Als ik vanmiddag na een wandeling terug kom bij ons appartement hoor ik een merel zingen. Rondom ons flatgebouw staan grote bomen. Het is een heerlijke zomerdag en zo rond vijf uur in de middag. Ik blijf staan en luister naar haar lied. Ze maakt mij met haar prachtige gezang duidelijk dat ik welkom ben! Met hoge uithalen jubelt zij het uit. Het gezang van merels vind ik zó mooi dat het altijd opnieuw mijn hart in beweging zet.
Het is stil buiten. Het is vakantie: er is minder autoverkeer dan anders. De kruinen van de bomen bewegen lichtjes mee op de wind. Mijn ogen tasten de donkere bomen af of ik de merel zie, maar zij laat zich niet zien. Zelfs in de hoge boomkruin, waar zij zo graag haar lied zingt, zie ik haar niet. Maar haar zang is mij genoeg. Ik loop langzaam naar de deur van ons flat. Ze zingt maar door, steeds opnieuw herhaalt zij dezelfde tonen. De klanken rollen door haar keel. Verder weg wordt haar gezang beantwoord, even helder en met even hoge uithalen in dezelfde tonen. Ik luister en ik ben alleen met de merels. Opgenomen in hun jubelend lied. Ik ga nog langzamer lopen. Als ik bij ons appartement kom hoor ik haar nog wel, maar van heel ver. Als ik de deur sluit sterft het gezang langzaam weg.
Onze kleinzoon speelt graag piano. In de zomer, als de deur openstaat, zingt een merel mee als hij speelt. De merel huist daar ergens in de stadstuinen. Hij speelt het lied en de merel zingt het na. Als hij het opnieuw speelt zingt de merel het eerste stukje na, keer op keer. Een terugkerend antwoord. Merels behoren niet voor niets tot de zangvogels.
Vroeger op school droomde ik, zoals waarschijnlijk ieder kind, dat ik een vogel wilde zijn. Dat ik ook zo hoog door het luchtruim zou kunnen zweven en mij vrij voelen zoals een vogel. Ik kon door de hoge ramen in het klaslokaal nog net de vogels zien. Mijn ogen werden steeds opnieuw naar de ramen getrokken. Vooral tijdens de verhalen droomde ik weg en de stem van de meester drong heel vaag tot mij door.
Mijn kinderdromen zijn vervlogen. Maar vogels zie ik nog overal. Tegenwoordig vliegen hier veel halsbandparkieten rond. Ze komen tijdens hun vlucht krijsend langs ons appartement. Ze komen uit het Vondelpark van Amsterdam en strijken van tijd tot tijd hier neer. Zich als gast gedragen is er al lang niet meer bij. Ze hebben het hoogste woord. Ze vliegen kwetterend rond alsof het luchtruim hen toebehoort. Soms landen ze in een boom vlak bij ons huis maar ze blijven niet lang zitten. Snel als bij toverslag vliegen ze als één zwerm weg uit de boom. Wat zijn ze prachtig zoals ze daar vliegen in hun felgroene kleur! Ze leven vanaf 1976 in het Vondelpark in Amsterdam. Eerst hadden zij alleen het Vondelpark als hun domicilie. Dat is nog steeds voor velen hun broedplaats. Na een poosje zijn ze de omgeving rond Amsterdam gaan verkennen. In de loop der jaren zijn zij over een steeds groter gebied verspreid. Hoever ze nu ons land hebben veroverd weet ik niet precies. In Amstelveen vliegen ze in ieder geval graag rond. Het geeft mij een zonnig, blij gevoel als ik ze kwetterend, in hun uitbundige kleurenpracht, voorbij zie vliegen. Een mooie, exotische aanwinst en aanvulling op onze vogelsoorten, toch?
Maar nu even iets heel anders. Waar zijn eigenlijk al die musjes gebleven die vroeger in het Vondelpark zaten? Die alledaagse huismusjes? Ik mis ze al een hele poos. Een enkele keer zie ik er nog wel eens één, maar dat is echt sporadisch. Vroeger, in mijn kinderjaren, waren er heel veel. Ze waren altijd rond ons huis aan het scharrelen. Ze wisten de plaats waar het tafellaken straks zou worden leeggeschud. En hipten blij rond op hun dunne pootjes. Vrolijk pikten ze de broodkruimeltjes op. Ze hoorden er helemaal bij. Op het eerste gezicht hadden zij niet iets bijzonders, waren ze niet uitzonderlijk mooi. Maar ze waren wel heel leuk en oergezellig. Als je buiten ergens ging zitten kwamen ze naar je toe en hipten om je stoel wachtend tot er iets te pikken viel.
Een paar weken terug waren Judith en ik in een badplaats. We streken neer op een terrasje, helemaal toe aan een kopje koffie. Opeens roept Judith, zo blij als een kind: kijk, kijk een musje! Het musje hipt vlak bij ons heen en weer. Haastig zoekt het de grond af, blijft bij ons in de buurt alsof zij zeggen wil: komt er nog wat van? Ze wordt op haar wenken bediend door Judith. Ze gaat op haar hurken erbij zitten en geeft kruimeltjes van haar gebak. Het roept een oud, vertrouwd gevoel van vroeger bij ons op. Zoals het hoort en zoals het was. Het aantal mussen in ons land is de laatste jaren enorm teruggelopen. Ook in andere West-Europese landen zijn ze aan het verdwijnen. Het gaat heel snel. Ze hebben het moeilijk gekregen om te overleven. De pannendaken van de huizen zijn, door de bouw van nu, ontoegankelijk geworden om te nestelen. De bebouwing is toegenomen en de korenvelden van vroeger hebben plaats gemaakt voor industrie. Musjes zijn nog niet zeldzaam, maar het baart wel zorgen.
Het lijkt mij boeiend om vogelaar te zijn. Voor alsnog vind ik het verschrikkelijk moeilijk om door een verrekijker te kijken, laat staan dat ik vogels kan spotten. Nee dat laat ik maar aan de jongeren over. Geen nood, als ik om mij heen kijk zie ik met het blote oog ook genoeg. Het is een boeiende bezigheid vogels gade te slaan. Ieder vogelpaar gaat anders om met haar jongen. Meerkoetjes bijvoorbeeld bevechten hun kroost op leven en dood.
Als we op stap gaan en over de snelweg rijden kan ik het niet laten: mijn ogen worden altijd weer getrokken naar de landerijen. Mijn hoofd gaat heen en weer tussen de weg en de groene weilanden naast mij. Kijk Gijs, kijk daar eens, daar op dat paaltje. Vlug, vlug, is dat niet een uil? roep ik dan. Eer Gijs het paaltje ontwaart zijn we er al weer voorbij. Of misschien was het wel een roofvogel, opper ik verder. Gijs kijkt voor zich uit en zegt niets. Zijn ogen zijn strak op de weg gericht. Dat heeft de eerste prioriteit, dat is nu aan de orde. Ja, ja Gijs, ik weet het. Je hebt gelijk dat het gevaarlijk is op de weg en dat ik moet opletten. Ik weet dat je niet moet praten en breien tegelijk. Maar ik let ook goed op, hoor! En nu maar hopen dat ik zonder brokken weer thuiskom.
Het schijnt wetenschappelijk te zijn vastgesteld dat vrouwen meerdere dingen tegelijk kunnen, in tegenstelling tot mannen. De mening van mannen hierover is uiteraard niet mis te verstaan: het onderzoek zal wel door een vrouw zijn gedaan. En dat is waar. Of, het is lariekoek, er klopt helemaal niets van. Misschien ook waar. Sorry mannen, ik kan er ook niets aan doen, ik heb het onderzoek niet bedacht en ook niet uitgevoerd. En misschien is dit een troost: er zijn ook veel wetenschappelijke onderzoeken waaruit het tegendeel blijkt. Maar die zijn voor mij als vrouw natuurlijk minder interessant.
Een land zonder vogels? Ik moet er niet aan denken. Ik vind het helemaal niets. O ja, wij zijn ook in landen geweest waar we geen vogels zagen. Hoe kaal en doods. Een strak blauwe hemel, en verder geen vogeltje te zien in het luchtruim. Wat heerlijk om dan weer thuis te zijn en vogels voorbij ons raam te zien scheren. Uit het raam zie ik tegenwoordig ook vaak aalscholvers op het water zwemmen. Een egaal zwarte vogel met een lange, spitse snavel. Zoals ze daar zwemt zie ik haar slanke silhouet over het water glijden, statig en deftig. Vroeger zag je ze veel minder. Ze zitten vaak op hoge plaatsen met gespreide vleugels om zich te drogen. Hun verenkleed bevat maar weinig vet waardoor ze nat worden op het water. Laat ze maar tevoorschijn komen. Hoe meer vogels, hoe meer vreugd! Als ik naar vogels kijk zie ik een schepping stralend en schoon!
Ik ben een vrouw van 74 jaar Sinds 1962 getrouwd met Gijs. Wij hebben samen 2 kinderen en evenveel kleinkinderen. De naam Matja is wellicht voorlopig mijn schuilnaam. De titel van mijn blog komt uit een gedichtje dat ik eerder maakte:
Luister wees stil Luister, zonder gehoor naar het eeuwige lied. Het vaart zonder melodie mee op de wind.
In het blog zal het gaan over van alles. Wat houdt mij zoal bezig? Over nu en over vroeger. Ik wil oude herinneringen en verhalen laten herleven. Ik hoop dat mensen mijn blog gaan lezen. Schrijven is mijn passie. ik doe het al jaar en dag. Mijn plan is regelmatig wat te plaatsen. Eén of meerdere malen per week.We zullen zien of het gaat lukken. Voor mijzelf is het een een ontdekkingsreis. Schrijven op SeniorenNet!