Soms, zomaar tussen het praten door, gooi ik een spreekwoord in een gesprek. Dat ben ik van huis uit gewend! Nu is dat helemaal niet zo uniek, want in vroegere jaren gebruikte iedereen spreekwoorden om iets duidelijk te maken. Spreekwoorden waren gewoon in zwang toen!
De jeugd lijkt soms verbaasd als ik een spreekwoord laat vallen. Ze kijken mij glazig aan als ik er een lanceer. De meeste jonge mensen die ik spreek hebben hoger onderwijs gevolgd en op goede scholen gezeten. Hoe kan dit? Maar hebben jullie dan geen spreekwoorden op school geleerd? roep ik wel eens verbaasd! Op zulke momenten schud ik mijn oude hoofd. Ik ben dus echt van een andere generatie! Sommigen van de jongelui zeggen dat ze wel spreekwoorden hebben gehad op school. Dat is dan een gunstige uitzondering. Want over het algemeen blijkt het een gepasseerd station te zijn in het onderwijs. Natuurlijk, ze hebben er wel enkelen geleerd, maar daar houdt het echt mee op. Als ze zo verbaasd kijken vraag ik soms wat denk je dat het betekent? Je ziet hun hersenen dan kraken om het uit te denken.
Ik vind het echt te gek voor woorden. Het leren van spreekwoorden en het gebruik ervan moet terug in ons onderwijs. Onze "schone moedertaal" heeft zoveel eigen spreekwoorden en gezegden . Die moeten bewaard blijven voor het nageslacht. Die mooie oude zinnen mogen niet verloren gaan! Ruim al die Engelse termen maar op, en breng de spreekwoorden weer tot leven! Maar ik weet het: ik ben de stem van een roepende in de woestijn. Kijk daar heb je weer zon betekenisvol spreekwoord. Ontleend aan de Bijbel nog wel!
Ik zit weer in de vierde klas (nu groep zes) van de basisschool. Samen met mijn vriendinnetje zit ik helemaal achteraan in het lokaal, en dat voelt prima. In de bank vóór ons zitten twee jongens. Zij tronen hoog boven mij. De meester kan ons niet zien. En als ik de meester wil zien moet ik om de jongens heen kijken. Het voelt heel vrij, dat achterste bankje. We kunnen kletsen zonder dat de meester ons ziet. Maar we letten wel goed op, want als we worden gesnapt moeten we naar een andere plaats. Dan is het feest voorbij!
De meester deelt blaadjes uit. Hij loopt door de klas en zegt: "we gaan een dictee maken. Het vorige is heel slecht gemaakt. We gaan het vanmiddag overdoen. Het lege vel papier ligt al voor onze neus. De meester gaat zitten en zegt: we gaan beginnen. Luister goed: het wordt, evenals de vorige keer, een dictee van spreekwoorden en gezegden. Schrijf maar op: de appelvalt niet ver van de boom. Ik schrijf op mijn allermooist.
Vanochtend hebben we nog het schoonschrijven geoefend. Dat doen we iedere week een keer. Schoonschrijven is best wel moeilijk. Veel kinderen doen zo hun best dat het puntje van hun tong eruit hangt. Zou ik dat ook doen? Het mooist is het, als de woorden recht onder elkaar komen te staan. In keurige rijtjes. Maar vanochtend lukte dat niet. Het stond allemaal schots en scheef door elkaar.
Maar mijn dictee ga ik heel netjes maken. Ik ga er heel goed mijn best op doen.
Een spreekwoordendictee vind ik leuk. Zo weet ik welke spreekwoorden ik wel ken, en welke niet. De appel valt niet ver van de boom! Dit spreekwoord ken ik al lang. Het lijkt op een ander spreekwoord dat ik ook ken: "zoals de ouden zongen, piepen de jongen." Ik begrijp ook wat het betekent: dat ik op mijn vader of moeder lijk en hen nadoe. Als ik de zin heb opgeschreven kijk ik hem even na. De eerste zin schrijf ik altijd het mooist! Het is geen moeilijke zin. Ik weet goed hoe ik het moet schrijven.
Baat het niet, dan schaadt het niet leest de meester al weer voor. Het eerste stukje van de zin kan ik wel schrijven. Maar hoe schrijf je "schaadt "? Moet het schaad met alleen een "d" zijn? Of moet het schaadt zijn? Ik moet even denken. De meester gaat gewoon verder. Hij leest het volgende spreekwoord al weer voor. Ik moet het nu weten. Ik kies voor schaad. Ik begin vlug aan de volgende zin, want ik moet wel bijblijven!
Schoonschrijven. Spreekwoorden leren. Een uur lang oefenen om keurige cijfers te schrijven, het hoort er allemaal bij. Het cijfer "twee" met dat krulletje rechts aan de onderkant! Hele rijen, keurig onder elkaar, heb ik geoefend. En het is eerlijk waar: ik schrijf nog altijd een keurige twee, met krul en al! Waarmee ik maar zeggen wil: Jong geleerd is oud gedaan! Of, oefening baart kunst! Wat moet ik zonder die schat aan spreekwoorden?
Spreekwoorden verduidelijken; ze accentueren. Ze verkorten een lange uitleg, en houden mijn geest levendig!
Veel spreekwoorden zijn oud en reisden mee door de tijd. Laten we ze in ere houden. In veel spreekwoorden worden oude volkswijsheden verwoord. Spreekwoorden en gezegden horen bij de ontwikkeling van onze cultuur. In de loop van de tijd zijn er zon 20.000 spreekwoorden en gezegden in ons taalgebied geboren. Ieder land, iedere cultuur heeft eigen spreekwoorden!
In het onderwijs zijn veel leerkrachten verbaasd dat, in het nieuwe onderwijs systeem, het aanleren van spreekwoorden en gezegden op de achtergrond raken. Spreekwoorden zouden ouderwets zijn en overbodig. Er blijkt weinig tijd voor de leerkrachten ingeruimd om er aandacht aan te besteden. En dat is jammer! Want zo zullen onze spreekwoorden en gezegden langzaam uit onze taal verdwijnen: onbekend maakt onbemind.
Ik wil een lans breken, en ouders en leerkrachten oproepen: doorspek je gesprekken met spreekwoorden en gezegden! Houdt ze in ere voor ons nageslacht. Laat ze doorleven!
Het is vroeg. Nog vóór het ochtendgloren. Het is nog donker op de grote zolder waar wij slapen. Moeder sluipt zachtjes over de zolder om niemand wakker te maken. Maar ik ben er toch wakker van geworden. Het is vandaag maandag. En dat betekent: wasdag! De laatste spullen die nog mee moeten draaien, worden door moeder bij elkaar geschraapt. Het is iedere week, vaste prik, zo. De witte zakdoeken van gisteren haalt ze uit de broekzakken. En ook andere, nog rondzwervende spullen, gaan op haar arm mee naar beneden. Ik word er bijna altijd wakker van. Maar doe dan gewoon alsof ik slaap!
Ik lig, samen met mijn oudere zus, op de grote zolder achter een dik gordijn. Een geïmproviseerd kamertje. Het gordijn is helemaal tot aan het plafond. In de zomer ben ik wel eens bang dat ik zal stikken achter dat dikke gordijn. We hebben boven één slaapkamer. Daar slaapt Toos. Zij werkt bij ons in de huishouding. Ze komt helemaal uit Friesland en gaat maar heel af en toe naar huis.
Moeder slaapt beneden, in de bedstee. Er zijn beneden drie bedsteden. Twee in de voorkamer. En één in de achterkamer. Alleen de bedstede in de achterkamer is in gebruik. Daar slaapt moeder. De bedsteden in de voorkamer zijn als kast ingericht. In die bedstee van de achterkamer, hebben wij allemaal in ons eerste levensjaar geslapen. Aan het voeteneind van de bedstee, hangt een krib. Een soort houten wiegje voor het jongste kind van het gezin. Op volgorde, hebben wij daar alle elf in gelegen. Zolang wij baby waren lagen wij in het kribje. Als ik nu in de bedstee kijk, lijkt het mij heel benauwd. Er zijn openslaande deurtjes voor de bedstee, dat wel. Die deurtjes staan natuurlijk s nachts open. Maar toch . Moeder heeft in de zomer s nachts ook nog het schuifraam van de achterkamer naar omhoog. Ik vind het maar eng, want iedereen kan door de opening naar binnen sluipen. Maar onderin de bedstee, achter de schuifdeurtjes, heeft moeder haar gummilat liggen. Voor eventuele insluipers. Maar die heeft ze heeft nooit hoeven gebruiken.
Het verzamelen is klaar en moeder gaat de trap af, naar beneden. De trap komt, met een deur in de achterkamer uit. Ik wil best nog even slapen, en draai mij op mijn zij. Maar daar komt niet veel van terecht. De broers staan een poosje later ook op. Zij gaan naar hun werk, of naar school. Iedere keer hoor ik weer een ander geluiden. Aan de overkant van de zolder slapen de broers. Het gordijn sluit wel het zicht af. Maar niet de geluiden. Weet je wat, ik ga er ook maar uit. En zo ben ik om zeven uur al beneden.
Toos heeft de ontbijttafel al gedekt. Op maandag blijft moeder altijd in de schuur bij de was. Wat ben jij vroeg zegt Toos. Ik ga aan tafel en eet lekker mijn boterhammetje op. Als ik daarmee klaar ben loop ik naar de schuur. Dat kan binnendoor, want de stenen schuur is aangebouwd aan het huis.
Moeder hangt met haar hoofd boven de waskuip. Haar bril is beslagen. Als ze mij ziet reikt ze haar bril aan: leg jij die eens even voor mij weg zegt zij. Ik kijk in de waskuip. De vin van de wasmachine draait razend snel heen en weer door het hete sop. Het wasgoed wordt wild heen en weer geslingerd door de waskuip. Iedere keer komt er een ander stuk wasgoed naar boven. Moeder pakt de wasknijper en geeft die aan mij. Nu gaat zij de was door de wringer halen. Wil jij het wasgoed opvangen dat uit de wringer komt? vraagt ze. Goed opletten hoor, dat je vingers er niet tussen gaan zegt moeder. Het wasgoed gaat stuk voor stuk door de elektrische wringer. Ik leg alles op een hoge stapel. Straks wordt alles gespoeld.
Ineens staat Koen in de schuur. Hij komt zijn fiets halen. Koen werkt in een slagerij op het dorp. Ik ga opzij om hem door te laten. Nou ik ga hoor! Tot vanavond roept hij. Voorzichtig roept moeder. Dat zegt zij altijd. Tegen iedereen die weg gaat.
Ziezo zegt moeder: nu nog spoelen, en klaar is Kees. Moeder pakt het popje blauwsel dat ligt te wachten.
Het popje blauwsel is een klein buideltje waar een blauwe kleurstof in zit. Het kleurt het water helder blauw. En, misschien wordt de kraakheldere was er nog wel witter van.
Als de was helemaal klaar is, boent moeder de waskuip heel goed schoon. Ja zegt zij: want morgen moet er melk in voor de kaas.
Het is vandaag mooi weer. En dan gaat de was ook nog op de bleek. Ik loop met moeder mee naar de voorkant van het huis. Daar ligt een grasveldje, dat ook wel het bleekje wordt genoemd. Ik help mee en leg de was keurig glad op het gras. Zo heeft moeder mij dat geleerd. Vanmiddag als de was droog is, wordt alles binnen gehaald. En daarna volgt dan nog de enorme strijk.
Het was een heel karwei, dat wassen vroeger. Mijn moeder heeft echter weinig klagen voor die tijd. Want mijn vader koopt, kort voordat hij in 1939 overlijdt, een elektrische wasmachine, met een elektrische wringer. Het wasgoed stuk voor stuk boenen is nu verleden tijd. Het is de eerste wasmachine die Miele hier op de markt brengt.
Deze wasmachine gaat haar taak enorm verlichten. De kinderschaar blijft zich uitbreiden en daarom is deze wasmachine bijzonder welkom. Als mijn vader in 1939 overlijdt is mijn moeder van mij in verwachting. Ik ben het elfde kind. Het pottenschrappertje zei mijn moeder altijd!
Helaas heeft mijn vader dus niet meer de onschatbare waarde van zijn aankoop meegemaakt. Want tijdens de oorlog zet mijn moeder de wasmachine ook voor andere doeleinden in. Weldra slaat de vin van de waskuip weer wild heen en weer. Maar nu door de melk. De geëmailleerde waskuip blijkt uitermate geschikt voor het karnen van boter en kaas. Het stremsel voor de kaas krijgt zij van een kaasboer. De kaas krijgt maar bitter weinig tijd om belegen te raken.
En mijn moeder wordt, vooral in die moeilijke oorlogsjaren, steeds herinnerd aan de zorgzame toewijding van haar man.
Ik ben een vrouw van 74 jaar Sinds 1962 getrouwd met Gijs. Wij hebben samen 2 kinderen en evenveel kleinkinderen. De naam Matja is wellicht voorlopig mijn schuilnaam. De titel van mijn blog komt uit een gedichtje dat ik eerder maakte:
Luister wees stil Luister, zonder gehoor naar het eeuwige lied. Het vaart zonder melodie mee op de wind.
In het blog zal het gaan over van alles. Wat houdt mij zoal bezig? Over nu en over vroeger. Ik wil oude herinneringen en verhalen laten herleven. Ik hoop dat mensen mijn blog gaan lezen. Schrijven is mijn passie. ik doe het al jaar en dag. Mijn plan is regelmatig wat te plaatsen. Eén of meerdere malen per week.We zullen zien of het gaat lukken. Voor mijzelf is het een een ontdekkingsreis. Schrijven op SeniorenNet!