Omgaan met hechtingsstoornissen
bij mensen met een verstandelijke beperking
Trainers:
Matthijs Heijstek en Henri Koelewijn
Wanneer:
Zwolle: maandag 5 november 2012
(14:00 - 21:30 uur)
Amersfoort:vrijdag 18 januari 2013
(9:00 - 16.30 uur)
Den
Bosch:maandag 11 februari
2013 (14:00 - 21:30 uur)
Haarlem:vrijdag 22 maart 2013
(9:00 - 16:30 uur)
Rotterdam:maandag 22 april 2013
(14:00 - 21:30 uur)
Nijmegen:vrijdag 17 mei 2013
(9:00 - 16:30 uur)
Lelystad:maandag 17 juni 2013
(14:00 - 21:30 uur)
Eind
vorig jaar en begin dit jaar organiseerde De Knoop, stichting voor
hechtingsstoornissen, bijeenkomsten in Amersfoort en Leeuwarden. Matthijs
Heijstek en Henri Koelewijn hielden daar een lezing over ARGOS, een methodiek
die kan worden gebruikt bij het omgaan met hechtingsstoornissen bij mensen met
een verstandelijke beperking. In aansluiting op deze lezingen organiseert De
Knoop een aantal workshops, waarin de deelnemers leren werken met de
ARGOS-methodiek.
Ondanks
de toegenomen aandacht die er is voor het onderkennen en behandelen van
hechtingsstoornissen, blijven cliënten met een hechtingsstoornis moeilijke
cliënten voor een hulpverlener. Hoewel er gelukkig steeds meer
behandelmogelijkheden beschikbaar zijn gekomen, lopen hulpverleners toch nog
regelmatig aan tegen onbehandelbare cliënten. Met name wanneer de
hechtingsstoornis samenvalt met een (lichte) verstandelijke beperking wordt de
hechtingsstoornis lang niet altijd als zodanig herkend. Maar zelfs als deze wel
wordt herkend, zorgt de diagnose er ook niet gelijk voor dat het werk van de
hulpverlener makkelijker wordt. Personen met een hechtingsstoornis en een
(lichte) verstandelijke beperking stellen aan een hulpverlener een buitengewoon
ingewikkelde begeleidingsvraag. De hulpverlener heeft daarom behoefte aan
praktische handvatten. Naast theoretische kennis over hechting en het kennen
van de therapie-opties, wil hij ook weten hoe hij met deze cliënt om moet gaan.
Wat zijn belangrijke dingen om rekening mee te houden? Hoe ga je een gesprek
met hem aan? Op welke manier moet je hem motiveren? Kun je afspraken met hem
maken en vertrouwen geven? Dit zijn allemaal praktische vragen waar Matthijs
Heijstek en Henri Koelewijn, beiden orthopedagoog, mee te maken kregen. De
teams van hulpverleners waar zij mee werkten liepen hier voortdurend tegenaan.
Samen met deze teams hebben zij daarom geprobeerd antwoorden te vinden op deze
praktische vragen.
ARGOS
gaat in op vijf belangrijke probleemgebieden van de hechtingsstoornis:
-
Existentiële angst: alles en iedereen wordt ervaren als bedreiging;
- Moeite met relaties: er worden alleen lichte oppervlakkige contacten
aangegaan en diepere of affectieve relatiesworden als bedreigend ervaren;
- Problemen met het geweten: de gewetensontwikkeling is niet goed op gang
gekomen;
- Grillig gedrag: om zich staande te houden wordt de wereld om zich heen
constant onder controle gehouden;
- Stress: er is meer stress dan gemiddeld en dit wordt minder makkelijk kwijt
geraakt via de normale weg.
In
hun lezing voor De Knoop hebben Matthijs Heijstek en Henri Koelewijn de
ARGOS-methodiek toegelicht. Omdat ARGOS vooral praktische handvatten biedt,
bleek er bij de aanwezigen grote behoefte te bestaan om in de praktijk aan de
slag te gaan met deze methodiek. Daarom organiseert De Knoop de komende maanden
aan aantal workshops, waarin de deelnemers leren werken met deze methodiek.
Praktische
informatie:
Kosten:
125,-- per persoon, inclusief cursusmateriaal, koffie/thee, broodjes en soep.
Aanmelden: Stuur
een e-mailbericht naar info@deknoop.org en vermeld daarin uw naam (en eventueel
de namen van extra deelnemers), het factuuradres en de locatie waar u de
workshop wilt volgen. Vermeld ook de postadressen van de deelnemers
voor het toesturen van schriftelijke informatie die kan
worden doorgenomen ter voorbereiding op de workshop. Deze
informatie wordt verzonden op het moment dat duidelijk is dat de
workshop doorgaat.
U
ontvangt dan ook informatie over de locatie.
De
workshops gaan door bij minimaal 12 deelnemers per locatie. Het maximum
aantal deelnemers per cursus is 20.
Vragen:
Wilt u meer informatie? Bel dan met het secretariaat van De Knoop: 0527-614504
of stuur een e-mailbericht naar info@deknoop.org.
Ken je iemand in je omgeving die het heeft? Ooit een relatie
of vriendschap op de klippen gelopen hierdoor?
Hier een lijstje (van internet afgeplukt), mensen met een hechtingsstoornis
zouden zich in bijna ieder regeltje moeten herkennen.
je durft je niet te binden of je kunt het helemaal niet.
je durft een ander niet te vertrouwen (ook als je het wel zou willen!)
je hebt grote angst een ander te verliezen
je niet kunnen inleven in een ander
je probeert veel te veel onder controle te houden
je bent weinig selectief of juist teveel selectief
je zorgt altijd voor anderen en verliest daarbij jezelf
je bent vaak boos of prikkelbaar om kleinigheden
Intens gevoel van leegte en eenzaamheid en het gevoel hebben dat niemand van
je houdt.
Constant een strijdt voeren met aantrekken en afstoten van mensen die
dichtbij komen.
Diep gewortelde angst om relaties aan te gaan. (hierbij horen ook
vriendschappelijke en werkrelaties)
Angst en pijn als mensen weg gaan en het gevoel hebben dat ze niet terug
zullen komen en daarbij een extreme verlatingsangst.
Moeilijk of helemaal geen vaste relatie kunnen aangaan.
Overlevingsmechanismen, dat zich uit in doorzettingsvermogen om koste wat het
kost voor elkaar te krijgen wat je wilt.
Controledwang, je leven hoe dan ook onder controle willen houden.
Stemmingswisselingen, zeker meerdere keren per dag (van depressief,
verdrietig, naar super vrolijk en andersom).
Piekergedachten en nervositeit, vooral voor het slapen gaan en uren achter
elkaar.
Perfect willen zijn en hierbij steeds het gevoel hebben erin te zullen falen
Afwijzend tegenover meest nabije figuren (moeder/verzorger/ouders).
Extreem onnatuurlijk claimend gedrag.
Niet aangeraakt willen worden, en worden bij knuffel pogingen benauwd,
angstig en/of agressief.
Voortdurend ruzie zoeken.
Bijna nooit spijt of berouw tonen.
Nooit een fout bekennen
Geniaal zijn in het ontdekken van kwetsbare plekken in hun onderlinge relaties.
Survivers (overlevings)- gedrag en
schijnaanpassing daar besteedt het kind onevenredig veel energie aan, die ten
koste gaan van andere dingen.
Door negatieve faalangst niet beginnen aan dingen, al bijvoorbaat niet aan
allerlei werkzaamheden, en wendt dan een soort onverschilligheid of schijn
domheid voor.
Goed aanvoelen van wat mensen van hen verwachten dat het daar geniaal op
inspelen.
Iets negatiefs over zichzelf wordt niet toegegeven; altijd onschuldig.
Er charmant en goed verzorgd uitzien; charmeren in de buitenwereld.
Egoïsme
Liegen en manipuleren in 't algemeen.
Vermijdingsgedrag thuis; bv. naar boven gaan als de ouders beneden zijn en
omgekeerd.
Niet geborgen voelen en verbonden voelen.
Het gevoel hebben dat mensen iets van je verwachten en daarom vaak opgejaagd
voelen
Fysiek en emotioneel veel ruimte in een relatie nodig hebben
Negatief denkbeeld
Twijfelen aan intenties van mensen als ze iets voor je doen
Houden zich nooit aan afspraken
Erkennen geen gezag hun wil is wet.
Vijandig
Veel kritiek op anderen
Gevoelig voor commentaar
Weinig medeleven
Steunt veel op de partner
Jaloers
Gevoelig voor afwijzing
De gewetensontwikkeling is niet opgang gekomen
Geen-Bodem-Syndroom trekt diepe sporen in gezinsleven
Geen-Bodem-Syndroom trekt diepe sporen in gezinsleven
Oudervereniging
De Knoop biedt ondersteuning en zoekt erkenning Dinsdag 19 oktober 1999,
Rijssens Nieuwsblad
Regio Geluksgevoel. Hoop. Verwachtingen. Goede
voornemens. Allemaal positieve gevoelens voor beginnende ouders. Dat kunnen
biologische ouders zijn maar ook pleeg-, stief- of adoptieouders zijn. We gaan
ervan uit dat we vanzelf en met veel liefde een warme en hechte relatie met ons
kind zullen gaan opbouwen. Soms gaat het helemaal niet zoals we hadden
verwacht en gehoopt. Woorden uit de inleiding van de informatiebrochure van
Oudervereniging De Knoop, een landelijke vereniging die steun wil bieden aan
ouders en gezinnen in wier midden kinderen leven met ernstige ontwikkelings-
en/of gedragsproblemen. De doelstelling van De Knoop is meerledig. Ten
eerste ondersteuning van ouders door middel van informatie, onderling contact en
themabijeenkomsten. Vervolgens bekendheid geven aan de problemen in de omgang
met en opvoeding van deze kinderen bij de hulpverlening, de media en de
politiek. En tenslotte erkenning krijgen voor
Hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom (GBS) bij specialisten en
wetenschap.
Hechtingsproblematiek De term Geen-Bodem-Syndroom is
afkomstig van Geertje van Egmond, ervaringsouder en schrijfster van het boek
Bodemloos bestaan, problemen met adoptiekinderen. Van Egmond heeft zich
verdienstelijk gemaakt met het beschrijven van de problematiek. Mevrouw Rita
Hendriks uit Wierden, bestuurslid van De Knoop en in haar eigen gezin
nadrukkelijk geconfronteerd met het syndroom: Geertje van Egmond heeft de
problemen voor ons als betrokken ouders, herkenbaar geduid, een gezicht
gegeven. Zij betitelt het GBS als een sociaal/emotionele handicap die is
terug te voren op een kernprobleem: in de vroegste ontwikkeling van het kind is
er met de (moeder) verzorger geen of onvoldoende hechting tot stand gekomen.
Heel wezenlijk daarbij is het ontbreken van het vermogen tot tweezaamheid, ofwel
het niet in staat zijn een duurzame, liefdevolle en wederkerige relatie te
onderhouden. De auteur, die de stoornis als ongeneeslijk beschouwt, somt een
aantal kenmerken op die bij deze kinderen in meerdere of mindere mate
waarneembaar zijn. Bijvoorbeeld het ontbreken van affectieve banden in de eerste
levensfase (bodemloosheid), geen lijn in het leven (ongestructureerdheid),
onvoldoende gewetensontwikkeling, geen ik vorming/angst om relaties aan te
gaan, geneigd tot oppervlakkige contacten, schijnaanpassing (observeren, taxeren
en manipuleren van mensen), het ontbreken van remmen en drempels en
vernietigingsdrang die zich behalve tegen zichzelf ook richt tegen anderen (vaak
de moeder). Uitingen van het GBS zijn niet/nauwelijks gebonden aan
herkomst,leeftijd,huidskleur of cultuur. Voorwaar geen opsomming om vrolijk van
te worden.
Schuldgevoel Rita Hendriks: Verschijnselen van dit kaliber
trekken dan ook diepe sporen in je persoonlijk- en gezinsleven. Op een gegeven
moment raak je uitgeput, in verwarring en blijf je achter met een reusachtig
schuldgevoel. Ook de verhouding met je man/vrouw kan behoorlijk onder druk komen
te staan terwijl de spanning voor ander kinderen in het gezin ook ongewenste
proporties kan aannemen. Ik durf de term ontwrichting wat dat betreft gerust
in de mond te nemen. Tenslotte moet je ook contacten met familie, vrienden en
buren opgeven: je komt in een isolement terecht. Des te steviger is het
pleidooi van Rita Hendriks om te komen tot een krachtige
oudervereniging. Mogelijke oorzaken voor GBS worden gezocht in een
problematische zwangerschap, een moeilijke geboorte, langdurige ziekenhuisopname
en/of ingrijpende medische behandeling op zeer jeugdige leeftijd. Ook
(tijdelijke) afwezigheid van de ouder, (bijvoorbeeld wegens ziekte, postnatale
depressie, echtscheiding, en bij overlijden van moeder, vader, broer of zus), in
de beginfase van het kinderleven wordt als mogelijke reden aangevoerd. Maar het
komt ook voor dat geen duidelijk oorzaak valt aan te wijzen.
Veel
breder Hechtingsproblematiek werd voorheen in de wetenschap en hulpverlening
alleen onderkend bij wat men noemde affectieve verwaarloosde kinderen, waarbij
een duidelijke koppeling viel te maken tussen diagnose en oorzaak. Sinds eind
jaren 80 (adoptiegolf!) tot nu toe blijkt deze problematiek een veel bredere
groep kinderen te betreffen. Talloze pleeg-, stief-, adoptief- maar ook
biologische eigen kinderen kampen met een dergeelijke emotionele handicap. De
oorzaak is niet meer eenduidig, met als gevolg dat de diagnose moeilijker te
stellen is. De wetenschap is er nog niet uit hoe deze problematiek
geclassificeerd moet worden. Dat maakt het voor ouders die uit die hoek hulp
verwachten extra moeilijk. Voorlopig omschrijft met de dignose als Pervasieve
Development Disorder, met de toevoeging: Not otherwise Specified (PDD-NOS), in
gewoon Nederlands: een diepgaande ontwikkelingsstoornis die niet nader valt te
specificeren. Het oprichten van een belangenvereniging voor ouders bedoelt
enerzijds het vormen van een platform voor ontmoeting en gedachtewisseling,
anderzijds willen de betrokken ouders een krachtig instrument smeden waarmee de
hulpverlening, politiek en wetenschap kan worden
bewerkt.
Schijnaanpassing Rita Hendriks:Wanneer je (h) erkenning wil
afdwingen voor deze diep ingrijpende problematiek moet je samenwerking zoeken.
Samen sta je sterk. Bovendien heb je lotgenoten nodig die het zelfde hebben
doorgemaakt, die weten waarover je praat. Wat moeten we ons gedragsmatig
voorstellen bij kinderen met deze stoornis? Rita Hendriks: Ieder kind is
natuurlijk uniek, ook in de GBS- context. Bij jongere kinderen, zelfs bij
babys, gaat het vaak om een extreme vorm van negatieve aandacht, huilen,
agressie, vernielzucht, altijd bezig een machtsstrijd aan te gaan die voor
anderen niet/nauwelijks waarneembaar is. Ook kan het kind zich opvallend
sympathiek en aangepast gedragen, echter niet naar de zorgouder. Ook een
groeiende tendens om ouders, broertjes en zusjes tegen elkaar uit te spelen is
karakteristiek. Bij oudere kinderen is regelmatig sprake van (dreigen met)
weglopen, verkeerde vrienden kiezen, spijbelen, crimineel gedrag,
vermijdingsgedrag, verslaving en sexuele ontsporing.
Kentering Hoewel
de problematiek nog onvoldoende wordt herkend en onderkend lijkt vanuit de
medische hoek een kentering zichtbaar, met name op het gebied van diagnostiek.
Ook tussen ouders en professionele hulpverleners gaapt nog een ongewenst grote
kloof. Rita Hendriks: Niet zelden laten veteranen in de hulpverlening zich om
de tuin leiden door voortreffelijk aangepast gedrag van het kind in kwestie.
Moe- getergde ouders krijgen daardoor weer een verkeerd etiket
opgeplakt. Toch hoeft het GBS geen uitzichtloos perspectief te vormen. Via
goede begeleiding en therapie kan men met de handicap leren leven. Geertje van
Egmond schreef na Bodemloos bestaan een vervolg onder de titel Verbinding
verbroken. Zij beschrijft daarin de lange en moeizame weg waarmee het bestaan
van haar dochter uiteindelijk veel minder bodemloos werd. Rita Hendriks: het
gaat er niet om deze kinderen als schuldig of slecht te kenschetsen. Maar
gedreven door een basale angst ontwikkelen ze een schijnaanpassing die de
perfectie zo dicht benadert dat ook geroutineerde hulpverleners misleid
worden. Ik kan ouders die tot de overtuiging komen dat hun kind en zijzelf
hulp nodig hebben alleen maar aanraden die hulp zo snel mogelijk te zoeken. In
hun beider belang. Dat Oudervereniging De Knoop in zon proces een
belangrijke rol kan vervullen behoeft geen nader
betoog.
Thema-avond Wie meer informatie wil over de werkzaamheden van
De Knoop of zich als lid/donateur wil aanmelden kan zich in verbinding stellen
met het secretariaat van De Knoop. Telefoon: 0527-614504 / e-mail:
info@deknoop.org Overigens vindt op dinsdag 2 november 2002 een landelijke
thema-avond plaats over het Geen-Bodem-Syndroom. De Knoop organiseert deze
avond in samenwerking met de unit Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
van het Deltion College uit Zwolle. De avond waarop verschillende
(ervaring)deskundigen het woord zullen voeren, is bedoeld voor
ouders/verzorgers, leerkrachten, hulpverleners en andere belangstellenden. Wie
belangstelling heeft voor deze avond kan dat telefonisch of per e-mail kenbaar
maken.
De algemene landelijke vereniging De Knoop. Secretariaat:
Postbus 195, 8300 AD EMMELOORD Tel: 0527-614504 E-mail:
info@deknoop.org
Overname van dit artikel is alleen toegestaan
met duidelijke bronvermelding en van naam en adres van De Knoop.
Hechtingsstoornissen. Praktijkgericht therapiehandboek voor ernstige hechtingsstoornissen bij kinderen (Vert. S. Nijon-Noorman)
Rygaard, N.P.
Uitgeverij SWP, Amsterdam 2007 218 pagina's, ISBN 978-90-6665-835-6, 29,50
De eerste publicatie van Hechtingsstoornissen, geschreven door de Deense psycholoog Rygaard, verscheen in het Frans in 2005. Inmiddels is dit boek in meerdere talen verkrijgbaar waarbij voor deze Nederlandse vertaling uit 2007 gebruik is gemaakt van de Engelse versie. Zoals in de subtitel wordt verwoord, is dit boek vooral bedoeld als een praktische handleiding voor de behandeling van kinderen met ernstige hechtingsstoornissen. Het boek is opgebouwd uit 16 hoofdstukken die verder inhoudelijk onderscheiden kunnen worden in een korte theoretische inleiding en een praktijkgerichte deel. In het theoretische deel (hoofdstuk 1-6) wordt de ontwikkeling van een hechtingsstoornis, vanaf conceptie tot volwassenheid, behandeld. Wat betreft ontwikkelingspaden is hierbij aandacht voor de gevolgen van een vroeg gestoorde hechting op de ontwikkeling van onder andere sensomotoriek, persoonlijkheid en sociale vaardigheden. Het eerste praktische deel (hoofdstuk 7-13) gaat over therapie en in het bijzonder over milieutherapie, die volgens de auteur de interventiemethode van eerste keus is bij de behandeling van kinderen met hechtingsstoornissen.
De hoofdstukken zijn onderverdeeld naar leeftijd: milieutherapie vanaf de geboorte tot het derde jaar, voor kleuters, voor kinderen in de basisschoolleeftijd en voor adolescenten. Tevens worden in dit deel enkele capita selecta behandeld, waaronder adoptie en seksueel misbruik. De hoofdstukken 13-16 ten slotte bieden richtlijnen voor het organiseren van een therapeutische omgeving. De thema's betreffen: de persoonlijke ontwikkeling van verzorgers, de ontwikkeling van een professioneel behandelingsteam en methoden voor het werken in een behandelingsteam voor hechtingsstoornissen. Hechtingsstoornissen is een bevlogen geschreven boek door een maatschappelijk geëngageerde auteur. Een belangrijke punt van kritiek evenwel is het theoretisch uitgangspunt dat Rygaard hanteert.
De titel van het boek dekt niet de inhoudelijk lading: het gaat in feite over gedragsgestoorde kinderen met een levensverhaal van ernstige verwaarlozing en/of mishandeling. Natuurlijk behoort een vroeg gestoorde hechting tot een van de belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van ontwikkelingsstoornissen, maar anders dan Rygaard in zijn boek suggereert, wordt de uiteindelijke ontwikkeling van het kind bepaald door een ingewikkelde interactieproces tussen meerdere risicofactoren en beschermende factoren.
Ondanks deze theoretische bezwaren beveel ik dit boek aan voor professionals en geïnteresseerde lezers. De (aantrekkings)kracht ervan ligt vooral in de talloze sprekende praktijkvoorbeelden en de handvatten die de auteur biedt voor de begeleiding en behandeling van deze buitengewoon moeilijke doelgroep. Voor een beter en genuanceerder begrip van de theoretische concepten 'hechting' en 'hechtingsstoornis' verwijs ik naar het oorspronkelijk werk van Bowlby.
Het
ontwikkelen van een gehechtheidrelatie met een gehechtheidfiguur is een
normatief gegeven, dat evolutionair gezien onderdeel is van het menselijk
gedragspatroon. Praktisch iedereen ontwikkelt een gehechtheidrelatie en zoek troost
bij de gehechtheidfiguur in stressvolle situaties.
Bowlby probeerde de intense
verontrustende onlustgevoelens van kinderen, die gescheiden werden van hun
ouders, te begrijpen. Deze kinderen gingen buitengewoon gedrag vertonen
(roepen, schreeuwen, vastklampen, razend zoeken,..) om ofwel scheiding met de
ouders te vertonen, of om opnieuw in hun nabijheid te komen. Hij concludeerde
dat dit gehechtheidgedrag een aangepaste reactie was op scheiding van een
primaire hechtingsfiguur d.w.z. iemand die ondersteuning geeft, en bescherming
en zorg. In verband met gehechtheid is de volgende vraag fundamenteel: is de
gehechtheidfiguur nabij, bereikbaar en aandachtig? Als het kind het antwoord
ervaart als ja, dan zal het zich bemind voelen, zeker, vertrouwend, en zal
gedragsmatig, de neiging hebben om zijn omgeving te verkennen, met anderen te
spelen en sociaal te zijn. Als het kind het antwoord ervaart als neen, dan
ervaart het angst, en zal gedragsmatig, gehechtheidgedragingen vertonen die
gaan van eenvoudig visueel zoeken aan de ene kant tot actief volgen en vocaal
signaleren aan de andere kant. Dit gedrag blijft duren tot het kind een
wenselijk niveau van fysieke of psychologische nabijheid tot een
gehechtheidfiguur bewerkstelligd ziet, of totdat het kind uitgeput geraakt in
de context van een verlengde scheiding of verlies. In zulke gevallen van
hulpeloosheid, zegt Bowlby, ervaart het kind wanhoop en depressie.
Gehechtheid wordt gedefinieerd als een intern werkmodel, een verzameling
bewuste en onbewuste regels om informatie over gehechtheidervaringen en ideeën
over gehechtheid te organiseren.
Individuele verschillen in gehechtheidpatronen bij
kinderen
Mary
Ainsworth ontwikkelde een methode waarmee ze de individuele verschillen in de
reacties van de kinderen kon vaststellen. In de Vreemde Situatie procedure
werden ouders en kinderen systematisch gescheiden en terug verenigd.
De meeste kinderen (60%) reageerden volgens de normatieve theorie van Bowlby.
De meeste waren ontdaan wanneer de ouder de kamer verliet, maar, wanneer hij of
zij terugkeerde, zochten ze actief de nabijheid van de ouder, waren gemakkelijk
te troosten en gingen vervolgens weer tot exploratie over. Dit gedragspatroon
noemde ze veilig gehecht (secure attachment).
Andere kinderen (20% of minder) voelden zich initieel niet op hun gemak, en na
de scheiding reageerden ze extreem verontrust. Belangrijk daarbij is, dat ze
als ze terug herenigd werden met hun ouders, ze moeilijk waren te kalmeren en
ze vertoonden dikwijls conflicterende gedragingen (ambivalent gedrag), die
suggereerden dat ze wilden getroost worden, maar dat ze ook de ouder wensten te
straffen voor het verlaten van de kamer. Ze klampten zich vast aan de moeder,
gingen boos of juist passief reageren en kwamen niet meer tot exploratie. Deze
kinderen noemde men angstig ambivalent gehecht (anxious ambivalent)
Het derde gedragspatroon werd vermijdend (avoidant). genoemd. De kinderen
schijnen niet verontrust te zijn door de scheiding, en bij de hereniging,
vermijden ze actief het contact zoeken met de ouder, waarbij ze hun aandacht
richten op het speelgoed.
Deze individuele verschillen zijn verbonden met kind ouder interacties thuis
gedurende het eerste levensjaar. Veilig gehechte kinderen hadden meestal ouders
die reageerden op hun behoeften. De andere twee types hadden dikwijls ouders
die ongevoelig waren voor hun behoeften, of inconsistent of afwijzend in de
zorg die ze gaven.
De overeenkomst in gehechtheidclassificatie van een moeder en die van haar kind
is 75% op het niveau van de splitsing veilige - onveilige gehechtheid. De
sensitieve responsiviteit van de ouder bleek een deel van de intergenerationele
overdracht te bepalen Hechtingsstijlen zitten dus ook in de familie
Later werd een vierde categorie toegevoegd. Gedrag van kinderen dat niet goed
paste in de drie voorheen beschreven profielen. Dit gedrag wordt onveilig
gedesorganiseerd gehecht genoemd. Deze vierde categorie is predictief voor
latere gedragsproblemen bij kleuters en tijdens de lagere schoolleeftijd en voor
psychopathologie bij adolescenten.
Samenvattend kunnen we veilige gehechtheid of nabijheid omschrijven als een
duurzame verbondenheid, waarbij de ander beschikbaar is voor het kind en zo
zijn veiligheid garandeert. Beschikbaarheid is een gehechtheidfactor,
beschikbaarheid is ook het gericht zijn op de ander. In de ouder - kind relatie
betekent het dat ouders gericht zijn op wat dit kind nodig heeft. Dat uit zich
in het zien van de behoefte van het kind op velerlei terreinen op sensitiviteit
in de relatie met het kind.
ICD-10 Reactieve en ontremde hechtingsstoornis op
kinderleefijd.
De artikelen F94.1 (reactieve hechtingsstoornis) en F94.2 (ontremde
hechtingsstoornis) zijn met schriftelijke toestemming overgenomen.
ICD-10 Classificatie van Psychische Stoornissen en Gedragsstoornissen,
Klinische beschrijvingen en diagnostische richtlijnen.
Eindredactie Nederlandse vertaling: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
prof. Dr. M.W. Hengeveld - ISBN 9026513305 - Uitg. SWETS & ZEITLINGER B.V.
F94.1 Reactieve hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Deze stoornis, die optreedt bij jonge kinderen, wordt gekenmerkt door blijvende
afwijkingen in het patroon van sociale betrekkingen van het kind die samengaan
met emotionele stoornissen en die ontstaan als reactie op veranderingen in zijn
omstandigheden. Angst en overmatige waakzaamheid die niet reageren op troosten
zijn kenmerkend, gebrekkige sociale relaties met leeftijdgenoten zijn typerend,
agressie jegens zichzelf en anderen komt zeer vaak voor, verdriet is
gebruikelijk, en in sommige gevallen treedt groeiachterstand op. Het syndroom
ontstaat waarschijnlijk als gevolg van ernstige ouderlijke verwaarlozing of
mishandeling. Het ontstaan van dit gedragspatroon wordt algemeen erkend en
geaccepteerd, maar er blijft onzekerheid bestaan met betrekking tot de
diagnostische criteria, de grenzen van het syndroom, en de vraag of het
syndroom een valide nosologische entiteit vormt. De categorie is hier echter
toch opgenomen, omdat het syndroom belangrijk is voor de gezondheidszorg, omdat
er geen twijfel bestaat over haar bestaan, en omdat de gedragspatronen
duidelijk niet passen bij de criteria van andere diagnostische categorieën.
Diagnostische richtlijnen
Het essentiële kenmerk is een afwijkend patroon van betrekkingen met
verzorgers, dat is ontstaan voor de leeftijd van 5 jaar, waarbij sprake is van
aanpassingsproblemen die gewoonlijk niet gezien worden bij normale kinderen, en
dat aanhoudend is, maar toch reageert op voldoende duidelijke veranderingen in
de opvoeding.
Jonge kinderen met dit syndroom vertonen sterk tegen strijdige of ambivalente
sociale reacties, die het meest duidelijk kunnen zijn bij het nemen van
afscheid of bij herenigingen. Het jonge kind kan toenadering zoeken met een
afgewende blik, duidelijk wegstaren terwijl het wordt vastgehouden, of op
verzorgers reageren met een mengsel van toenadering en vermijding, en verzet
tegen laten troosten. De emotionele stoornis kan duidelijk zijn door een
klaarblijkelijk verdriet, een gebrek aan emotionele reactiviteit,
teruggetrokken reacties op hun eigen of andermans verdriet. In sommige gevallen
komen vreesachtigheid en hypervigilantie (soms beschreven als bevroren
waakzaamheid) voor die niet verdwijnen na troosten. In de meeste gevallen
tonen de kinderen belangstelling voor de sociale interactie met
leeftijdgenoten, maar het sociale spel wordt belemmerd door negatieve
emotionele reacties. De hechtingsstoornis kan ook samengaan met groeistoornis
of groeiachterstand (wat gecodeerd dient te worden met behulp van de geëigende
somatische categorie (R62)).
Veel normale kinderen vertonen onzekerheid in het patroon van hun selectieve
hechting aan de ene of ander ouder, maar dit dient niet verward te worden met
de reactieve hechtingsstoornis die hier in verschillende, cruciale opzichten
van verschilt. De stoornis wordt gekenmerkt door een afwijkende vorm van
onzekerheid die aan het licht treedt door opvallende tegenstrijdige sociale
reacties die gewoonlijk niet aangetroffen worden bij normale kinderen. De
afwijkende reacties strekken zich uit over verschillende sociale situaties en
zijn niet beperkt tot een tweezijdige relatie met een bepaalde verzorger; de
reactie op troosten is gebrekkig; en er is sprake van een samengaande
emotionele stoornis in de vorm van apathie, verdriet, of vreesachtigheid.
Deze toestand kan aan de hand van vijf belangrijke kenmerken onderscheiden
worden van pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In de eerste plaats hebben
kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een normaal vermogen tot sociale
wederkerigheid en reactiviteit, terwijl kinderen met een pervasieve
ontwikkelingsstoornis dat niet hebben. In de tweede plaats is het afwijkende
patroon van sociaal reageren bij een reactieve hechtingsstoornis aanvankelijk
een algemeen kenmerk van het gedrag van het kind in een verscheidenheid van
situaties, maar dit vermindert in een belangrijke mate indien het kind in een
normale opvoedingssituatie wordt geplaatst, met een blijvende en goed op het
kind reagerende verzorging. Dit treedt niet op bij pervasieve
ontwikkelingsstoornissen. Ten derde kunnen kinderen met een reactieve
hechtingsstoornis een achtergebleven taalontwikkeling vertonen (van het type
dat beschreven is onder F80.1), maar zij vertonen niet de afwijkende kwaliteit
van de communicatie die karakteristiek is voor autisme. In de vierde plaats gaat een reactieve hechtingsstoornis
in tegenstelling tot autisme niet samen met aanhoudende en ernstige
cognitieve gebreken, die niet goed merkbaar reageren op verandering in de
omgeving. Ten vijfde zijn voortdurend beperkte, zich herhalende en stereotiepe
gedragspatronen, interesses en bezigheden geen kenmerk van een reactieve
hechtingsstoornis.
Reactieve hechtingsstoornissen ontstaan bijna altijd in samenhang met een
ernstige tekortschietende verzorging van het kind. Dit kan in de vorm zijn van
psychische mishandeling of verwaarlozing (zoals blijkt uit hardvochtig
straffen, een aanhoudend falen om in te gaan op de toenaderingspogingen van het
kind, of duidelijke onbekwame ouderlijke zorg), of van lichamelijke
mishandeling en verwaarlozing (zoals blijkt uit de aanhoudende veronachtzaming
van de basale lichamelijke behoeften van het kind, herhaaldelijke opzettelijke
verwonding, of tekortschietende voedselvoorziening). Omdat er niet genoeg
bekend is in hoeverre tekortschietende verzorging van het kind en de stoornis
samenhangen, is de aanwezigheid van een verstoorde omgeving en ellende en
gebrek geen vereiste voor de diagnose. Het stellen van de diagnose in de
afwezigheid van bewijs voor mishandeling of verwaarlozing dient echter
voorzichtig te gebeuren. Andersom dient de diagnose niet automatisch gesteld te
worden bij aanwezigheid van mishandeling en verwaarlozing: niet alle
mishandelde of verwaarloosde kinderen vertonen deze stoornis.
F94.2 Ontremde hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Een bepaald patroon van abnormaal sociaal functioneren dat ontstaat tijdens de
eerste vijf levensjaren en dat, nadat het eenmaal is ontstaan, blijvend neigt
te zijn ondanks belangrijke veranderingen in de omstandigheden. Rond de
leeftijd van twee jaar komt dit doorgaans tot uitdrukking in het zich
vastklampen en diffuus, niet selectief gericht hechtingsgedrag. Op de leeftijd
van vier jaar is het diffuse hechtingsgedrag nog steeds aanwezig, maar het
vastklampen zal in het algemeen vervangen zijn door aandacht vragen
ongenuanceerde vriendelijkheid. In de middelste en latere kindertijd kunnen
betrokkenen al dan niet selectieve hechtingen hebben ontwikkeld, maar het
vragen om aandacht houdt vaak aan, slechte aanpassing in de omgang met
leeftijdgenoten is gebruikelijk; en afhankelijk van de omstandigheden kan er
ook sprake zijn van emotionele stoornissen of gedragsstoornissen. Dit syndroom
is het duidelijkst aangetoond bij kinderen die van jongs af aan in instellingen
zijn opgevoed, maar treedt ook op in andere situaties; aangenomen wordt dat het
gedeeltelijk teweeggebracht wordt door het voortdurend ontbreken van
gelegenheid tot selectieve hechting als een gevolg van de zeer regelmatige
veranderingen van verzorgers. De conceptuele eenheid van het syndroom bestaat
uit een vroeg begin van diffuus hechtingsgedrag, blijvende slechte sociale
interacties en een ontbreken van specificiteit in situaties waarin het
optreedt.
Diagnostische richtlijnen
De diagnose dient gebaseerd te zijn op bewijs dat het kind een ongewone mate
van diffuusheid vertoont bij de selectieve hechting in de eerste vijf jaar en
dat deze samengaat met aanklampend gedrag in de eerste levensjaren en/of
ongenuanceerd vriendelijk en aandachtzoekend gedrag in de vroeg of middelste
kindertijd. Doorgaans bestaan er moeilijkheden bij het aangaan van hechte,
vertrouwde relaties met leeftijdgenoten. Er kan al dan niet sprake zijn van
samengaande emotionele stoornissen en gedragsstoornissen (dit is gedeeltelijk
afhankelijk van de huidige omstandigheden waarin het kind verkeert). In de
meeste gevallen zal er een duidelijke voorgeschiedenis zijn waarbij de
opvoeding van het kind in de eerste jaren gekenmerkt werd door een opvallend
gebrek aan continuïteit in de verzorgers of door talrijke veranderingen in
gezinsplaatsing (zoals bij plaatsing in steeds andere pleeggezinnen).
ICD-10
De tiende editie van de International Classification of Diseases (ICD-10) is de
internationale standaard voor het classificeren van ziekten, gebreken en andere
gezondheidsproblemen, ontwilleld door de World Health Organization. Dit boek is
de Nederlandse vertaling van een uitgebreide handleiding bij hoofdstuk V van de
ICD-10 en bevat een classificatie van meer dan 300 psychische stoornissen en
gedragsstoornissen. Het is bedoeld voor de algemene klinische praktijk, het
onderwijs en de hulpverlening. Voor iedere stoornis worden de belangrijkste
klinische symptomen beschreven, aangevuld met enkele minder specifieke
kenmerken. Daarna volgen de diagnostische richtlijnen die een indruk geven van
het aantal en de ernst van de symptomen, nodig voor een betrouwbare diagnose.
Bij veel stoornissen wordt tevens kort ingegaan op de verschillen met andere,
gelijksoortige stoornissen. Het boek bevat een uitgebreide alfabetische index
en een bijlage met andere stoornissen uit de ICD-10, die vaak met een
psychische en gedragsstoornissen worden geassocieerd.
Dank zij de grote hoeveelheid internationaal onderzoek die aan deze publicaties
vooraf is gegaan, vormt dit boek een goede afspiegeling van de opvattingen van
de meeste tradities en scholen in de psychiatrie.
Deze vertaling is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende
instanties: de World Health Organization (WHO), de Vaste Commissie voor
Classificatie en Definities (WCC), de Nederlandse Werkgroep Classificatie en
Documentatie in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie en de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (eindredactie).
Infant Metal Health Sociaal-emotionele problematiek bij risicobaby's
Benoeming bijzonder hoogleraar Infant Mental Health donderdag, 14 april 2011 07:00
De Universiteit van Tilburg benoemde onlangs Dimence medewerker dr. Hedwig van Bakel tot bijzonder hoogleraar Infant Mental Health. De leerstoel is ingesteld door Dimence voor een periode van vijf jaar. Van Bakel gaat onderzoek doen naar sociaal-emotionele problematiek bij risicobabys, peuters en hun ouders en wil goede diagnostische en behandelmethoden voor deze doelgroep ontwikkelen.
Het aantal centra dat zich richt op de hulpverlening en zorg aan risicobabys en peuters met sociaal-emotionele problematiek groeit. Maar zowel in onderzoek als in het onderwijs gebeurt nog te weinig met deze problematiek. Daarom wil Dimence met de leerstoel meer kennis opdoen over de hulpverlening aan deze kinderen en hun ouders.
Van Bakel: Met deze leerstoel wordt de kennis over de optimale hulpverlening en zorg aan deze doelgroepen bevorderd en verbeterd. Mijn onderzoek richt zich onder meer op de vroege screening en preventie van problematische situaties (al tijdens de zwangerschap). In samenwerking met ziekenhuizen en ggz-instellingen ga ik nieuwe diagnostische en behandelmethoden ontwikkelen en verbeteren voor babys en jonge kinderen.
Orthopedagoge en neuropsychologe Van Bakel werd per 1 maart 2011 bij Dimence aangesteld als hoofd van het Centrum Infant Mental Health. In deze functie is zij verantwoordelijk voor het bevorderen van kennis over de zorg en behandeling aan babys, zeer jonge kinderen en hun ouders en voor expertise en wetenschappelijk onderzoek op dit gebied.
Bron: psy=me.nl De bijdragen op Psy=me vallen buiten de journalistieke verantwoordelijkheid van de redactie van Psy.nl
De Regering wil in 2011 DOEN ALSOF Nederland de wetgeving aanpast aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zegt in 2006 dat zittingen achter gesloten deuren in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ook in zaken van familierecht en jeugdrecht. Gesloten deuren leiden vaak tot gebrek aan waarheidsvinding en blindelings volgen van de eis van de instanties. Dit schaadt de rechten van ouders en kinderen.
Medio maart 2011 start KOG een kaartenactie om de leden van de Tweede Kamer erop te wijzen dat de aanpassing van het wetsartikel (art. 308 Rv) die de Regering van plan is i.v.m. de zittingen achter gesloten deuren, niet goed genoeg is. Het voorstel zoals het er nu ligt, legt de beslissing over open of dichte deuren bij de rechter. Ons voorstel is: hoorzittingen zijn openbaar en als uitzondering kan de rechter anders besluiten. Als ouderorganisaties niet reageren, is de kans groot dat de deuren in de praktijk gesloten blijven. Wij roepen ouders op om Kamerleden onze kaart te sturen met de oproep: Familierechtzittingen moeten openbaar. Dit initiatief van KOG wordt ondersteund door LOGA, Ouders Zonder Omgang, St Misplaatst en De Knoop.
Vanaf nu kunt u de gratis kaarten bestellen bij het e-mailadres: kog @ upcmail.nl. Zet u a.u.b. duidelijk uw naam, adres, postcode en woonplaats in de mail. U krijgt meerdere kaarten, dus u kunt een kaart sturen naar meerdere Kamerleden. De Kamerleden in de commissie voor justitie zijn: http://www.tweedekamer.nl/kamerleden/commissies/vj/samenstelling.jsp
Genoemde prijzen zijn inclusief verzend kosten. U kunt de informatie online aanvragen door de onderstaande lijst in te vullen en via de verzendknop te verzenden.
Let op: want u ontvangt in uw mailbox een link om deze binnen 24 uur te bevestigen daarna wordt de lijst pas verzonden naar het mailadres van de Knoop. U kunt de gevraagde informatie betalen door middel van een eenmalige machtiging of via een eigen overschrijving en dan op rekening 62.47.31.154 t.n.v. De Knoop te Emmeloord, o.v.v. de bestelcode(s), uw volledige naam en adres.
Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
LET OP! Bestelling vanuit het buitenland binnen Europa kunt u wel online aanvragen maar dan zonder een machtiging u dient dit dan ook zelf over te maken en houd u er rekening mee dat extra portokosten bij komen: Verzending standard tot 250 gram 1,50 Verzending standard tot 500 gram 2,00 Verzending priority tot 250 gram 2,00 Verzending priority tot 500 gram 2,95 de verzending gaat op deze manier nog wel eens mis vandaar dat wij dit even met u willen overleggen. De informatie kan ook: aangetekend extra zeker worden verzonden alleen is dit kosten plaatje hoger. Wilt u voordat u de betaling gaat doen via uw bank eerst even met ons overleggen (dit kan per mail) op welke manier u de informatie per post vanuit het buitenland wilt ontvangen zodat wij met u kunnen afspreken wat dan de porto kosten worden voor uw bestelling. Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
Onze opvoedcoach maakt zich zorgen. Over 'kinderen die opgroeien in puinhopen, in complexe gezinssituaties, in gezinnen waar ze te veel aan hun lot worden overgelaten of te veel hun zin mogen doen', zegt Peter Adriaenssens.
Peter Adriaenssens is nog altijd onder de indruk van de 'gekwetste kinderen in de lijven van volwassenen' die hij tijdens zijn werk als voorzitter van de commissie over seksueel misbruik in de Kerk heeft ontmoet. Over de zogenaamde Operatie Kelk wil de kinderpsychiater niets kwijt, 'om het onderzoek niet te hinderen'. Maar hij geeft grif toe dat de emoties twee maanden na het opdoeken van de commissie nog niet verteerd zijn.
'Weet u wat zwaar is? We hebben acht weken lang meer dan vijfhonderd getuigenissen gelezen van mensen die ernstig misbruikt zijn. Niemand van ons is ontsnapt aan een groggy gevoel, door de confrontatie met dat verdriet. Toen dat werk werd afgepakt, met de inbeslagname door het gerecht, zaten we zelf ook met een open wonde. Maar je schaamt je om dat toe te geven. Wat moet ik klagen in vergelijking met de slachtoffers?' 'Sommige van deze mensen hebben dertig of veertig jaar gezwegen voor ze aan ons hun verhaal deden. Ze spraken voor het eerst en toch hebben ze het recht niet gekregen om zelf te beslissen wat er met hun verhaal gebeurt. Het snijdt me nog altijd de adem af.'
Adriaenssens is toch nog verrast door de mate waarin misbruik een stempel blijft drukken op het verdere leven van een slachtoffer. 'Ik heb ook het voorrecht gehad om voor het eerst honderden mannen die seksueel misbruikt zijn, te horen praten. In de vertrouwenscentra hebben we elk jaar honderden aanmeldingen van meisjes, en maar enkele jongetjes. Waar zitten die allemaal?'
'Ik heb mannen uit de gevangenis ontmoet die gemoord hadden, maar die nooit het verhaal van misbruik door een priester in hun jeugd hadden verteld. Mannen aan wie niemand vroeger ooit gevraagd heeft waarom ze het zo slecht deden op school. Jongens en mannen die psychiaters ook hebben moeten zien passeren. Door nu de ervaringen te lezen van deze mannen, hebben we meer kennis en expertise over seksueel misbruik van jongens.'
Hoe gaan ouders het best om met vragen van hun kinderen over misbruik in de Kerk? 'Het valt op dat het kinderen niet bezighoudt. Priesters zijn geen opvoeders meer, internaten zijn al lang niet meer op die manier georganiseerd. Toch moeten ouders ook nu aan hun kind blijven zeggen dat ze er altijd voor hem zijn, hoe erg het nieuws ook is dat het te vertellen heeft. Wij dragen eigenlijk collectief schuld voor de zwijgzaamheid van veel slachtoffers. We hebben het allemaal geweten en we hebben het allemaal niet willen weten.'
Waarom zijn we daar zo schizofreen in? 'Je moet toch nog vertrouwen kunnen hebben in de leraar op school? In de begeleider op kamp? Anders kunnen we niet leven. Dus sluiten we ons daarvoor af.'
U maakt zich ondertussen flink boos in uw nieuwe boek over opvoeding, 'Laat ze niet schieten'. 'Ik zie zo veel kinderen met ernstige problemen, die opgroeien in puinhopen, in complexe gezinssituaties, in gezinnen waar kinderen te veel aan hun lot worden overgelaten of te veel hun zin mogen doen. In de discussie daarover gaat het vaak alleen over wachtlijsten en wat de overheid moet doen. Maar die puinhopen zijn veroorzaakt door volwassenen die te weinig voor eigen deur vegen. Daarnaast is er een groeiende groep lastpakken, jongeren die niet luisteren en wier ouders houvast zoeken. Kinderen voeden zichzelf niet op. Ik wil dus een appel doen aan ouders.'
Waarom geven sommige ouders dat uit handen? 'Kijk, er wordt van hen een atlasjob gevraagd. Werk, relatie, huis, gezin: we krijgen het niet meer in die 24 uur en 7 dagen gepropt als we ook nog willen slapen. De huidige generatie ouders van tieners heeft bovendien een aversie van het woord autoriteit, van regels stellen en leiding geven. Vroeger geloofde men dat volwassenen wisten wat goed voor je was, dus je deed wat ze zeiden. Vandaag willen we een jongere die ervoor kiest om te luisteren omdat hij begrepen heeft dat het goed is voor hem. Maar zoiets moet je leren. Er zijn nog altijd grenzen nodig. Maar sommige ouders laten die achterwege.'
Wat gebeurt er dan met die jongeren? 'Kinderen die nooit geleerd hebben om te luisteren, geraken gemakkelijk gefrustreerd. Ze vinden dat alles moet kunnen en dat ze alles moeten hebben wat ze willen. En als het er niet is, pakken ze het. Kinderpsychiaters maken zich zorgen over die jongeren die niet hebben geleerd om met frustratie om te gaan. Over de grote ikken, de narcisten over wie altijd de lof gezongen wordt thuis. Over te veel kinderen wier ouders een test van hoogbegaafdheid vragen. Bij iedere familiebijeenkomst wordt het kind de hemel in geprezen, elk gedichtje is als Shakespeare. Mensen dromen zo hard van een ideaal kind.'
Ouders willen toch vooral hun kind aanmoedigen, ze hebben gehoord dat dit net goed is. 'Absoluut. Maar je moet je kind realistisch opvoeden. Positief zijn over wat echt positief is, maar niet zomaar alles heilig verklaren. Want dan krijg je incidenten zoals we ze de afgelopen jaren wel vaker zien: ouders die op school de leerkracht verrot slaan omdat die hun kind berispt heeft. Kinderen zien trouwens steeds meer volwassenen die lak hebben aan respect voor de regels van het samenleven.'
U klinkt pessimistisch. 'Kijk, zeventig procent van de jongvolwassenen doet het goed, ook die jongeren over wie ik het net had. Die redden het meestal wel. Onze grote zorg ligt bij de verliezers: kinderen met ernstige schoolproblemen, kinderen die tot etnisch-culturele groepen behoren die hun plek niet krijgen in de samenleving, kinderen die naast het systeem vallen en voelen dat er voor hen geen eervolle plek in zit. Zwakke leerlingen die elk jaar met de hakken over de sloot slagen, maar die weten dat niemand op hen zit te wachten. We beseffen nog altijd niet hoe dramatisch het is om een puber te zijn zonder perspectief op een degelijke toekomst. Uit de kinderpsychiatrie weten we bovendien dat twee dingen een risico zijn voor de gezonde ontwikkeling van een puber: armoede en sociale uitsluiting. Het armoedecijfer staat op een beschamende zestien procent in Vlaanderen. Het boek is vooral een pamflet om die dertig procent aan boord te houden.'
Kan de lezer van Het Nieuwsblad Magazine denken: 'Die puinhopen hebben niks met mij te maken'? 'Jongeren die uit hun dak gaan, houden ons allemaal bezig. De angst van elke ouder is: zou mijn lieve achtjarige op zijn vijftiende ook grof kunnen worden en gortig doen tegen de mensen aan de bushalte of uithalen met een mes kopen omdat hij zich onveilig voelt? Niemand kan dat voorzien. Kinderen maken ook veel mee wat ouders ontgaat, maar wat zo'n kind zwaar kan tekenen. Pesterijen op school. Een klasgenoot die zichzelf van kant wil maken maar vraagt om niets te zeggen. Weten ouders dat wel? Ze willen de politie laten meerijden met elke bus. Maar wat doen ze zelf?'
Welk advies heeft u voor alle ouders? 'Houd jullie kinderen alsjeblieft vast. Wees jullie bewust van waar ze mee bezig zijn. Maak spaghetti als je tienerzoon onverwacht komt binnenvallen met zijn vrienden. (monkelt) Vlaamse ouders moeten afleren om alleen te eten op uitnodiging nadat ze eerst de halve supermarkt hebben leeggekocht en de woonkamer onder handen hebben genomen. Zorg ervoor dat je de vrienden van je kinderen ontmoet en weet wat hen bezighoudt. En met die betrokkenheid begin je vanaf de babytijd. Met jonge kinderen mag niet te veel gesold worden.'
Hoe bedoelt u? 'Ze gemakkelijk uitbesteden, ze overal mee naartoe slepen in het weekend voor onregelmatige activiteiten. Het is jammer genoeg de leeftijd waarop dat gemakkelijk gaat, maar als kinderpsychiaters zijn we niet zo gerust over al die baby's die om zes uur 's ochtends moeten worden gewekt voor de opvang. We gaan te slordig om met die verschrikkelijk belangrijke ontwikkelingsjaren. Als jonge kinderen niet doorslapen, heeft dat een impact op hun weerbaarheid. Het is geen toeval dat veel ouders voortdurend opvangproblemen hebben voor zieke kinderen.'
Wat ziet u dan bij die baby's? 'Meer baby's met eetstoornissen. Meer huilbaby's. Baby's die zich moeilijk ontspannen. Meer kleuters die minder openstaan voor de kleuterjuf, minder snel leren. Hangt het samen met ons hectische leven? We merken dat in de noordelijke landen, waar een van beide ouders kan thuisblijven tot het kind klaar is voor de kleuterschool, er minder zieke kindjes zijn en een vlottere start in het kleuteronderwijs.'
Daarmee bezorgt u werkende ouders meteen een joekel van een schuldgevoel. 'Het gaat me om het beleid. Veel ouders hebben niet te kiezen en mogen al blij zijn dat ze opvang hebben. De echte vraag is: is het logisch dat we baby's en opvang moeten aanpassen aan wat bedrijven eisen? In de arbeidsorganisatie moet nog meer rekening gehouden worden met ouders van jonge kinderen.'
Maar ook ouders zullen hun weekend misschien meer moeten afstemmen op de draagkracht van hun jonge kinderen? 'Ja. En ouders die het druk hebben, moeten hun tijd met hun kinderen inplannen. Kinderen van carrièreouders doen het helemaal niet zo slecht, maar ze hebben wel nood aan de aanwezigheid van hun ouders.'
En het goede nieuws? 'Deze generatie ouders práát met haar kinderen. We zien ook voorzichtige aanwijzingen dat jonge ouders van nu, twintigers, weer opvallend strenger willen zijn. Ze vinden dat zij wat te veel konden profiteren van het gebrek aan leiding van hun ouders. Ze vinden opnieuw dat evenwicht tussen affectie geven en grenzen stellen.'
Panikeren ze minder snel over opvoeding? 'Ze durven vooral een beroep te doen op hun ouders als het niet goed gaat. Daar dienen ouders voor. Ze horen hun ouders ook graag vertellen over hun eigen twijfels vroeger.'
Hebben ze dan meer aan verhalen over het falen van anderen, dan aan het zoveelste advies over de ideale opvoeding? 'Natuurlijk. Het ergste wat je een kind kunt aandoen, is het ideaal opvoeden want dan is het kwetsbaar. Stommiteiten maken nu eenmaal deel uit van het leven. Ouders moeten heerlijk onpedagogisch kunnen zijn, daar kunnen kinderen van genieten. Een keertje naar McDonald's gaan, ook al is het ongezond en ecologisch onverantwoord. Het mag niet de regel zijn, het moet het spel zijn.'
Uit de brieven aan de redactie blijkt dat veel ouders zich toch snel zorgen maken dat ze het verknallen. 'Ouders hebben helaas geen garantie dat net hun kind niet uit de bocht zal gaan bij zijn experimenten. En we weten uit onderzoek dat het temperament sommige jongeren tot verzetsstrijders maakt, alsof ze niet willen opgevoed worden. Maar 90 procent van de tijd doen ouders het goed. Alleen zetten ze hun vergrootglas op die 10 procent, die hun 100 procent maagzuur geeft. Jammer voor hen, maar het is vaak dankzij hun maagzuur dat het uiteindelijk goed gaat.'
Zo was er die brief van een moeder die bang was dat haar dochter seksuologe zou worden. 'De mooiste van het jaar! Die moeder moest blij zijn; niets zo erg als een kind dat niet droomt. Het is het verschil tussen jong en oud ten top gedreven: de moeder die veel te ver vooruitziet, de jongere die een levensbeslissing kan nemen vanuit een bevlieging. Nog een ontroerende brief was van een zestienjarige die aan de sint wilde vragen of hij haar ouders niet duidelijk kon maken dat het niet erg zou zijn als ze met haar lief zou slapen. Ze had het al proberen aan te brengen en ze wilde het niet achter hun rug doen. Als je kind zoiets schrijft, dan weet je dat je opvoeding gelukt is.'
Denkt u nooit: 'Dat zouden ouders toch moeten weten, dat is toch gezond verstand'? 'Nee. Wel: hoe komt het dat ze daarmee niet terechtkunnen bij hun omgeving? En toch gebeurt dat vaak niet; omdat het te kwetsbaar is of omdat ze vrezen meteen verwijten te krijgen.' sociale contacten onder jongeren vervangen? Zijn we nu daar al beland?'
Het nieuwe boek 'Laat ze niet schieten' van Peter Adriaenssens verschijnt midden september bij Lannoo.