BOOMGEDICHT Hij is in zijn slaap gebleven geruisloos, met een korte knik Uit het bos klonk er vertrouwd geluid van brekend kreupelhout De nacht nam alle kleuren uit de dag In het stervend licht vlamden de veren van een late vogel De wind ruimde genadig naar de vlagen in het westen naar de nesten in de koortsboom en voor hij uit de takken gleed ging er een siddering doorheen het buigend bladerdak Toen viel de sapstroom stil en helder hoorbaar kraakte iets van binnen de stramme voeten van de naderende dood. Stephan Soens
BOOMGEDICHT
Hij is in zijn slaap gebleven
geruisloos, met een korte knik
Uit het bos klonk er vertrouwd geluid
van brekend kreupelhout
De nacht nam alle kleuren uit de dag
In het stervend licht
vlamden de veren van een late vogel
De wind ruimde genadig
naar de vlagen in het westen
naar de nesten in de koortsboom
en voor hij uit de takken gleed
ging er een siddering
doorheen het buigend bladerdak
Toen viel de sapstroom stil
en helder hoorbaar kraakte iets van binnen
de stramme voeten van de naderende dood.
Stephan Soens
Zij wist vlug hoeveel hij hield van water zomaar de nabijheid van water en van haar. Het was herfst en de hoge populieren aan de overkant hadden al de helft van hun bladeren verloren. De lage mist klamde hen dicht bij elkaar. Rondom hoorden ze slaperig gekir van snavels in het riet. Ze bevonden zich in een wereld die nog moest beginnen.
Zij wist vlug
hoeveel hij hield van water
zomaar de nabijheid
van water en van haar.
Het was herfst en de hoge populieren
aan de overkant hadden al
de helft van hun bladeren verloren.
De lage mist klamde hen
dicht bij elkaar.
Rondom hoorden ze slaperig gekir
van snavels in het riet.
Ze bevonden zich in een wereld
die nog moest beginnen.
Ben Kockelkoren