Jennifer (5) heeft een
hechtingsstoornis. Haar moeder Jolanda weet inmiddels als geen ander wat dat
inhoud
Jolanda en Martin konden hun geluk niet op toen ze 5 jaar geleden
de trotse ouders werden van Jennifer. Maar na een paar maanden hadden ze het
gevoel dat er iets niet klopte. Zo jong als ze was, dreef Jennifer haar ouders
met haar dwingende en eisende gedrag tot wanhoop. Inmiddels weten Jolanda en
Martin wat er met haar aan de hand is, maar dat heeft de toekomst er niet
eenvoudiger op gemaakt.
Uitgave: Mijn Geheim, n r. 00/13 Tekst: Rachel
Germans.
Jennifer is geboren op 29 december 1994. De zwangerschap was
heel fijn en de bevalling verliep ook voorspoedig. Het ging allemaal zo goed dat
we dezelfde dag nog naar huis mochten. Martin en ik hadden nooit durven dromen
dat we oud en nieuw met zn drietjes zouden vieren. Het ging allemaal geweldig.
Jennifer was een lief kind. Natuurlijk huilde ze wel eens, maar ja, dat doet elk
kind. Na een week of zeven ben ik gestopt met borstvoeding geven. Ik vond het te
zwaar. Ik moest mijn hele dag plannen op de voedingen van Jennifer en daar had
ik op een gegeven moment genoeg van. Een flesje leek mij veel makkelijker. Na
een paar weken viel me op dat ze heel onrustig werd nadat ze haar flesje leeg
had. Ze begon van mij weg te draaien, ze wilde geen seconde langer bij me
blijven dan nodig was en ze wilde niet geknuffeld worden. Als ik Jennifer in de
box legde, ging dat goed zolang ze me maar niet zag. Op het moment dat ze me had
gezien, begon ze te schreeuwen om aandacht en hield ze niet op tot ze die
aandacht had. Slapen deed ze nauwelijks meer. Tussen de middag soms een uurtje,
maar dan moest het wel dood- en doodstil zijn in huis. Want zodra Jennifer een
geluidje hoorde was het voorbij. Dan gilde ze net zolang tot ik haar kwam halen.
Jennifer was een kind met ongelooflijk veel energie en vreselijk nieuwsgierig.
Ze wilde alles zien, alles in de gaten houden en overal bij zijn. Het gekke was
hoe drukker het in haar omgeving was, des te rustiger werd Jennifer. Ze moest
gewoon continu worden beziggehouden en dan ging het wel.
Als Jennifer
drie maanden oud is, gaat Jolande toch maar eens met haar dochtertje naar de
huisarts. Ik had heel duidelijk het gevoel dat Jennifer anders was en ik wilde
dat eens met de dokter bespreken. Ik werd een beetje afgedaan als overbezorgde
moeder. We zouden gewoon nog een beetje aan elkaar moeten wennen. Ik moest me
maar niet zo druk maken. Intussen leken de mensen in mijn omgeving wel te zien
dat het bij ons niet zo makkelijk ging. Ik kreeg het ene goedbedoelde advies na
het andere en iedereen wist precies wat er fout ging bij ons. Volgens de een
moeste wij Jennifer maar wat strenger aanpakken, volgens de ander waren we juist
te streng. Het is altijd makkelijker om het kind van een ander op te voeden,
maar intussen zaten wij met een kind dat constant onze aandacht opeiste.
Positief of negatief, het maakte niet uit, als ze maar aandacht kreeg. Op een
gegeven moment was het zo erg dat Martin, als hij s avonds van zijn werk
thuiskwam, het liefst weer was omgedraaid. Hij hoorde Jennifer buiten op straat
al gillen en hij wist dat hij mij ook in tranen zou aantreffen. Martin en ik
waren beide blij als we Jennifer s avonds in bed konden stoppen. En dan viel
ze als een blok in slaap. Niet zo vreemd natuurlijk, als een kind de hele dag
door zoveel energie verbruikt. Die paar uurtjes avonds hadden we eindelijk
rust en kon ik aan mezelf toekomen. Maar Martin was er natuurlijk ook nog en dat
gaf af en toe best problemen. Onze relatie heeft door de situatie behoorlijk
onder druk gestaan.
Als Jennifer negen maanden oud is, gaat Jolanda voor
de zoveelste keer met haar naar de huisarts en wordt doorverwezen naar de
specialist. Het liep uit de hand. Alles draaide om Jennifer en als ze de
aandacht of haar zin niet kreeg, begon ze ongelooflijk hard te gillen dat je
oren er pijn van deden. Dat was toch niet normaal? Ik had nog nooit een kind zo
hard horen schreeuwen. De specialist kwam toen met het vermoeden dat Jennifer
niet zo goed zou horen. Om zichzelf te horen zou ze zo hard gillen. Eigenlijk
wist ik al meteen dat dat onzin was; Jennifer was immers al afgeleid op het
moment dat ze een deurklink naar beneden hoorde gaan. Maar ja, ik wilde de
oplossing maar al te graag vinden. Jennifer kreeg toen buisjes in haar oren,
maar er veranderde natuurlijk niets. Naarmate ze ouder werd, werd Jennifer
dwingerder en eisender. De strijd om een mandarijntje staat mij nog levendig
bij.
Jennifer was gek op mandarijnen. Maar als ik na een paar mandarijnen
zie dat ze er genoeg had gehad, was het mis. Dat pikte ze niet. Zo klein als ze
was ze bleef woedend schreeuwen en krijsen bij de tafel waar de fruitmand op
stond. Uiteindelijk heb ik de fruitmand opgepakt en in de kelder neer gezet.
Maar Jennifer gaf niet op. Ze bleef net zolang staan schreeuwen tot ze haar zin
kreeg. Voor mij was het gewoon niet meer vol te houden, ik kon er niet meer
tegen. Zolang ik Jennifer haar zin niet gaf, zorgde zij ervoor dat ik geen
moment rust had. Hetzelfde gebeurde als ze een snoepje wilde. Als ik nee zei,
bleef ze staan schreeuwen voor het kastje waar het snoep in stond. Ach, we
hebben van alles geprobeerd. Praten, boos worden, straffen, afleiden en ga maar
door. Fietsen vond Jennifer leuk, daar werd ze rustig van. Vooral Martin heeft
in het eerste jaar heel wat met haar afgefietst. We probeerden haar gedachten
dan van het snoep af te leiden door met haar te gaan fietsen. Een, twee uur
later kwamen ze dan terug.
Jennifer had genoten, maar zodra ze binnen was
liep meteen op de kast met snoep af en begon het weer van voren af aan. Je kunt
je misschien niet voorstellen hoe dat is, zon kind dat gewoon niet stopt voor
ze haar zin heeft. Het is zo makkelijk om te zeggen: gewoon je poot stijf
houden en niet toegeven, maar als je constant je kind hoort krijsen, word je
daar stapelgek van. Zolang Jennifer niet had wat ze wilde, zorgde ze er wel voor
dat ik ook geen leven had. En daar ging ze heel ver in. Ze deinsde er dan niet
voor terug om zichzelf pijn te doen door haar hoofd tegen de muur of op de grond
te bonken, tot bloedens toe.
Jennifer wilde eigenlijk altijd iets anders
dan anderen. Alleen buitenshuis vond ze het over het algemeen wel prettig. Als
we met zn drieen weggingen, ging het meestal wel goed. Zolang er maar van alles
om haar heen gebeurde, had ze het wel naar haar zin. Je snapt dat we het liefst
zo veel mogelijk weg waren. Ik zie mezelf nog gaan in de vrieskou. Ik had haar
in een skipak gehesen en liep kilometers aan een stuk om even bevrijd te zijn
van haar geschreeuw. Soms, heel soms viel ze wel eens in slaap tijdens zon
wandeling en dan sloop ik zo zachtjes als het kon terug naar huis, in de hoop
dat ze nog even door zou blijven slapen. Maar het was alsof ze het erom deed;
zodra we de drempel over waren, deed ze haar ogen open en was het gedaan met de
rust.
In eerste instantie konden wij Jennifer in noodgevallen wel eens
bij haar opas en omas brengen. Vaak ging het daar hartstikke goed en gedroeg
ze zich als een engeltje. Maar toen het nieuwe ervan af was, begon ze ook daar.
Ik had geen zin om mijn ouders en schoonouders op te zadelen met zon
schreeuwend kind en dus kwam het allemaal op onze schouders
terecht.
Jennifer is nog geen anderhalf, als de huisarts de hulp van het
VTO -team van de Riagg inschakelt. VTO staat voor vroegtijdige
onderkenning. Een aantal mensen kwam bij ons thuis om Jennifer en ons te
observeren. In het rapport dat naar aanleiding daarvan geschreven is, stond
onder andere dat Jennifer niet luistert en haar eigen gang gaat, dat ze sterk op
zichzelf gericht is en heel dwingend is; het moet nu en alleen op deze manier.
Het VTO -team adviseerde een pedagogisch kinderdagverblijf voor haar. Ze werd
ingeschreven in de babygroep, maar daar was een wachtlijst voor. We moesten dus
nog even volhouden. Maar ik was echt aan het einde van mijn latijn. Gelukkig heb
ik mijn frustraties nooit afgereageerd op Jennifer en heb ik haar nooit wat
aangedaan. In plaats daarvan moest Martin het ontgelden. Hij kreeg regelmatig de
volle laag. Na een paar maanden heb ik weer eens gebeld naar het
kinderdagverblijf om te vragen wanneer Jennifer terecht kon.
Toen kreeg
ik te horen dat het nog wel een jaartje kon duren. Op dat moment zakte de moed
me in de schoenen. Dit hield ik gewoon niet vol! Ik ben naar de huisarts gegaan
en ik heb gesmeekt om medicijnen voor Jennifer. We stonden op het punt om op
vakantie te gaan, maar op deze manier zag ik dat helemaal niet zitten. Ze kreeg
rustgevende druppeltjes en die hielpen een beetje. Tijdens die vakantie is
Jennifer behoorlijk ziek geweest. Griep met flinke koorts. Eindelijk liet ze
zich verzorgen door me. Ze was zo lief en aanhankelijk. Ze was letterlijk te
ziek om zich tegen me af te zetten.
Na de vakantie wordt in samenspraak
met de huisarts besloten om Jennifer naar een orthopedagogisch kinderdagverblijf
te laten gaan. Dat is speciaal voor kinderen met opvoedingsproblemen in de
ruimste zin van het woord.
Ze ging alleen de ochtenden en dat ging
prima. Ze werd er constant vermaakt en daar werd ze rustig van, maar eenmaal
thuis ging het weer mis. Gelukkig kon Jennifer wel af en toe terecht op een
peuterspeelzaal in de buurt en ook daar gedroeg ze zich voorbeeldig. De leiding
had het helemaal niet door dat er zoveel problemen waren met Jennifer, tot wij
op een gegeven moment met de traktatie voor haar verjaardag kwamen. Ze wisten
niet wat ze zagen. Jennifer ging echt helemaal door het lint, dat wij daar
kwamen, in haar wereld. Toen pas zagen ze daar wat er aan de hand was. We hebben
dit een half jaar lang volgehouden en toen ging het niet meer. Jennifer haalde
zoveel rottigheid uit en trapte me voortdurend zo hard op mijn ziel dat ik er
niet meer tegen kon. Ik word er nog naar van als ik er aan
denk.
Jennifer wordt met urgentie geplaatst in de kinder- en
jeugdpsychiatrie. Ze is dan twee jaar oud en aanvankelijk is de bedoeling dat ze
daar drie maanden zal blijven. het gaf me een heel dubbel gevoel. Aan de ene
kant was ik blij dat ze even weg was, maar aan de andere kant miste ik haar
verschrikkelijk. Het was allemaal zo anders gegaan dan ik me had voorgesteld. Ik
wilde zo graag een lieve moeder voor haar zijn, maar het leek wel of ze mij niet
moest. Ieder kind vindt het toch lekker om geknuffeld te worden? Waarom mijn
dochter dan niet? Ik had het er heel moeilijk mee en het onbegrip van de
buitenwereld maakte het er niet makkelijker op. Dan heb ik het niet over de
mensen in mijn directe omgeving. Ik heb het geluk dat ik van hen heel veel steun
heb gehad. Maar zij hadden met eigen ogen gezien hoe onthoudbaar de situatie
was. Anderen begrepen daar niets van, maar stonden wel vlug met hun mening
klaar. Als het hun kind was geweest, dan Ja, ja, dat is allemaal zo
makkelijk.
Jennifer zou na drie maanden weer thuiskomen, maar na de
elfde week werden Martin en ik al helemaal onrustig. We zagen er zo tegenop.
Afschuwelijk als je dat van je eigen kind moet zeggen, maar het was gewoon de
waarheid. We hebben een gesprek aangevraagd met de psychiater en hij zei tegen
ons: Dit kind kan zo niet mee naar huis. Ze heeft extra behandeling en
aandacht nodig. Ze kan niet leven in een gezin. Aan de ene kant was dit een
klap, maar aan de andere kant was dit een erkenning voor haar en ons probleem.
Jennifer heeft een hechtingsstoornis. Ze kan daarom niet normaal functioneren in
een gezin. Het plan was om haar voorlopig in die kinder- en jeugdpsychiatrische
opvang te laten wonen. Zij zou daar therapie krijgen en wij zouden ook leren hoe
we het beste met haar konden omgaan. Omdat ze vonden dat er nog best wat te
verbeteren viel aan het contact tussen Jennifer en ons en vooral tussen
Jennifer en mij moesten we elke dag komen. We moesten samen eten, ik moest
haar douchen en naar bed brengen. Gewoon de dagelijkse dingen dus. Maar ook
andere situaties moesten we samen oefenen. Op maandagochtend kwam ik
bijvoorbeeld met mijn strijkgoed. Dan ging ik strijken en dan moest Jennifer bij
mij in de buurt gaan spelen. De kookwekker werd ernaast gezet en ze moest
zichzelf vijfminuten lang vermaken. Nou, dat ging dus niet. Jennifer moet gewoon
constant de aandacht hebben; positief of negatief, dat maakt haar niet uit, als
de aandacht maar op haar gericht is.
Na anderhalf jaar proberen en
oefenen is iedereen het er over eens dat er maar heel weinig veranderde. Op dat
moment wordt stilaan duidelijk dat Jennifer de eerstkomende jaren niet thuis zal
kunnen wonen.
Ze ervaart een gezinssituatie als bedreigen. Zodra mensen
naar haar gevoel te dichtbij komen gaat ze afstoten. Als ouders zijn wij
natuurlijk extra bedreigend omdat onze liefde voor haar onvoorwaardelijk is.
Natuurlijk zijn er best wel eens momenten geweest dat ik mij afvroeg of ik nog
van haar hield, maar het is en blijft je kind. En soms kan ze ook wel heel lief
zijn. Maar door alles wat gebeurd is, ben ik dan ook meteen alert. Dan denk ik:
Waarom ben je zo lief? Wat wil je van me? Het klinkt niet aardig, maar meestal
zit er inderdaad iets achter. Ik ben altijd op mijn hoede. Martin en ik zijn nog
een tijdje tweemaal per week naar het instituut gegaan en sinds kort is dat nog
maar een keer. Dat wil ik toch wel graag blijven volhouden, al zijn de bezoekjes
niet altijd leuk. Jennifer kan het op de een of andere manier niet laten om me
te kwetsen. Dan negeert ze me volkomen en begroet alleen Martin. Ik krijg
uiteindelijk ook wel een kus, maar ik moet er wel om vragen. Ze voelt feilloos
aan dat ik mij dat erg aantrek. Natuurlijk vindt martin het ook fijn als
Jennifer lekker bij hem komt zitten, maar hij zal toch minder teleurgesteld zijn
dan ik, als ze dat weigert. En dat is nou precies de kern van het probleem. De
band die ik met haar heb, is nog te sterk. Daar kan Jennifer niets mee, dat
vindt ze bedreigend. En de manier waarop ze dat uit, is weer bedreigend voor
mij. Jennifer komt twee weekenden in de maand naar huis, maar ik durf dan niet
met haar alleen te zijn. Ze kan zo tekeergaan dat ik haar niet aankan. Ze voelt
dat ik bang voor haar ben en daar maakt ze misbruik van. Voor haar en mijn
veiligheid zorg ik ervoor dat er altijd iemand in de buurt is die kan ingrijpen
of haar tot de orde kan roepen. Dingen als naar de dokter gaan doe ik ook niet
meer. Pas nog is Martin met haar geweest en dat werd een drama. Het begon al
toen de dokter een handje vroeg. Die kreeg hij dus niet en de kleurplaat die hij
haar in het vooruitzicht stelde hoefde ze ook niet. Maar toen ze haar kleren
moest uitdoen, begon de ellende pas echt. Dat weigerde ze en ze begon om zich
heen te trappen en verschrikkelijk hard te gillen.
Uiteindelijk heeft
martin haar in de houtgreep genomen en toen heeft de dokter een poging gedaan om
even in haar keel te kijken en naar haar longen te luisteren. Maar doordat ze zo
bleef gillen, hoorde hij niets. Die man, een vervanger van onze huisarts, had
nog nooit zoiets meegemaakt. Kun je nagaan! Er is gewoon niets met haar te
beginnen.
Net als die dag dat we met zn drietjes naar de aankomst van
Sinterklaas gingen kijken. Nou, je zou toch denken dat dat leuk is voor een
kind. Maar Jennifer had geen zin om te lopen en ging midden op straat liggen
schreeuwen. Dan kun je wel heel stoer zeggen dat we gewoon hadden moeten
doorlopen en net zolang hadden moeten wachten tot ze naar ons kwam, maar bij
Jennifer werkt dat gewoon niet zo. Zij heeft de langste adem. Bovendien heb je
ook een beetje rekening te houden met de omgeving. Je moet wel heel sterk in je
schoenen staan om al die afkeurende blikken van mensen die het wel zouden
weten te negeren. Soms denk ik wel eens: Had ze maar een zichtbare handicap.
Dan zag je tenminste wat aan haar en dan zouden de mensen wat meer begrip tonen
voor haar afwijkende gedrag. Nu ziet niemand iets aan haar en wat is dan
makkelijker dan naar de ouders wijzen, zo van het zal wel aan hun
liggen?
Het is allemaal heel anders gegaan dan Jolanda en martin zich
vijf jaar geleden hadden voorgesteld. Ik heb een dochter, maar ik mag niet
moederen. Ik heb een soort lat-relatie met mijn kind. Dat is toch wel heel
moeilijk. Maar ze is mijn dochter en ik zou haar nooit willen missen. Het is een
dubbel gevoel: aan de ene kant houd ik van haar, maar aan de ander kant mag ik
niet van haar houden omdat ze me ervoor afstraft. Het is altijd maar weer de
vraag hoe ik haar aantref en hoe ze mij aanpakt. Het is altijd maar afwachten
hoe Jennifer op iets reageert. Net als bijvoorbeeld toen jullie fotograaf kwam.
Ik had haar daar al op voorbereid en ze was best enthousiast. Braaf legde ze
haar armpje om mijn schouders toen hij dat vroeg. Het was al haast te mooi om
waar te zijn. Maar toen de fotograaf even van lens moest wisselen, besloot
Jennifer dat ze niet meer wilde. En als zij iets niet wil, dan moet je van goede
huize komen om het toch voor elkaar te krijgen. Met heel veel pijn en moeite
heeft hij nog een paar fotos kunnen maken. Ik merkte dat die fotograaf een
beetje geschrokken was van Jennifers gedrag. Hij zei dat hij nog nooit zoiets
meegemaakt had. Hij was er toevallig bij toen het fout ging, maar hij had net zo
goed een stralende Jennifer kunnen treffen en dan had hij vast gedacht: Wat is
er nou mis met dit leuke, spontane meisje?
Ik zou best nog wel een
kindje willen om ook te revaren dat het anders kan. Maar Martin wil dat alleen
als we van tevoren zeker weten dat we niet een vergrote kans hebben op een
tweede kind met een hechtingsstoornis. Het onderzoek staat wat dat betreft nog
in de kinderschoenen. Het is niet duidelijk in hoeverre het een erfelijke
kwestie is. Nog zon kind zouden we niet aankunnen. De toekomst? Niemand weet
hoe die er uitziet en ik geloof dat ik het ook niet wil weten. Jennifer zit
sinds een paar weken op een medisch orthopedisch centrum. Ze zal daar ook
speciaal onderwijs gaan volgen. Voorlopig zal ze daar blijven wonen, maar wat er
daarna gebeurt weet ik niet. Ik weet niet of ze ooit zelfstandig zal kunnen
wonen en of ze ooit een relatie zal krijgen. Eerlijk gezegd interesseert me dat
ook niet. Het enige dat voor mij belangrijk is, is dat mijn dochter gelukkig
wordt.
Hoe herken je een hechtingsstoornis? Vraag de uitgebreide
informatie aan van:
De algemene landelijke vereniging De
Knoop. Secretariaat: Postbus 195, 8300 AD EMMELOORD. Tel:
0527-614504 E-mail: info@deknoop.org
Overname van deze tekst is alleen
toegestaan met duidelijke bronvermelding (naam en adres van De Knoop)
18-06-2011, 00:27 geschreven door Webmaster Reacties (7)
11-06-2011
Slaaptekort bij kinderen kan leiden tot gedragsproblemen
Slaaptekort bij kinderen kan leiden tot gedragsproblemen
dinsdag, 07 juni 2011 13:30
Te weinig slapen is niet goed voor ons lichaam, maar het blijkt ook een invloed te hebben op het gedrag van onze kroost. Volgens een recente studie zou zelfs een kwart van de kinderen met ADHD een onderliggend slaapprobleem hebben.
Een studiegroep van de University of Michigan ging op zoek naar kinderen met bepaalde gedragsproblemen, om vervolgens hun slaappatronen te analyseren. Dit leverde een aantal interessante resultaten op.
Vermoeidheid Van de 341 leerlingen die onder de loep genomen werden, bleek zo'n 32% een slaapprobleem te hebben. Voor onderzoeksleidster Louise O'Brien was het verrassendste resultaat "dat vermoeidheid overdag aan de basis ligt van agressief gedrag." Op voorhand dachten de wetenschappers "dat vooral snurken een drijvende kracht zou zijn, omdat de kwaliteit van de nachtrust er dan op achteruitgaat."
Tips Jammer genoeg kon de studie niet vaststellen wat de oorzaak van die vermoeidheid is. Het kan zowel gaan om een gedragsprobleem, nefaste omgevingsfactoren of om echte slaapziektes. Volgens slaapdokter Michael Breus zijn er wel een aantal stappen die je als bezorgde ouder kan nemen om de nachtrust van je kinderen te garanderen.
Stap 1: Zorg ervoor dat je kind op tijd gaat slapen! Kinderen van 1 tot 3 jaar hebben zo'n 12 à 14 uur slaap nodig per nacht, voor kleuters tussen 3 en 5 is dat 11 à 13 uur. Vanaf 6 jaar zou 10 à 11 uur moeten volstaan.
Stap 2: Zorg ervoor dat de slaapkamer van je kinderen bevorderlijk is voor hun nachtrust. Vermijd televisies en ander afleidend speelgoed en zorg voor een koele, donkere en stille kamer.
Stap 3: Als je denkt dat je kind een slaapprobleem heeft, aarzel dan niet om een kinderarts te raadplegen. Het is niet normaal als kinderen snurken, stoppen met ademhalen, wandelen of praten in hun slaap. Je mag dus niet denken dat ze 'er wel uit zullen groeien'.
11-06-2011, 09:01 geschreven door Webmaster Reacties (6)
05-06-2011
Diagnose Hechtingsstoornis
Diagnose
ICD-10 Reactieve en ontremde hechtingsstoornis op
kinderleefijd.
De artikelen F94.1 (reactieve hechtingsstoornis) en F94.2 (ontremde
hechtingsstoornis) zijn met schriftelijke toestemming overgenomen.
ICD-10 Classificatie van Psychische Stoornissen en Gedragsstoornissen,
Klinische beschrijvingen en diagnostische richtlijnen.
Eindredactie Nederlandse vertaling: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
prof. Dr. M.W. Hengeveld - ISBN 9026513305 - Uitg. SWETS & ZEITLINGER B.V.
F94.1 Reactieve hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Deze stoornis, die optreedt bij jonge kinderen, wordt gekenmerkt door blijvende
afwijkingen in het patroon van sociale betrekkingen van het kind die samengaan
met emotionele stoornissen en die ontstaan als reactie op veranderingen in zijn
omstandigheden. Angst en overmatige waakzaamheid die niet reageren op troosten
zijn kenmerkend, gebrekkige sociale relaties met leeftijdgenoten zijn typerend,
agressie jegens zichzelf en anderen komt zeer vaak voor, verdriet is
gebruikelijk, en in sommige gevallen treedt groeiachterstand op. Het syndroom
ontstaat waarschijnlijk als gevolg van ernstige ouderlijke verwaarlozing of
mishandeling. Het ontstaan van dit gedragspatroon wordt algemeen erkend en
geaccepteerd, maar er blijft onzekerheid bestaan met betrekking tot de
diagnostische criteria, de grenzen van het syndroom, en de vraag of het
syndroom een valide nosologische entiteit vormt. De categorie is hier echter
toch opgenomen, omdat het syndroom belangrijk is voor de gezondheidszorg, omdat
er geen twijfel bestaat over haar bestaan, en omdat de gedragspatronen
duidelijk niet passen bij de criteria van andere diagnostische categorieën.
Diagnostische richtlijnen
Het essentiële kenmerk is een afwijkend patroon van betrekkingen met
verzorgers, dat is ontstaan voor de leeftijd van 5 jaar, waarbij sprake is van
aanpassingsproblemen die gewoonlijk niet gezien worden bij normale kinderen, en
dat aanhoudend is, maar toch reageert op voldoende duidelijke veranderingen in
de opvoeding.
Jonge kinderen met dit syndroom vertonen sterk tegen strijdige of ambivalente
sociale reacties, die het meest duidelijk kunnen zijn bij het nemen van
afscheid of bij herenigingen. Het jonge kind kan toenadering zoeken met een
afgewende blik, duidelijk wegstaren terwijl het wordt vastgehouden, of op
verzorgers reageren met een mengsel van toenadering en vermijding, en verzet
tegen laten troosten. De emotionele stoornis kan duidelijk zijn door een
klaarblijkelijk verdriet, een gebrek aan emotionele reactiviteit,
teruggetrokken reacties op hun eigen of andermans verdriet. In sommige gevallen
komen vreesachtigheid en hypervigilantie (soms beschreven als bevroren
waakzaamheid) voor die niet verdwijnen na troosten. In de meeste gevallen
tonen de kinderen belangstelling voor de sociale interactie met
leeftijdgenoten, maar het sociale spel wordt belemmerd door negatieve
emotionele reacties. De hechtingsstoornis kan ook samengaan met groeistoornis
of groeiachterstand (wat gecodeerd dient te worden met behulp van de geëigende
somatische categorie (R62)).
Veel normale kinderen vertonen onzekerheid in het patroon van hun selectieve
hechting aan de ene of ander ouder, maar dit dient niet verward te worden met
de reactieve hechtingsstoornis die hier in verschillende, cruciale opzichten
van verschilt. De stoornis wordt gekenmerkt door een afwijkende vorm van
onzekerheid die aan het licht treedt door opvallende tegenstrijdige sociale
reacties die gewoonlijk niet aangetroffen worden bij normale kinderen. De
afwijkende reacties strekken zich uit over verschillende sociale situaties en
zijn niet beperkt tot een tweezijdige relatie met een bepaalde verzorger; de
reactie op troosten is gebrekkig; en er is sprake van een samengaande
emotionele stoornis in de vorm van apathie, verdriet, of vreesachtigheid.
Deze toestand kan aan de hand van vijf belangrijke kenmerken onderscheiden
worden van pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In de eerste plaats hebben
kinderen met een reactieve hechtingsstoornis een normaal vermogen tot sociale
wederkerigheid en reactiviteit, terwijl kinderen met een pervasieve
ontwikkelingsstoornis dat niet hebben. In de tweede plaats is het afwijkende
patroon van sociaal reageren bij een reactieve hechtingsstoornis aanvankelijk
een algemeen kenmerk van het gedrag van het kind in een verscheidenheid van
situaties, maar dit vermindert in een belangrijke mate indien het kind in een
normale opvoedingssituatie wordt geplaatst, met een blijvende en goed op het
kind reagerende verzorging. Dit treedt niet op bij pervasieve
ontwikkelingsstoornissen. Ten derde kunnen kinderen met een reactieve
hechtingsstoornis een achtergebleven taalontwikkeling vertonen (van het type
dat beschreven is onder F80.1), maar zij vertonen niet de afwijkende kwaliteit
van de communicatie die karakteristiek is voor autisme. In de vierde plaats gaat een reactieve hechtingsstoornis
in tegenstelling tot autisme niet samen met aanhoudende en ernstige
cognitieve gebreken, die niet goed merkbaar reageren op verandering in de
omgeving. Ten vijfde zijn voortdurend beperkte, zich herhalende en stereotiepe
gedragspatronen, interesses en bezigheden geen kenmerk van een reactieve
hechtingsstoornis.
Reactieve hechtingsstoornissen ontstaan bijna altijd in samenhang met een
ernstige tekortschietende verzorging van het kind. Dit kan in de vorm zijn van
psychische mishandeling of verwaarlozing (zoals blijkt uit hardvochtig
straffen, een aanhoudend falen om in te gaan op de toenaderingspogingen van het
kind, of duidelijke onbekwame ouderlijke zorg), of van lichamelijke
mishandeling en verwaarlozing (zoals blijkt uit de aanhoudende veronachtzaming
van de basale lichamelijke behoeften van het kind, herhaaldelijke opzettelijke
verwonding, of tekortschietende voedselvoorziening). Omdat er niet genoeg
bekend is in hoeverre tekortschietende verzorging van het kind en de stoornis
samenhangen, is de aanwezigheid van een verstoorde omgeving en ellende en
gebrek geen vereiste voor de diagnose. Het stellen van de diagnose in de
afwezigheid van bewijs voor mishandeling of verwaarlozing dient echter
voorzichtig te gebeuren. Andersom dient de diagnose niet automatisch gesteld te
worden bij aanwezigheid van mishandeling en verwaarlozing: niet alle
mishandelde of verwaarloosde kinderen vertonen deze stoornis.
F94.2 Ontremde hechtingsstoornis op kinderleeftijd.
Een bepaald patroon van abnormaal sociaal functioneren dat ontstaat tijdens de
eerste vijf levensjaren en dat, nadat het eenmaal is ontstaan, blijvend neigt
te zijn ondanks belangrijke veranderingen in de omstandigheden. Rond de
leeftijd van twee jaar komt dit doorgaans tot uitdrukking in het zich
vastklampen en diffuus, niet selectief gericht hechtingsgedrag. Op de leeftijd
van vier jaar is het diffuse hechtingsgedrag nog steeds aanwezig, maar het
vastklampen zal in het algemeen vervangen zijn door aandacht vragen
ongenuanceerde vriendelijkheid. In de middelste en latere kindertijd kunnen
betrokkenen al dan niet selectieve hechtingen hebben ontwikkeld, maar het
vragen om aandacht houdt vaak aan, slechte aanpassing in de omgang met
leeftijdgenoten is gebruikelijk; en afhankelijk van de omstandigheden kan er
ook sprake zijn van emotionele stoornissen of gedragsstoornissen. Dit syndroom
is het duidelijkst aangetoond bij kinderen die van jongs af aan in instellingen
zijn opgevoed, maar treedt ook op in andere situaties; aangenomen wordt dat het
gedeeltelijk teweeggebracht wordt door het voortdurend ontbreken van
gelegenheid tot selectieve hechting als een gevolg van de zeer regelmatige
veranderingen van verzorgers. De conceptuele eenheid van het syndroom bestaat
uit een vroeg begin van diffuus hechtingsgedrag, blijvende slechte sociale
interacties en een ontbreken van specificiteit in situaties waarin het
optreedt.
Diagnostische richtlijnen
De diagnose dient gebaseerd te zijn op bewijs dat het kind een ongewone mate
van diffuusheid vertoont bij de selectieve hechting in de eerste vijf jaar en
dat deze samengaat met aanklampend gedrag in de eerste levensjaren en/of
ongenuanceerd vriendelijk en aandachtzoekend gedrag in de vroeg of middelste
kindertijd. Doorgaans bestaan er moeilijkheden bij het aangaan van hechte,
vertrouwde relaties met leeftijdgenoten. Er kan al dan niet sprake zijn van
samengaande emotionele stoornissen en gedragsstoornissen (dit is gedeeltelijk
afhankelijk van de huidige omstandigheden waarin het kind verkeert). In de
meeste gevallen zal er een duidelijke voorgeschiedenis zijn waarbij de
opvoeding van het kind in de eerste jaren gekenmerkt werd door een opvallend
gebrek aan continuïteit in de verzorgers of door talrijke veranderingen in
gezinsplaatsing (zoals bij plaatsing in steeds andere pleeggezinnen).
ICD-10
De tiende editie van de International Classification of Diseases (ICD-10) is de
internationale standaard voor het classificeren van ziekten, gebreken en andere
gezondheidsproblemen, ontwilleld door de World Health Organization. Dit boek is
de Nederlandse vertaling van een uitgebreide handleiding bij hoofdstuk V van de
ICD-10 en bevat een classificatie van meer dan 300 psychische stoornissen en
gedragsstoornissen. Het is bedoeld voor de algemene klinische praktijk, het
onderwijs en de hulpverlening. Voor iedere stoornis worden de belangrijkste
klinische symptomen beschreven, aangevuld met enkele minder specifieke
kenmerken. Daarna volgen de diagnostische richtlijnen die een indruk geven van
het aantal en de ernst van de symptomen, nodig voor een betrouwbare diagnose.
Bij veel stoornissen wordt tevens kort ingegaan op de verschillen met andere,
gelijksoortige stoornissen. Het boek bevat een uitgebreide alfabetische index
en een bijlage met andere stoornissen uit de ICD-10, die vaak met een
psychische en gedragsstoornissen worden geassocieerd.
Dank zij de grote hoeveelheid internationaal onderzoek die aan deze publicaties
vooraf is gegaan, vormt dit boek een goede afspiegeling van de opvattingen van
de meeste tradities en scholen in de psychiatrie.
Deze vertaling is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende
instanties: de World Health Organization (WHO), de Vaste Commissie voor
Classificatie en Definities (WCC), de Nederlandse Werkgroep Classificatie en
Documentatie in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie en de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (eindredactie).
05-06-2011, 13:19 geschreven door Webmaster Reacties (2)
05-04-2011
De Regering wil in 2011 DOEN ALSOF
De Regering wil in 2011 DOEN ALSOF Nederland de wetgeving aanpast aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zegt in 2006 dat zittingen achter gesloten deuren in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ook in zaken van familierecht en jeugdrecht. Gesloten deuren leiden vaak tot gebrek aan waarheidsvinding en blindelings volgen van de eis van de instanties. Dit schaadt de rechten van ouders en kinderen.
Medio maart 2011 start KOG een kaartenactie om de leden van de Tweede Kamer erop te wijzen dat de aanpassing van het wetsartikel (art. 308 Rv) die de Regering van plan is i.v.m. de zittingen achter gesloten deuren, niet goed genoeg is. Het voorstel zoals het er nu ligt, legt de beslissing over open of dichte deuren bij de rechter. Ons voorstel is: hoorzittingen zijn openbaar en als uitzondering kan de rechter anders besluiten. Als ouderorganisaties niet reageren, is de kans groot dat de deuren in de praktijk gesloten blijven. Wij roepen ouders op om Kamerleden onze kaart te sturen met de oproep: Familierechtzittingen moeten openbaar. Dit initiatief van KOG wordt ondersteund door LOGA, Ouders Zonder Omgang, St Misplaatst en De Knoop.
Vanaf nu kunt u de gratis kaarten bestellen bij het e-mailadres: kog@upcmail.nl. Zet u a.u.b. duidelijk uw naam, adres, postcode en woonplaats in de mail. U krijgt meerdere kaarten, dus u kunt een kaart sturen naar meerdere Kamerleden. De Kamerleden in de commissie voor justitie zijn: http://www.tweedekamer.nl/kamerleden/commissies/vj/samenstelling.jsp
05-04-2011, 19:10 geschreven door Webmaster Reacties (3)
31-03-2011
Brochures en Lezingen bestellen bij De Knoop
Genoemde prijzen zijn inclusief verzend kosten. U kunt de informatie online aanvragen door de onderstaande lijst in te vullen en via de verzendknop te verzenden.
Let op: want u ontvangt in uw mailbox een link om deze binnen 24 uur te bevestigen daarna wordt de lijst pas verzonden naar het mailadres van de Knoop. U kunt de gevraagde informatie betalen door middel van een eenmalige machtiging of via een eigen overschrijving en dan op rekening 62.47.31.154 t.n.v. De Knoop te Emmeloord, o.v.v. de bestelcode(s), uw volledige naam en adres.
Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
LET OP! Bestelling vanuit het buitenland binnen Europa kunt u wel online aanvragen maar dan zonder een machtiging u dient dit dan ook zelf over te maken en houd u er rekening mee dat extra portokosten bij komen: Verzending standard tot 250 gram 1,50 Verzending standard tot 500 gram 2,00 Verzending priority tot 250 gram 2,00 Verzending priority tot 500 gram 2,95 de verzending gaat op deze manier nog wel eens mis vandaar dat wij dit even met u willen overleggen. De informatie kan ook: aangetekend extra zeker worden verzonden alleen is dit kosten plaatje hoger. Wilt u voordat u de betaling gaat doen via uw bank eerst even met ons overleggen (dit kan per mail) op welke manier u de informatie per post vanuit het buitenland wilt ontvangen zodat wij met u kunnen afspreken wat dan de porto kosten worden voor uw bestelling. Zodra wij uw betaling met uw volledige gegevens en het bestelformulier hebben ontvangen sturen wij binnen 10 werkdagen u de gevraagde informatie toe.
Net zoals de mate van agressie al voor een belangrijk deel in de baarmoeder voor de rest van ons leven is vastgelegd, geldt dat ook voor vele andere van onze karaktertrekken. Dit is geen nieuw concept, het was alleen maar tijdelijk taboe om erover te praten in onze maakbare maatschappij. Charles Darwin (1809-1882) schrijft al in zijn autobiografie: Ik ben het geheel met Francis Galton (dat was zijn neef) eens dat opvoeding en omgeving slechts een geringe invloed op de mens uitoefenen, en dat de meeste van onze eigenschappen aangeboren zijn. Dat brengt de mogelijke invloed van ouders en vele goedwillende opvoedende instanties tot de juiste proporties terug.
en over straf en stoornis:
Hoewel we dus alleen straf horen te geven aan iemand met een gezond brein, concludeerde Theo Doreleijers 13 jaar geleden al als eerste dat van de minderjarige delinquenten die werden voorgeleid 65% psychiatrische stoornissen had, maar dat nog niet voor de helft van hen diagnostiek was aangevraagd. Mogen we zulke kinderen verantwoordelijk stellen voor hun daden? Kindermishandelaars zijn vroeger als kind zelf mishandeld. Wat is hun verantwoordelijkheid dan als wanneer zij ook dit pad op gaan? Hoe verantwoordelijk is een puber voor het feit dat zijn hersenen opeens overspoeld worden door geslachtshormonen, die vrijwel ieder deel van de hersenen van functie doen veranderen? Het kind moet in de puberteit dus met een geheel nieuw brein leren omgaan, en dat terwijl de prefrontale cortex, die onze impulsiviteit in toom houdt en ons moreel gedrag in belangrijke mate stuurt, bij pubers nog zeer onrijp is. En hoe verantwoordelijk zijn verslaafden voor hun stoornis die veroorzaakt wordt door kleine variaties in hun DNA of door ondervoeding in de baarmoeder?
Zo lijken we te zitten in een catch 22: straffen mag niet en opvoeden helpt niet. Wat rest ons dan?
Bron: Swaab, D. (2010) Wij zijn Ons Brein van baarmoeder tot Alzheimer. Amsterdam, Uitgeverij Contact. (p.213 & 219
08-02-2011, 22:52 geschreven door Webmaster Reacties (2)
29-11-2010
Opstelten nagelt blowende scholieren aan schandpaal
Opstelten nagelt blowende scholieren aan schandpaal
DEN HAAG - Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) wil de naam van leerlingen die drugs gebruiken bekendmaken bij ouders, leraren en medescholieren. Hij heeft geen moeite met het aan de schandpaal nagelen van blowende kinderen.
Uit een enquête in opdracht van De Telegraaf bleek eerder dat een meerderheid het plan steunt. Nu geeft ook de VVD-bewindsman aan er wel iets voor te voelen. "Jongeren die dingen verkeerd doen, moeten nadrukkelijk zichtbaar zijn", zegt hij. "Blowen is slecht, het hoort niet op school."
Een meldplicht voor scholen van betrapte blowers bij de politie, zoals een meerderheid van de ondervraagden wil, gaat de minister nog te ver. Het onder de pet houden van drugsmeldingen uit vrees voor reputatieschade werkt volgens Opstelten averechts. "Maar de reputatie van een school staat juist meer onder druk als dit soort zaken niet gemeld worden."
Opstelten verwacht ook dat ouders optreden tegen drugsgebruik onder scholieren. "Ouders moeten door scholen keihard worden aangesproken op drugsgebruik van hun kinderen, want het begint natuurlijk met ouders en jongeren zelf." (Novum)
ZWOLLE Leerlingen hebben soms andere motieven voor hun (wan)gedrag in de klas dan docenten denken.
Dat is een van de conclusies van een onderzoek van drs. Anneke Meester-van Laar dat vanmiddag in Zwolle gepresenteerd wordt. Zij doet dat tijdens een symposium over de waarden en normen van jongeren, georganiseerd door het lectoraat morele vorming van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. Er worden twee boeken gepresenteerd: Jong. mores en sores van jongeren van nu en Dat doet deugd, een praktijkboek voor morele vorming voor leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Meester, werkzaam bij het lectoraat morele vorming, onderzocht wat jongeren beweegt. Leraren stellen zich deze vraag geregeld. Bijvoorbeeld wanneer zij worden geconfronteerd met onwenselijk of onbegrijpelijk gedrag, maar ook vanuit oprechte interesse in de leefwereld van jongeren: wat vinden die belangrijk en hoe vertalen ze dat naar hun alledaagse gedrag?
De onderzoekster analyseerde het afgelopen jaar verzamelde dagboekberichten en nam diepte-interviews af bij 130 leerlingen van de gereformeerd vrijgemaakte Greijdanus Scholengemeenschap in Zwolle, het vrijgemaakte Gomarus College in Groningen en het protestants-christelijke Nuborgh College in Elburg.
27-11-2010, 20:20 geschreven door Webmaster Reacties (25)
10-11-2010
Reactieve Hechtingsstoornis
Reactieve hechtingsstoornis
Een reactieve hechtingsstoornis is een psychische aandoening die in het DSM-IV is ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen. De aandoening ontwikkelt zich in de eerste vijf levensjaren. Het DSM-IV onderscheidt het geremde (waakzaam, terughoudend) en het ongeremde type (gebrek aan onderscheid). In het ICD-10 is het ontremde type afzonderlijk beschreven (F94.2).
Kinderen die aan deze stoornis lijden, slagen er niet in om zich op een gepaste wijze emotioneel te hechten aan hun ouders of anderen die voor hun zorgen. De oorzaak kan liggen in verwaarlozing of mishandeling (geestelijk of lichamelijk), maar kan ook ontstaan als het kind niet voldoende gelegenheid krijgt om emotionele banden te vormen, bijvoorbeeld als het regelmatig andere verzorgers krijgt.
Emotioneel zijn de relaties van het kind korter en oppervlakkiger dan normaal. Het reageert op jongere leeftijd teruggetrokken of overdreven waakzaam. Ook zijn de reacties vaak onvoorspelbaar: het kind wijst soms toenadering van verzorgers af, is vaak overdreven waakzaam of verzet zich tegen troosten, gedraagt zich teruggetrokken en kan sociaal geïsoleerd raken (geremde type). Op wat oudere leeftijd maakt het kind vaak te weinig onderscheid tussen vertrouwde en onbekende personen (ontremde type). Soms slaat het gedrag om in een korte, maar zeer sterke aanhankelijkheid, ook bij relatief onbekenden. Het kind is verminderd gevoelig voor straf of pogingen het gedrag te corrigeren.
De reactieve hechtingsstoornis is gevoelig voor comorbiditeit, dat wil zeggen dat deze gepaard kan gaan met of oorzaak kan zijn van andere stoornissen. Zo kunnen groei-, leer- en eetstoornissen (bv. pica) optreden.
Een verleden van RHS speelt op later leeftijd soms een rol bij het ontstaan van angst- of gedragsstoornissen..
Voor diagnose moet worden vastgesteld dat er geen sprake is van mentale retardatie of een pervasieve ontwikkelingsstoornis.
10-11-2010, 19:42 geschreven door Webmaster Reacties (3)
16-10-2010
Jeugdpsychiatrie Sophia 'over hele linie uitstekend'
Jeugdpsychiatrie Sophia 'over hele linie uitstekend'
De afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis levert 'over de hele linie uitstekende en goed georganiseerde zorg' en is een voorbeeld voor andere instellingen. Dat stelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Beste twee De meeste kinder- en jeugdpsychiatrische klinieken in Nederland leveren zorg van voldoende kwaliteit, stelt de IGZ. Twee instellingen springen eruit: Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam en de Reinier van Arkelgroep, locatie Vught. Deze zijn goede praktijkvoorbeelden voor andere klinieken.
Meest kwetsbaar De inspecteurs onderzochten de zorg voor de meest kwetsbare kinderen met ernstige psychische problematiek of psychiatrische stoornissen. Deze kinderen zijn voor hun behandeling meestal aangewezen op klinieken van kinder- en jeugdpsychiatrie.
Gezondheidsschade Gezondheidsschade tijdens de behandeling kan worden veroorzaakt door een onzorgvuldig insluitingsbeleid (separeren, afzonderen of op een andere wijze opsluiten) en slecht medicatiebeleid. Ook het ontbreken van een eenduidige visie op de bejegening, opvoeding en behandelingsmogelijkheden kan zulke schade veroorzaken. Daarom richtte het onderzoek van de inspectie zich op deze drie thema's.
Voortvarende aanpak Sinds 2001 is er veel verbeterd, constateren de inspecteurs. Medewerkers en bestuurders zetten zich voortvarend in om het aantal insluitingen en de duur ervan terug te dringen. Ook hebben ze oog voor het verantwoord verstrekken van geneesmiddelen. Doorgaans worden opgenomen kinderen en jongeren vanuit een eenduidige pedagogische visie bejegend en behandeld, blijkt uit het onderzoek.
Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis krijgt van de inspectie de hoogste beoordeling van zestien instellingen: 100%-goed. Ook de Reinier van Arkelgroep haalt deze maximale score.
M. Van Gils Geloven in de ontwikkelingskansen van elke leerling. Leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke beperking leren leren (S.O.B.-Katernen, nr. 8)
Over het boek: We blijven geloven in de ontwikkelingsmogelijkheden van alle leerlingen, ook van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke beperking. Hun leren verloopt echter trager en is begrensd. Zij hebben daarom meer ondersteuning nodig om hun ontwikkeling die minder spontaan verloopt, vooruit te helpen.
We gaan in deze uitgave op zoek naar wegen om de ontwikkeling van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke beperking extra te stimuleren. U vindt in dit boek heel veel concrete tips en suggesties om het leren van deze kinderen en jongeren te bevorderen. De rol van de begeleider is hierbij van zeer groot belang. Het vertrekpunt van de begeleiding is het komen tot een beeld van de leerling en het zoeken naar positieve aangrijpingspunten om de ontwikkeling te stimuleren.
Vanuit een goede beeldvorming formuleren we doelen die we nastreven. Daarna denken we na over de aanpak. Na verloop van tijd dient zowel dit proces als het resultaat ervan geëvalueerd te worden om het cyclisch proces van handelingsplanning opnieuw op te starten. Zeker bij leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke beperking is de samenwerking met ouders een pedagogische noodzaak, waar we extra aandacht aan besteden.
Over de auteur(s): Deze uitgave kwam tot stad door én voor mensen die in de rpaktijk werken met leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke beperking. Marc Van Gils heeft 35 jaar ervaring in het buitengewoon onderwijs als leerkracht, directeur en pedagogisch begeleider.
19-09-2010, 14:18 geschreven door Webmaster Reacties (21)
20-06-2010
Opvoedingshulp via school
Opvoedingshulp via school
14-6-2010
Opvoedingsondersteuning moet via scholen worden aangeboden aan allochtone ouders.
Tot die conclusie komt Ibrahim Yerden, hij deed onderzoek naar de opvoedingspraktijk in Turkse en Marokkaanse migrantengezinnen. Allochtone ouders en kinderen maken nauwelijks gebruik van preventieve opvoedingsondersteuning, terwijl dezelfde groep oververtegenwoordigd is in de verplichte hulpverlening door Jeugdzorg en in de justitiële jeugdinstellingen.
In zijn recent gepubliceerde boek, Schaamte en strategisch handelen. Opvoeding in Marokkaanse en Turkse gezinnen, schetst Ibrahim Yerden, cultureel antropoloog van Turkse afkomst, wat voor problemen allochtone ouders ervaren. Yerden werkt bij adviescentrum Primo NH en is verbonden aan het onderzoeksinstituut IMES.
Volgens van Yerden kunnen allochtone ouders door hun migratieachtergrond nauwelijks teruggrijpen op hun eigen opvoeding. Dit gecombineerd met een gebrek aan kennis van de Nederlandse samenleving maakt het opvoeden voor sommigen tot een uiterst moeilijke taak.
20-06-2010, 21:36 geschreven door Webmaster Reacties (4)
30-04-2010
'Neuropsychologische testen zijn onzinnig voor vaststellen adhd'
'Neuropsychologische testen zijn onzinnig voor vaststellen adhd'
Neuropsychologisch onderzoek is zinloos om adhd mee vast te stellen. Met die stelling in het vaktijdschrift Kind en Adolescent Praktijk hoopt gz-psycholoog Yaron Kaldenbach een discussie uit te lokken over wat hij een hardnekkig en kwalijk misverstand noemt. Ieder jaar worden er honderden kinderen en volwassenen verkeerd gediagnosticeerd.
Wat is neuropsychologisch onderzoek precies? Het gaat hierbij niet om een MRI-scan, maar om testonderzoek dat naar allerlei cognitieve functies kijkt, zoals geheugen, aandacht en concentratie. Er bestaan allerlei tests om te meten hoe lang iemand zich bijvoorbeeld kan concentreren of er veel wisselingen in de aandacht zijn of iemand impulsief te werk gaat en of iemand bijvoorbeeld dingen goed kan onthouden.
Hoe wordt dit onderzoek gebruikt bij het vaststellen van adhd? Omdat adhd in de kern een stoornis is in het reguleren van je aandacht en impulsen, denken hulpverleners dat je dit kunt meten met zon test. Als mensen, zowel kinderen als volwassenen, daar slecht op scoren is dat volgens hen een aanwijzing voor adhd en als ze het goed doen, hebben ze geen adhd. Maar dat is een misvatting. Adhd is een stoornis die je op basis van gedragskenmerken in het dagelijks leven stelt. Al het beschikbare onderzoek laat zien dat zon test onvoldoende in staat is om bij individuele mensen de adhders er uit te pikken en de niet-adhders met rust te laten.
Waarom niet? Die testen zijn er gewoon niet goed genoeg voor. Impulsiviteit en concentratieproblemen zijn niet specifiek voor adhd. Ook mensen met bijvoorbeeld een depressie of schizofrenie scoren vaak slecht op een aantal neuropsychologische testen. Bovendien is adhd onder meer een stoornis in de prikkelverwerking. Deze tests neem je doorgaans af in een rustige kamer. Daarmee onderdruk je nu juist wat je wilt meten, want een aantal adhders kan zich in zon rustige kamer vaak nog best aardig concentreren. Het gaat juist mis in de schoolklas of bijvoorbeeld in het verkeer omdat ze in dergelijke prikkelrijke situaties moeite hebben met het filteren.
Waarom is het een kwalijk misverstand? Het is een zinloos onderzoek in het licht van de vraag die gesteld wordt. Met dit onderzoek proberen mensen vragen te beantwoorden die ze helemaal niet kunnen beantwoorden. Het is zonde van de tijd van de cliënt en er is ook nog een hoop belasting- en verzekeringsgeld mee gemoeid. Vaak duurt het een aantal weken voordat je de uitslag hebt. Dat is zonde want in die tijd wordt meestal nog geen hulp gestart. Het is dus duur en vertragend en dat is in een tijd van financiële krapte en wachtlijsten niet te verantwoorden.
Worden er ook verkeerde diagnoses gesteld? Ja, enerzijds krijgen mensen ten onrechte de diagnose adhd en anderzijds zijn er mensen met adhd waarbij het niet wordt vastgesteld omdat het niet uit de test kwam. Het is een wijdverspreid misverstand. Sommige ggz-instellingen doen bij de intake standaard zon onderzoek om vast te stellen of er sprake is van adhd. Ik schat dat er jaarlijks honderden kinderen en volwassenen hierdoor verkeerd gediagnosticeerd worden.
In de Multidisciplinaire richtlijn ADHD staat toch al dat een psychodiagnostisch onderzoek niet noodzakelijk is om adhd vast te stellen? Ja, daarom het is ook bijzonder dat het nog zoveel gebeurt. Als je dat nog steeds doet, kun je eigenlijk niet anders dan concluderen dat je je vak niet goed hebt bijgehouden. Maar het is dus wel de praktijk dat mensen die testen hardnekkig blijven doen. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat niemand hier eerder een soort relletje om heeft willen ontketenen.
U bent bij ggz-instelling Altrecht Jeugd coördinator Psychodiagnostiek. Wat doet u anders? Op de poli adhd en gedragsstoornissen doen we soms wel degelijk dergelijke onderzoeken en dat kan ook heel zinvol zijn, maar niet om adhd vast te stellen. Daar zijn namelijk hele duidelijke diagnostische criteria voor ontwikkeld. Die staan in de DSM en die moet je gewoon volgen. Dat betekent in het geval van kinderen dat je de ouders moet spreken over nu en vroeger, het kind gaat observeren en school betrekt. Een neuropsychologisch onderzoek kan waardevol zijn om een sterkte/zwakte-analyse te maken van een kind en handelingsgerichte adviezen te formuleren voor de praktijk. Het kan dus prima iets toevoegen, maar het helpt je niet om te bepalen of iemand nou wel of geen adhd heeft. (BP)
30-04-2010, 23:44 geschreven door Webmaster Reacties (1)
12-04-2010
Nieuw opvoedloket wint terrein in jeugdzorg
Hoe kunnen gemeenten de jeugdzorg het beste organiseren? Loes, het zogenoemde opvoedloket van Enschede, vindt ook in buurgemeenten steeds vruchtbaarder grond.
Wij doen telkens weer ons best om plannen dicht bij de ouders te krijgen, zegt Pim van Hulst, senior adviseur maatschappelijke ontwikkeling in Enschede. Dat is de grootste uitdaging. Altijd vanuit de ouders denken en laten zien dat je er bent. Wij doen bijvoorbeeld peilingen om te zien hoe het met onze naamsbekendheid is gesteld. Om die te vergroten proberen we steeds meer burgers via de website en de media te interesseren voor onze dienstverlening.
De ervaringen in Enschede zijn extra relevant geworden. Het demissionaire kabinet Balkenende IV adviseert dat gemeenten een sleutelrol moeten spelen in de jeugdzorg. Hulp bij opvoedingsvragen, of aan kinderen die worden verwaarloosd, kan volgens het kabinet veel beter worden georganiseerd op het lokale niveau. De provincie moet buitenspel staan, want de jeugdzorg is momenteel te bureaucratisch.
Wachttijden
Dat vind ik ook, meldt Van Hulst. Die wachttijden zijn een probleem. Een maand is al lang voor een kind met problemen. De crux is het constante indiceren; er moet altijd weer een nieuwe indicatie worden gemaakt om de hulpverlening te verantwoorden. Dit terwijl wij ad rem willen reageren om zo veel problemen te kunnen voorkomen.
De toekomst van de jeugdzorg ligt vooral bij de gemeentelijke centra voor Jeugd en Gezin, hoopt ook Van Hulst. Het indiceren van de hulpvraag wordt dan gedaan door een gemeenteambtenaar. Deze bepaalt welke pedagogische hulp een kind nodig heeft. Lichte hulp gebeurt meteen en ter plekke; zwaardere hulp blijft bij de Bureaus Jeugdzorg. Onze mensen kunnen al heel veel doen, maar in zwaardere gevallen zijn de lijnen met onze backoffice erg kort.
Kleine gemeenten
Minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin vindt niet alle gemeenten groot genoeg om de jeugdzorg te kunnen aanbieden. Daarom is een regionale samenwerking nodig, vindt Rouvoet. Gedwongen hulp, bepaald door de raad voor de kinderbescherming of een Bureau Jeugdzorg moet buiten de centra voor Jeugd en Gezin. Gelukkig is Rouvoet op dit punt voorzichtig. Zeker de gedwongen hulpverlening moet niet aan Loes worden gekoppeld. Wij willen laagdrempelig zijn en een positieve uitstraling hebben.
Naast Enschede zijn er nog zes Twentse gemeenten bezig met een soortgelijk loket. Ook hun onderlinge samenwerking krijgt steeds meer vorm. Het gaat om zeven van de veertien gemeenten in de regio, maar ook in de rest van Nederland ziet Van Hulst een steeds grotere interesse in het loket.
Daarnaast horen de medewerkers ook positieve geluiden aan de balie. Na anderhalf jaar kent de helft van Enschede ons loket en de reacties zijn vaak positief. Wij krijgen ook meer grootouders met vragen aan het loket, die hun rol proberen te vinden in de opvoeding van hun kleinkinderen. Er wordt gedacht over een Loes-loket voor pubers. Ook deze groep moet geen drempel zien om hulp te vragen. Het is helemaal niet gek soms om hulp of advies te vragen.
12-04-2010, 18:57 geschreven door Webmaster Reacties (1)
04-04-2010
Waar kan ik terecht met wat ik zie mislopen?
Waar kan ik terecht met wat ik zie mislopen?
Van op afstand ben ik getuige van hoe het in een gezin fout lijkt te lopen: de ouders voeren ofwel oorlog, ofwel leven ze naast elkaar. Ze blijven samen voor hun kinderen (10 en 12), maar die zijn de laatste tijd heel stil en teruggetrokken. Ze trekken hun haren uit, doen opnieuw in hun broek, weigeren te eten, vechten met elkaar en hebben vaak bang. De oudste moet bijvoorbeeld onder narcose voor een simpele tandverzorging. Ik denk dat dit gezin hulp nodig heeft, kan ik iets doen?
Spreek de ouders aan op een positieve manier. Lukt dat niet, probeer het dan bij een buurman of huisarts
Vaak zijn ouders op zoek naar de beste weg om hulp te krijgen voor zichzelf of hun gezin. In het algemeen is de huisarts de beste start. Die kan mee evalueren of je terecht moet bij hulpverlening die zich richt op de ouders als koppel, dan wel iemand die de kinderen onderzoekt of iemand die hulp brengt voor het héle gezin. Een andere insteek is het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), dat heeft heel wat ervaring met het netwerk van jeugd- en gezinshulpverlening in de regio, ook zij kunnen je helpen de weg te wijzen.
Waar kom je nadien terecht? Voor de meeste organisaties is de hulpverlening vrijwillig en vertrouwelijk. De Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) hebben een lage drempel. Ze hebben ervaring met relatieproblemen zoals jij er een beschrijft. Zij hebben ook ervaring met crisisproblemen. Is het al duidelijk dat er nood is aan een specifieke vorm van therapie, dan kan verwezen worden naar een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG). Maar nogmaals: voor de meeste diensten is het belangrijk dat ouders zich vrijwillig aanbieden. Dat wil zeggen dat mensen geacht worden er minimaal mee akkoord te gaan dat er een probleem is waarvoor ze graag advies, steun of hulp zouden krijgen.
In jouw verhaal lijkt dit niet meteen het geval te zijn. Je maakt je zorgen over een ander gezin. Je vraag is een teken van goed burgerschap. Je zorgen durven te maken over kinderen die om welke reden dan ook niet de nodige emotionele of opvoedkundige zorg krijgen van hun ouders, is soms levensreddend. In ieder geval geeft het een kans aan die kinderen om de kwaliteit van hun leven tijdig een betere wending te geven. De eerste vraag is dan of je zelf een beetje huisarts kunt zijn voor hen, of je de ouders kunt aanspreken op een positieve manier en motiveren om zich te laten helpen. Dat loopt niet altijd vlot, een probleem in deze tijd is dat mensen veel minder openstaan om zich door anderen advies te laten geven voor wat niet goed loopt.
Lukt dat niet, zoek dan of je een andere vertrouwenspersoon van dit gezin kent: een buurman, een huisarts. Je kunt hen informeren en vragen of zij iets kunnen doen voor de kinderen. Kan dat niet of heb je het gevoel dat je met je bezorgdheid niet echt goed onthaald wordt, dan kan je het steeds melden aan een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. Daar kan je eventueel ook anoniem terecht. Kies de weg waar je je zelf het beste bij voelt. Er is maar één ding dat je niet mag doen: stoppen met je zorgen te maken over deze kinderen. Als meer mensen jouw houding overnemen, zal het aantal dramatische krantenkoppen dalen.
Voor adressen kijk op www.belgium.be/nl in de rubriek Familie --{gt} Koppel --{gt} Gezinsproblemen en op www.wvg.vlaanderen.be/welzijnengezondheid
04-04-2010, 13:22 geschreven door Webmaster Reacties (1)
02-04-2010
Extra aandacht voor autisme tijdens Autismeweek 2010
Extra aandacht voor autisme tijdens Autismeweek 2010 30 maart 2010 De Verenigde Naties hebben 2 april uitgeroepen tot Wereld Autisme Dag, een dag waarop autisme wereldwijd in de schijnwerpers staat. In navolging daarvan organiseren het AutismeFonds en de Nederlandse Vereniging voor Autisme van 2 tot en met 10 april 2010 de Autismeweek. In het hele land worden activiteiten georganiseerd om bekendheid te geven aan autisme en vooroordelen weg te nemen. Meer informatie: www.autismeweek.nl Bron: Autismeweek.nl
02-04-2010, 22:28 geschreven door Webmaster Reacties (0)
24-03-2010
Gehechtheid en Psychotherapie
Gehechtheid en Psychotherapie 2
Docenten: Jolien Zevalkink & Lisette Daenen
Datum: 2 en 16 juni 2010 Tijd: 10:00-17:00 uur Locatie: Olympiaplein 4, 1076 AB Amsterdam
Inleiding: Na doorlopen van de eerste module Gehechtheid & Psychotherapie biedt deze cursus de mogelijkheid de kennis over de klinische toepassingsmogelijkheden van kennis over gehechtheid verder uit te diepen. Dit zal gedaan worden door enerzijds in te gaan op recente onderzoeksresultaten over gehechtheidspatronen en psychiatrische ziektebeelden en anderzijds verder te oefenen in het toepassen van kennis over gehechtheidspatronen in de klinische praktijk. Daarbij zal aandacht worden besteed aan gehechtheidsproblematiek in verschillende levensfasen (ouder-kind, adolescentie, volwassenen). Aandacht voor de verschillende levensfasen geeft inzicht in de werking en vorming van werkmodellen gedurende de hele levensloop. Deze kennis van stagnaties in verschillende levensfasen is toepasbaar voor elke doelgroep.
Via rollenspelen kunnen deelnemers problematiek van één van hun patiënten inbrengen, waarbij de interactie tussen gehechtheidspatronen en psychiatrische problematiek van de betrokken persoon aan de orde komt. Tevens zullen de therapeutische vaardigheden bij een patiënt met desorganisatie aan de orde komen, waarbij onderscheid zal worden gemaakt tussen desorganisatie/ autonoom en desorganisatie/ onveilig.
Algemene Doelstelling: Kennis over gehechtheidspatronen toe kunnen passen in therapeutische relaties in verschillende levensfasen, met inachtneming van de interactie met psychiatrische problematiek.
Leerdoel dag 1: - zicht op de relatie (of het ontbreken van een relatie) tussen gehechtheidspatronen en DSM-classificaties - kennis over prevalenties in algemene bevolking en patiëntenpopulaties ten behoeve van diagnostiek - inzicht in werking van gehechtheidspatronen onder stress
Leerdoel dag 2: - leren toepassen van de kennis in de vorm van therapeutische interventies - verder inzicht in de patiënts interpretaties van therapeutische interventies vanuit een bepaald werkmodel
Competenties voor psychiaters: 1. Medisch handelen 40% 2. Communicatie 50% 6. Kennis en wetenschap 10%
Werkwijze- Programma dag 1: - 10.00 uur inleiding en uitleg workshop - 10:15 kennismaking - 10:30 bespreking literatuur - 11:15 pauze - 11:30 oefening 1: 'Relationship functioning under stressful conditions' - 12:45 Lunch - 13:45 bespreking literatuur - 14:30 oefening 2: Obsessieve compulsieve stoornis tijdens adolescentie - 15:45 pauze - 16:00 oefening 3: PTSS bij een vrouw met geschiedenis van vroege mishandeling - 16:45 evaluatie - 17:00 einde
Literatuur: Toegestuurd: Dag 1 1. Van IJzendoorn, M.H., & Bakermans-Kranenburg, M.J. (2008). The distribution of adult attachment representations in clinical groups: A meta-analytic search for patterns of attachment in 105 AAI studies. In H. Steele & M. Steele (Eds.), Clinical applications of the Adult Attachment Interview. (pp. 69-96). New York: The Guilford Press.
2. Feeney, J.A. (2004). Adult attachment and relationship functioning under stressful conditions: Understanding partners' responses to conflict and challenge. In W. S. Rholes & J. A. Simpson (Eds.), Adult attachment: Theory, research, and clinical implications. (pp. 339-364). New York: The Guilford Press.
3. Ivarson, T. (2008). Obsessive-compulsive disorder in adolescence: An AAI perspective. In H. Steele & M. Steele (Eds.), Clinical applications of the Adult Attachment Interview. (pp. 213-235). New York: The Guilford Press.
4. Stovall-McClough, K.C., Cloitre, M., & McClough, J.F. (2008). Adult attachment and posttraumatic stress disorder in women with histories of childhood abuse. In H. Steele & M. Steele (Eds.), Clinical applications of the Adult Attachment Interview. (pp. 320-340). New York: The Guilford Press.
Dag 2
1. Moran, G., Bailey, H.N., Gleason, K., DeOliviera, C.A., & Pederson, D.R. (2008). Exploring the mind behind unresolved attachment: Lessons from and for attachment-based interventions with infants and their traumatized mothers. In H. Steele & M. Steele (Eds.), Clinical applications of the Adult Attachment Interview. (pp. 371-398). New York: The Guilford Press.
2. Toth, S.L., Rogosch, F.A., & Cicchetti, D. (2008). Attachment-theory-informed intervention and reflective functioning in depressed mothers. In H. Steele & M. Steele (Eds.), Clinical applications of the Adult Attachment Interview. (pp. 154-172). New York: The Guilford Press.
3. Simpson, J.A., & Rholes, W.S. (2004). Anxious attachment and depressive symptoms: An interpersonal perspective. In W. S. Rholes & J. A. Simpson (Eds.), Adult attachment: Theory, research, and clinical implications. (pp. 408-437). New York: The Guilford Press.
4. Jacobvitz, D. (2008). Afterword: Reflections on clinical applications of the Adult Attachment Interview. In H. Steele & M. Steele (Eds.), Clinical applications of the Adult Attachment Interview. (pp. 471-486). New York: The Guilford Press.
Tijdens de cursus wordt uitgereikt: - handouts - oefeningen
Aantal cursisten: 20 max en min 10.
Docenten: Jolien Zevalkinkis psycholoog en antropoloog, hoofd afdeling Onderzoek en Kwaliteitszorg bij het NPI, Lisette Daenen is kinder en jeugdpsychiater, psychoanalyticus in opleiding en werkzaam bij het NPI.
Wijze van toetsing: Geen, wel schriftelijke evaluatie.
Accreditatie aangevraagd bij: de NVvP en de FGZP tbv herregistratie klinisch psychologen (de FGZP heeft 13 punten toegekend voor het totaal, de NVvP 12)
24-03-2010, 14:09 geschreven door Webmaster Reacties (1)
21-03-2010
Levenslang met jeugdzorg
Levenslang met jeugdzorg
door Anne Boer anneboer@destentor.nl. zaterdag 20 maart 2010 | 12:31 | Laatst bijgewerkt op: zaterdag 20 maart 2010 | 12:50 Bron: De Stentor Leen van der Hoek, op 5-jarige leeftijd uit huis geplaatst. Zag zijn ouders en zusje nooit meer terug. "Voor mij is het 63 jaar geleden, maar wat zijn we eigenlijk opgeschoten?"
Een leven lang in de ban van jeugdzorg. Rond de tafel zitten drie mensen. Ze hebben hun eigen verhalen. Maar dat ene ding gemeen. Jeugdzorg is de rode draad in hun leven. Bart en Evelien hebben een zorgboerderij voor de opvang van onder meer kinderen en zelf drie pleegkinderen. Leen van der Hoek werd 63 jaar geleden uit huis geplaatst. Een aangrijpend verhaal over hun worstelingen.
Zie ook: Verplaatsen slecht voor ontwikkeling kind Kind tussen moordenaars en verkrachters
Leen van der Hoek (68) uit Lelystad staat er mee op en gaat er mee naar bed. Een leven lang jeugdzorg in z'n kop.
Nr. 151. Het nummer dat hij van de kinderbescherming kreeg nadat hij op 5-jarige leeftijd uit huis werd gehaald. Getraumatiseerd door de ellende uit zijn kinderjaren.
Hij zou er moeiteloos een boek over kunnen schrijven. Zover is hij nog niet. De eerste stap is al moeilijk genoeg en vooral emotioneel. Voor het eerst praat hij er openlijk over. Naar aanleiding van verhalen in deze krant. "Ik lees de verhalen over jeugdzorg werkelijk met tranen in de ogen. Voor mij is het 63 jaar geleden, maar wat zijn we eigenlijk opgeschoten?"
Het begin is pijnlijk. In het dorp van zijn jeugd, Maasdijk, van na de oorlog gonst het van de geruchten. Zijn vader zou NSB-er zijn, terwijl zijn moeder juist uit een verzetsfamilie kwam. Het gezin raakt verscheurd. De ouders kunnen niet meer voor de twee kinderen zorgen. Leen en z'n zusje worden uit huis gehaald. Leen gaat naar een weeshuis; z'n zusje naar een pleeggezin.
Leen ziet z'n ouders en z'n zusje nooit meer terug. De rest van de familie verdwijnt ook definitief uit beeld. Hij staat alleen op de wereld en moet zien te overleven in de mallemolen van tien pleeggezinnen, instellingen en tehuizen. Geen bezoek. Geen weekendverlof. Nooit visite op z'n verjaardag. Geen cadeautjes. Het grote niets. "Elke zondag stond ik te kijken. Komt er iemand op bezoek? Tegen beter weten in. Er kwam nooit iemand."
Hij kan pijnlijk gedetailleerd uitleggen waarom die periode hem zo heeft geraakt en ook gevormd. "In het eerste pleeggezin kreeg ik te horen dat er iets niet in orde was met mij. Maar in het gezin ging het mis. Gebeurden allerlei rare dingen. Daar ben ik door de politie weggehaald en vervolgens onderzocht in een paedalogisch instituut in Amsterdam. Pas tientallen jaren later heb ik kunnen lezen wat de conclusie was. Er mankeerde niets aan mij. Mijn gedrag was normaal. Tot de dag dat ik dat las, heeft altijd het idee in mij gewoekerd dat er iets niet met mij in orde was. Kinderbescherming heeft het me nooit verteld. Je wordt daardoor onzeker, terwijl je zeker moet zijn om overeind te blijven."
"In de tehuizen geldt het recht van de sterkste. Je gaat jezelf overstemmen om je te handhaven en belandt in een spiraal van opstandig gedrag en verzet tegen het gezag. Dan krijg je het stempel moeilijk opvoedbaar en zo beland je in een vicieuze cirkel. Je wordt hard. Ik had niets te verliezen. Straffen hielp niet. Wat moesten ze me afnemen. Het interesseerde me allemaal niets meer. Zelfs veertien dagen isoleercel niet."
Leen moet wachten tot hij achttien jaar is om eindelijk te ontsnappen aan de wereld waarin hij gevangen zit. Hij doet dat letterlijk. Hij gaat de zee op. Weg. Helemaal weg. "Ik wist niets van het leven. Niets van geld, van vrouwen van liefde. Ik had nooit heimwee. Niets om naar terug te verlangen."
De koopvaardij heeft hem gered, zegt hij terugblikkend. "Aan boord heerste discipline. En ik had voor het eerst een eigen hut, met eigen toilet en een eigen douche. Ik was de situatie met twintig jongens op een zaal gewend."
Leen werkte op de passagiervaart (Holland-Amerikalijn) en wilde vaart. Verdiende de kost als scheepstimmerman. Ging de hele wereld over. Per reis kreeg hij een beoordeling voor bekwaamheid, ijver en gedrag. "Wat was ik trots op m'n eerste beoordeling. Voor het eerst kreeg ik te horen dat ik deugde. Dat ik goed was. Dat vergeet ik nooit meer."
Terugblikken deed Leen niet meer. Hij verstopte de ellende uit zijn jeugd in hard werken, maar de pijn bleef. Als hij op 26-jarige leeftijd serieuze verkering en werk aan wal krijgt, gaat het mis. "Iedereen was aardig en lief voor me. Dat benauwde me vreselijk." Na twee maanden verbreekt hij halsoverkop de relatie en pakt z'n boeltje om terug te keren naar zee. Als snel krijgt hij spijt. Vijf dagen na vertrek vraagt hij zijn grote liefde via Radio Scheveningen ten huwelijk.
Leen van der Hoek heeft een zwaar leven achter de rug. Ellende en geluk wisselen elkaar af. Hij trouwt. Krijgt twee kinderen. Scheidt. Dat hij zijn kinderen een fijne jeugd heeft kunnen geven en dat ze dat zelf ook zeggen, is zijn grootste geschenk.
Op 57-jarige leeftijd stort zijn wereld weer in. De werkgever voor wie hij twintig jaar werkte, zet hem na een directiewisseling op straat. "Weer afgeschreven. Weer met lege handen, terwijl ik zo hard had geknokt om zover te komen. Werk had voor mij een heel andere waarde dan voor andere mensen. Ik was kapot. Ik kon het niet verwerken. Wilde niet meer leven, maar had niet de moed er zelf een einde aan te maken. Ik raakte aan de drank en belandde in een verslavingskliniek. Gelukkig hebben m'n kinderen me nooit laten vallen. Ik kreeg het advies te doen wat ik altijd had gedaan. Ga weer vechten. Doe waar je goed in bent." Dat leidde tot een rechtszaak tegen de werkgever die Leen glansrijk won.
De laatste jaren gaat het goed, maar op de achtergrond is het nooit weg. Zo kon het gebeuren dat hij in tranen uitbarstte toen hij het verhaal 'Kind tussen moordenaars en verkrachters' in deze krant las. Dat verhaal, van de 12-jarige Ricardo die uit huis werd geplaatst en in een jeugdgevangenis belandde, is ook zijn verhaal. "Wat zijn we opgeschoten in al die jaren. Er blijkt weinig veranderd, terwijl we nu toch echt beter zouden moeten weten."
De ellende blijkt bovendien nooit ver weg. Leen is kind aan huis bij Bart (55) en Evelien (54) in Lelystad. Als - op latere leeftijd - gediplomeerd goudsmid leert hij hun oudste zoon sieraden maken van edelstenen en -metalen. Bart en Evelien hebben vier kinderen (drie zonen en een dochter) en drie pleegkinderen, uit een gezin. Ze wonen met hun gezin bij een zorgboerderij, waar kinderen en volwassenen worden opgevangen. Evelien heeft de dagelijkse leiding over een heel team van medewerkers.
Hoewel instellingen voor jeugdzorg elk jaar een honderdtal kinderen op de boerderij plaatsen, kon het toch gebeuren dat Bart en Evelien keihard in conflict kwamen met jeugdzorg over een van hun pleegkinderen.
Na negen jaren dreigde het jochie van twaalf namelijk uit huis te worden gehaald. Dat wilden we echt niet laten gebeuren. Dan zou hij van crisisopvang naar crisisopvang gaan en uiteindelijk in een tehuis belanden. We weten dat hij hulp nodig heeft. Hij heeft een hechtingsstoornis. Daarom vragen we ook al jaren om hulp, maar die kwam maar niet. Daar mag het kind toch niet de dupe van worden.
Het verzet van het echtpaar heeft succes. Hun klachten worden gegrond verklaard, maar de relatie met jeugdzorg verbetert daar niet mee. Eind vorig jaar komt het tot een uitbarsting. Hun pleegzoon wordt toch weggehaald. Dat was echt een drama. Iedereen in tranen. Onze pleegzoon heeft heel veel gehuild. Terwijl we net een nieuw traject hadden ingezet en het echt de goede kant op ging.
Van 11 december tot 19 januari mag hij niet bij het pleeggezin komen. Volgens de rapporten van jeugdzorg is het kind beter af in een residentiële setting, een min of meer gesloten huis dus. Opnieuw tekent het echtpaar protest aan en opnieuw krijgen ze gelijk.
Om herhaling te voorkomen, hebben ze een eigenkrachtconferentie bedongen. Om een sterk netwerk te creëren om het kind en te voorkomen dat hij weg moet.
We voelen ons niet meer veilig bij jeugdzorg. Ze onderzoeken niet. Ze overleggen niet, maar vinden wel heel veel. Als je leest hoe al die jaren pleegzorg en jeugdzorg bij ons opeens werden afgeschreven, gaat dat door merg en been. De hulpverlening schakelt je uit en dat gaat ten koste van het kind.
Leen heeft het van nabij zien gebeuren. Te veel gestudeerd, te weinig praktijk, is zijn analyse. En wat niemand lijkt te beseffen is dat de schade vaak onherstelbaar is. Het kind wordt bang, wantrouwend. Zeker als het van hot naar her wordt gesleept. Ik heb het allemaal meegemaakt.
Evelien heeft daar ook de meeste moeite mee. Onze pleegzoon heeft zeven jaar onder toezicht gestaan. Al die tijd bleef de onzekerheid. Mag ik blijven, ga ik terug naar mijn ouders, ga ik naar een ander pleeggezin. Dat vreet aan kinderen.
Nr. 151. Leen van der Hoek komt het nummer steeds weer tegen. Hij heeft nooit op nummer 151 willen wonen. Hij is niet de enige die nog steeds rondloopt met de erfenis van jeugdzorg. Eind vorig jaar was er een reünie van een van de kindertehuizen waar hij heeft gezeten, Nieuw Voordorp in Voorschoten. Veel mensen hebben last van traumaproblemen. En dat zou toch eens te denken moeten geven, zodat we met meer verstand en begrip in deze tijd ingrijpende maatregelen nemen die werkelijk in het belang van het kind zijn.
Leen heeft het graf van zijn vader gevonden. Dat bezoekt hij af en toe. De tekst op de steen doet hem pijn. Zijn leven was geven. Ik heb alleen niets van hem gehad.
De namen van Bart en Evelien zijn op hun verzoek gefingeerd. Ze willen daarmee voorkomen dat hun pleegzoon de dupe wordt van hun frustraties over instanties.
21-03-2010, 19:26 geschreven door Webmaster Reacties (2)
19-03-2010
Gezin in de knel (on)vrijwillig ingrijpen in gezinnen
Op dinsdag 30 maart 2010 organiseert Medilex de studiebijeenkomst 'Gezin in de knel - (On)vrijwillig ingrijpen in gezinnen'. U kunt zich inschrijven voor de ochtend, middag of hele dag.
Deze studiebijeenkomst is bedoeld voor:
Maatschappelijk werkers, zorgcoördinatoren PO&VO
Vertegenwoordigers ZAT teams
Gezinsvoogden/coaches en andere medewerkers van BJZ
Casemanagers van de RVK
Kinderrechters, (jeugd)rechtadvocaten
Kinder- en jeugdpsychiaters en -psychologen
Orthopedagogen
Jeugdartsen
en overige geïnteresseerden.
Het aantal uithuisplaatsingen neemt toe, evenals het aantal incidenten waarbij ingrijpen noodzakelijk is. Toch blijft de besluitvorming rondom uithuisplaatsing onoverzichtelijk. Na het Savanna drama is de angst groot onder hulpverleners om aansprakelijk gesteld te worden. Wat kan er gedaan worden voordat er daadwerkelijk een rechter aan te pas komt? En weet u wie er precies verantwoordelijk is voor welke beslissing?
De ochtendbijeenkomst gaat over vrijwillige hulp aan gezinnen. De middagbijeenkomst gaat over onvrijwillige hulp aan gezinnen, waar de stap naar de rechter wordt gemaakt.
Ochtend - vrijwillige hulp aan gezinnen: Wilt u leren wat u moet doen als u problemen signaleert in een gezin? En hoe maakt u dit bespreekbaar? Welke gesprekstechnieken kunt u toepassen om ouders bewust te maken van de situatie? Leer ook van de praktijkervaring van ZAT Flevoland.
In de ochtend komen onder andere de volgende onderwerpen aan bod:
Signaleren - wanneer is er sprake van een probleem in een gezin?
Hoe zorgt u voor de juiste hulp bij het juiste gezin?
Het ZAT-team Flevoland - de praktijk
Wie coördineert de samenwerking en de takenverdeling binnen het team?
Gespreksvoorbereiding - hoe 'open minded' moet u starten? En wat moet u vooral wél en niet doen?
Middag - onvrijwillige hulp aan gezinnen: Wees goed geïnformeerd over welke stappen genomen kunnen worden en wie welke verantwoordelijkheid daarin heeft. Daarnaast deelt u ervaringen vanuit de praktijk over de samenwerking binnen het team en hoe u als hulpverlener dicht bij de ouders blijft staan. In de middag krijgt u onder andere antwoord op de volgende vragen:
Dwang en drang in multiproblem gezinnen - hoe doorbreekt u de weerstand?
Wat zijn precies de taken en verantwoordelijkheden van de gezinsvoogd?
Hoe helpt u ouders wanneer hun kind uit huis is geplaatst?
Verkrijg meer inzicht in het bieden van vrijwillige en onvrijwillige hulp en de besluitvorming rondom
uithuisplaatsing. Met dit programma kunt u de volgende dag aan de slag binnen uw organisatie!
Ze gedragen zich als een kind van drie terwijl ze al zes zijn. Dit boek is vooral gericht op het verhelderen van de achtergrond van het gedrag van deze kinderen. We bespreken eerst hoe kinderen zich meestal ontwikkelen en gaan vervolgens in op vijf leerlingen die staan voor vijf typen problemen. Wijnand is liever passief dan volop in beweging; Josef durft niets en huilt snel; Kas praat veel maar begrijpt weinig; Victor praat niet maar lijkt veel te begrijpen; Elise heeft geen belangstelling voor boeken. Verder komt de diagnostische besluitvorming om de problematiek van deze kinderen te kunnen duiden, aan bod. Het laatste onderdeel van het boek is gewijd aan recente inzichten in de aanpak van problemen bij de doelgroep en in het bijzonder bij de vijf kinderen die eerder werden geïntroduceerd.