit zo is, maar het doodnormaal vinden en niet begrijpen dat anderen het niet hetzelfde zien.

    Ze voelen zich vaak miskend en hebben een groot gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is heel kort, er is op internet een hele hoop te vinden over dit onderwerp

    30-04-2008 om 20:29 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (92)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinder- en jeugdpsychiatrie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Onderzoek en diagnostiek

    Auteur(s)  Verhulst F.C., Verheij F. (red.) jaar 2006 Druk 3
    ISBN  9789023235897  (ISBN10: 9023235894)

    De kinder- en jeugdpsychiatrische zorg is gebaseerd op zorgvuldig onderzoek en adequate diagnostiek. Alleen door middel van onderzoek en diagnostiek is inzicht te verkrijgen in mogelijke psychopathologie bij kinderen en jeugdigen met problemen.

    De kinder- en jeugdpsychiatrie evolueert, steeds meer wordt gewerkt met gestandaardiseerde onderzoeksinstrumenten. Tests en toetsen worden gemodificeerd of door betere vervangen.
    Onderzoek & diagnostiek is in meerdere opzichten een nieuw boek.

    De consequenties van de voortschrijdende ontwikkeling van de kinder- en jeugdpsychiatrische praktijk is in dit boek vastgelegd. In het eerste hoofdstuk wordt de historie van de kinder- en jeugdpsychiatrie besproken.

    Na de principes van de kinder- en jeugdpsychiatrische diagnostiek en classificatie volgen acht hoofdstukken die elk een deel van de kinder- en jeugdpsychiatrische onderzoekspraktijk uitwerken. In de veertien daarop volgende hoofdstukken wordt het onderzoek bij specifieke kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen belicht.

    Tot slot wordt kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek in enkele specifieke contexten, zoals in de psychiatrische zorg voor dove kinderen en jeugdigen of in de forensisch psychiatrische praktijk, besproken.

    Mw. E. Aptroot, directeur zorg, RMPI te Barendrecht.

    Dr G.F.M.G. Berden, kinder- en jeugdpsychiater, medisch directeur, Triversum te Alkmaar.

    Prof.Dr F. Boer, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij Academisch Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Curium te Oegstgeest en Universiteit Leiden (Faculteit Geneeskunde en Faculteit Sociale Wetenschappen).

    Dr N.H. Bouman, kinder- en jeugdpsychiater, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, AZR-Sophia te Rotterdam.

    Prof.Dr J.K. Buitelaar, kinder- en jeugdpsychiater, hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie met de leeropdracht biopsychosociale determinanten van menselijk gedrag, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Universitair Medisch Centrum Utrecht.

    Mw. I.M. Demmendaal, secretaresse, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, AZR-Sophia. Zij verwerkte alle teksten in dit boek.

    Mw. Dr E.C. van Doorn, psycholoog, werkzaam in eigen praktijk te Amersfoort, daarnaast als docent verbonden aan het Seminarium voor Orthopedagogiek te Utrecht.

    Prof.Dr Th.A.H. Doreleijers, kinder- en jeugdpsychiater, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Vrije Universiteit Amsterdam en opleider, Paedologisch Instituut te Amsterdam/Duivendrecht.

    J.H.M. Duyx, kinder- en jeugdpsychiater, medisch hoofd jeugdcircuit, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Universitair Medisch Centrum Utrecht.

    M.L.J.M. Eussen, kinder- en jeugdpsychiater, beleidspsychiater, circuit kinderen en jeugdigen van De Grote Rivieren, stichting voor geestelijke gezondheidzorg te Dordrecht.

    Dr R.J. van der Gaag, opleider kinder- en jeugdpsychiatrie, De Riethorst, Meerkanten, Ermelo, voor onderwijs en onderzoek verbonden aan de Divisie Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht.

    T. van Gent, kinder- en jeugdpsychiater, clustermanager patiëntenzorg afdeling voor doven en slechthorenden, Academisch Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Curium te Oegstgeest en universitair docent Universiteit Leiden.

    H.M.J.A. Gerritzen, kinder- en jeugdpsychiater, Universitair Medisch Centrum Utrecht en als psychoanalyticus verbonden aan het Nederlands Psychoanalytisch Instituut.

    Prof.Dr W.B. Gunning, kinder- en jeugdpsychiater en neuroloog, hoogleraar-afdelingshoofd kinder- en jeugdpsychiatrie Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam, medisch directeur van de Argonaut, Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie bij de Universiteit van Amsterdam.

    Mw. Dr E. de Haan, psycholoog/psychotherapeut, De Argonaut, Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie bij de Universiteit van Amsterdam.

    P.J. Hoekstra, arts, Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie te Groningen.

    Mw. C.E. König, klinisch neuropsychologe, Paedologisch Instituut te Amsterdam/ Duivendrecht.

    Prof.Dr J.M. Koot, bijzonder hoogleraar ontwikkelingspsychopathologie, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van de Erasmus Universiteit Rotterdam en AZR-Sophia te Rotterdam.

    H.M.P. van Leeuwen, kinder- en jeugdpsychiater, voorzitter Raad van Bestuur, Paedologisch Instituut te Amsterdam/Duivendrecht.

    Dr W. Matthys, kinder- en jeugdpsychiater, medisch hoofd Vosseveld, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht.

    Prof.Dr R.B. Minderaa, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Faculteit der Medische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen en medisch directeur van de Stichting Algemene en Universitaire Kinder- en Jeugdpsychiatrie Noord-Nederland.

    Mw. G.S. Ong, kinder- en jeugdpsychiater, systeemtherapeut in opleiding, Landelijk Centrum voor Eetstoornissen “De Ursula” te Leidschendam.

    M.D. Oosterhoff, kinder- en jeugdpsychiater, hoofd behandelzaken, Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie te Groningen.

    Mw. C.G. Reichart, kinder- en jeugdpsychiater, hoofd adolescentenkliniek AZR-Sophia/ Dijkzigt te Rotterdam.

    Mw. Dr F.M.E. Slijper, psycholoog/psychoanalytica, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van AZR-Sophia te Rotterdam en verbonden aan het Nederlands Psychoanalytisch Instituut, tevens vrijgevestigd psychotherapeut.

    Prof.Dr Ph.D.A. Treffers, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Universiteit Leiden en als medisch directeur verbonden aan het Academisch Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Curium te Oegstgeest.

    Prof.Dr F. Verheij, hoogleraar klinische Kinder- en Jeugdpsychiatrie, hoofd patiëntenzorg, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, AZR-Sophia/Erasmus Universiteit Rotterdam.

    Prof.Dr F.C. Verhulst, hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie, hoofd afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, AZR-Sophia / Erasmus Universiteit Rotterdam.

    Uit de inhoud

    1 De opkomst van de kinder- en jeugdpsychiatrie
    2 Principes
    3 Van multidisciplinair onderzoek naar interdisciplinair denken
    4 Het diagnostisch interview met het kind of de jeugdige
    5 Het diagnostisch interview met de ouders
    6 Het diagnostisch onderzoek met het gezin
    7 Het psychodiagnostisch persoonlijkheidsonderzoek
    8 Neuropsychologische diagnostiek
    9 Aanvullende informatie over het schools functioneren
    10 Aanvullende informatie over het lichamelijk functioneren, inclusief het aanvragen van laboratorium- en beeldvormend onderzoek
    11.1 Groei-, regulatie- en hechtingsstoornissen bij het jonge kind
    11.2 Slaapstoornissen
    11.3 Genderidenteitsstoornis
    11.4 Eetstoornissen bij de adolescent
    11.5 Ticstoornissen
    12 Organisch psychiatrische stoornissen
    13 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
    14 Schizofrenie
    15 Stemmingsstoornissen
    16 Angsstoornissen
    17 Dwangstoornissen
    18 Somatoforme stoornissen
    19 Aandachtstekort-/hyperactiviteitsstoornissen
    20 Oppositioneel-opstandige en antisociale gedragsstoornissen
    21 Onderzoek en diagnostiek bij dove kinderenen jeugdigen
    22 Verstandelijk gehandicapten
    23 Ernstige sociale en psychosociale problematiek
    24 Diagnostiek bij leer- en gedragsproblemen op school
    25 Jeugdpsychiatrisch onderzoek in forensisch kader


    Lees verder>>> 

    http://www.vangorcum.nl/NL_toonBoek.asp?PublID=1774

    30-04-2008 om 19:04 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (9)
    29-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn kind heeft problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling.
    • Mijn kind is lastig en druk, hij is hyperactief en impulsief, mogelijk heeft hij ADHD
    • Mijn kind is opstandig en vertoont ontremd gedrag, mogelijk heeft hij ODD-CD.
    • Mijn kind heeft concentratieproblemen, mogelijk ADD of ADHD
    • Mijn kind heeft problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling. Hij heeft last van faalangst, scheidingsangst, hechtingsproblemen en een slechte sociale weerbaarheid.
    • Mijn kind heeft last van depressies.
    • Mijn kind loopt steeds verder achter op school en hij is toch niet dom.

    gedragsproblemen…
    Hoe kan ik mijn kind helpen?

    Het zou zo fantastisch zijn als:

    • Mijn kind rustiger is en eens nadenkt vóórdat hij iets zegt of doet.
    • Mijn kind minder opstandig is en zich ook kan aanpassen aan zijn omgeving.
    • Mijn kind zich beter kan concentreren.
    • Mijn kind minder angstig is en zich beter staande kan houden in sociale contacten.
    • Mijn kind over de hele linie lekker in zijn vel zit.

    Met de BSM therapie kan dat allemaal gebeuren!

    Lees verder>>>>Praktijk Pippi  http://www.praktijkpippi.nl/index.php?id=190

    29-04-2008 om 18:54 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gehechtheidsproblemen

    Gehechtheidsproblemen

    door: Anniek Thoomes-Vreugdenhil

    Veilige gehechtheid wordt gezien als bepalend voor het leven, zowel voor het kinderleven als voor de relatievorming als voor het latere functioneren. Veilig gehechte kinderen hebben sensitieve ouders. Dat zijn ouders die gericht zijn op wat dit kind nodig heeft, ouders die in staat zijn de signalen van hun kind goed op te vangen en er vervolgens gehoor aan geven. Deze ouders zijn gericht op de behoefte van hun kind en kunnen de emoties van hun kind adequaat spiegelen. Dat kunnen die ouders niet alleen als het kind klein is maar gedurende hun hele ontwikkeling tot de volwassenheid. De ervaren interacties zijn overwegend positief. Deze kinderen hebben nabijheid ervaren en vinden dat vanzelfsprekend.

    Onveilig gehechte kinderen en jongeren ontwikkelen veel minder sociale vaardigheden, hebben minder vrienden, zijn minder zelfstandig. Een relatie is geconstateerd tussen onveilige gehechtheid en depressie bij jongeren. Eveneens is er een relatie tussen onveilige gehechtheid en psychopathologie geconstateerd, vooral tussen de gehechtheidswijze gedesorganiseerd gehecht en probleemgedrag.

    Ook bij volwassenen wordt in onderzoeken een relatie aangetoond tussen onveilige gehechtheid en problematiek, de problematiek waarvan gesproken wordt is divers.

    Vooral negatief denken over zichzelf kan leiden tot problematiek. Negatief denken over zichzelf betekent een gebrek aan zelfrespect, een gebrek aan autonomie in relatie met anderen en een overtuiging dat het zelf het niet waard is om lief te hebben en om steun te krijgen.


    Lees verder>>>>  http://www.hechtingsproblemen.nl/hechtingsproblemen.html

    29-04-2008 om 17:39 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bonding Psychotherapie Wat is Bondingtherapie?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    De bondingpsychotherapie werd begin jaren ’70 ontwikkeld en in praktijk gebracht door Daniel Casriel (1924-1983). Hij was een Amerikaanse psychiater en psychoanalyticus in New York. Hij noemde de therapie New Identity Process (NIP). Later kreeg de therapie de naam bondingpsychotherapie.

    Bondingpsychotherapie is een intensieve vorm van groepstherapie, waarin pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden in een veilige omgeving emotioneel kunnen worden herbeleefd en verwerkt. De term bonding staat voor het proces dat gekenmerkt wordt door emotionele openheid bij lichamelijke nabijheid. Bonding wordt gezien als een natuurlijke behoefte, net zoals de behoefte aan lucht en voedsel.

    Klinische definitie:
    Bondingpsychotherapie is een interactief groepstherapeutisch proces voor de behandeling van stoornissen, die ontstaan wanneer basale psychosociale behoeften die gerelateerd zijn aan neurobiologische processen, niet vervuld worden.
    De cliënt moet gemotiveerd zijn voor deze intensieve behandeling. Dan kunnen deze stoornissen verbeteren met behulp van ervaringsgerichte, lichaamsgerichte, non-verbale en verbale methoden.
    Speciale technieken kunnen worden aangeleerd. Deze zorgen voor essentiële veranderingen.
    Van belang hierbij is een ondersteunende emotionele relatie van de cliënt met de groep en de therapeut.
    Wat is hechting?
    Veel mensen hebben in hun vroege kinderjaren een veilige hechting gemist. Onder een veilige hechting wordt verstaan dat je jezelf veilig kan voelen bij een belangrijke hechtingsfiguur (meestal de moeder of vader), bijv. in een situatie waarin er gevaar dreigt. Een eenvoudig voorbeeld is een dar kind zich brandt aan een strijkijzer of van zijn fiets valt en getroost wordt door zijn moeder en/of vader. Het kind leert hierdoor dat het in een moeilijke of pijnlijke situatie terug kan vallen op zijn ouders. Ook leert het dat het pijnlijke emoties mag uiten. Dit zorgt ervoor dat het kind hulp, steun of troost leert zoeken bij een betrouwbare andere persoon. Dat is een belangrijk kenmerk van veilige hechting. Zou het kind gestraft of weggestuurd worden, wanneer het in bovengenoemde situatie troost zoekt, dan kan het negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf ontwikkelen. Bijvoorbeeld ‘Ik ben niet belangrijk, ik doe er niet toe’of ‘ik ben niet om van te houden’ of ‘ik heb geen recht op troost of genegenheid, ik moet dit eerst verdienen.’
    Uit onderzoeken is gebleken dat wanneer ouders niet juist op de emotionele behoeften van pasgeborenen inspelen, er geen goede hechting plaats vindt en baby’s gedragsproblemen kunnen ontwikkelen. Dit kan leiden tot bijv. problemen met slapen, eten of veel huilen. Het kan zelfs in extreme gevallen leiden tot overlijden wanneer er helemaal geen lichamelijke en emotionele nabijheid is. Bekend hierover zijn gegevens van weeshuizen in de Tweede Wereldoorlog, waarin baby’s soms ernstig verwaarloosd werden en zelfs overleden omdat er te weinig hechting plaats vond.
    Het ervaren van weinig veiligheid als kind kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan het zijn dat een van je ouders een lichamelijk of psychiatrisch probleem had (bijv. een ernstige ziekte of een alcoholverslaving), waardoor hij/zij er niet voor je kon zijn als kind. Of je komt uit een groot gezin en je ouders moesten zo hard werken om het gezin te onderhouden, dat ze geen tijd meer hadden om je aandacht en liefde te geven.
    Het missen van veiligheid in de belangrijke kinderjaren kan ertoe leiden dat je later moeite hebt met lichamelijke nabijheid van een ander en met het ervaren en doorgeven van genegenheid. Ook kunnen de negatieve gevoelens en gedachten, die je over jezelf ontwikkeld hebt, ertoe leiden dat je jezelf vaak somber of ongelukkig voelt of dat je erg onzeker en angstig bent.
    In de bondingpsychotherapie wordt gewerkt met oefeningen die gericht zijn op het losmaken van onderdrukte negatieve emoties uit het verleden. Dit wordt gecombineerd met het ervaren van lichamelijke nabijheid van de ander. Hierdoor wordt er ruimte gemaakt voor nieuwe en positievere ervaringen. En dit kan leiden tot een beter zelfbeeld en een beter psychologisch evenwicht.
    Wanneer je onveilig gehecht bent heb je vaak angst om je te binden en/of angst om verlaten te worden. Dit is vaak de basis van veel relatieproblemen en kan door deze therapie worden overwonnen. Mede dankzij een groeiend besef van het belang van een veilige hechting in de kinderjaren is in de laatste jaren de interesse voor de bondingpsychotherapie gegroeid. Door het ingrijpende en emotionele karakter van de sessies stuit deze therapie soms op een zekere weerstand, zowel bij cliënten als bij therapeuten. Door de jaren heen is de effectiviteit van deze methode bewezen, ook wetenschappelijk.

    In Europa wordt bondingpsychotherapie toegepast in Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Portugal, Slovenië, Zweden, en Zwitserland. Elk land heeft zijn eigen vereniging. Nederland en België vormen samen de Vereniging voor Bondingpsychotherapie (VBP). De Europese vereniging is aangesloten bij de European Association of Psychotherapy.

    Verder lezen
    De volgende links bieden achtergrond informatie van: Literatuur:
    1. Stauss, K. Kösel-Verlag (2006), Bondingpsychotherapie, Grundlagen und Methoden
    2. Struijk, A. (1997). Tegenoverdracht en bondingpsychotherapie. Handboek Groepspsychotherapie, aug. 1997;
    3. De Klerk-Roscam Abbing J. (1994). De Casrielmethode. Handboek Groepspsychotherapie, jan. 1994 (pp M4.1 1-34);
    4. Kooyman, M. (1990). Tederheidstekort en verslaving. In: Tederheid, over de gevolgen van tederheidtekort bij mens en dier. Uitg. SIGO (Stichting voor Interdisciplinair Gedragswetenschappelijk Onderzoek). A.D. de Groot en J.P. Kruijt (Red.), blz. 89-100. Boom: Meppel.
    5. Höfler- Zimmer D. & Kooyman, M.(1996). Attachment transition, addiction and therapeutic bonding. An integrative approach. In: Journ. of Substance Abuse Treatment, 13(6) pp. 511-519.
    6. Geerlings P. en De Klerk-Roscam Abbing J. (1985). Cathartische activerende, psychodynamische groepstherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie. Jaargang 11, pp 1-19;
    7. Casriel D. Grosset & Dunlap, New York (1972). A scream away from happiness;
    8. Martens J. (juli 2001). Bondingpsychotherapie in een residentiële setting voor de behandeling van drugsgebruikers. In W.R. Buisman e.a. (Red.), Handboek verslaving. (B 6119-1-34). Houten/Diemen : Bohn Stafleu Van Loghum.
    9. Martens, J. (2000). Psychotherapiegroepen voor cliënten met harddrugverslavingen. In T. J. G. Berk et al., Handboek groepspsychotherapie (pp. N3.1-N3.44). Houten/ Diegem : Bohn StafleuVan Loghum.

      Lees verder > > > >     http://www.bondingpsychotherapie.nl/wat-is.htm

    27-04-2008 om 13:46 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De competente foetus en baby: op weg naar hechting
    De competente foetus en baby: op weg naar hechting

    Rien Verdult

    Ontwikkelingspsycholoog/psychotherapeut

    Inleiding.

    Het beeld van de foetus en van de baby verandert snel op dit moment. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de foetus en de baby meer mogelijkheden hebben om te reageren op hun omgeving, dan ooit voor mogelijk werd gehouden. De foetus blijkt een heel actief, sensitief en communicatief wezen te zijn.

    De ontwikkeling van de foetus heeft een doel, namelijk het veilig stellen van zijn overleving, en dit niet alleen in biologische zin, maar ook in psychologische zin. Grofweg staat de biologische groei in het eerste trimester in het teken van de aanleg van organen en in de volgende twee trimesters in het teken van verdere groei. Om bijvoorbeeld de opbouw van de hersenen niet te verstoren beschikt de foetus over een mechanisme dat er voor zorgt dat voldoende zuurstof naar de snel groeiende hersenen gaat, ook als de zuurstof vermindert; andere organen, zoals de lever of de huid krijgen dan minder zuurstof. Zo beschermt de foetus de snelle groei van zijn hersenen (Nathanielsz, 1994).

    De foetus beschikt ook over psychologische beschermingsmechanismen. David Chamberlain (1990), die als een van de eerste psychologen met systematische foetus-observatie begon, rapporteert dat foetussen met defensieve agressie kunnen reageren op inbreuken in de baarmoeder, zoals bijvoorbeeld bij vruchtwaterpuncties. De foetus beschikt dus ook over mechanismen die ook zijn psychologisch overleven moeten beschermen.

    Er moet meteen bijgezegd worden en dit is belangrijk om te benadrukken, dat de kwetsbaarheid van de foetus en de pasgeborene nog erg groot is. Zijn groei en ontwikkeling kunnen ernstig verstoord geraken, door wat in onze ogen kleinigheden zijn. De beschermingsmechanismen functioneren nog binnen zeer beperkte limieten en de foetus zal een prijs betalen als deze limieten worden overschreden.

    De prenatale fase is een voorbereiding op het postnatale leven. Wil een baby kunnen overleven na zijn geboorte dan zullen zijn longen zich ontwikkeld moeten zijn zijn zuigreflexen geoefend of zijn bloedcirculatie voorbereid zijn om autonoom te kunnen functioneren (Lipson, 1994). Maar ook zal hij in staat moeten zijn om met zijn omgeving te kunnen communiceren. Zo zal hij zijn moeder signalen moeten kunnen geven over wat hij nodig heeft. Hij zal haar aandacht moeten kunnen trekken, haar liefde en geborgenheid moeten kunnen oproepen of haar zorgzaamheid moeten kunnen aansporen. De onderzoeken van Klaus, Kennell en Klaus (1995) naar bondingprocessen hebben aangetoond dat zowel de moeder als de baby over een heel repertoire aan communicatieve signalen beschikken om onmiddellijk na de geboorte met elkaar in contact te komen: door oogcontact, door stemherkenning, door het ritmisch op elkaar afstemmen van het patroon van spreken door de moeder en het bewegen van de baby, door herkenning van het hartritme of van de geur van haar lichaam. Naast hun communicatieve vaardigheden ontwikkelen foetussen ook een ‘emotionele radar’, waarmee ze de stemming en gevoelens van hun moeder kunnen scannen, wat hen in staat stelt om daarop te anticiperen.

    Prenatale programmering.

    Peter Nathanielsz, gynaecoloog en wetenschapper aan de universiteit van Cambridge en van Cornell Universiteit in Amerika, doet onderzoek naar prenatale programmering van gezondheid en ziektes (Nathanielsz, 1994, 1999). Met epidemiologische onderzoeken, met experimenteel dieronderzoek en met klinische bevindingen probeert hij aan te tonen dat prenatale ervaringen van grote betekenis zijn voor de latere gezondheid. Zijn adagio is een aanpassing van het oude gezegde: je bent wat je eet.

    Voor Nathanielsz wordt dit: ‘je bent wat je moeder heeft gegeten, en wel toen jij in haar lijf woonde’. Hij draagt veel overtuigend bewijs aan dat gezondheid en ziekte van de foetus, van de baby en van de latere volwassene in sterke mate bepaald worden door de kwaliteit en kwantiteit van het voedsel dat de vrouw eet tijdens haar zwangerschap.

    Zo is bijvoorbeeld gebleken dat tijdens de Nederlandse Hongerwinter, de laatste winter tijdens de Tweede Wereldoorlog, vooral foetussen in het derde trimester van de zwangerschap ernstige groeibeperkingen vertoonden als gevolg van het gebrek aan voldoende en goed voedsel waaraan hun moeders leden. Verder bleek, dat als deze baby’s later zelf weer kinderen baarden, dat ook deze tweede generatie baby’s nog leed onder de gevolgen van de Hongerwinter. Deze tweede generatie baby’s was ook weer kleiner. Natuurlijk zegt grootte niet alles, maar het is wel een indicatie voor niet optimale condities in de zwangerschap, zoals ook met dieronderzoek is aangetoond. Op grond van deze bevindingen komt Nathaliensz (1999) tot tien principes in de prenatale programmering van de gezondheid van de mens:

    1° Tijdens de ontwikkeling zijn er kritische periodes van verhoogde kwetsbaarheid voor niet-optimale condities.

    2° Prenatale programmering heeft permanente effecten die reacties veranderen in het latere leven en die de vatbaarheid voor ziektes kunnen beïnvloeden.

    3° Foetale ontwikkeling is afhankelijk van activiteit.

    4° Prenatale programmering omvat structurele veranderingen in belangrijke organen.

    5° De placenta speelt een hoofdrol in prenatale programmering.

    6° Voor compensatie van niet-optimale condities wordt een prijs betaald.

    7° Pogingen na de geboorte om consequenties van prenatale programmering terug te draaien kunnen op zichzelf negatieve effecten hebben.

    8° Foetale celmechanismen wijken vaak af van volwassen celmechanismen.

    9° De effecten van prenatale programmering kunnen van generatie op generatie worden overgedragen.

    10° Prenatale programmering heeft vaak een verschillend effect bij mannen en vrouwen.

    Tijdens de prenatale ontwikkeling worden genetisch bepaalde processen beïnvloed door de beschikbare hoeveelheid voedsel, de toevoer van bloed, veranderingen in het functioneren van de placenta en andere omgevingsinvloeden. Dit laatste is relevant, want wat is de omgeving van de foetus? Dat is het lichaam én de daarmee onlosmakelijk verbonden geest van zijn moeder. Want in de symbiotische fase van zijn ontwikkeling leeft de baby niet alleen in het lichaam van zijn moeder, maar ook in haar geest, in haar psyché.

    Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk kan dit verhelderen: een jonge moeder met een baby van enkele maanden zoekt psychotherapeutische hulp omdat ze ‘geen gevoel heeft bij haar baby’, ze zich heel gespannen voelt en zowel zijzelf als de baby regelmatig koorts maken, waarvoor de huisarts geen verklaring vindt.

    De baby huilt ook veel.

    In de therapeutische behandeling van de moeder bleek dat de geboorte van haar eigen baby een intens schuldgevoel had losgemaakt waarvan ze zich aanvankelijk niet bewust was. Haar eigen moeder was gestorven kort na haar geboorte en de geboorte van haar eigen kind had dit oude trauma geactiveerd.

    ‘Ik heb geen recht van leven als mijn moeder hiervoor moet sterven’. Eenmaal zij zich bewust was van haar eigen traumatisch verleden en het verwerkingsproces kon beginnen, verdwenen de koortsaanvallen bij haar én bij haar baby. Het huilen verminderde tot gewone proporties.

    Prenatale programmering van hechting.

    Er zijn tal van bevindingen die duiden op de onlosmakelijke verbondenheid tussen moeder en foetus. Ik heb me de vraag gesteld: kunnen we Peter Nathanielsz’s principes van prenatale programmering van lichamelijke gezondheid en ziekte ook toepassen op de psychologische ontwikkeling van de mens? Het antwoord lijkt ‘Ja’ te zijn. Lichaam en geest zijn één. Hoe vertaalt zich dit dan naar de programmering van de menselijke (foetale) psyché?

    Nathaliensz geeft aan dat de twee meest fundamentele concepten van prenatale programmering zijn:

    ‘de kritische perioden’ en ‘de blijvende invloed’. In deze bijdrage worden deze twee hoofdprincipes verder uitgewerkt en dat voor het thema van de prenatale hechting.

    1° In de ontwikkeling van de foetale psyché zijn er kritische periodes van verhoogde kwetsbaarheid voor niet-optimale condities te onderscheiden.

    Voor verschillende psychologische thema’s treden deze kwetsbare periodes op in verschillende fases van de foetale ontwikkeling.

    Onder hechting wordt verstaan: een universele behoefte om een hechte affectieve band aan te gaan. Er worden door Mary Ainsworth (in Cassidy, 1999), de kroonprinses van de hechtingstheorie, zes kriteria onderscheiden voor deze hechte band:

    - een affectieve band is blijvend, niet tijdelijk

    - een affectieve band betreft een specifieke persoon, die niet inwisselbaar is met andere personen

    - de relatie is emotioneel betekenisvol

    - het individu streeft naar het handhaven van de nabijheid of het contact met deze unieke persoon;

    - het individu ervaart stress bij onvrijwillige scheiding van deze persoon

    - en voor de hechtingsband het meest essentiële: de persoon zoekt veiligheid en comfort bij deze hechtingspersoon.

    Voor de relatie tussen foetus en zijn moeder betekent dit: dat de prenatale band tussen foetus en moeder niet tijdelijk is, maar blijvend en zich in het postnatale leven zal verder zetten; dat de moeder in de symbiotische fase niet inwisselbaar is voor een ander persoon; dat de relatie emotioneel betekenis vol is voor de ontplooiing van de foetus; dat de foetus de nabijheid en betrokkenheid van zijn moeder wil bewaren; dat de foetus gestresseerd geraakt als hij het contact met zijn moeder verliest én dat de foetus verwacht dat zijn moeder hem emotionele veiligheid en comfort biedt.

    Er kunnen vijf kwetsbare periodes in de programmering van prenatale hechting worden aangegeven:

    de conceptie, de implantatie, de ontdekkingsfase, de geboorte zelf en de eerste minuten/uren na de geboorte.

    Conceptie

    De conceptie is niet alleen een biologische proces van samensmelting van zaadcel en eicel. De

    bevruchting vindt plaats in een biochemisch milieu en dit milieu zal zijn sporen nalaten in de bevruchte eicel. De biochemie van de man en de vrouw die een kind verwekken is een neerslag van hun psyche, van hun gevoelsleven. De emotionele omstandigheden van conceptie lijken van belang.

    De conceptie is een eerste ontmoeting en het verloop van deze ontmoeting leidt tot de vorming van een rudimentaire vorm van bewustzijn, welke de voorloper wordt van latere sensaties, emoties en zelfs van de persoonlijkheid. Conceptie is een eerste en zeer fundamenteel stap in het proces van hechting.

    Dergelijke beweringen roepen de vraag op naar het ‘hoe’ van deze ervaringen. Kan er wel sprake zijn van bewustzijn voor dat de hersenen zich ontwikkeld hebben, ja zelfs nog niet in aanleg aanwezig zijn? De hersenstructuren voor leren en bewustzijn zijn toch pas ontwikkeld tegen de vijfde/zesde maand van de zwangerschap en hersenactiviteit wordt toch pas vastgesteld in het laatste kwartaal? De celbiologie heeft echter aangetoond dat individuele cellen een ervaringsgericht geheugen vormen (accumulate experience based memory), lang voordat de hersenen zich ontwikkelen. De diepste sporen van onze pijn, angst en strijd, maar ook van geluk en plezier ontstaan in de eerste dagen van ons bestaan. Volgens Bruce Lipton (2001) vormt de celmembraan en niet de celkern, de ‘hersenen’ van een cel. Deze celmembraan is een organische informatieprocessor: ze neemt de omgeving waar en vertaalt dit bewustzijn in informatie die de activiteiten van proteïnen beïnvloeden en de expressie van genen controleert.

    Implantatie.

    Na een reis van 6 à 10 dagen komt de bevruchte eicel aan in de baarmoeder. De energie van het embryo dreigt op te geraken en het wordt tijd om zich van nieuwe zuurstof en voeding te voorzien. De reis op leven en dood zit erop. Het grote moment van het samenvoegen van twee levens staat te gebeuren: de implantatie. Het is de tweede grote uitdaging van de zwangerschap. Er moet een plaatsje gevonden worden waar het embryo zich kan hechten aan de baarmoederwand. Het baarmoederslijmvlies moet hormonen vrij maken die het afweersysteem van de vrouw onderdrukken door de vorming van proteïne EPF (early pregnanacy factor), waardoor het genetisch deels lichaamsvreemde embryo zich kan innestelen en niet wordt afgewezen. De symbiose kan tot stand komen. Dit is het tweede fundamentele hechtingsmoment uit onze geschiedenis: de eerste kennismaking met het lichaam van de moeder. Zoals in elk hechtingsproces kan het ook de ervaring van onthechting, van afwijzing en verwerping in zich houden. Het is niet omdat de implantatie van het embryo slaagt en de zwangerschap verder kan ontwikkelen, dat er geen rudimentaire sporen van onthechting in het embryo geregistreerd zouden kunnen worden.

    Ontdekkingsfase.

    William Emerson (1994) heeft gewezen op het belang van de ontdekkingsfase, dit is het moment dat de vrouw ontdekt dat ze zwanger is. In deze periode krijgt een aanvankelijk vermoeden meer zekerheid, en een eenvoudige zwangerschapstest kan uitsluitsel geven. Hoe reageert de vrouw op haar zwanger zijn? Haar eerste reacties op haar zwanger zijn creëren een klimaat van verwelkoming, of juist niet. Is de implantatie een verwelkoming door haar lichaam en de in haar lichaam opgeslagen onbewuste ervaringen, dan is de ontdekkingsfase een verwelkoming door de psyché van de vrouw, waarbij zowel bewuste als onbewuste motieven een rol spelen. Haar instelling ten aanzien van haar zwangerschap zal het embryo een gevoel van welkom zijn of een gevoel van afwijzing geven.

    Het zal zijn hechting aan het lichaam van zijn moeder en aan haar psyche verder versterken of ondermijnen; het zal zijn affectieve veiligheid vergroten of verkleinen. Uiteraard is hier sprake van twee polen op een continuüm. Ergens tussen de positieve en negatieve pool zal de ervaring van het embryo zich bevinden, tussen hechting en onthechting, tussen bevestiging of afwijzing, tussen contact of isolement, zit een heel scala aan ervaringsmogelijkheden.

    Geboorte

    De geboorte is misschien wel, samen met de dood, de belangrijkste overgang die we ooit in ons leven meemaken. Alhoewel de baby het initiatief neemt en vanuit zijn hypofyse signalen uitstuurt naar de baarmoeder, blijft de geboorte een belangrijk samenspel tussen moeder en kind. Synchroniciteit is van belang, en dit geldt niet alleen voor de biomechanica van de geboorte, maar ook voor de communicatieve aspecten. Sterke gevoelens van extatische verbondenheid kunnen door de foetus ervaren worden alsook overspoelende gevoelens van volledige verlatenheid. Dergelijke existentiële gevoelens worden ingeprent in het geheugen, in ons lichaam. Thomas Verny (2002) noemt in zijn recent boek ‘Tomorrow’s baby’ de geboorte ‘een transformerende psychologische gebeurtenis’: hoe we in de wereld komen speelt een cruciale rol in hoe we in die wereld leven. De ervaringen tijdens onze geboorte vormen een soort geboortescript, een neerslag in onze persoonlijkheid.

    Toekomstige ouders staan nu voor de keuze: hoe kunnen we ons kind in de wereld verwelkomen met de minste belasting en de minste stress, zodat er zo weinig mogelijk fysieke en psychologische schade wordt aangericht?; zodat er zo weinig mogelijk inbreuken ontstaan op de hechtingsrelatie? Het risico op traumatisering tijdens de geboorte is erg groot, omdat de foetus op dat moment in een zeer kritische fase van zijn leven bevindt (Emmerson, 1998).

    Doorheen de evolutie is er ‘een precieze cascade van hormonen ontstaan’, zegt Michel Odent(2002) , ‘waardoor er zowel bij de moeder als bij de baby een complex hormonale balans ontstaat, die niet lang aanhoudt, maar wel een diepe band kan creëren’. Helaas verandert de high tech-low touch verloskunde deze subtiele hormonale mix, welke door de evolutie was voorzien om primaire hechting te bevorderen.

    Een jonge moeder vertelde mij het volgende verhaal over de geboorte van haar dochtertje Anja. Op het moment dat de voorweeën zich aankondigden kreeg ze een enorme nesteldrang: ‘Ik moest iets doen’ Toen de weeën intenser werden raakte ze in paniek: ‘Ik probeerde met mijn hoofd kalm te blijven en in het proces mee te gaan, maar in mijn gevoel lukte dat niet. Het leek wel alsof alles in mij tegenwerkte’. Het klikte niet met de verloskundige; ze voelde geen steun. ‘Ik had het gevoel dat ik heel de tijd mijn weeën heb lopen inhouden, bang om over te geven aan mijn eigen kracht, bang om nog meer te paniekeren’. De synchroniciteit, het subtiele samenspel tussen moeder en boreling, leek ver zoek, zeker emotioneel. In het ziekenhuis vorderde de ontsluiting niet. Er werd een infuus aangelegd. ‘Op het moment dat ik eindelijk mocht persen voelde het heel goed; ik had weer contact met de kracht in mijn lichaam’. Maar dan ging het voor haar helemaal fout. De uitdrijving stagneerde,

    de gynaecoloog knipte in en besloot uiteindelijk tot een vacuümverlossing. ‘Plots ging het voor mij veel te snel; ik voelde me uiteen gereten. Ik zag die metalen klok en de gynaecoloog trok daar met alle macht aan. En toen ben ik volledig geflipt. Ik raakte helemaal buiten mezelf. Toen de baby op mijn buik werd gelegd, wist ik niet meer wat ik moest doen. Zij zag helemaal paars. Toen zij weggehaald werd hoorde ik haar huilen, maar ik had geen gevoel meer voor Anja. Ik was afgesloten, in mijn hoofd, niet meer bij enig gevoel. Ik heb het gevoel dat ik haar volledig in de steek heb gelaten.’ Ze wordt gehecht en naar een ziekenhuiskamer gebracht. ‘Toen ik boven kwam wist ik niet eens welk kind ik gebaard had; ik wist niet of het een jongen of meisje was’. Drie dagen na de geboorte van Anja heeft deze vrouw een ernstige shock-ervaring doorgemaakt. Ze heeft me dit verhaal in diepe pijn en met veel tranen verteld en dat voor het eerst na 4,5 jaar.

    Onmiddellijk na de geboorte

    Uit de onderzoeken van Klaus, Kennell en Klaus (1995, 1998) over hechting onmiddellijk na de geboorte, blijkt dat hoe meer de vrouw zich gesteund voelt tijdens de arbeid, des te beter kan ze zich volledig laten gaan in het geboorteproces, des te beter zal ze in contact blijven met haar eigen lijf en daardoor met haar kind, des te beter zal ze zich kunnen hechten aan haar kind onmiddellijk na de geboorte. Interventies, hoe noodzakelijk soms ook, verstoren dit proces en leiden tot een onthechting.

    Er kan een geweldige kracht uitgaan van het eerste contact tussen moeder en baby. Zonder tussenkomst van buitenaf zal de baby, teruggeplaatst op de buik van zijn moeder, onmiddellijk zijn weg zoeken naar haar borst en met zuigen beginnen. Dit wordt self-attachment-behavior genoemd en blijkt reeds prenataal, in onderdelen, geoefend te zijn. Hun onderzoeken tonen ook aan dat dit moment direct na de geboorte, met recht een kritische periode genoemd kan worden, want hun vervolgonderzoek toonde aan dat deze eerste minuten en uren samen voor zowel de moeder als voor het kind bepalend zijn voor hun hechtingsrelatie. Dit moment, dat ook wel het inprentingsmoment wordt genoemd, is het cumulatie moment van de opgebouwde prenatale hechtingsrelatie. Geen wonder dat het echtpaar Klaus en hun collega Kennell zich verzetten tegen het routinematig weghalen van de pasgeboren baby bij de moeder.

    Dit brengt ons bij het tweede punt van de prenatale programmering van de psyche:

    2° Prenatale ervaringen hebben een blijvend effect op de menselijke psyché De ontwikkeling van prenatale hechting in vijf kritische fasen roept de vraag op: hoe kunnen dergelijke vroege hechtingservaringen onthouden worden? Nieuwe bevindingen uit de neurowetenschappen, de celbiologie en de prenatale psychologie tonen aan dat de mens beschikt over meerdere vormen van geheugen. Naast het ‘expliciete’ bewuste geheugen beschikken we ook over een celgeheugen, dat zich cumuleert in een lichaamsgeheugen.

    Het voor ons meest vertrouwde geheugen is het ‘corticale’ geheugen, waarin de hippocampus een sleutelrol vervuld. Dat is het geheugen waarmee we herinneringen kunnen ophalen, terug tot ongeveer ons tweede levensjaar (Schacter, 1997).

    Daarnaast zijn we ook in staat om op andere niveaus van de hersenen informatie op te slaan. Het proces van ‘imprinting’ kan plaats vinden op het niveau van de hersenstam, van het limbisch systeem en van de cortex. Zogenaamde primitieve informatie, die opgeslagen wordt in lagere hersengebieden, speelt altijd een rol in ons geheugen. Sterker nog primitieve sensaties en emoties domineren onze gedachten. Lang voordat we op het idee komen ‘Oei dat is een gevaarlijke hond want het is een pitbull’, heeft ons emotionele brein ons al gealarmeerd via de amygdala en is ons lichaam al geactiveerd door stresshormonen.We slaan al op de vlucht voordat we het ons goed en wel beseffen (Ledoux, 1998). We moeten ons goed realiseren, dat het meest ontwikkelde deel van onze hersenen, de cortex of hersenschors, vaak het minst weet over onszelf en anderen. Bovendien zijn onze emoties ouder dan onze gedachten én gedachten kunnen onze gevoelens niet veranderen. Ook in de psychotherapeutische praktijk wordt dit zichtbaar: inzicht brengt geen heling (Janov, 2000).

    Imprints, als neerslag van belangrijke ervaringen, kunnen dus op verschillende niveaus in de hersenen worden opgeslagen, afhankelijk van het gewicht van de ervaring en van het moment waarop ze optreden. Prenatale ervaringen worden hoofdzakelijk in de hersenstam opgeslagen en geboorte- ervaringen meer in de hersenstam en het limbisch systeem; latere ervaringen in het limbisch systeem en de cortex. We kunnen de evolutie van de menselijke soort niet ontkennen; onze hersenen zouden dat niet toestaan. Indrukken worden van beneden naar boven verwerkt: van de hersenstam over het limbisch systeem naar de cortex. Idealiter werken deze drie systemen goed samen, maar bij trauma’s worden de verbindingen tussen deze drie systemen geblokkeerd.

    Vroege trauma’s leiden tot een blokkade van het ene niveau naar het andere om te voorkomen dat de hogere niveaus overspoeld worden. Helaas treedt hier een diabolisch aspect op: trauma’s, ook in de baarmoeder, die hoge niveaus van inhiberende neurohormonen vragen om de emotionele pijn draaglijk te houden, leiden tegelijkertijd juist tot een vermindering van die inhiberende hormonen. Dat wil dus zeggen: vroege trauma’s kunnen zo’n sterke invloed hebben dat ze het onderdrukkende systeem levenslang kunnen beschadigen. Daardoor kan de cortex belemmerd worden om zijn werk te doen in het plannen, regelen, controleren en uitvoeren van ons dagelijkse leven. Imprints van een laagniveau kunnen zo sterk zijn dat ze door de beschermende grenzen heen breken en dan angst geven.

    In het algemeen geldt: hoe ouder de ervaringen die in het geheugen wordt opgeslagen, des te ouder is de betrokken hersenstructuur. De conclusie kan niet anders zijn dan dat er een vorm van prenataal geheugen bestaat en dat we als mens in staat zijn om heel vroege ervaringen, reeds vanaf de conceptie, in een of andere vorm op te slaan in ons lichaamsgeheugen. Hoe deze mechanismen allemaal precies werken moet nog nader uitgeklaard worden, maar het prenataal geheugen bestaat.

    Wat betekent dit voor het thema van de prenatale hechting?

    Hechtingservaringen worden prenataal geregistreerd, op verschillende niveaus in de hersenen.

    Daarmee vormen ze een rudimentair basispatroon voor hechting, waarop latere hechtingservaringen voortborduren. Is het prenatale hechtingspatroon een veilig patroon dan zullen latere hechtingservaringen zich ook eerder in deze richting ontwikkelen. Is het hechtingspatroon onveilig dan zullen latere hechtingservaringen ook eerder als onveilig geïnterpreteerd worden. De hechtingservaringen zoals die in de lagere hersenstructuren zitten opgeslagen geven blijvend richting aan latere affectieve relaties. Of om het technischer te zeggen: de prenatale hechtingservaringen leiden tot wat Bowlby, de geestelijke vader van de hechtingstheorie, heeft genoemd interne werkmodellen, waarmee naar alle relaties kijken.

    Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Een zwangere vrouw zoekt contact met onze praktijk omdat ze gehoord heeft over ons werk rond prenatale hechting. Ze is in blijde verwachting, opgetogen over haar zwangerschap. Tegelijkertijd voelt ze iets knagen, iets dat heel diep zit en ongrijpbaar is. Na enkele sessies komen we op een spoor: ze begint steeds meer op te zien tegen de bevalling, al hoewel ze met haar verstand weet dat ze dit gaat aankunnen. Elke sessie eindigen we met een kort ‘gesprekje met haar baby: ‘Het is niet omdat ik bang ben dat jij er niet mag zijn, dat jij niet mag groeien en dat jij er niet mag uitkomen als je er klaar voor bent’.

    Zo worden haar angstgevoelens gedifferentieerd van de baby; het is haar angst, niet die van de baby. Zo hopen we dat de baby niet belast met haar emoties.

    Haar angst lijkt samen te hangen met haar eigen geboorte, die niet zonder complicaties bleek te zijn verlopen. Haar eigen geboorte-ervaringen hadden een levensscript gevormd met ongeveer de volgende onbewuste inhoud: ‘stressvolle gebeurtenissen zijn altijd gevaarlijk, ze ondermijnen je kracht, bedreigen je leven en er is niemand die je erbij helpt, je bent dan aan je lot overgelaten’. Haar eigen hechtingservaringen tijdens het geboorteproces waren opgeslagen in haar lichaam en ze werden geactiveerd door de op handen zijnde geboorte van haar baby-tje. Door contact te maken met deze ervaringen en deze door te werken voelde ze zich een stuk bevrijd van haar angst. Ze voelde zich sterker worden.

    De geboorte van haar kindje verliep vlot, zonder ogenschijnlijke complicaties. Ze kon goed in haar kracht blijven, blijven vertrouwen op haar lichaam en in contact blijven met haar kindje. De eerste minuten en uren waren voor haar en haar kindje ‘magische momenten’ van intens geluk.

    De conclusie uit verschillende onderzoeken op dit gebied is: de emotionele toestand van de moeder tijdens het prenatale leven van haar kind is van grotere betekenis dan haar emotionele toestand in het eerste jaar na de geboorte. De hechtingsrelatie tussen moeder en foetus is van grote invloed op de ontwikkeling van de hersenen en daarmee op het later functioneren van haar kind. De emotionele afstemming tussen moeder en baby, alsook de verstoringen in deze afstemming leiden tot een ‘woordenloze blauwdruk van het emotionele leven’ van de baby. Liefde, warmte, betrokkenheid, verbondenheid, kortom veilige affectieve hechting, bevorderen de ontwikkeling van de hersenen, en daarmee van het emotionele leven en van de persoonlijkheid. Andersom geldt helaas ook, vroege trauma’s en een gebrek aan liefde zet de ontwikkeling van de hersenen onder druk en dit kan leiden tot emotionele problematiek in het latere leven.

    Prenatale programmering van hechting heeft dus een blijvend effect.

    Aanbevelingen: bewust ouderschap Het mag duidelijk zijn: de bevindingen van de neurowetenschappen, de celbiologie en de ontwikkelingspsychologie maken het (toekomstige) ouders niet gemakkelijk. Als we het beste willen voor toekomstige kinderen en voor de toekomst van onze planeet, dan moeten we optimale condities voor prenatale ontwikkeling durven benoemen en ouders ondersteunen in bewust ouderschap.

    In navolging van Verny (2002) kunnen vijf aanbevelingen geformuleerd worden voor bewust ouderschap.

    Ten eerste, kijk als ouder naar het kind in jezelf.

    Ideale ouders bestaan niet, wel ouders met heel veel goede bedoelingen. Er is echter een fundamenteel probleem in opvoeding, namelijk de wonden die ouders zelf opgelopen hebben in hun kindertijd zullen onvermijdelijk doorwerken. Ons kindbewust zijn is een krachtige factor, zeker in een emotioneel kwetsbare periode als zwangerschap is. Eerste aanbeveling is dan: kijk naar het kind in jezelf als je verantwoordelijkheid draagt of gaat dragen voor een kwetsbaar kind (Stroecken,2001) .

    Ten tweede, verwerk oude innerlijke conflicten.

    Zwangerschap en geboorte zijn voor de vrouw en de man emotionele ervaringen, waardoor oude onverwerkte problemen geactiveerd kunnen worden. Deze negeren heeft geen zin. Besteed er aandacht aan en probeer ze te verwerken. Gevoelens die niet geuit en gedeeld kunnen worden gaan woekeren in ons onbewuste.

    Ten derde, maak keuzes.

    De keuze voor een baby zal het leven van ouders voorgoed veranderen. Keuzes maken betekent ook verantwoordelijkheid opnemen. Zoals roken en zwangerschap niet samengaan, zo gaan stress en zwangerschap ook niet samen. Zoals je een pasgeborene niet zonder eten kunt laten, zo kun je hem ook niet zonder liefde laten (Stroecken, 2003).

    Ten vierde, hou er rekening mee dat je kinderen weten wat je voelt.

    Het symbiotische kind leeft niet alleen in sterke verbondenheid met het lichaam van zijn moeder, maar ook met haar geest. Het heeft een emotionele radar om haar gevoelens te scannen. Haar gevoelens worden zijn gevoelens.

    Ten vijfde, je kinderen zijn uniek.

    Of er een hechte band tot stand komt tussen ouders en kind hangt ook sterk samen met de verwachtingen die ouders hebben. Het kind zichzelf laten zijn en geloven in zijn eigen ontwikkelingsmogelijkheden is beter dan vooruit gestippelde verwachtingen proberen op te dringen .

    Conclusie.

    Naast de prenatale programmering van gezondheid bestaat er ook een prenatale programmering van hechting. Deze programmering is gebaseerd op concrete ervaringen in de baarmoeder, die we in ons lichaam kunnen opslaan en die daardoor een blijvende invloed op ons leven hebben. Een veilige, onbelaste hechting is de beste garantie voor een goede ontwikkeling van de foetus en de baby. Een veilige hechtingsrelatie is belangrijk voor een gezonde ontwikkeling van onze hersenen, voor onze relaties, en misschien wel het allerbelangrijkste, voor onszelf.

    Geraadpleegde literatuur.

    Cassidy, J., The nature of the child’s ties. In: Cassidy, J. en Shaver, Ph., The handbook of attachment. Guilford Press, Londen, 1999.

    Chamberlain, D., Goed geboren worden. Ankh-Hermes, Deventer, 1990.

    Emerson, W. R., The vulnerable prenate. In: Journal of Prenatal and Perinatal Psychology and Health, 3, 1994.

    Emerson, W. R., Birth trauma: the psychological effects of obstetrical interventions. In: Journal of Prenatal and Perinatal Psychology and Health, 3, 1998.

    Janov, A., The biology of love.Prometheus Books, New York, 2000.

    Klaus, M., Klaus, Ph. En Kennell, J., Bonding. Addison-Wesley, Reading, 1995.

    Klaus, M. en Klaus, Ph., Your amazing newborn. Perseus books, Massachusetts, 1998.

    Lipson, T., From conception to birth. Millenium Books, Newtown, Australië, 1994.

    Lipton, B., Nature, nurture and human development. In:Journal of prenatal and perinatal psychology and health, 16, 2001.

    Ledoux, J., The emotional brain. Simon and Schuster, New York, 1998.

    Nathaliensz, P., Leven voor de geboorte.Forum, Amsterdam, 1994.

    Nathaliensz, P., Life in the womb. Promethean Press, New York, 1999.

    Odent, M., Primal health. Clairview, Londen, 2002.

    Schacter, D., De kunst van het geheugen. Anthos, Amsterdam, 1997.

    Stroecken, G., Het miskende kind in onszelf; invloeden van de kindertijd op het latere leven. MOM, 2001.

    Stroecken, G., De stem van het jonge kind. MOM, 2003.

    Verny, Th., Tomorrow’s baby. Simon&Schuster, New York, 2002.

    Correspondentie:

    Rien Verdult, Opleeuwstraat 59, 3840 Gors-Opleeuw (Borgloon).

    rien.verdult@skynet.be

    www.stroeckenverdult.be

    23-04-2008 om 21:57 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 29/10-04/11 2012
  • 27/06-03/07 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008



    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Mijn favorieten
  • seniorennet.nl
  • Hechtingsprobleem (Forum)
  • Hechtingsproblemen (Startpagina)
  • Hechting (Forum)

  • Zoeken met Google



    Nieuws Nederlands Dagblad
  • Franse justitie onderzoekt TotalEnergies om terreuraanval
  • Blokker stelt toekomst veilig door akkoord met geldverstrekker
  • Delegatie Hamas aangekomen in Egypte voor overleg over bestand
  • Vrouw slaat andere vrouw op hoofd met plastic bierpul in Breda
  • 410 lokale 4 mei-herdenkingen aangemeld voor herdenkingskaart
  • Brand Oss onder controle, pand gecontroleerd uitgebrand
  • Kevin Spacey reageert op beschuldigingen in nieuwe documentaire
  • Rusland meldt nieuwe raketaanval op de Krim
  • Treinen sloegen vorig jaar bijna 2800 keer station over
  • Bedrijfspand Oss geheel uitgebrand, brand nog niet onder controle

    Gastenboek
  • Service Provider
  • qzyfffff
  • cadwangy3
  • Four big strongman for seconds kill huang zhan FMVP Kevin Durant 74% probability
  • Atlantic Drugstore Reviews LarRepe

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.nl - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jou eigen blog!