De diagnostische categorieën criteria en beschrijvingen kunnen alleen goed toegepast worden door diegenen die voldoende opleiding en ervaring hebben in het stellen van een psychiatrische diagnose.
Het is van groot belang dat de DSM-IV niet op een mechanische wijze gebruikt wordt door onervaren en niet opgeleide personen. De diagnostische criteria zijn bedoeld als richtlijnen bij de beoordeling, en niet om gebruikt te worden als een soort kookboek. Een classificatie is alleen betrouwbaar te maken als de beoordelaar deze kan afwegen tegen zijn professionele ervaring.
De DSM is gebaseerd op consensus van Amerikaanse psychiaters. Om de 5 à 10 jaar wordt tijdens een grote vergadering besloten of diagnoses worden gewijzigd, of verwijderd, of dat nieuwe diagnoses worden toegevoegd. Dat leidt dan weer tot een nieuwe versie van het handboek.
In de gespecialiseerde GGZ in Nederland wordt de DSM in de dagelijkse praktijk ook vrijwel standaard gebruikt voor het stellen van diagnoses.
Meerdere dimensies (assen)
De stoornissen worden onderverdeel in meerdere dimensies, die in de DSM assen worden genoemd. Bij het stellen van de diagnose wordt per cliënt informatie verzameld op 5 assen:
As I: Klinische syndromen
Hierbij gaat het om omschreven symptomen die in een bepaalde ernst en duur aanwezig moeten zijn. Alle stoornissen die tot nu toe zijn beschreven in het jaarboek behoren tot deze as.
As II: Persoonlijkheidsstoornissen
Hierbij gaat het om stoornissen in de persoonlijkheid. Deze zijn nog niet uitgebreid aan de orde geweest in het jaarboek. Wel wordt naar persoonlijkheidsstoornissen verwezen in de subrubriek Comorbiditeit (het verschijnsel dat iemand aan meerdere chronische ziektes tegelijk lijdt).
As III: Lichamelijke toestand
Hier worden lichamelijke ziekten, aandoeningen of handicaps beschreven die van belang kunnen zijn voor de psychische stoornis en de behandeling. Dit wordt ook beschreven in subrubriek Comorbiditeit (het verschijnsel dat iemand aan meerdere chronische ziektes tegelijk lijdt).
As IV: Psychosociale problemen
Hier gaat het om negatieve levensgebeurtenissen, huisvestingsproblemen, economische problemen, studie- of werkproblemen, problemen in gezin of familie. Deze komen aan de orde in subrubriek
Hoe vaak en bij wie.
As V: Globale beoordeling van het functioneren
Het functioneren op verschillende levensgebieden wordt globaal beoordeeld met 1 cijfer.
De hoofdstukindeling van het jaarboek is gebaseerd op de eerste 2 assen. De informatie die valt onder de overige assen wordt verspreid over de hoofdstukken beschreven.
Categoriaal en niet dimensionaal
De DSM is vooral categoriaal opgebouwd: de diagnoses worden opgevat als elkaar uitsluitende catgorieën. Voordeel is dat over categorieën eenvoudig te communiceren is. Nadeel is dat de psychische problemen minder genuanceerd en gedetailleerd beschreven worden, dan mogelijk zou zijn in een dimensioneel systeem.
Probleem van de categoriale benadering is dat veel cliënten in de praktijk niet voldoen aan de strenge criteria van de verschillende stoornissen. Daarom zijn veel diagnoses in de DSM-IV veel globaler omschreven: mensen hoeven slechts aan een beperkt aantal van een lange lijst met symptomen te voldoen om de diagnose te kunnen krijgen. Dat betekent dat 2 mensen met volstrekt verschillende symptomen wel dezelfde diagnose kunnen krijgen. Anders gezegd: de diagnoses zijn vrij breed omschreven, en bevatten vaak verschillende subtypen.
Voor mensen die onder geen enkele diagnose vallen, zijn er restcategorieën gemaakt.
Deze zijn te herkennen aan de toevoeging NOS (Not Otherwise Specified), of in het Nederlands NAO (Niet Anderszins Omschreven).
Overlap en bijkomende stoornissen (comorbiditeit)
Door het assensysteem in de DSM is het mogelijk dat iemand als diagnose zowel een as I als een as II stoornis krijgt. Voor meerdere stoornissen op as I is minder ruimte in de DSM. In de praktijk levert dat problemen op, omdat bijvoorbeeld angststoornissen vaak samenhangen met alcoholmisbruik en afhankelijkheid. Voor de behandeling van mensen met zo'n dubbele diagnose is het stellen van beide diagnoses van groot belang.
De categoriale indeling van de DSM - en daarmee de hoofdstukindeling in dit jaarboek - suggereert dat de as I stoornissen elkaar uitsluiten. In werkelijkheid zijn bijkomende stoornissen eerder regel dan uitzondering. Om die reden wordt in subrubriek Comorbiditeit van ieder hoofdstuk aandacht besteed aan bijkomende psychische stoornissen (zowel op as I als as II) en lichamelijke aandoeningen (as III).
Onderzoek Trimbos-Instituut naar zogenoemde voordeuren van GGZ
Uit dit onderzoek komt naar voren dat de protocollen vaak per instelling verschillen
Een algemeen gegeven is wel het door veld en overheid in 1997 vastgestelde modelprotocol Indicatiestelling in de GGZ. Dit protocol maakt onderscheid tussen langdurende zorg op basis van een meervoudige hulpvraag (traject II) en kortdurende zorg (traject I).
De Trimbos-studie naar de voordeuren van de GGZ geeft aan dat de meeste instellingen de indicatiestelling volgens het eerdergenoemde modelprotocol hebben gerealiseerd. Dat wil zeggen dat er een multidisciplinair voordeurteam is gevormd dat de hulpvraag in ontvangst neemt.
Hierna volgt een intakegesprek met de hulpvrager door een lid van het voordeurteam, waarbij onder meer de diagnose wordt gesteld. (We hopen dat het hier gaat om een mogelijk voorlopige diagnose)
De voordeurteams zijn multidisciplinair en bestaan meestal uit psychiater en psychotherapeut, soms aangevuld met psycholoog en sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De hulpverleners in het voordeurteam zijn meestal tevens werkzaam in een behandelteam.
Zelfstandig gevestigde psychiaters, psychologen en psychotherapeuten zullen naar hen verwezen patiënten zelf diagnosticeren. Het Trimbosonderzoek geeft aan dat zij dit bijna steeds doen in één of meer face to face intakegesprekken.
Voor het stellen van de diagnose kan zowel bij vrijgevestigde therapeuten als in instellingen gebruik worden gemaakt van interviewinstrumenten. Over de mate waarin dit het geval is, zijn geen gegevens voorhanden.
Twijfelt u aan de diagnose of aan de voorgestelde behandeling, dan kan dat aanleiding zijn voor een zogenaamde second opinion. Dit betekent dat u een tweede hulpverlener vraagt om een mening over de diagnose.
Bij psychische problemen is niet altijd snel of eenvoudig vast te stellen wat iemand heeft.
Een diagnose wordt te vaak zonder deugdelijk psychologisch en psychiatrisch onderzoek gesteld. Bij het stellen van een diagnose is het van belang dat de cliënt en zijn omgeving zo veel mogelijk informatie geven. Kleine details kunnen van belang zijn.
Een voorlopige diagnose kan in de meeste gevallen binnen drie maanden gesteld worden.
Dit is van belang, omdat een goede behandeling altijd gebaseerd is op een (eventueel voorlopige) diagnose. In sommige gevallen kan het (maximaal) een half jaar duren voor een diagnose met zekerheid kan worden gesteld en dan nog kan ze later worden bijgesteld. Veel familieleden en cliënten hechten sterk aan een diagnose, omdat het houvast geeft. Toch kan men, juist voor hen, het belang ervan ook relativeren.
Het is immers het belangrijkst hoe het met de cliënt gaat
Als het goed gaat en hij reageert goed op de behandeling, dan heeft het etiketje veel minder waarde. Bijvoorbeeld een depressie bij ouderen. Veel ouderen rouwen om verloren vrienden of ze zijn eenzaam.
Bij complexe problemen zoals borderline of manisch - depressieve stoornis is het stellen van een diagnose een taak voor soms meerdere specialisten en kost het tijd.
De keuze van de behandeling en de effectiviteit van de ingezette behandeling moet tussentijds worden geëvalueerd.
Hoe betrouwbaar en geldigis een psychiatrische diagnose?
Als iemand met een titel een witte jas aan heeft betekend dat niet dat hij altijd gelijk heeft.
Een psychiatrische diagnose is niet te bewijzen met objectief onderzoek dmv. een hersenscan, röntgenfoto, urinetest, of welk lichamelijk of psychologisch onderzoek dan ook. Het simuleren van diagnosen is dan ook niet moeilijk. Dat betekent dat op grond van een diagnose vrijwel niets te voorspellen valt over prognose of aangewezen therapie. Gaandeweg de behandeling is het niet ongewoon dat een cliënt meerdere verschillende diagnosen krijgt. Een belastend stempel wordt dan vervangen door een gunstiger etiket bv: eerst heb je een persoonlijkheidsstoornis, gaat het op den duur beter dan is het bv. ineens een stemmingsstoornis etc.
Het beste voor de cliënt is in een gelijkwaardige relatie; een aangenomen veronderstelling die leidt tot een gezamenlijke zoektocht naar een diagnose en behandeling, in plaats van iets dat eenzijdig wordt opgelegd. Een psychiatrische diagnose is zeer belastend voor de cliënt en vaak negatief beladen. Hulpverleners moeten ook zeker oog hebben voor de bijwerkingen van een diagnose zoals bv. verliesverwerking.
Een diagnose verwijst altijd naar een individuele afwijking, ongeacht de, mede mogelijk oorzakelijke, problemen ook in de omgeving. Arbeidsproblemen, relatieproblemen, verliesverwerking of trauma worden gemakkelijk over het hoofd gezien als men alleen maar bv. de stemming van de depressieve cliënt behandelt. Dan worden problemen, uit het verleden en heden, in de omgeving van de cliënt vertaald in een medische diagnose en worden medisch behandeld. Een diagnose is vaak te vermijden bij vrijgevestigde psychologen en het algemeen maatschappelijk werk. Tegenwoordig kunt u met een Persoongebonden Budget (PGB) een begeleider inhuren op uw eigen voorwaarden.
Een voorwaarde kan dan zijn dat diagnose achterwege blijft.
Psychische klachten met een lichamelijke oorzaak
De meeste psychische klachten worden veroorzaakt door ingrijpende gebeurtenissen of psychische ziektes. Een klein percentage van de psychische klachten heeft een puur lichamelijke oorzaak. Een tumor in de hersenen kan bijvoorbeeld een depressie veroorzaken; na een auto-ongeluk met hersenletsel kan een karakterverandering optreden.
Een lichamelijke oorzaak van psychische klachten is niet altijd meteen te achterhalen.
Om het verband vast te stellen is uitgebreid onderzoek nodig.
Diagnostiek is geen eenmalige vaststelling
Wat er met een patiënt aan de hand is, is een zich herhalende activiteit, die steeds nieuwe informatie op kan leveren. Dit kan leiden tot een aanpassing of bijstelling van een eerder opgestelde werkhypothese en van een eerder geformuleerd behandelplan.
Het is belangrijk dat het contact met de cliënt plaats vindt in een open sfeer. Daarmee wordt de cliënt op zijn gemak gesteld, zodat de noodzakelijke, soms ook pijnlijke informatie kan worden verzameld. De diagnostische evaluatie moet per individu op maat worden gesneden, rekening houdend met persoonlijke ontwikkeling (biografie), culturele achtergrond, etniciteit, gender, seksuele oriëntatie, familie- of gezinsstructuur, religiositeit en spiritualiteit, sociale klasse, en met de fysieke en sociale omgeving. Ook verdient het aanbeveling waar mogelijk gezins- of familieleden, of andere belangrijke anderen, bij de diagnostiek te betrekken. Ten eerste in verband met het verkrijgen van gegevens met betrekking tot de voorgeschiedenis, en ten tweede om een beeld te krijgen van hun ervaringen (positieve en negatieve) met de cliënt in het recente verleden.
Psychische klachten grijpen vaak sterk in het dagelijks leven in en kunnen het zelfvertrouwen van cliënten sterk ondermijnen. Door onbegrip en door eigen of andermans schaamte over de klachten, zullen cliënten hun klachten, en met name hun suïcidale klachten, vaak niet uiten.
De herkenning van klachten door hulpverleners is in de ogen van cliënten vaak een probleem. Hulpverleners hebben soms moeite met het duiden van de klachten, vooral als cliënten deze niet volgens de boekjes presenteren of zelf geen inzicht hebben in hun problemen. Voor cliënten is het belangrijk dat hulpverleners meer doorvragen naar klachten en de gevolgen, en initiatief nemen om iets aan de klachten te (laten) doen.
Tijdens de diagnostische fase is het belangrijk dat
Cliënten hun eigen verhaal kunnen vertellen en er niet uitsluitend naar klachten en symptomen wordt gekeken; de gevolgen van de klachten voor verscheidene levensgebieden, zoals werk en relatie, besproken worden.
De diagnose gedeeld wordt door de cliënt en de hulpverlener. Hiervoor is het nodig dat de diagnose duidelijk wordt verteld en toegelicht en dat men uitgelegd krijgt welke klachten er allemaal bij kunnen horen. Verder is het belangrijk dat de cliënt zelf kan vertellen wat zijn beeld van een diagnose is;
Bij een verschil van mening over de diagnose ieders visie ter tafel komt en dat daaruit toch gezamenlijke afspraken voortkomen.
Cliënten de diagnose kunnen toetsendoor middel van bijvoorbeeld een second opinion of contact met lotgenotenorganisaties of door objectieve voorlichting over de stoornis.
Als er in de ogen van hulpverleners sprake is van een diagnose dan moet dit expliciet met de cliënt besproken worden. Het stellen van de diagnose en het praten over de diagnose kan een belangrijke eerste stap zijn in de opbouw van een goede werkrelatie van cliënt en hulpverlener.
Zij dienen cliënten als de diagnose gesteld is, te wijzen op het bestaan van lotgenotenorganisaties en cliëntenverenigingen.
Hulpverleners kunnen cliënten ondersteunen door aandacht te schenken aan de individuele beleving van de problemen, door begrip te tonen voor de door cliënten ervaren lijdensdruk en door onzekerheid over de juistheid van de hulpvraag weg te nemen. Zij moeten alert zijn op signalen van cliënten en doorvragen naar aanwezige doodswensen - ook na de intake
U bent doorverwezen naar een vrijgevestigde hulpverlener of een instelling voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz).
Tijdens één of meerdere intakegesprekken bespreekt u met een behandelaar de (mogelijke) diagnose, die na psychologisch / psychiatrisch onderzoek gesteld is en de behandeling of begeleiding die u nodig heeft . Het is belangrijk dat duidelijk wordt wat uw probleem is.
Een diagnose kan gesteld worden door een psychiater, en/of een ervaren psycholoog. Niet door een arts-asistent (arts in opleiding tot psychiater) of door basisartsen, deze zijn niet gespecialiseerd, zij hebben alleen de medicijnenstudie afgerond.
Belangrijk is dat de hulpvraag duidelijk wordt en het hulpaanbod.
Ter voorkoming van een langdurige en moeizame weg of erger nog, een levenslange ggz-problematiek met langdurige maatschappelijke uitschakeling als gevolg.
Vervolgens hoe dit het beste kan worden aangepakt, en aan welke behandeldoelen er gezamenlijk gewerkt wordt. De afspraken die hierover gemaakt worden zullen voor u worden vastgelegd in een behandelplan, volgens de Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO)
Behandelplan?
Het komt regelmatig voor dat cliënten niet weten of ze een behandelplan / begeleidingsplan hebben, terwijl dit de start is van de behandeling.
De hulpverlener heeft dan zelf een behandelplan opgesteld, waarvan hij denkt dat de problemen zijn (diagnose), of er is helemaal geen behandelplan.
Vraag de hulpverlener om samen met u een behandelplan op te stellen, zie dit niet als een gunst van de hulpverlener maar als een wettelijk recht van de cliënt.
Een behandelplan geeft u meer zicht op uw eigen situatie en de behandeling. Als verbetering van uw situatie uitblijft kan de behandeling ook eerder aangepast of gewijzigd worden.
Samen met uw behandelaar gaat u dit plan opstellen
Als u samen de juiste invulling hiervan hebt gevonden kan het plan ondertekend worden.
U krijgt hiervan een kopie. Zo wordt het plan een overeenkomst tussen u beiden.
U kunt altijd nog terugkomen op uw instemming of wijzigingen aanbrengen als dat nodig is.
Om een goede samenwerking te bevorderen rondom het behandelplan kunt u deze handleiding als hulpmiddel gebruiken om samen met uw behandelaar de behandeling vorm te geven.
Maak gerust aantekeningen
U kunt bij ieder contact aantekeningen maken als u dat wenst. Noteer in ieder geval de afspraken die gemaakt worden.
Belangrijk voor het Behandelplan
Niet alleen de diagnose is doel van de behandeling, ook het sociaal maatschappelijk functioneren is van belang. Dit voorkomt dat stabilisatie niet het doel is maardatrehabilitatie het einddoel is van de behandeling.
Gezondheid is niet alleen de afwezigheid van ziekte,
maar een toestand van lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden.
Lichamelijke functioneren
Lichamelijk functioneren: fysieke gesteldheid en zelfzorg
Relatie binnen de omgeving waaronder gezin, familie, maatschappelijk gedrag en/of justitie
Dagbesteding
werk, hobby's, studie, activiteiten
Huisvesting
huidige woonsituatie
Financiën
financiële situatie zoals inkomsten, uitgaven, schulden, bestedingspatroon
Zingeving
datgene wat motiveert om te leven, bv. een levens- of geloofsovertuiging
Hulpvraag
Waar hebt u naar aanleiding van deze klachten behoefte aan.
Wat verwacht u daarbij van de behandelaar. Psychologische test?
Doel
Wat wilt u bereiken, nu en in de nabije toekomst?
Middelen
Hebt u een idee hoe u uw doel zou kunnen bereiken?
Denk hierbij vooral ook aan de dingen waar u goed in bent.
Waar denkt u uw sterke kanten in te kunnen zetten in dit behandelproces?
Het voorgaande zal in het eerstvolgende gesprek met uw behandelaar aan bod komen.
Hierdoor krijgt u samen ideeën waaraan gewerkt moet worden.
Wat zijn de behandelmogelijkheden
De mogelijkheden voor uw behandeling worden door de behandelaar uitgelegd en beschreven in een folder uitgereikt.
Ø Keuze man / vrouw
Ø Individuele therapie
Ø Deeltijdtherapie (in groepsverband)
Ø Beeldende, creatieve therapie
Ø Ergotherapie
Ø Psychiater
Ø Psycholoog
Ø Psychotherapeut
Ø Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige SPV
etc.
U heeft recht op deskundige hulp
Het komt regelmatig voor in GGZ instellingen dat u bij ambulante hulp, individuele hulp of in groepstherapie, niet de hulp krijgt van de daarvoor bevoegde psychotherapeuten maar van daarin niet gespecialiseerde verpleegkundigen.
Het behoeft geen uitleg dat deze begeleiding ten koste gaat van uw welzijn & herstel en van de kwaliteit van verantwoorde zorg. Informeer hiernaar voor u aan de behandeling begint, of tijdens uw behandeling.
Keuzes maken
Samen met de behandelaar maakt u een keuze uit de mogelijkheden.
Zo kunt u samen komen tot een passend behandeladvies.
U kunt natuurlijk om bedenktijd vragen of met anderen overleggen voor u beslist.
Vraag dan uw behandelaar naar internetsites, lotgenotencontact of cliëntenorganisaties.
U kunt ook een second opinion (tweede mening) aan een andere dan uw eigen behandelaar vragen.
Als het contact naar uw mening niet goed verloopt breng dat dan gerust ter sprake, het kan het verloop van uw behandeling ten goede komen als u dit tijdig aangeeft. Dit komt vaker voor, samen kan dan gezocht worden naar een oplossing.
Afspraken
Samen bent u nu gekomen tot een keuze hoe verder te werken aan de doelen zoals u die in eerst instantie zelf hebt omschreven en zoals deze nu zijn geformuleerd.
Deze afspraken komen terug in uw behandelplan in de vorm van de volgende punten:
Kan ik dit medicijn gebruiken samen met andere medicijnen die ik al heb?
Naam
Dosis
Dosering
Wanneer u beiden tot overeenstemming bent gekomen wordt het behandelplan ondertekend.
U krijgt hiervan een kopie. Hierdoor kunnen we nu spreken van een overeenkomst.
De afspraken liggen voor beiden vast maar u kunt altijd nog wijzigingen aanbrengen.
Nu moeten er afspraken gemaakt worden wanneer er contact tussen u beiden zal zijn en wanneer er geëvalueerd wordt over het proces en de doelen.
Frequentie individuele contacten
Eindverantwoordelijke psychiater dr. ......................, .... x per .........
Behandelaar ................. functie .........................., .... x per .........
Termijn en data voor evaluatie
1 x per .........
dd: ..............
Behandelplandatum:
Klachten:
Doelen op korte termijn:
Doelen op lange termijn:
Behandeling:
Medicijnen:
Frequentie behandeling:
Evaluaties:
Bereikte doelen:
Nazorg:
Nazorg
In de nazorg biedt de behandelaar u, indien gewenst, begeleiding in de maatschappij zodat terugval, preventie van problemen en nieuwe hulpvragen worden gesignaleerd.
De behandelaar informeert u over de keuzemogelijkheden aan nazorg. U krijgt de ruimte om uw wensen en verwachtingen over nazorg aan de behandelaar kenbaar te maken.
Er worden heldere afspraken gemaakt tussen u en de behandelaar.
(van Dale: Geheel van ongeschreven regels waaraan de beroepsbeoefenaar zich moet houden bij de uitoefening van zijn beroep.)
Een beroepscode is een samenhangend geheel van principes en regels met betrekking tot de uitoefening van het beroep. Een bekend voorbeeld van een beroepscode is de eed van Hippocrates die medici afleggen wanneer ze hun beroep gaan uitoefenen:
Ik zal mijn vermogens gebruiken om zieken naar beste weten en oordeel te helpen; ik zal me onthouden van het schaden en tekort doen van wie ook. Wat ik zie en hoor, hetzij beroepshalve of persoonlijk, en wat niet verder mag worden verteld zal ik geheim houden en aan niemand meedelen.
Beroepsethiek is een tak van de ethiek of moraalfilosofie en heeft betrekking op de algemeen aanvaarde norm voor het professioneel handelen.
Formele en informele beroepsethiek
Ethiek gaat over plichten, of over wat je behoort te doen, en bestaan uit principes en regels die je nodig hebt om goed en kwaad van elkaar te kunnen onderscheiden. Je kunt in de beroepsethiek een onderscheid maken tussen een formele beroepsethiek middels de beroepscode zoals de wet en formele uitspraken waarin de waarden en doelen van het beroep zijn vastgelegd. Deze beroepscode beschrijft bijvoorbeeld wat er van de professionele zorgverlening mag worden verwacht en helpt de verzorgende en verplegende bij het nemen van ethisch verantwoorde beslissingen.
Anderzijds is er ook een informele beroepsethiek, deze bestaat uit ongeschreven regels voor het beroepsmatig handelen. Ze zijn algemeen aanvaard en komen bijvoorbeeld tot uiting in het handelen van de zorgverlener. Door het goedkeuren of afkeuren van collegas wordt duidelijk wat er van de ander verwacht wordt en deze regels nageleefd worden. Men kan bij deze ongeschreven regels dingen bedenken als dat men vaardig blijft ook na diplomering, dat de zorgvrager op de eerste plaats komt, over machtsverhoudingen onderling en in relatie tot zorgvrager en zorgverlener en over loyaliteit jegens elkaar en tot slot over je (professionele) houding naar collegae en zorgvragers.
De informele beroepsethiek kan eigen gemaakt worden op twee manieren, namelijk door zelfkennis en praktische kennis van zaken. De eerste, zelfkennis heeft te maken met openstaan voor jezelf, inzicht hebben in innerlijke processen en de mogelijkheid aangrijpen tot zelf ontplooiing te komen. Kennis van zaken opdoen doe je op door middel van intuïtie, oppikken van traditie, autoriteit en door ervaring.
Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector
HKZ - Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector
De organisatie HKZ
De stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) is in 1994 opgericht. Initiatiefnemers waren de brancheorganisaties van patiënten/consumenten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De drie partijen besloten hiertoe tijdens de Leidschendamconferentie van 1990. Daar stelden ze gezamenlijk de noodzaak vast van samenhangend kwaliteitsbeleid en kwaliteitsborging in de zorg.
De Kwaliteitswet Zorginstellingen verplicht instellingen om 'verantwoorde zorg' te leveren. HKZ zorgt ervoor dat kwaliteit genormeerd en toetsbaar wordt. En stelt zorginstellingen daarmee in staat om hun aanbod voortdurend te verbeteren.
Het doel van HKZ is harmonisatie van kwaliteitsbeoordeling in zorg en welzijn. Opdat kwaliteit in de verschillende sectoren op dezelfde manier beoordeeld wordt.
Optimale transparantie van kwaliteit kan bereikt worden door certificatie. HKZ ontwikkelt daar samen met de belanghebbende partijen de normen voor. Er zijn normenstelsels (certificatieschema's) ontwikkeld voor diverse sectoren in zorg en welzijn.
De certificatieschema's hebben allemaal dezelfde basis: het HKZ Harmonisatiemodel.
Het cliëntperspectief staat in dit model principieel centraal.
Het HKZ Keurmerk
Het HKZ Keurmerk heeft betrekking op het kwaliteitsmanagementsysteem van de organisatie. Zo'n systeem heeft een organisatie nodig om kwaliteit goed te kunnen managen. Het HKZ keurmerk maakt zichtbaar dat het kwaliteitsmanagementsysteem voldoet aan eisen die vanuit de sector zelf, door financiers, patiënten/consumenten en de overheid worden gesteld. Dit is vastgesteld door een onafhankelijke certificatie-instelling.
Het keurmerk biedt een basisgarantie voor kwaliteit. De gecertificeerde instelling heeft het werk zodanig georganiseerd, dat aan alle voorwaarden is voldaan om optimale zorg te kunnen leveren. Het perspectief van de cliënt is daarbij altijd het vertrekpunt.
Het HKZ Keurmerk betekent dat een organisatie:
- De zaken intern goed op orde heeft
- De klant principieel centraal stelt
- Betrouwbare resultaten kan presenteren
- Voortdurend werkt aan het verbeteren van de zorg- en dienstverlening
De HKZ-systematiek is bijzonder in de volgende opzichten:
Een samenhangende benadering: alle processen in de zorgorganisatie zijn in hun samenhang genormeerd, met de nadruk op het primaire proces. De effectiviteit van de totale organisatie wordt dus beoordeeld bij certificatie.
Een breed draagvlak: HKZ-normen worden ontwikkeld door de belanghebbende partijen zelf. Daardoor beschikken de normen over een breed draagvlak.
Openbaarheid: De HKZ-normen zijn openbaar en worden regelmatig geactualiseerd.
Normontwikkeling en toetsing vinden strikt gescheiden plaats en staan beide onder formeel toezicht (RvA)
Toetsing voor het HKZ keurmerk is geen momentopname. Om het certificaat te behouden, laat een instelling zich jaarlijks extern en onafhankelijk toetsen.
HKZ-normen
Kwaliteit is geen toeval, maar een beredeneerd, georganiseerd en beheerst resultaat. Het is het vermogen om aan de verwachtingen en behoeften van de cliënten te voldoen.
Een kwaliteitsmanagementsysteem is een hulpmiddel voor het management om processen te beheersen en om de kwaliteit van een organisatie op systematische wijze te sturen. Het doel is de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren (met als gevolg tevreden klanten) én ook de interne organisatie. De eigen processen van de organisatie zijn hierbij het uitgangspunt.
HKZ-normen
Om het HKZ Keurmerk te verkrijgen moet het kwaliteitsmanagementsysteem voldoen aan de
HKZ-normen. Deze normen hebben de internationaal erkende ISO 9001:2000-normen als basis en omvatten daarnaast branchespecifieke eisen. Iedere branche heeft een eigen set normen (certificatieschema). De HKZ-normen hebben betrekking op zowel de kwaliteit van het zorgproces als op de organisatorische kwaliteit. Ze stellen eisen aan het primaire proces: intake/indicatie, de uitvoering van de diensten en evaluatie/nazorg. Daarnaast moeten ook de ondersteunende processen, zoals personeelsbeleid, diensten door derden, et cetera aan specifieke eisen voldoen. Het Harmonisatiemodel wordt bij de invulling van de normen als uitgangspunt genomen.
Cliëntveiligheid
HKZ vindt dat cliëntveiligheid een integraal onderdeel behoort te zijn van kwaliteit. Echter, niet iedere organisatie heeft een werkend kwaliteitsmanagementsysteem. Daarom ontwikkelt HKZ, mede op verzoek van de Inspectie en VWS, een aparte norm voor het toetsen van een veiligheidsmanagementsysteem. Deze norm richt zich op het in kaart brengen van de risicos in de processen van zorg- en dienstverlening én op individueel cliëntniveau en op het reduceren van deze risicos. De voor de ziekenhuizen ontwikkelde NTA (Nederlands Technische Afspraak) vormt input voor de norm.
Cliëntveiligheid kan in de toekomst apart gecertificeerd te worden. Daarnaast wordt cliëntveiligheid met de vernieuwde norm onderdeel van (opstap)certificatie van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Hoe gaat certificatie in zn werk?
Certificatie is tweeledig.Ten eerste wordt nagegaan wat er in de organisatie is afgesproken en hoe het mogelijk wordt gemaakt dat iedereen de afspraken kan nakomen (bijvoorbeeld door middel van werkinstructies/procedures en opleiding/training).
Ten tweede wordt gecheckt (o.a. door steekproeven in dossiers en interviews met uitvoerende medewerkers) of de afspraken ook worden nagekomen.
Certificatie vereist dus een gedocumenteerd en geïmplementeerd kwaliteitsmanagementsysteem. De organisatie mag (behalve op kritische onderdelen) verbeterpunten hebben.
Bij goedkeuring wordt een certificaat afgegeven dat drie jaar geldig is. Tussentijds wordt de organisatie minimaal jaarlijks getoetst. Daarbij moet men aantonen dat het kwaliteitssysteem onderhouden en verbeterd wordt.
Is certificatie verplicht?
Wettelijk gezien niet. De Kwaliteitswet Zorginstellingen stelt wel het hebben van een kwaliteitssysteem verplicht. Daarin moeten de resultaten van overleg met alle belanghebbenden tot uiting komen.
De laatste jaren signaleert HKZ de trend dat de Inspectie en de zorgverzekeraars meer waarde aan het HKZ-keurmerk gaan hechten.
Biedt het HKZ-keurmerk een garantie voor goede zorg?
Het keurmerk biedt een basisgarantie voor kwaliteit. De gecertificeerde instelling heeft het werk zodanig georganiseerd, dat aan alle voorwaarden is voldaan om optimale zorg te kunnen leveren. Het perspectief van de cliënt is daarbij altijd het vertrekpunt.
Wat levert een certificaat de zorginstelling op?
Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat gecertificeerde instellingen veel profijt hebben van hun certificaat. Het levert hun waardering op van verzekeraars, patiënten-/consumentenorganisaties en samenwerkingspartners. Sommige verzekeraars werken zelfs al met een preferred providership voor gecertificeerde organisaties.
De gecertificeerde organisatie wordt transparanter en werkt efficiënter. Cliënten worden helder en tijdig geïnformeerd. Hun wensen en behoeften zijn goed in beeld. Medewerkers zijn goed opgeleid en gemotiveerd voor hun werk. Fouten worden sneller ontdekt en beter voorkomen.
De instelling kan zich met een certificaat positief onderscheiden in een markt waarin zich steeds meer nieuwe aanbieders aandienen. Naar de overheid toe kan men met het certificaat aantonen dat iwordt voldaan aan de wettelijke verplichting om 'verantwoorde zorg' te leveren. Tevens voldoet men aan de internationale standaard ISO-9001.
Het Landelijk Platform GGz is een koepel van 20 cliënten- en familieorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg. Het Platform behartigt de belangen van alle mensen, jong en oud, met psychische problemen en hun familie.
Bij een Zorgbelangorganisatie zijn gemiddeld 80 tot 400 patiënten- en consumentenorganisaties per regio aangesloten. Om goed op de hoogte te zijn van de wensen, vragen en klachten van burgers onderhoudt een Zorgbelangorganisatie intensief contact met die lidorganisaties. Ook richt zij zich rechtstreeks tot de regionale patiënten en consumenten door bijvoorbeeld meldweken rond een bepaald thema te organiseren.
Taken
Zorgbelangorganisaties zijn actief binnen zorg en welzijn.
Het takenpakket van een Zorgbelangorganisatie bestaat uit de volgende onderdelen:
belangenbehartiging en beïnvloeding van zorg- en welzijnsbeleid
het geven van informatie en voorlichting aan burgers over de zorg en het zorgaanbod in de regio
het registreren van klachten en het bieden van ondersteuning bij klachtmeldingen
bevordering van de kwaliteit van zorg door het doen van onderzoek en het maken van verbeterafspraken.
ondersteunen van lidorganisaties bij verschillende activiteiten, zoals bijvoorbeeld het organiseren van bijeenkomsten en cursussen.
Zorgbelangorganisaties zijn opgericht om de samenhang tussen alle zorg- en welzijnsvoorzieningen in de regio te bevorderen.
Zij doen dat namens alle burgers. Daarnaast geven ze informatie over het regionale zorgaanbod.
Door hun werkzaamheden wordt bewerkstelligd dat mensen, ondanks ziekte, ouderdom of handicap, goede keuzes kunnen maken over noodzakelijke zorg.
Zo zijn er ook in iedere provincie cliënten belangenbureaus, platforms, bonden etc.
Ze hebben allemaal gemeen dat ze opkomen voor de belangen van de cliënt in de geestelijke gezondheidszorg, de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg, en anderen die daar op een of andere manier bij betrokkenen zijn. Ook werken zij aan vernieuwing van de zorg en verbetering van participatie van cliënten in de zorg, opvang en samenleving.
Je kunt er met al je vragen en problemen terecht.
Ervaringen van patiënten zijn een goudmijn
Stille kennis moet beter benut worden
Onder de achterban van patiënten- en cliëntenorganisaties bestaat een grote stille kennis over de gezondheidszorg, ook op het gebied van de ggz. Als artsen, zorgverzekeraars en overheid die kennis beter benutten, wordt zorg beter en misschien ook wel goedkoper. Deze conclusie komt naar voren uit een groot onderzoek dat het Julius Centrum van het UMC deed naar de maatschappelijke meerwaarde van patiënten- en gehandicaptenorganisaties in Nederland die van het Fonds PGO overheidssubsidie ontvangen.
Stille kennis benutten
De uitdaging is om de stille kennis manifest te maken zodat de cliëntenorganisaties daarmee de boer op kunnen; bij artsenorganisaties om professionele zorgstandaarden te formuleren, bij zorgverzekeraars om de zorginkoop te beïnvloeden, bij politici om wetgeving aan te passen en bij de media om aandacht van het grote publiek te vragen.
Rendement
Het rendement van cliëntenorganisaties is hoog; tezamen bereiken zij via websites en folders bijna 9,7 miljoen leden en niet-leden (cijfers 2005). Er is echter nog steeds een grote stille kennis aanwezig die door beleidsmakers onvoldoende benut wordt. Bovendien leeft bij alle partijen (cliëntenorganisaties, beleidsmakers, zorgaanbieders én zorgverzekeraars) de wens om van de koepels van cliëntenorganisaties een stevige derde partij te maken. Daarvoor moeten deze organisaties hun werkwijze professionaliseren, zo luidt een aanbeveling in het onderzoeksrapport. En daarvoor is meer overheidssubsidie nodig, vooral op structurele basis.
In het onderzoek is de ggz-cliëntenbeweging meegewogen. Zo hebben o.a. Anoiksis, Balans, VMBD, Impuls en Pandora meegewerkt. Het rapport werd op 28 mei j.l. door onderzoeksleider Guus Schrijvers overhandigd aan de voorzitter van het Fonds PGO, drs. Ferdinand Clevers
Instellingen ontwikkelen steeds meer inzicht in het belang van het inzetten van ervaringsdeskundigen.
Functiebeschrijvingen, takenpakketten en opleidingseisen voor ervaringsdeskundigen zijn nog in ontwikkeling.
Rolmodel
Een onderzoek brengt een aantal voordelen van de inzet van begeleiders met ervaringsdeskundigheid voor cliënten aan het licht. Zoals een goede bejegening naar de cliënt, gelijkwaardiger contact, meer inlevingsvermogen en een positie als rolmodel. Voor de BGEers biedt het werk economische zelfstandigheid (betaalde baan), veel voldoening en een nieuwe stap in hun eigen herstelproces. Minder duidelijk is wat de invloed van BGEers is op de houding van teamleden en op het herstelproces van cliënten.
Mensen die psychiatrische- of verslavingsproblemen hebben gehad, staan voor de taak hun leven weer vorm en inhoud te geven naar hun mogelijkheden en wensen. De weg naar herstel is er één van vallen en opstaan en verloopt voor een ieder anders. Gedurende het herstelproces ontwikkelen mensen een eigen deskundigheid over hun leven. Ze leren wat wel werkt en wat niet, wat ze op verschillende momenten nodig hebben en vinden manieren om zich staande te houden in het leven. Sommige personen willen deze verworven deskundigheid later actief inzetten in (vrijwilligers)werk. Er komt echter nog al wat bij kijken om eigen ervaringen functioneel in te zetten. Daarom heeft het Basisberaad Rijnmond in samenwerking met St. Rehabilitatie 92 de cursus Werken met eigen ervaring ontwikkeld. Het doel van de cursus is: de eigen ervaringen in het kader van herstellen te leren gebruiken in activiteiten met en voor cliënten.
De cursus
De cursus is ontwikkeld door een groep van ervaringsdeskundigen en leert de deelnemers hun eigen ervaringen te gebruiken om anderen te ondersteunen. Het geleerde kan in verschillende functies ingezet worden. Hierbij kan gedacht worden aan individuele advisering (consulentfunctie), het geven van voorlichting of trainingen, het deelnemen aan een cliëntenraad of het opzetten van cliëntgestuurde initiatieven.
De cursus is opgebouwd uit drie blokken van in totaal 12 lessen die zijn opgenomen in het werkboek dat cursisten bij de cursus krijgen. In het eerste blok staat het eigen verhaal centraal. De deelnemers wisselen onderling hun ervaringen als cliënt uit om ervaringskennis op te bouwen. Het tweede blok is gericht op werksituaties. Voor de lessen in dit blok zijn ervaringsdeskundige gastdocenten uitgenodigd om iets over hun werk te vertellen. In het derde blok worden vaardigheden geoefend die nodig zijn om te werken met eigen ervaringen.
Voorafgaand aan de cursus hebben de belangstellenden een gesprek met één van de docenten waarin verwachtingen en wensen worden besproken en gekeken wordt of de cursus geschikt is voor de persoon. Tijdens de cursus wordt, indien gewenst, persoonlijke ondersteuning geboden om eventuele problemen met de cursus op te lossen. Deelnemers ontvangen aan het eind een certificaat als zij voldoende aanwezig zijn geweest (80%) en voldaan hebben aan de opdrachten. De cursus wordt gegeven door twee ervaringsdeskundige docenten.
Praktische zaken
De cursus bestaat uit 12 lessen van 3 uur die iedere week en soms om de week plaatsvinden. Met voorbereidingstijd en tijd voor opdrachten meegerekend moeten de deelnemers rekenen op een investering van ongeveer 8 uur per week.
De groep bestaat uit minimaal 8 en maximaal 12 cursisten.
Bij voldoende belangstelling start in april 2008 in Rotterdam een nieuwe cursus, de lessen zijn steeds op de vrijdag van 10.00-13.00 uur.
Er zijn voor de deelnemers geen kosten aan de cursus verbonden, reiskosten komen echter wel voor eigen rekening.
Geïnteresseerd?
Heb je interesse voor de cursus of wil je meer weten? Neem dan contact op met Astrid van Bruggen bij het Basisberaad Rijnmond, tel. 010 - 466 59 62 of stuur een e-mail naar: a.vanbruggen@basisberaad.nl
Maatwektraject begeleider GGz met ervaringsdeskundigheid
Wat doe je als begeleider GGz met ervaringsdeskundigheid?
Als begeleider GGz werk je in de geestelijke gezondheidszorg.
Daar begeleid je mensen met langdurige en ernstige psychische problemen:
in het dagelijks leven;
in het omgaan met anderen en
in het (opnieuw) innemen van een betekenisvolle plek in de samenleving.
Samen met de cliënt zoekt de begeleider naar wensen en doelen op levensterreinen als wonen, werken, leren, vrijetijdsbesteding en sociale contacten. Hierbij is het uitgangspunt dat de cliënt zoveel mogelijk de regie houdt over zijn eigen leven en waar nodig gesteund wordt door zijn omgeving. Zijn wensen, doelen, mogelijkheden en de kracht van het eigen herstelproces staan centraal. Je werkt samen in een team met collegas en onderhoudt contacten met familie, vrienden en professionele ondersteuners van andere organisaties.
Wat houdt de opleiding BGE in?
Deze opleiding BGE is gericht op (aspirant-)deelnemers die zelf ervaring hebben opgedaan als cliënt in de geestelijke gezondheidszorg. Zij kunnen in combinatie met deze beroepsopleiding hun ervaringskennis ontwikkelen tot ervaringsdeskundigheid. De opleiding is een beroepsbegeleidende opleiding, wat wil zeggen een dag per week naar school en negentien klokuren per week beroepspraktijkvorming (bpv). De bpv kan alleen plaatsvinden in een door de OVDB (landelijk kwaliteitsorgaan) erkende werk- of stageplek.
De BGE-opleiding is als volgt ingedeeld:
Programma BGE voortraject (ongeveer zes maanden)
Belangrijke onderdelen tijdens het voortraject zijn:
kennismaking met beroep, werkveld, groepsgenoten en jezelf als toekomstig beroepskracht;
onderzoeken van eerder opgedane kennis, vaardigheden en inzicht (portfolio, assessment);
onderzoeken en oefenen van startvaardigheden (communicatieve en leervaardigheden);
opstellen individueel leerplan met afspraken over leerdoelen en toetsing.
Programma BGE middentraject (eerste opleidingsperiode - twaalf maanden)
Het middentraject vormt het centrale deel van de opleiding en bestaat uit een aanbod van agogische vakkennis, vaardigheidstraining en theorie in combinatie met eigen praktijkinbreng vanuit de stage.
Belangrijke onderdelen zijn reflectieve vaardigheden, ontwikkeling beroepshouding, beroepsethiek, ontwikkeling van werkrelatie met cliënten, professioneel omgaan met eigen ervaringen, methodisch werken, werken met individuen en groepen, rehabilitatiebenadering, betekenis herstel en presentie, maken van een begeleidingsplan, gespreksvaardigheden, presentatie en profilering, psychopathologie, cliëntenadvisering en -participatie, etc.
Via de vijftien tweewekelijkse supervisiegesprekken leer je praktijkervaringen te verbinden met je eigen levenservaring en deze te ontwikkelen tot ervaringsdeskundigheid die je professioneel in kunt zetten. Je leert reflecteren op je eigen leren en functioneren in het werk en in de opleiding en ontwikkelt daarmee samenhangende persoonlijke leerdoelen.
Programma BGE eindtraject (tweede opleidingsperiode - ongeveer zes maanden)
Het eindtraject heeft het karakter van een individueel traject waarin gewerkt wordt aan verdieping en het onderzoeken van de individuele mogelijkheden tot doorstroming naar werk en eventueel vervolgonderwijs.
Individuele studie- en loopbaanbegeleiding wordt geboden in de vorm van een aantal consultgesprekken. Iedere deelnemer heeft tijdens de opleiding een persoonlijke coach die vanuit de opleiding ook het contact met de praktijkinstelling onderhoudt.
De opleiding werkt met compentiegericht onderwijs en is sterk praktijkgericht. De leerstof is onderverdeeld in deelkwalificaties en wordt tussentijds op school en in de praktijkinstelling getoetst.
De opleiding kwalificeert op SPW4-niveau en je kunt kiezen voor een afstudeerrichting Woonbegeleiding of Activiteitenbegeleiding. Voor de diplomering moet je kunnen aantonen dat je kunt voldoen aan de competenties die van een beginnend beroepskracht worden verwacht.
Wanneer kun je met de opleiding starten?
De opleiding start in september van het schooljaar. De opleidingsdag is op donderdag of vrijdag.
Je kunt met de opleiding beginnen als je kunt aantonen aan de volgende criteria te voldoen:
een diploma vmbo in de theoretische leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg of de gemengde leerweg. Hoewel de opleiding geen eisen stelt aan het profiel worden de sectoren zorg en welzijn sterk aanbevolen;
minimaal diploma vbo met drie vakken op c-niveau, waaronder Nederlands (overige vakken minimaal op b-niveau);
of diploma mavo of overgangsbewijs van 3 naar 4 havo of vwo;
relevante werkervaring in de praktijk van de GGz;
eigen ervaring als cliënt van een GGz-instelling;
minimum leeftijd 18 jaar.
Toelating wordt pas definitief na een intakegesprek en het inleveren van de noodzakelijke documenten. Voor degenen die onvoldoende vooropleiding hebben om met een beroepsbegeleidende leerweg te starten, kan Zadkine in sommige gevallen dispensatie en ondersteuning verlenen. Wordt niet voldaan aan bovengenoemde voorwaarden, dan moet rekening worden gehouden met een langere opleidingsduur.
Veel aspirant-deelnemers hebben nog geen arbeidscontract. Zij zullen hun uitkerende instantie tijdig moeten betrekken bij hun plannen, dat wil zeggen toestemming vragen voor het volgen van de opleiding en meestal ook ondersteuning vragen bij de financiering.
Wat kun je met je diploma?
Met het diploma kun je onder andere werken bij instellingen voor beschermd wonen, dagactiviteitencentra, rehabilitatiecentra, beschermd/begeleid werken, verslavingszorg, maatschappelijke opvang, ACT-teams, cliëntenorganisaties, etc.
Bijzonder aan de begeleider GGz is dat deze zelf ervaring heeft opgedaan als cliënt in de GGz. Tijdens de opleiding heeft hij geleerd deze ervaring op een professionele wijze in te zetten in begeleidingsrelaties. Daardoor heeft hij een meerwaarde in het groeiende aantal GGz-functies, waarin deze ervaringsdeskundigheid als een kwaliteit wordt beschouwd.
De behaalde competenties op het gebied van ervaringsdeskundigheid worden weergegeven in een bijlage bij het reguliere SPW4 diploma.
Wat kost de opleiding?
Je dient met de volgende kosten rekening te houden:
Lesgeld dat jaarlijks wordt vastgesteld door het ministerie van OCW
Bijdrage voor leer- en hulpmiddelen, dit is een vaste bijdrage voor onder meer verzekeringen en lesmaterialen die jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld
Aanschaf leerboeken en eventuele reiskosten
Deelnemers van een beroepsbegeleidende opleiding komen niet in aanmerking voor studiefinanciering. Deelnemers met een arbeidscontract kunnen hun werkgever aanspreken op een bijdrage in de financiering van de opleiding. Bent je afhankelijk van een uitkerende instantie, neem dan zo snel mogelijk contact op om hun medewerking te vragen bij het realiseren van uw werk- en scholingsplannen. Wij adviseren je om in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren naar de mogelijkheden tot ondersteuning en het aanvragen van financiering van de opleiding (bijvoorbeeld via aanvragen IRO. Daaraan voorafgaand of tegelijkertijd kunt je je bij ons melden om een afspraak maken voor een aanmeldingsgesprek of een oriënterend gesprek.
Een DAC is een ontmoetingsplek en biedt mensen met een psychiatrische en/of psychosociale achtergrond, op vrijwillige basis, gelegenheid hun dag op een aangename en zinvolle wijze door te brengen. Belangrijke doelen zijn het bevorderen van sociale contacten, het ondersteunen bij het opbouwen van een dagritme en het aanbieden van steun bij het zoeken naar een passende dagbesteding.
Allereerst is er de ontmoetingsruimte waar u terecht kunt voor een praatje met andere bezoekers, de inloopfunctie erg belangrijk. Ook kunt u hier iets eten en drinken. Tevens is er de mogelijkheid om in een ongedwongen sfeer mee te doen aan een activiteit, zoals tekenen, bloemschikken, darten maar ook muziek maken, internetten en uitstapjes.
U kunt vaardigheden aanleren of een hobby ontwikkelen. Er is de mogelijkheid voor spontane activiteiten zoals kaarten, puzzelen, tafeltennissen en biljarten. Ook kun je rustig een krant of tijdschrift lezen. Regelmatig worden activiteiten georganiseerd waaraan iedereen kan deelnemen, zoals bloemschikken, video, biljarten, bowlen, zwemmen, uitstapjes en museumbezoek.
De inloopvoorzieningen bevatten naast ontmoetingsactiviteiten ook activiteiten gericht op scholing, werkprojecten, arbeidsrehabilitatie en trajectbegeleiding.
Een DAC kan een organisatie zijn die helpt bij herstel en bij integratie in de samenleving.
Het DAC heeft meestal een weekprogramma waarbij elk dagdeel verschillende activiteiten kent.
Er zijn activiteiten in cursusvorm, andere zijn meer vrijblijvend.
De bezoekers worden zoveel mogelijk bij activiteiten betrokken, als deelnemer en zo mogelijk als medeorganisator. In overleg met de medewerkers kunnen zij ook zelf nieuwe activiteiten organiseren.
Er wordt ook veel werk verricht door bezoekers die zich hiervoor vrijwillig hebben aangemeld. Hierbij kunt u denken aan bijvoorbeeld; barwerkzaamheden, het registreren van in- en uitgaande bezoekers en het aannemen van de telefoon.
Verder kunt u werken aan werk door middel van een leerwerktraject als voorbereiding op vrijwilligerswerk of betaald werk. U kunt dan bijvoorbeeld werken in de houtwerkplaats, de winkel, de keuken of productiewerk doen.
Medezeggenschap
Het is belangrijk om zoveel mogelijk samenspraak en samenwerking met de bezoekers te hebben, over zaken die binnen het dac georganiseerd worden.
Tijdens de bezoekersraad is er de mogelijkheid om mee te denken over zaken die spelen binnen een DAC. Deze bezoekersvergadering vindt maandelijks plaats.
Huisregels
Om voor een goede sfeer te zorgen en de veiligheid te handhaven, zijn er een aantal huisregels opgesteld. Bijvoorbeeld: alcohol, drugs en agressie zijn taboe. Ook het bezorgen van overlast aan andere bezoekers en medewerkers wordt niet getolereerd.
Als de overstap van een behandelomgeving (bijvoorbeeld een psychiatrisch ziekenhuis of kliniek voor verslaving) naar zelfstandig wonen te groot is kan er voor het beschermd wonen als tussenstap gekozen worden. Vanuit de veiligheid van zo'n beschermende woonvorm kunt u, in overleg met uw persoonlijk begeleider, samen vaststellen hoe u het aan gaat pakken om weer een eigen plek te krijgen. Hoe lang dat duurt, bepaalt u zelf. Anderen zien de beschermende woonvorm als ondersteuning waar ze veel langer gebruik van willen maken, de hulp is niet beperkt in tijd.
Een RIBW biedt mensen met een psychische beperking een zo gewoon mogelijke plek in de samenleving met ondersteuning bij het wonen, de dagbesteding, de stap tot vrijwilligerswerk, de reguliere arbeidsmarkt en bij de vrijetijdsbesteding, zodat mensen naar tevredenheid en met succes kunnen deelnemen aan de samenleving.
In een beschermende woonvormheeft u een eigen zitslaapkamer, naar eigen smaak in te richten, en gebruik van een gemeenschappelijke woonkamer, keuken, sanitair en voorzieningen als berging, tuin, etc .
Alle beschermende woonvormen vindt u in woonwijken. Dat betekent dichtbij voorzieningen als winkels, openbaar vervoer, apotheek en huisarts, buurthuizen, etc.
U heeft een eigen voordeur met een sleutel en ook uw eigen kamer kunt u afsluiten. Begeleiders bellen aan en gebruiken slechts in noodgevallen een loper. Er zijn geen bezoekuren of tijdstippen waarop u 'binnen' moet zijn. Wanneer u met anderen samenwoont is wel van belang, dat er rekening wordt gehouden met huisgenoten. Regelmatig is er een huiskameroverleg, waarin zaken die de groep bewoners betreffen, worden besproken en waar afspraken worden gemaakt. Ook heeft een beschermende woonvorm een cliëntenraad, die opkomt voor de belangen van de bewoners tijdens regelmatig overleg met de directie.
Een beschermende woonvorm bestaat uit een aantal huizen waar diverse woongroepen gehuisvest zijn. De woongroepen verschillen in groepsgrootte en zelfstandigheid en varieert van dagelijks 1 of 2 uur begeleiding tot 24 uur per etmaal aanwezigheid en begeleiding.
Er zijn ook mogelijkheden om in een eenpersoonswooneenheid beschermd te wonen.
Begeleid Zelfstandig Wonen (Ambulant)
De RIBW biedt ook hulp aan huis voor mensen die zelfstandig (gaan) wonen en begeleiding en advies vragen omdat zo lang mogelijk te kunnen blijven doen. Een vaste begeleider komt op afspraak bij u thuis en bespreekt met u waar u hulp bij nodig heeft en hoe dat georganiseerd gaat worden.
Wanneer u tussen de afspraken door behoefte heeft aan overleg, kunt u altijd contact opnemen met het team van waaruit de hulp geregeld is. De frequentie van de huisbezoeken kan variëren van 1 keer per 2 weken tot enkele keren per week. Doorgaans duurt een huisbezoek een uur.
De onderwerpen waar de begeleiding zich op richt is afhankelijk van de wens van de cliënt.
Begeleiding
Uitgangspunt voor de begeleiding is, dat u daar waar nodig hulp krijgt.
Dus niet te weinig, maar ook niet te veel.
Ook speelt de begeleiding in op wisselingen in uw situatie. Wat de ene week wel lukt, valt u de andere keer zwaar. De begeleiding past zich hier zoveel mogelijk flexibel bij aan.
Hulp bij zelfverzorging. Hierbij moet u denken aan persoonlijke hygiëne, onderhoud van eigen kamer en kleding.
Praktische (huishoudelijke) vaardigheden als wassen, koken, inkopen doen.
Plannen en uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden.
Bankzaken regelen.
Budgetteren.
Beheren van medicijnen.
Hulp bij dagelijkse structuur. Het gaat hierbij om dag- en nachtritme waardoor uw stabiliteit behouden blijft.
Hulp bij omgaan met publieke instellingen, bijvoorbeeld uitkeringsinstanties, bewindvoerders, etc.
Bemiddeling en/of overleg met instellingen waar u specialistische hulp van ontvangt, bijvoorbeeld de psychiater van een polikliniek.
Leren van sociale vaardigheden; uw eigen mening verwoorden, een meningsverschil uitpraten, met afspraken omgaan.
Hulp bij het omgaan met de beperkingen die u ondervindt vanwege uw psychische handicap.
Hulp bij het leggen van contacten, opbouwen van vriendschappen.
Hulp bij het regelen en vasthouden van activiteiten op het gebied van werk, opleiding en vrije tijd.
Het kan zijn dat de begeleiding de vorm heeft van ondersteuning en advies. Daarnaast kan het accent liggen op het u aanleren van nieuwe vaardigheden (bijvoorbeeld uw persoonlijke administratie zelfstandig doen). Soms is het noodzakelijk dat zaken vóór u worden gedaan, omdat het voor u (nog) niet mogelijk is het zelfstandig te doen. In dat geval wordt er gezocht naar oplossingen om het tekort op te vangen.
Persoonlijk begeleider
De bewoner krijgt een persoonlijk begeleider. Samen stellen zij een begeleidingsplan op.
Uitgangspunten daarbij zijn de wensen en de behoeften van de bewoner, de mogelijkheden van de RIBW en de beschikbare indicatie.
Iedere bewoner heeft zijn of haar eigen wensen en behoeften ten aanzien van de begeleiding. Daarom worden met iedereen apart afspraken gemaakt over de aard en de hoeveelheid begeleiding, maar ook over de doelstelling van de begeleiding en manier waarop de begeleiding geboden zal worden.
Zowel u als uw persoonlijk begeleider hebben een begeleidingsplan in bezit. Per afgesproken periode worden de afspraken met u samen doorgesproken en zo nodig bijgesteld.
Groepsgerichte begeleiding
De groepsgerichte begeleiding richt zich op de verzorging van de huishouding, voeding en de hygiëne in huis. Per groep wordt besproken waar de wensen en behoeften uit bestaan.
Er wordt aandacht geschonken aan de afspraken die tussen de bewoners onderling gemaakt (moeten) worden.
Dagbesteding en werken
Dagbesteding is een belangrijk aandachtspunt in de begeleiding van de RIBWs. Een goede dagstructuur geeft immers invulling aan het dagelijks leven en voorziet in mogelijkheden voor sociale contacten. De begeleiders stimuleren en begeleiden de bewoners zoveel mogelijk bij het zoeken naar dagbesteding binnen de algemene voorzieningen. Ook begeleiding naar (vrijwilligers)werk behoort voor een deel van de bewoners tot de mogelijkheden.
Daarnaast zijn er speciale dagbestedingvoorzieningen voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Zoals daar zijn de dagactiviteitencentra en verschillende werkprojecten.
De begeleiding van de dagactiviteitencentra en de verschillende werkprojecten is veelal vraaggestuurd en gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de cliënt. Dit is per individu verschillend. Juist omdat er geen behandelsignatuur is, wordt de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen binnen deze voorzieningen vaak gedeeld. Tegelijk wordt een grote mate van saamhorigheid gecreëerd.
Relaties en sociale netwerken
Mensen met een psychiatrische achtergrond hebben veelal een beperkt sociaal netwerk. Het gevaar van vereenzaming is groot. In de begeleiding binnen het beschermd en begeleid zelfstandig wonen wordt daarom geprobeerd de contacten met andere mensen (weer) tot stand te brengen. Veel bewoners hebben intensief onderling contact.
De omgang met lotgenoten kan in belangrijke mate bijdragen aan de acceptatie van de situatie waarin mensen verkeren. Ook het aanhalen of herstellen van het contact met familieleden of bekenden is van belang. Begeleiders van de RIBWs bieden hierbij ondersteuning op basis van de persoonlijke wensen van de bewoners. Ook als het gaat om vragen over intieme, persoonlijke relaties of seksuele contacten.
Vanuit het beschermd en begeleid zelfstandig wonen zijn de laatste jaren verschillende initiatieven genomen. Om zodoende bij te dragen aan de vorming van sociale contacten buiten het eigen kringetje. Voorbeelden zijn inloopmogelijkheden in of nabij beschermende woonvormen. Ook vriendendiensten, waarbij cliënten gekoppeld worden aan vrijwilligers die hen begeleiden bij recreatieve en sociale activiteiten, zijn nog steeds in opkomst. Daarnaast zijn er speciale bureaus opgericht die cliënten bemiddelen bij het vinden van een relatie of vriendschap.
Criteria
Om bewoner te kunnen worden van de RIBW is er een indicatie nodig door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
Verschillende instanties/hulpverleners kunnen u verwijzen.
Uw aanmelding wordt beoordeeld door een regionale indicatiecommissie. Hierin zitten mensen van een Algemeen psychiatrisch ziekenhuis, een GGZ-centrum en vaak ook zorgverzekeraars. Deze commissie bepaalt of u geschikt bent voor beschermd wonen.
De kosten
Het beschermd wonen wordt door de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) betaald. U betaalt hiervoor ook een eigen bijdrage. De hoogte van deze bijdrage is afhankelijk van uw inkomen of uitkering. De zorgverzekeraar stelt de eigen bijdrage vast aan de hand van een inkomensonderzoek. De folder 'Eigen bijdrage AWBZ', verkrijgbaar bij uw zorgverzekeraar, geeft hierover meer informatie.
Ambulante woonbegeleiding
Aan de ambulante woonbegeleiding zijn voor u geen kosten verbonden.
Meer informatie over de diverse specialismen van de RIBW's kunt u lezen op de site van RIBW Alliantie
Voordat je kunt bepalen wanneer je verslaafd bent, moeten we duidelijk maken wat we verstaan onder verslaving. Ben je (nog) niet verslaafd als je elke dag zeven glazen alcohol drinkt maar bij acht glazen wel? Veel mensen zouden graag zo'n criterium hanteren maar dat is te simpel. De vraag die je moet stellen, is wie in welke situatie waarom alcohol of een ander middel gebruikt.
Verslaving
Sommige mensen reduceren verslaving tot lichamelijke afhankelijkheid, de gewenning. Maar gewenning is hoogstens een aspect van sommige vormen van verslaving en zeker niet van alle. Typisch voor verslaving is de geestelijke afhankelijkheid. Alle verslavingen hebben dit met elkaar gemeen.
Onweerstaanbare behoefte
Bij verslaving gaat het om een zéér grote, onweerstaanbare behoefte een bepaald middel te gebruiken of een bepaald gedrag te vertonen. Deze behoefte bepaalt het hele leven van de gebruiker. Verslaving gaat gepaard met het besteden van heel veel tijd en energie aan het verkrijgen van het middel. Ook geven verslaafden belangrijke maatschappelijke, arbeids- en/of ontspanningsactiviteiten op of verwaarlozen ze deze activiteiten volledig. Ook wordt gebruik voortgezet ondanks het besef van negatieve gevolgen die ermee verbonden zijn.
Controlebeperking
Een ander kenmerk van verslaving is controlebeperking: de controle over het gebruik of gedrag is niet meer optimaal. De gebruiker wórdt beheerst. De alcoholist kan alleen maar denken aan de alcohol, de drugsgebruiker aan zijn drugs en hoe hij daar zo snel mogelijk aan kan komen.
Herkenning
Verslaafden maken anderen graag deelgenoot van hun ervaringen of ontkennen juist verslaafd te zijn en proberen tegenover hun omgeving mooi weer te spelen. Verslaafden herkennen elkaar bovendien heel gemakkelijk.
Signalering en dan?
Hoe er gehandeld moet worden bij constatering van gebruik, is sterk afhankelijk van de houding van de gebruiker. Als het bijvoorbeeld gaat om een jongere die zijn gebruik niet als problematisch ervaart, kun je slechts op de regels wijzen en bij overtreding daarvan sancties toepassen. Ook kun je met de jongere naar oplossingen zoeken om de negatieve gevolgen van het gebruik en overtreding van de regels te voorkomen. Door bijvoorbeeld alternatieven te bieden en oplossingen te zoeken voor de problemen die meestal achter drugsgebruik schuilgaan.
Wanneer een gebruiker aangeeft dat hij eigenlijk wil minderen of stoppen, kun je hem doorverwijzen naar bijvoorbeeld een huisarts of naar het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD).
Informatie over zelfhulpgroepen (soorten groepen, locaties, werkwijze) voor cliënten en professionals uit de verslavingszorg. Brochures en presentaties van het Informatie- en Ontwikkelingscentrum zelfhulpgroepen en verslaving zijn online beschikbaar.
Online behandeling voor mensen die de controle over hun alcoholgebruik kwijt zijn. Met op de site een alcoholtest, forum en hulp van een persoonlijk begeleider. Initiatief van Brijder Verslavingszorg.
Informatieve site van TACTUS over alcohol en overmatig drinken. Mogelijkheid tot online behandeling gericht op mensen die zich zorgen maken over hun drinkgedrag. Deelname is anoniem en gratis.
Drinktest.nl is ontwikkeld door het NIGZ om mensen die alcohol drinken te voorzien van informatie en advies. De adviezen worden op basis van de antwoorden op de vragen geformuleerd en zijn gebaseerd op wetenschappelijke onderzoek.
Site gericht op professionals in de verslavingszorg met informatie over druggerelateerde infectieziekten, fact sheets voor cliënten, gegevens over spuitomruil en gebruiksruimten en informatie over lopende campagnes.
Informatie over de meest voorkomende infectieziekten voor druggebruikers en verslavingszorgmedewerkers. Verder een zelftest, forum en de mogelijkheid om online een vraag te stellen of een afspraak te maken voor een hepatitis B-vaccinatie bij de GGD.
Begeleidt verslaafden die een strafbaar feit hebben gepleegd of hiervan worden verdacht.
Door vroegtijdig contact, advisering aan Openbaar Ministerie en Rechterlijke Macht, intensieve reclasseringsbegeleiding en adequate nazorg leveren wij een bijdrage aan een succesvolle reïntegratie in de maatschappij.
Informatie over middelen, veel gestelde vragen, een drinktest en een speciale jongerensite.
Vrijwel iedereen gebruikt genotmiddelen. Dit kan problemen geven, soms leidt dat zelfs tot verslaving. Novadic-Kentron biedt hulp bij problemen door gebruik van of verslaving aan alcohol, drugs, medicijnen of gokken.
Instelling voor verslavingszorg en maatschappelijke opvang, ontstaan uit een fusie tussen Arcuris, De Grift en Passade. Op de site algemene publieksinformatie en informatie over behandeling, opvang, wonen en dagbesteding aangeboden door IrisZorg.
Tactus werkt in de regio Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer en Zutphen), Oost Gelderland en Twente. De site biedt een forum voor lotgenotencontact tussen partners van mensen met een alcohol, drugs of gokprobleem en een speciale jongerenrubriek.
Mensen met verslavingsproblemen kunnen terecht bij de huisarts. Wanneer dit nodig is kan de huisarts voor behandeling en begeleiding verwijzen naar een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De Mondriaan Zorggroep is zo'n instelling.
De Brijder biedt hulpverlening, begeleiding en preventie bij verslaving in de regio Noord en Zuid Holland (met uitzondering van Amsterdam en 't Gooi). Op de site staat informatie over het hulpaanbod en wordt de mogelijkheid voor online hulp (chatten) geboden
Informatie over alcohol, drugs, slaap- en kalmeringsmiddelen en gokken. En over de verschillende vormen van hulpverlening van de Jellinek, zoals online zelfhulp en online behandelprogrammas voor alcohol en cannabis.
Naast informatie over alcohol, drugs, gokken en verslaving ook een overzicht van de mogelijkheden voor hulp. Toegang tot drie fora, waarvan één speciaal voor jongeren. Via de weblog kunnen de ervaringen van vijf medewerkers worden gevolgd.
In de rubriek drugs staat informatie over o.a. drugshulpverlening, methadonverstrekking en medische heroïne. Sommige GG&GD publicaties kunnen worden gedownload.
Welkom op de site van TACTUS, Instelling voor Verslavingszorg Wij bieden onze diensten aan in de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer en Zutphen), Oost Gelderland en Twente. Via deze website bieden wij u actuele informatie over ons zorgaanbod en onze preventie-activiteiten.
Dicht bij de eigen woon-, werk- en leefomgeving staan de hulpverleners van Emergis verslavingszorg klaar voor mensen die door middelengebruik of hieraan verwante risicovolle levensstijlen in de problemen zijn geraakt of dreigen te raken
Instelling voor verslavingszorg en psychiatrie in Rotterdam. Naast informatie over het hulp- en preventieaanbod wordt ook publieksinformatie over psychiatrie en verslaving gegeven.
De Brijder biedt hulpverlening, begeleiding en preventie bij verslaving in de regio Noord en Zuid Holland. Op de site staat informatie over het hulpaanbod en wordt de mogelijkheid voor online hulp (chatten) geboden
Stichting De Hoop is een instelling voor evangelische hulpverlening in Dordrecht. De Hoop biedt kinder-, jeugd- en volwassenzorg op het gebied van verslaving, psychosociale en psychiatrische problematiek. Ook heeft De Hoop preventieprojecten voor kinderen, tieners, jongeren en ouders.
In de nazorg biedt de behandelaar u, indien gewenst, begeleiding in de maatschappij zodat terugval, preventie van problemen en nieuwe hulpvragen worden gesignaleerd.
De behandelaar informeert u over de keuzemogelijkheden aan nazorg. U krijgt de ruimte om uw wensen en verwachtingen over nazorg aan de behandelaar kenbaar te maken.
Er worden heldere afspraken gemaakt tussen u en de behandelaar.
Nazorg gericht op de individuele cliënt
voortgezette behandeling, bijvoorbeeld ambulant, deeltijd, opname vervangende deeltijd, in lijn met de eerder uitgevoerde intramurale behandeling
instelling, begeleiding en bewaking medicatie, eventueel ook de beëindiging, afbouw of vervanging daarvan
ondersteunende begeleiding, structurerende contacten, op afspraak en via huisbezoek
organisatie en ondersteuning van cliëntengroepen, bemiddeling vrijwilligerswerk ten behoeve van de cliënt
trainingsprogramma's voor verwerven van sociale contacten
beschikbaar stellen van dagbestedingsmogelijkheden, bijv. clubhuis, sociale vaardigheden, dagopvang
opvang acute toestanden, crisisinterventie
Nazorg gericht op de sociale omgeving
· voorlichting over omgaan met enopvang van de cliënt
· gezinsbehandeling engezinsbegeleiding
· begeleiding integratie cliënt in werk/studiesituatie,woonsituatie
· stimulering contacten tussen verzorgersvan cliënten (bijv. oudergroepen)
· time-out mogelijkheid bij overbelasting van hetsociale systeem waarin de cliënt leeft
Nazorg kan bestaan uit functies die door het ziekenhuis worden geboden, al dan niet als totaalpakket en op functies die een zo zelfstandig mogelijk bestaan in de samenleving tot doelstelling hebben (sociale contacten, huisvesting, onderlinge hulp, werk, vervoer). De nazorg die zich richt op de sociale omgeving valt onder de laatste categorie en is onder te verdelen in zorg voor opvang en begeleiding van de cliënt en zorg gericht op de verbetering van het functioneren van de sociale omgeving zelf.
Per cliënt, en zijn sociale systeem, zal moeten worden bezien aan welke vormen van nazorg behoefte is en welke vormen noodzakelijk zijn. In welke samenstelling, in welk tijdsverloop, door wie de nazorg wordt geboden. De nazorg moet als programma geregeld zijn, vóór de cliënt ontslagen wordt. Onderdelen van het programma moeten beschikbaar zijn en voor het ontslag moet duidelijk zijn dat er concrete afspraken bestaan over de nazorg.
Nazorg is dus een 'nazorgmix' op het niveau van het individu, een programma op maat, een continue zorg.
Hierbij kun je denken aan een casemanager of zorgcoördinator, maar de verantwoordelijke instelling zelf moet supervisie houden over het pakket aan nazorg.
Nazorg na een opname
Nazorg wordt nogal eens gezien als een mix van medicatieverstrekking en een reeks gesprekken. Nazorg kun je veel breder zien, als hulp van huisartsen, maatschappelijke dienstverlening en sociale dienst, vormen van semi-murale zorg en vrijwilligershulp, zelfhulpgroepen, lotgenotencontacten en mantelzorg.
De opname is een totaalaanbod. Er is niet alleen behandeling maar ook dagstructuur, dagelijkse begeleiding, gesprekken, contacten, bezigheden, voeding, onderdak, veiligheid, et cetera.
De nazorg moet natuurlijk aansluiten op de opnamesituatie. Na ontslag vallen er allerlei functies weg en het is belangrijk te inventariseren voor welke functies nazorg nodig is. Nazorg kan ook gezien worden als voorzorg. Preventie van heropname.
AWBZ: de zeven functies
Denken over nazorg is denken over verschillende vormen van zorg: functies
huishoudelijke
verzorging
persoonlijke verzorging
verpleging
ondersteunende begeleiding
activerende begeleiding
behandeling
verblijf
vervoer
De omschrijving van de zeven functies
Hieronder tref je de letterlijke tekst van de zeven functies zoals omschreven in het concept besluit Zorgaanspraken alsmede de toelichting die hierbij door het kabinet is gegeven.
Huishoudelijke verzorging (Artikel 3 BZA)
Huishoudelijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem die of dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de
verzekerde dan wel van de leefeenheid waartoe de verzekerde behoort, teverlenen door een instelling.
Toelichting bij Artikel 3
Bij de huishoudelijke verzorging gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL).
Bij deze zorg kan gedacht worden aan opruimen, schoonmaken, het verzorgen van planten en huisdieren, het bed of de bedden opmaken in situaties waarbij de verzekerde niet bedlegerig is en de maaltijd klaarmaken.
Bij huishoudelijke verzorging gaat het om de verzorging van het huishouden van de verzekerde en dit speelt dus niet indien de verzekerde in een instelling verblijft. De huishoudelijke verzorging maakt dan onderdeel uit van de functie verblijf.
Persoonlijke verzorging (Artikel 4 BZA)
Persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te verlenen door een instelling.
Toelichting bij Artikel 4
Bij de persoonlijke verzorging gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).
Daaronder is tevens zorg begrepen die in directe relatie staat tot de persoonlijke verzorging,bijvoorbeeld het opmaken van het bed tijdens het wassen van een bedlegerige cliënt.
Bij deze zorg kan gedacht worden aan het wassen en het kleden van de verzekerde al dan niet op bed, het douchen of baden van de verzekerde, de verzekerde opmaken, scheren, tandenpoetsen, het verzorgen van de huid, inclusief decubituspreventie en het aanbrengen van protheses, hulp bij de toiletgang, hulp bij eten en drinken en hulp bij beweging en houding (wisselligging, oefenen van ledematen, tillen, ondersteunen bij verplaatsen of houdingcorrectie, vervoeren in rolstoel).
Ook het stimuleren van de zelfredzaamheid en het zo mogelijk aanleren van ADL-activiteiten behoort tot deze functie.
Verpleging(Artikel 5 BZA)
Verpleging omvat verpleging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een lichamelijke handicap, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de aandoening, beperking of handicap, te verlenen door een instelling.
Toelichting bij Artikel 5
Bij verpleging gaat het om het herkennen en analyseren van gezondheidsproblemen en het uitvoeren van de daarmee samenhangende verpleegtechnische handelingen. Bij verpleging valt te denken aan het toedienen van medicijnen, zuurstof, het aanbrengen van een infuus of katheter, wondverzorging, lichamelijke controles en het geven van injecties. Ook gaat het om het oefenen met de verzekerde om zelf injecties te geven en om te gaan met zuurstof. Verder omvat verpleging onderzoek naar de gezondheid alsmede het geven van advies, instructie en voorlichting over hoe om te gaan met ziekte, preventie en hulpmiddelen en dergelijke.
De term 'voorkoming van verergering' houdt ook in dat het kan gaan om palliatieve zorg.
Aangezien verpleging niet aangewezen is in verband met een zintuiglijke of verstandelijke handicap staan deze handicaps niet in de omschrijving genoemd.
Ondersteunende begeleiding(Artikel 6 BZA)
Ondersteunende begeleiding omvat ondersteunende activiteiten in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op bevordering of behoud van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie van de verzekerde in de samenleving, te verlenen door een instelling.
Toelichting bij Artikel 6
Ondersteunende begeleiding neemt de aandoening, beperking of handicap voor gegeven aan en bouwt daarop verder. De begeleiding gaat dus uit van de (rest)mogelijkheden van de verzekerde.
Bij ondersteunende begeleiding gaat het om activiteiten die de verzekerde ondersteunen bij zijn dagindeling en zijn participatie in de maatschappij bevorderen. Daarbij kan gedacht worden aan het structureren van de dag, het geven van praktische hulp, het in het kader van de doelstelling van de zorg vergezellen van de verzekerde, het bieden van ondersteuning bij het voeren van de regie over het leven en, met name als er sprake is van een verstandelijke handicap, het bieden van een gezinsstructuur. De ondersteunende begeleiding vindt onder andere plaats door middel van ondersteunende of structurerende gesprekken en non-verbale communicatie, het oefenen van dagelijkse vaardigheiden en het stimuleren van gedrag dat al bij de verzekerde aanwezig is.
Afhankelijk van de situatie kan de zorg zowel individueel als in groepsverband geboden worden.
Bij deze zorg gaat het derhalve ook om dag- of nachtopvang in een instelling.
Activerende begeleiding(Artikel 7 BZA)
Activerende begeleiding omvat door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op:
a. herstel of voorkomen van verergering van gedrags- of psychische problematiek; of
b. het omgaan met de gevolgen van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
Toelichting bij Artikel 7
Activerende begeleiding onderscheidt zich van ondersteunende begeleiding doordat activerende begeleiding de aandoening, beperking of handicap niet voor gegeven aanneemt, maar juist daarop ingrijpt. Met activerende begeleiding wordt de verzekerde geleerd om te gaan met de (gevolgen van de) aandoening, beperking of handicap. Bij deze zorg valt te denken aan het interveniëren in het gedrag van de verzekerde (gedragscorrectie), het houden van inzichtgevende gesprekken en non-verbale communicatie, het oefenen van sociale vaardigheden, onderzoek naar de aanwezigheid van problematiek alsmede advies, instructie of voorlichting over de aanpak van de problematiek.
Tevens valt te denken aan het case-management op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg. Hierbij gaat het onder meer om de begeleiding die sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen geven aan verzekerden met een psychiatrische stoornis die thuis wonen.
Deze begeleiding houdt in dat gedrags- en psychische problemen die voortkomen uit de psychiatrische stoornis zo mogelijk worden voorkomen of tijdig worden onderkend zodat een daarop afgestemde interventie kan plaatsvinden. Het gaat hier om begeleiding gericht op herstel of voorkomen van verergering van gedrags- en psychische problematiek. Voor de formulering van artikel 7 is het niet relevant dat het bij case-management gaat om een psychiatrische stoornis. Deze psychiatrische stoornis is dan ook niet in artikel 7 genoemd.
Afhankelijk van de situatie kan de zorg zowel geboden worden aan het individu of in groepsverband. Activerende begeleiding gedurende een dagdeel in een instelling valt eveneens onder deze functie.
Behandeling (Artikel 8 BZA)
1. Behandeling omvat behandeling van medisch-specialistische, gedragswetenschappelijke of specialistisch-paramedische aard gericht op herstel of voorkoming van verergering van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, te verlenen door een instelling of door een psychiater of zenuwarts.
2. Indien de behandeling psychotherapeutische behandeling door een psychiater of zenuwarts betreft, bestaat aanspraak op ten hoogste negentig zittingen van vijfenveertig minuten per zitting bij individuele psychotherapie, van negentig minuten per zitting bij partnerrelatie psychotherapie en van honderdtwintig minuten per zitting bij gezins- en groepspsychotherapie.
3. Op de behandeling, bedoeld in het tweede lid, bestaat geen aanspraak indien na beëindiging van een voorafgaande psychotherapeutische behandeling in verband met het bereiken van de negentig zittingen, nog geen jaar is verstreken.
Toelichting bij Artikel 8
In het eerste lid is de behandeling waarop aanspraak bestaat omschreven.
Gezocht is naar een formulering van de AWBZ-behandeling die dusdanig afgebakend omschreven is dat er geen afwenteling plaatsvindt op de AWBZ van een ziekenfonds- of gelijke behandeling die voor rekening van een particuliere ziektekostenverzekering dan wel publiekrechtelijke ziektekostenregeling kan komen. Overwogen is om op te nemen dat behandeling datgene omvat, wat niet reeds uit hoofde van de ziekenfondsverzekering als verstrekking geldt. Het CVZ heeft dat voorgesteld. Het is echter de vraag is of een dergelijke regeling zich wel verhoudt met artikel 8, eerste lid, aanhef, van de Ziekenfondswet. Daarin is immers bepaald dat geen aanspraak bestaat op bij of krachtens de Ziekenfondswet omschreven zorg, indien daarop ingevolge de AWBZ aanspraak bestaat. Met andere woorden de AWBZ-aanspraak gaat voor op de ziekenfondsaanspraak.
Hoewel het voorstel van het CVZ zich op de inhoud van de zorg richt en in die zin juridisch wellicht wel zou kunnen, is toch besloten dit voorstel niet over te nemen.
Daarentegen is de afbakening bewerkstelligd door aan te geven dat het gaat om behandeling van medisch-specialistische, gedragswetenschappelijke of specialistisch-paramedische aard, door de in de bepaling opgenomen aandoeningen en handicaps en de doelstelling van de zorg.
Voor verzekerden die in bepaalde instellingen verblijven, gold onder het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering dat, met uitzondering van paramedische zorg, ook behandelingen van algemeen medische aard, die onder de ziekenfondsverzekering vallen of waarvan de kosten ten laste van particuliere ziektekostenverzekeringen dan wel publiekrechtelijke ziektekostenregelingen komen, ten laste van de AWBZ komen. Dit is met dit besluit gehandhaafd en geregeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a.
Behandeling onderscheidt zich van activerende begeleiding in die zin dat bij activerende begeleiding de diagnose is gesteld en het bijbehorende onderzoek is verricht.
De begeleiding richt zich op het leren omgaan met de (gevolgen) van de aandoening of handicap. Voor behandeling is kenmerkend dat de diagnose nog niet is gesteld en het onderzoek ten behoeve daarvan nog moet worden verricht. De behandeling is vervolgens gericht op het herstel of voorkomen van verergering van de aandoening of handicap, niet op het leren omgaan met de (gevolgen van de) aandoening of handicap. Dit laatste vormt onderdeel van de functie activerende begeleiding.
In de praktijk zullen behandeling en activerende begeleiding vaak hand in hand gaan.
Toch is het zaak behandeling en activerende begeleiding goed uit elkaar te houden.
Het feit dat activerende begeleiding, zeker in de geestelijke gezondheidszorg, vaak wordt gegeven door personen die in hun beroepsgroep bekend staan als behandelaar, maakt van de te verrichten activiteit nog geen behandeling in de zin van de functie behandeling. Net zo min als uit de naam sociaal psychiatrische verpleegkundige kan worden afgeleid dat wat deze persoon doet, het bieden van de functie verpleging is.
Onder behandeling in dit artikel valt ook behandeling van een verzekerde met verslavingsproblematiek.
Zoals het CVZ opmerkt, vormt audiotechnische ondersteuning onderdeel van behandeling aan doven en slechthorenden. Verder stelt het CVZ de mogelijkheid van verpleging in gezinnen aan de orde. Deze zorg houdt in dat vanuit de instelling gezinsverpleging wordt georganiseerd geheel onder verantwoordelijkheid, waaronder de financiële verantwoordelijkheid, van de instelling. Het verblijf in een pleeggezin heeft vooral sociaal-therapeutisch en opvoedkundig betekenis en dient ter ondersteuning bij de behandeling.
De keuze voor de huidige regeling van de aanspraken brengt met zich dat deze verpleging in gezinnen niet meer expliciet geregeld is. Dat wil niet zeggen dat een dergelijke organisatie van zorg niet meer mogelijk is. Desgewenst kunnen instellingen met zorgkantoren hierover afspraken maken.
In de AWBZ gold tot nu toe, en dat is gehandhaafd, dat de zorg alleen in instellingsverband mag worden geleverd. Een uitzondering daarop heeft tot nu toe bestaan voor de zenuwarts en de psychiater. Ook deze uitzondering is gehandhaafd. Onder het oude besluit verleenden de regionale instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg de psychotherapie niet altijd zelf, maar schakelden daarvoor ook vrijgevestigde psychotherapeuten voor in. Om duidelijk te maken dat dit mogelijk was, stonden in de bepaling de woorden: door of vanwege. De toevoeging van de woorden 'of vanwege' is overbodig. Met het onderhavige besluit blijft de mogelijkheid dus bestaan om door of 'vanwege' een instelling zorg te laten verlenen door vrijgevestigde psychotherapeuten.
Het tweede en het derde lid strekken ertoe de bestaande beperkingen in de aanspraak op psychotherapie te handhaven.
Verblijf (Artikel 9 BZA)
Verblijf omvat het verblijven in een instelling indien de zorg, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7 of 8, noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat dan wel permanent toezicht.
Toelichting bij Artikel 9
Bij verblijf wordt de verzekerde een therapeutische of beschermende leefomgeving geboden waarin toezicht beschikbaar is. Het verblijf kan tijdelijk of duurzaam zijn.
Gaat het om tijdelijk verblijf dan staan herstel en het draaglijk maken van de gevolgen van hun aandoening of handicap centraal, dan wel het ontlasten van de mantelzorg.
Bij mensen die langdurig op verblijf in een instelling zijn aangewezen en die op grond van hun aandoening of handicap ook behoefte hebben aan toezicht, staat het garanderen van een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven centraal.
De in het eerste lid opgenomen voorwaarden 'indien een therapeutische of een beschermende leefomgeving dan wel permanent toezicht is aangewezen' brengen met zich dat de verzekerde geen indicatiebesluit voor verblijf kan krijgen, als hij ook niet voor een of meer van de andere functies geïndiceerd wordt. Het is immers niet de bedoeling dat de verzekerde de functie verblijf los van een of meer andere zorgonderdelen kan krijgen.
De omschrijving houdt ook in dat het altijd om een instelling moet gaan die voor meer functies dan alleen verblijf is toegelaten. Immers, anders kan een instelling het leveren van een beschermende woonomgeving, een therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht niet waarmaken.
Onder dit verblijf valt niet de dagzorg of de dag- en nachtopvang. Die zorg valt onder de twee begeleidingsfuncties die, in het kader van de indicatiestelling en bekostiging, naast de indeling gebaseerd op uren ook nog een indeling gebaseerd op dagdelen kent. 'Logeren' in de zin dat de verzekerde gedurende de dag en nacht een plaats in de instelling bezet, valt onder artikel 9.
Indien het gaat om 'logeren' louter als nachtopvang dan valt deze onder begeleiding.
Huishoudelijke verzorging maakt onderdeel uit van het verblijf. De verzekerde hoeft en dient dus geen indicatiebesluit voor huishoudelijke verzorging te krijgen indien hij in een instelling verblijft.
De instelling dient dus, als onderdeel van de functie verblijf, bijvoorbeeld de kamer van de verzekerde gewoon schoon te maken.
Vervoer (Artikel 10 BZA)
Indien de verzekerde zorg als bedoeld in de artikelen 6 en 7 gedurende een dagdeel in een instelling ontvangt, omvat de zorg tevens vervoer naar en van de instelling indien daarvoor een medische noodzaak bestaat.
Toelichting bij Artikel 10
Het vervoer is momenteel zeer versnipperd vorm gegeven. Soms valt het vervoer onder de Wet voorzieningen gehandicapten, soms onder ziekenvervoer in de zin van de Ziekenfondswet en soms (zeer beperkt) voorziet de AWBZ in vervoer. In het laatste geval gaat het om vervoer van de verzekerde terzake van dagbehandeling in een verpleeginrichting, zorg door een dagverblijf voor lichamelijk of verstandelijk gehandicapten en zorg door een instelling voor auditief of communicatief gehandicapten. Waar ik op termijn naar streef, is een structurele, uniforme regeling buiten de AWBZ waarin gewaarborgd is dat mensen die voor hun zorg afhankelijk zijn van vervoer daar ook een beroep op kunnen doen. Deze situatie is met ingang van 1 april 2003 evenwel niet bereikt.
Daarom heb ik gekozen voor een tussenoplossing die zoveel mogelijk parallel loopt aan hetgeen in het kader van de AWBZ reeds was geregeld. De tussenoplossing houdt in dat waar sprake is van zorg gedurende een dagdeel het daartoe medisch noodzakelijke vervoer wordt meegefinancierd.
Bij zijn indicatiebesluit moet het indicatieorgaan oordelen of er sprake is van zo'n medische noodzaak. Daarbij gaat het om het oordeel of de verzekerde in staat is gebruik te maken van een eigen vervoersvoorziening dan wel in staat is gebruik te maken van openbaar vervoer.
Beperking in het lopen, instappen, staan of desoriëntatie kan met zich brengen dat het indicatieorgaan oordeelt dat vervoer vanuit de AWBZ medisch noodzakelijk is.
Over het vervoer ten behoeve van behandeling heeft het CVZ op 26 september 2002, CZ/22044800, gerapporteerd als antwoord op vragen die ik het CVZ op 8 januari 2002, CZ/EZ/2241541, heb gesteld over het Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekering (een ministeriële regeling). Over de aanbevelingen zal binnen afzienbare tijd een beslissing genomen worden.
Filosoof Piet Winkelaar: stop met het bestrijden van pijn
'Natuurlijk kan de psychische pijn heel groot zijn. Ik denk echter dat behandelaars verkeerd bezig als ze alleen maar pijn bestrijden. Je kunt mensen ook door de pijn heen leiden.'
Interview met Winkelaar
Dr. Winkelaar, in uw boek 'Anders dan we denken' beschrijft u mystieke en religieuze ervaringen. Die zijn wat u betreft niet voorbehouden aan degodsdiensten.
Ja, dergelijke ervaringen worden nogal eens geclaimd door de godsdiensten, maar iedereen kan ervaringen hebben van eenheid, heelheid en alomvattendheid die uitstijgen boven het dagelijkse leven.
Geluk en lijden vormen een belangrijk thema in uw boek. Uiteindelijk komt u tot een beschrijving van geluk dat de pijn omvat.
Meestal wordt met geluk het tegenovergestelde van pijn en verdriet bedoeld. Dan gaat het over lol, plezier en vermaak. Ik bedoel met geluk een ervaring die uitstijgt boven pijn en verdriet. Vergelijk het met een bergbeklimmer. Hij heeft vreselijke pijnen doorstaan en eindelijk komt hij aan de top. Dan heeft hij een geluksbeleving waar het verdriet en de pijn bij inbegrepen zijn.
Maar moet je mensen met pijn dan niet helpen?
Ja, maar niet door pijn alsmaar te onderdrukken. Het lijkt me beter om mensen te leren omgaan met de pijn die nou eenmaal bij het leven hoort. Gelukkig gaat het wel een klein beetje die kant op. In sommige klinieken spreekt men niet meer van pijnbestrijding, maar van pijnbehandeling.
Dat geldt misschien als de pijn binnen de normale grenzen valt. Maar hoe zit het als je bijvoorbeeld een angststoornis hebt?
Ik heb voor mijn boek veel studie gedaan naar de mystici. Dat waren vaak mensen met psychische stoornissen. Omdat er geen behandeling was, moesten ze door hun angsten of psychosen heen. En als je door je dieptepunten heengaat, dan kan er iets gebeuren wat onvoorstelbaar is. Je kunt dan tot dingen komen waar anderen geen kijk meer op hebben. Ik noem bepaalde psychisch gestoorden daarom soms ook wel de mystici van deze tijd.
Vindt u dat medicijnen dit soort bijzondere ervaringen tegenhouden?
Je moet zo gedoseerd mogelijk omgaan met medicijnen. Als je er een ander persoon door wordt of heel vlak, dan lijkt me dat niet de goede weg. Laat mensen zoveel mogelijk zijn wie ze zijn.
Bent u ook tegen medicijnen als iemand een hersenaandoening heeft?
Het is natuurlijk prettig dat er medicijnen zijn om zoiets als schizofrenie te behandelen. Maar ik ken ook de verhalen van mystici die geweldige ervaringen hebben door hun psychose. Wie ben ik dan om te bepalen dat zij medicijnen moeten nemen. Mensen moeten zoveel mogelijk zelf hun grenzen kunnen bepalen. Je moet elk geval apart bekijken.
Is daar ruimte voor binnen de huidige GGz?
Veel ziektebeelden in de huidige GGz worden gestigmatiseerd. Het zijn etiketten waaraan bepaalde therapieën en medicijnen worden vastgeplakt: als je deze verschijnselen hebt, dan moet je die pil nemen. Het eigene en individuele van de mens worden zo veralgemeniseerd.
U ziet als gevaar dat medicijnen de mens vlak maken. Maar door angst en verdriet kan je leven ook vlak blijven.
Je moet er natuurlijk wel doorheen gaan. Je kunt het vergelijken met wat in de topsport de 'second wine' wordt genoemd. Dat kan gebeuren als je tegen je eigen grenzen aanloopt. Je zit dan kapot, maar als je er doorheen gaat, dan boor je onvermoede energiereserves aan. Dan kom je tot iets wat je niet voor mogelijk hield.
Dat lijkt me ook een risico. Dat de pijn zo groot wordt dat iemand zelfmoord wil plegen.
In zekere zin gebeurt dat ook als mensen door hun dieptepunt heengaan. Je hoort dat ook in de mystiek: het is alsof je doodgaat. Juist door die dood te omarmen kom je er doorheen. Maar je moet mensen daar natuurlijk heel goed in begeleiden. Vaak kunnen mensen meer aan dan ze denken.
Samenvallen met de pijn
Dr. Douwe Tiemersma: beperkt ik-gevoel maakt het lijden groter
Wij stellen wijsgerig antropoloog Dr. Douwe Tiemersma de vraag:
hoe ga je om met psychische pijn?
Tiemersma: 'Pijn hoort bij het leven. In de lente openen de bloemen zich. Maar die bloem kent, net als jij, naast bloei ook aftakeling en verdwijnt uiteindelijk weer. Dat moet op de koop toe genomen worden. Als je het over leven hebt, dan hoort daar groei en bloei bij, maar er hoort ook pijn bij.
Maar is die pijn soms niet onevenredig verdeeld? Als je een angststoornis hebt, dan lijd je onevenredig veel psychische pijn.
Pijn hoort bij het leven, maar als mensen allerlei vormen van lijden ontwikkelen in verband met pijn, als er angsten bij komen, dan heb je een hele andere situatie.
Vormen van lijden ontwikkelen?
Dan gebeurt er iets met die pijn. Want wat gebeurt er waardoor lijden ontstaat? Dat gebeurt niet in elk organisme. Dan gaat het om een menselijk organisme dat vanuit een beperkte situatie die pijn ervaart en zegt: 'verschrikkelijk, ik wil dit niet', die zich verzet. Wanneer alles werkelijk losgelaten kan worden, als je bent zoals de bloemen die bloeien, de pijn automatisch inbegrepen, dan blijft het open.
Zegt u nu dat het verzet het probleem is?
Er is een bepaald persoon die zich verzet tegen de pijn en hoe heviger het verzet, des te groter is de pijn. Dat kan ook een positieve zin hebben. De grote vragen van het leven komen juist naar voren onder heel moeilijke omstandigheden met veel pijn. Dan kan er bewustwording optreden.
Bewustwording waarvan?
Dat verschilt. Het kan op een oppervlakkig niveau gebeuren. Dan ga je vragen stellen als: 'hoe kan ik die pijn vermijden' en 'waarom is dat zo', maar dan zit je in het denken en dan blijf je denken. Wat mensen doen in de ggz en de psychotherapie is natuurlijk allemaal prachtig; er is een probleem, door een stukje gedrag te veranderen verdwijnt dat probleem en klaar. Maar het is geen echte oplossing voor al die verwante problemen die daarna nog komen. Want het gaat niet tot de kern.
Wat is dan de kern?
Dat is inzien dat die zware toestand niet komt door de pijn die er nu eenmaal is. maar door het beperkte 'ik' dat denkt dat het allemaal op zijn schouders terecht komt. Want we maken allerlei tegenstellingen die ons beperken. Wanneer je zegt: 'de pijn is kwaad', dan is er direct de tegenstelling met wat goed is; een staat van vitaliteit zonder pijn. Als je die tegenstelling absoluut maakt, dan accepteer je de pijn niet en dan verlengt de pijn zich in lijden. In de natuur zie je dat niet. De natuur is mooi, maar elkaars prooi zijn hoort er ook bij. Het is eten of gegeten worden. En natuurlijk zal een dier zich op lijfelijk niveau verzetten tegen pijn, dat hoort bij het overleven. Maar de mens verzet zich ook daarbuiten tegen de pijn.
Dus je moet pijn niet te persoonlijk opvatten?
Het gaat om een werkelijk loskomen van de centrumgerichte ik-spanning. Je zijnssfeer komt dan open. Er is een openkomen van grenzen waardoor er geen scheiding meer is tussen jezelf en dat wat er gebeurt. Dan aanvaard je dat het gaat zoals het gaat. Het is zoals het is. Natuurlijk kunnen er nog vervelende gevoelens zijn, maar je zit er niet meer zo in vast. Dan neem je de pijn als een onderdeel van het leven, zoals in de natuur. Dat is werkelijk de enige oplossing.
Ik snap het nog niet zo, je maakt je ik beperkt door tegenstellingen groter te maken dan ze zijn en daardoor maak je de pijn erger dan het is, zoiets?
Al die tegenstellingen 'dit vind ik leuk' en 'dat vind ik niet leuk' bepalen grotendeels je gevoel van wie je bent. Zo neem je een identiteit aan die grotendeels wordt bepaald door het verzet tegen minder mooie dingen. Die beperkte identificatie en het verzet zijn twee dingen die bij elkaar horen. Dan is het óf die beperkte identiteit loslaten óf zeggen: 'ik accepteer alles', dat komt eigenlijk op hetzelfde neer. Wanneer alles geaccepteerd wordt, dan verdwijnt die hele structuur van een ik dat zich verzet tegen pijn.
Als je kind omkomt of je komt in een rolstoel, dan accepteer je dat niet zo makkelijk.
Natuurlijk is dat verschrikkelijk. Maar toch zul je ook met dat zware lijden in het reine moeten komen. Je hoeft het niet op het gewone menselijke vlak te accepteren, want het blijft verschrikkelijk. Maar op een bepaald niveau kan er een herkenning komen: ik kan er tegenaan blijven schoppen maar het is nou eenmaal zo gegaan.
Er zijn verhalen van overlevenden van de kampen in Auswitsch die het vol hebben gehouden omdat ze dat hele diepe lijden accepteerden. Het lijkt niet mogelijk voor mensen, maar blijkbaar zijn er dimensies die uitgaan boven wat wij normaal menselijk vinden. Wanneer je die pijn kunt accepteren, blijft er best wel pijn over, maar dat is dan inbegrepen in dat grote geheel. Dan is er geen verzet meer.
In accepteren zit ook iets van fatalisme.
Een fatalist is iemand die zich eigenlijk wil verzetten, maar dat heeft opgegeven omdat het toch niet lukt. Dan accepteert hij het noodlot, het fatum. Maar als het werkelijk helemaal openkomt, verdwijnt de notie van ik tegenover het gebeuren. Er is dan acceptatie, maar je gaat nog steeds naar de tandarts als je kiespijn hebt.
Hoe doe je dat, accepteren? Is het iets wat je kan leren?
Het is veel meer een herkenning. Als je bij de tandarts bent en je verzet je tegen de pijn, dan identificeer je je juist met die kies. Terwijl als je zegt: 'laat maar komen, ik duik in die pijn', dan verdwijnt die structuur van verzet en lijden.
Zou je kunnen zeggen dat je het puur op het lichamelijk gewaarworden houdt, zonder het denken dat vergelijkt en tegenstellingen maakt?
Dan maak je het in ieder geval niet groter door het denken. Maar ook al beperk je het tot een gevoelservaring van die pijn, dan is er nog steeds een iksfeer tegenover de pijnsfeer. Dan blijft die structuur van ik tegenover pijn.
Je zou dat 'ik' eraf moeten halen, dan is er alleen pijn.
Nog sterker, er moet een sfeer zijn waarin je die pijn van binnenuit zelf bent. Wanneer je werkelijk samenvalt met de pijn, dan kom je in het centrum van die pijn. Is er dan nog pijn? Nee. Als ik naar mijn bril kijk, dan kan ik er van alles van zeggen. Zet ik hem op, dan is er geen bril. Waarom niet. Omdat het object bril samenvalt met mij als subject dat ziet.
als je het zelf bent, dan.
Dan ben je het zelf van het verschijnsel. Dan is het niet meer een verschijnsel dat van een afstand naar je toekomt en je wilt het niet.
Ik snap het beeld wel van de bril die op je hoofd komt, maar hoe je dat precies doet.
Je moet het gewoon eens uitproberen als je ergens een klein beetje pijn hebt. Niet als de pijn heel sterk is, want dan is het verzet vaak ook te sterk. Maar die kiespijn. Probeer dat eens te accepteren tot je geen afstand meer ervaart tussen jezelf en die kiespijn.
Is dat je aandacht er naartoe brengen?
Die aandacht wordt vanzelf wel opgeroepen als je kiespijn hebt, daar hoef je geen moeite voor te doen. Het gaat erom dat je van die pijn niet je vijand maakt. Als je je vijanden liefhebt, dan heb je geen vijanden meer. Omdat je die ander bent.
Veel mensen zullen zeggen dat je juist afstand moet nemen van pijn. Als je het minder belangrijk maakt, dan heb je er minder last van.
Zolang er nog een ik-lijd-pijn-ervaring in die afstand wordt geschapen, is de fundamentele problematiek niet weg. Want het lijden ontstaat door die structuur van: 'ik hier en de pijn daar en ik wil die pijn niet.' Je kunt wel afstand nemen, maar laat die afstand dan wel oneindig groot worden. Ga er niet halverwege mee stoppen. Want dan ben je er nog door gefascineerd. Dan houd je er nog een innerlijke relatie mee en je hebt er een oordeel over 'dat wil ik niet.' Als je doorgaat, dan gaat het omklappen en zie je dat alles in de sfeer van jezelf als openheid komt. Dus in wezen is het hetzelfde.
Ik snap het niet zo dat afstand nemen van pijn hetzelfde is als opgaan in pijn.
Omdat de pijn ook op die manier samenvalt met het grenzeloze zelf-zijn. Als die bril iets is wat je steeds weer ziet, als je je daar helemaal op fixeert, dan word je specialist in brillen of zo, maar dan is die bril het belangrijkste wat er is. Totdat je ziet dat de wereld veel groter is. Dan praat je niet meer over die bril. En bij pijnbestrijding wordt dit ook verteld: 'denk nu eens aan de mooie dingen.' Wanneer dat wordt doorgezet, dan merk je dat de eigen sfeer steeds groter wordt en dan wordt de pijn ook geaccepteerd. Het gaat er om dat je in beide situaties voorbij het begrensde ik komt dat het ene wel accepteert en het andere niet.
Een crisiskaart is een uitvouwbaar kaartje, ter grootte van een bankpas, dat makkelijk mee te nemen is. Het is een klein persoonlijk document waarop kort en duidelijk staat vermeld wat een crisis bij de betrokken cliënt inhoudt, welke hulp daarbij volgens deze nodig en wenselijk is.
Welke afspraken hierover zijn gemaakt met de behandelaar, crisisdienst, vertrouwenspersoon en andere betrokkenen.
Zo weten familie en vrienden of andere mensen uit de omgeving wat ze moeten doen en kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de crisis door een verkeerde benadering juist verder uit de hand loopt of dat de politie wordt gebeld. Wanneer een (ex-)cliënt van de geestelijke gezondheidszorg een acute crisis krijgt, is vaak onduidelijk wat er moet gebeuren. Om dat te voorkomen is de crisiskaart bedacht. Daarin staat duidelijk hoe met de persoon in kwestie om te gaan en wat wel en niet te doen. Als je zelf niet (meer) goed in staat bent om aan te geven wat er aan de hand is, kunnen hulpverleners en anderen lezen hoe ze moeten handelen om zoveel mogelijk leed te voorkomen.
Wat heeft u er aan?
De crisiskaart biedt alle betrokkenen houvast in een crisissituatie
Het dragen van een crisiskaart werkt geruststellend en biedt veiligheid.
Het maken van een crisiskaart biedt inzicht in eigen crisis, waardoor de kans op een crisis vermindert.
Familie en vrienden kunnen beter met de psychische crisis omgaan en zo nodig goede hulp bieden of vragen.
Er is duidelijkheid voor de hulpverlener en alle betrokkenen.
Het is mogelijk om sneller goede hulp te krijgen.
Door het opstellen van een crisiskaart met een crisisplan kan dwang voorkomen worden.
Waarom een crisiskaart?
Veel mensen hebben de ervaring dat het tijdens een psychische crisis moeilijk is om snel goede hulp te krijgen. Enerzijds is onduidelijk wat voor mogelijkheden er zijn en is er een gebrek aan crisisopvang, zeker buiten kantooruren. Anderzijds is het voor veel cliënten onmogelijk om tíjdens een crisis goede hulp te organiseren. De kern van de crisiskaart is dat er een plan opgesteld wordt op het moment dat u helder voor ogen heeft wat wel en niet wenselijk is in geval van een crisis. Op die manier weet u waar u op kunt rekenen tijdens een eventuele volgende crisis. De crisiskaart is een instrument waarmee hulpverleners en cliënt samen met de omgeving de juiste maatregelen kunnen nemen om de persoon in crisis adequaat te helpen. Het is niet goed als hulpverleners moeten gissen naar de beste aanpak. Ze moeten kunnen profiteren van (eerdere) ervaringen van de cliënt en van het overleg waarmee een crisiskaart tot stand komt.
Welke informatie staat er op een crisiskaart?
De cliënt beslist zelf welke informatie er op de crisiskaart komt.
Meestal staat kort de noodzakelijke en duidelijke informatie vermeld:
Persoonlijke gegevens
Gegevens van vertrouwenspersonen (vrienden, familie en kennissen)
Gegevens van hulpverleners (behandelaar, huisarts, bewindvoerder e.a.)
Omschrijving van een crisissituatie
Welke medicatie u gebruikt
Afspraken met hulpverleners en anderen
Wensen omtrent bejegening en crisisopvang
Praktische informatie, zoals wie toegang heeft tot uw woning of wie uw huisdier verzorgt etc.
Hoe gaat het maken van een crisiskaart?
Voor het laten maken van een crisiskaart kun je een afspraak maken met de crisiskaartconsulent van een cliëntenbelangenorganisatie. Dit is meestal een ervaringsdeskundige.
Je krijgt dan een vragenlijst toegestuurd met het verzoek deze in te vullen. Vind je het moeilijk om deze in te vullen, dan kun je daarbij hulp krijgen van de consulent.
In twee of meer gesprekken neemt u alle relevante gegevens samen door. Vervolgens worden officiële instanties en uw eigen netwerk op de hoogte gebracht en worden er afspraken gemaakt, met bijvoorbeeld uw partner, hulpverleners, uw huisarts, etc. Deze afspraken worden vastgelegd in het crisisplan.
Als betrokkenen akkoord gaan met het plan ondertekenen ze het. Vervolgens wordt het plan kort samengevat en in uw eigen woorden op de crisiskaart gezet. Als u dat wilt krijgen de betrokkenen een kopie van uw crisispreventie-actieplan en uw crisiskaart. Het is belangrijk dat het plan en de kaart regelmatig worden geëvalueerd en bijgesteld.
In het crisisplan staat gedetailleerde informatie over uw crisis, uw wensen en de afspraken die gemaakt zijn betreffende de opvang door uzelf, hulpverleners, vrienden en/of familie.
U bepaalt zelf welke informatie er op de kaart en het plan komt te staan. Het beste is dat u aan het crisisplan werkt op een moment dat u helder voor ogen heeft wat er wel en niet wenselijk is in geval van een crisis. Van het crisisplan wordt een beknopte samenvatting gemaakt op de crisiskaart. Alle afspraken staan zowel op de crisiskaart als in het crisisplan dat bij de crisisdiensten bewaard wordt.
Deze afspraken worden in overleg met betrokken personen en hulpverleners gemaakt. Betrokkenen geven door middel van hun handtekening in het plan aan, de gemaakte afspraken naar beste kunnen, te zullen na komen.
Voor wie is de crisiskaart?
De crisiskaart is bedoeld voor mensen die, als ze in psychische crisis zijn, te zeer van streek zijn om duidelijke informatie te geven en goede opvang te regelen. Bijvoorbeeld omdat sprake is van een paniekaanval, psychose, manie of dissociatie. Door een crisiskaart te maken krijgen ook anderen een duidelijke plek in de aanpak van een crisissituatie. De kaart is daardoor niet alleen waardevol voor mensen die te maken hebben (gehad) met psychische crisis, maar zeker ook voor de omgeving. Familie, vrienden en (onbekende) hulpverleners hoeven dan niet te gissen naar de beste aanpak.
Juridische status crisisplan
Het crisisplan maakt deel uit van de behandelovereenkomst zoals beschreven in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) en geldt als behandelplan tijdens een crisis.
Het is klachtwaardig wanneer een behandelaar het crisisplan zonder gegronde motivatie naast zich neerlegt. In dat geval kan de crisiskaarthouder contact opnemen met de consulent crisiskaart.
Het crisisplan is tevens een wilsverklaring
Met negatieve wilsverklaringen worden dingen bedoeld die iemand niet wil (zoals weigering bepaalde medicatie te gebruiken of weigering in een bepaalde instelling opgenomen te worden).
Negatieve wilsverklaringen moeten door hulpverleners altijd gerespecteerd worden, zolang het een vrijwillige behandeling of opname betreft. Alleen als er sprake is van een gedwongen opname volgens de wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ), kan de hulpverlener er voor kiezen de negatieve wilsverklaringen te negeren als wordt voldaan aan de voorwaarden die in de wet BOPZ genoemd worden.
Met positieve wilsverklaringen worden dingen bedoeld die iemand wél wil (zoals voorkeur voor bepaalde medicatie of voorkeur voor opname in een bepaalde instelling).
Positieve wilsverklaringen leggen hulpverleners naast hun eigen professionele standaard.
Er zijn geen kosten aan verbonden
De crisiskaart consulent werkt vanuit een cliëntenbelangenbureau en is onafhankelijk van instellingen.
Hij/zij informeert en geeft voorlichting over de crisiskaart aan cliënten, familie, hulpverleners en andere geïnteresseerden.
Verschillende instanties zoals huisartsen, politie, ambulancedienst, ziekenhuizen enzovoorts worden op de hoogte gebracht van het bestaan van de crisiskaart.
Weten dus dat cliënten in verwarring en / of crisis zo'n kaart bij zich kunnen hebben.
In steeds meer regios in Nederland wordt de crisiskaart met succes ingevoerd. Veel mensen die wel eens in een psychische crisis raken hebben hier baat bij en ook hulpverleners zien het voordeel van de crisiskaart.
De huisarts kan het crisisplan vervolgens opnemen in het medisch dossier van de cliënt. Hierdoor kan het crisisplan 24 uur per dag geraadpleegd worden als iemand een crisiskaart heeft.
Het Persoonsgebonden Budget (PGB) is een geldbedrag dat u krijgt toegekend om zelf de zorg in te kopen die u nodig heeft. U kunt een PGB krijgen via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), en via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Indicatiestelling
Wie in aanmerking wil komen voor een PGB via de AWBZ , neemt eerst contact op met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ stelt vast welke zorg en hoeveel zorg u nodig heeft.
Deze vaststelling heet indicatiestelling.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingegaan. Hiermee zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor maatschappelijke ondersteuning.
Als u individuele voorzieningen gebruikt die onder de Wmo vallen (zoals huishoudelijke verzorging, een rolstoel of een scootmobiel), dan kunt u ook hiervoor een PGB aanvragen bij uw gemeente.
Rechten en plichten
Krijgt u een PGB toegewezen, dan kunt u zelf bepalen wie uw zorgverlener wordt en op welke momenten u de zorg ontvangt. U moet een overeenkomst afsluiten met de zorgverlener van uw keuze. Ook moet u verantwoording afleggen over uw uitgaven, en een administratie bijhouden.
Zorg in natura
In tegenstelling tot de zorg die u zelf regelt met een PGB bestaat er ook 'zorg in natura'.
Heeft u zorg nodig door bijvoorbeeld langdurige ziekte, handicap of ouderdom, dan krijgt u die zorg op grond van de AWBZ. U ontvangt deze zorg in natura, bijvoorbeeld verpleging of verzorging, bij u thuis verleend door medewerkers van een zorginstelling. De zorgaanbieder levert de zorg en regelt de administratie daaromheen. U krijgt de zorg zonder kosten geleverd, maar u betaalt wel een eigen bijdrage voor zorg in natura.
Combinatie van PGB en natura
Er is ook een mengvorm mogelijk, als u meerdere soorten zorg nodig heeft. U kiest dan bijvoorbeeld voor verpleging in natura en koopt huishoudelijke verzorging in via uw PGB. Combineren van zorg in natura en als PGB is aan strikte voorwaarden gebonden. Het hangt sterk af van wie u de zorg krijgt, en waarvoor. Meer informatie vindt u bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), en bij de organisatie die u de zorg levert.
Vergelijk Persoonsgebonden budget en zorg in natura
PGB
Ø Zelf bepalen door wie, wanneer, waar en hoe de benodigde zorg wordt verleend
Ø Zelf personeel werven
Ø Afspraken maken
Ø Zelf zorgverlener uitbetalen
Ø Administratie bijhouden
Ø Verantwoording afleggen
Zorg in natura
Ø Zorgverlening kan op wissende tijdstippen plaatsvinden
Ø Kans op wisselende zorgverleners
Ø Vrijwel geen administratie
Keuzevrijheid en flexibiliteit
U bent niet verplicht om een PGB te nemen als u zorg nodig heeft. U kunt dus ook kiezen voor zorg in natura. U hoeft het PGB niet altijd volledig te besteden aan de zorg waarvoor u geïndiceerd bent. Dat hangt af van de soort zorg, en het aantal uren of dagdelen dat u er recht op heeft.
Meer informatie
Het servicecentrum van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) biedt hulp en advies bij het omgaan met een PGB. Het servicecentrum geeft ook diverse brochures en formulieren uit. De vereniging voor budgethouders, Per Saldo, heeft veel informatie over het aanvragen en omgaan met het Persoonsgebonden Budget, hoe u aan hulp komt, en hoe het zit met de belastingen.
Voor welke zorg en voorzieningen kan ik een Persoonsgebonden Budget (PGB) krijgen?
U kunt een Persoonsgebonden Budget (PGB) krijgen voor:
Ø persoonlijke verzorging en begeleiding (dit is vanuit de AWBZ);
Ø hulp in de huishouding, hulpmiddelen en woonvoorzieningen (vanuit de Wmo).
Ø Een PGB voor hulp bij herstel van een psychiatrische aandoening is vanaf 1 januari 2008 gebaseerd op de Zorgverzekeringswet.
AWBZ
Heeft u hulp of begeleiding nodig, bijvoorbeeld omdat u langdurig ziek bent, een handicap heeft of oud bent, dan kunt u een PGB vanuit de AWBZ aanvragen voor:
Ø persoonlijke verzorging: hulp bij alledaagse handelingen zoals opstaan, douchen, aankleden, eten en drinken en naar het toilet gaan; verpleging: hulp bij het gebruik van medicijnen, wondverzorging of beademing, het geven van injecties, het zelf leren injecteren;
Ø ondersteunende begeleiding: ondersteuning om de dag te structureren en de regie te voeren over uw eigen leven, om activiteiten ondernemen thuis en buiten de deur, zoals dagopvang. Sinds 1 januari 2008 kan dit niet meer als u alleen een lichamelijke handicap heeft;
Ø activerende begeleiding: leren omgaan met uw handicap of problemen, beter persoonlijk functioneren en veranderingen realiseren, bijvoorbeeld zelfstandig gaan wonen of werken;
Ø kortdurend verblijf buitenshuis: weekendopvang, vakantieopvang of logeeropvang, maximaal twee dagen per week.
Geen PGB als u in een instelling verblijft
Voor behandeling en langdurig verblijf in een AWBZ-instelling, bijvoorbeeld een verzorgingshuis of verpleeghuis, krijgt u geen PGB. U krijgt dan van de instelling alle zorg die u nodig heeft.
Deze vormen van zorg krijgt u altijd in natura.
Wmo
U kunt een PGB Wmo aanvragen voor hulp in de huishouding, een gehandicaptenparkeerkaart, een voorziening of aanpassing in en rond uw huis, een rolstoel of een scootmobiel. Het moet gaan om een voorziening die voor u persoonlijk bestemd is en die u voor langere tijd nodig heeft.
De gemeente bepaalt of u het beste geholpen bent met een individuele voorziening.
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingegaan. Huishoudelijke hulp valt sinds 1 januari 2007 niet meer onder de AWBZ maar onder de Wmo.
PGB vanuit de zorgverzekering
Als u herstelt van een psychiatrische aandoening, kunt u in sommige gevallen een PGB voor geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (GGZ) krijgen. Vanaf 1 januari 2008 kunt u dit PGB aanvragen bij uw zorgverzekeraar, op grond van de Zorgverzekeringswet.
Overgangsjaar PGB GGZ
Had u in 2007 een PGB voor GGZ, omdat u herstelt van een psychiatrische aandoening?
Uw PGB loopt dan door tot het einde van de termijn gesteld op de indicatie, maar uiterlijk tot 1 januari 2009. Heeft u daarna opnieuw recht op een PGB, dan valt dit onder de Zorgverzekeringswet.
Meer informatie
Meer informatie over de Wmo vindt in het dossier Wmo op de website van het ministerie van VWS of neem contact op met uw gemeente.
Hoe krijg ik een Persoonsgebonden Budget (PGB)?
Om te bepalen of u in aanmerking komt voor een Persoonsgebonden Budget (PGB), moet eerst worden vastgesteld welke zorg en hoeveel zorg u nodig heeft. U kunt een PGB krijgen voor bepaalde zorg uit de AWBZ, en voor individuele voorzieningen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
PGB voor AWBZ-voorzieningen
Voor voorzieningen uit de AWBZ stelt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vast welke zorg u nodig heeft. Meer hierover leest u onder de interne link Hoe kan ik zorg uit de AWBZ aanvragen?' Als door het CIZ is bepaald welke zorg u nodig heeft, en u heeft voor het PGB-AWBZ gekozen, dan stelt het zorgkantoor uw budget officieel vast, en betaalt het uit.
Toekenningsbeschikking
Het zorgkantoor stuurt u de beslissing waarin staat dat u een PGB-AWBZ krijgt.
Deze beslissing wordt toekenningsbeschikking genoemd; hierin staat uit welk bedrag uw PGB bestaat, voor welke periode uw budget geldt en wanneer u het geld krijgt uitbetaald. U bent dan budgethouder.
PGB voor Wmo-voorzieningen
Een PGB van de Wmo vraagt u aan bij het Wmo-loket van uw gemeente. De naam van het Wmo-loket kan per gemeente verschillen. Soms heet het Wmo-loket, Loket Wegwijs of Zorgloket.
De gemeente beoordeelt of u recht heeft op de zorg waarvoor u een PGB Wmo wilt. De gemeente kan hier zelf regels voor opstellen, binnen het kader van de Wmo.
Uitbetaling
Heeft u een PGB van de AWBZ, dan krijgt u het geld van het zorgkantoor. Is het een PGB van de Wmo, dan betaalt de gemeente. Meestal krijgt u het jaarbedrag in gedeelten uitbetaald, per kwartaal, per half jaar of per jaar. Dit is het 'bevoorschottingsritme'.
Meer informatie
Budgethouders kunnen lid worden van Per Saldo, de belangenvereniging voor budgethouders.
Per Saldo geeft haar leden ondersteuning, informatie en advies.
Mensen met een (lichamelijke of verstandelijke) beperking kunnen zich met vragen over hun PGB wenden tot wenden tot de MEE-organisaties.
Hoe ga ik om met mijn Persoonsgebonden Budget (PGB) van de AWBZ?
Het beheer van een Persoonsgebonden budget (PGB) voor zorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vereist een zorgvuldige administratie.
Wmo en AWBZ
U kunt een PGB gebaseerd op twee wetten, de AWBZ en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvragen. Voor het PGB van de Wmo gelden andere regels dan voor het PGB van de AWBZ. De regels voor het PGB voor de Wmo worden vastgesteld door uw gemeente. Voor meer informatie over deze regels kunt u dus ook het beste contact opnemen met uw gemeente.
De uitleg hieronder is van toepassing op het PGB van de AWBZ.
Zorgovereenkomst
Als uw PGB van de AWBZ is vastgesteld, kunt u op uw eigen voorwaarden een zorgovereenkomst sluiten met een zorgverlener die u zelf uitkiest. De zorgverlener kan iemand uit uw familie of een kennis zijn, maar ook iemand die u nu al regelmatig zorg verleent. U kunt ook zorg inkopen bij een zorginstelling of een particulier bureau. De voorwaarde is wel dat u zorg inkoopt bij iemand die kwaliteit kan leveren.
Modelovereenkomsten
Bij uw PGB krijgt u model-zorgovereenkomsten. In zo'n zorgovereenkomst vermeldt u welke soort zorg u afspreekt en de prijs die u daarvoor betaalt. U én de zorgverlener ondertekenen de overeenkomst. De zorgverlener kan een persoon of een instelling zijn. Extra modelovereenkomsten kunt u opvragen bij het SVB Servicecentrum PGB.
Arbeidsrecht, loonbelasting en sociale premies
Sluit u een overeenkomst met een persoon, dan bent u daardoor werkgever. U krijgt dan te maken met het arbeidsrecht. Als uw zorgverlener (dus werknemer) op meer dan twee dagen voor u werkt, krijgt u ook te maken met de inhouding en afdracht van loonbelasting en sociale premies.
Als u verantwoordelijk bent voor inhouding en afdracht van loonbelasting en sociale premies, kunt u de salarisadministratie laten verzorgen door het SVB Servicecentrum PGB.
Verantwoording afleggen
Over de besteding van een PGB lager dan 2.500 euro hoeft u in 2007 geen verantwoording af te leggen. Dit bedrag heet het verantwoordingsvrije bedrag. Budgethouders met een PGB tot 5.000 euro per jaar verantwoorden eenmaal per jaar hun uitgaven aan het zorgkantoor.
Verantwoordingsformulier
Budgethouders met een PGB boven 5.000 euro per jaar moeten twee keer per jaar hun uitgaven verantwoorden. U krijgt daarvoor een verantwoordingsformulier van het zorgkantoor.
Het zorgkantoor controleert of u het formulier goed heeft ingevuld. Het zorgkantoor kan ook declaraties en zorgovereenkomsten bij u opvragen.
Terugbetalen
Het gedeelte van het PGB dat u niet aan zorg uitgeeft, moet u terugbetalen aan het zorgkantoor. Ook als u een doorlopend PGB heeft, moet u het overblijvende deel terugbetalen. Dat geldt vanaf
1 januari 2008 ook voor de tien procent van het netto toegekende budget die u mocht meenemen naar een volgend jaar.
2008: groter bedrag
Vanaf 1 januari 2008 gaat het verantwoordingsvrije bedrag omlaag van 2.500 euro naar 1.250 euro. Over 1,5 procent van uw PGB hoeft u dan geen verantwoording af te leggen, met een minimum van 250 euro en een maximaal vrij te besteden bedrag van 1.250 euro.
U moet dus vanaf 1 januari over een groter deel van uw PGB verantwoorden hoe u het heeft besteed.
Meer informatie
Voor meer informatie over verantwoording van het PGB voor de AWBZ kunt u terecht op de website pgb.cvz.nl van het College voor zorgverzekeringen (CVZ).
Hoe ga ik om met mijn PGB van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?
U kunt een Persoonsgebonden Budget (PGB) aanvragen gebaseerd op twee wetten, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Voor het PGB van de Wmo gelden andere regels dan voor het PGB van de AWBZ. De uitleg hieronder is van toepassing op het PGB van de Wmo.
Hoofdregel
Kiest u voor een Persoonsgebonden Budget, dan krijgt u geld waarmee u zelf uw hulp en voorzieningen kunt regelen. U kunt dan zelf bepalen wie u inhuurt als hulp, of welk hulpmiddel u inkoopt. Maar u bent ook zelf verantwoordelijk voor alles rond de inkoop of inhuur.
Afspraken vastleggen
U kunt zelf met uw hulpverlener afspreken wat u wilt betalen voor de zorg, hulp en begeleiding die u krijgt. Leg deze afspraken altijd schriftelijk vast, en volg de wettelijke regels als u iemand inhuurt.
U bent bijvoorbeeld verplicht om aan werknemers ten minste het minimumloon te betalen.
Verantwoording
De gemeente bepaalt zelf hoe u de besteding van het PGB van de Wmo verantwoordt.
Sommige gemeenten zullen helemaal geen verantwoording van u vragen. Andere gemeenten zullen een deel van het budget vrijlaten en alleen over het meerdere verantwoording van u vragen.
Weer andere gemeenten zullen van u vragen om uw uitgaven uit het Persoonsgebonden Budget voor hulp en voorzieningen volledig te verantwoorden.
Hulp en informatie
De vereniging van budgethouders Per Saldo kan u helpen bij het opstellen van de juiste overeenkomsten met de hulp die u wilt inhuren. U vindt er ook meer informatie over het inhuren van hulp.
Als uw gemeente een contract heeft gesloten met het Servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank, kunt u ook deze instantie vragen om hulp bij de administratie van uw PGB Wmo.
Wie biedt mij hulp bij het beheren van mijn Persoonsgebonden Budget (PGB)?
Er zijn verschillende mogelijkheden om hulp te krijgen bij het beheer van een Persoonsgebonden Budget (PGB) voor AWBZ-zorg.
SVB Servicecentrum PGB
U krijgt gratis ondersteuning van het SVB Servicecentrum PGB. Het Servicecentrum PGB kan bijvoorbeeld de salarisadministratie van uw zorgverlener voor u verzorgen.
Daarnaast voert het centrum voor alle persoonsgebonden budgethouders de volgende taken uit:
wettelijk verplichte loondoorbetaling als uw werknemer ziek is. U kunt uw PGB dan gebruiken om een vervangende zorgverlener te betalen;
telefonische beantwoording van vragen op het terrein van het arbeidsrecht;
het versturen van model-zorg overeenkomsten.
Het SVB Servicecentrum PGB geeft ook een eigen brochure uit over de werkzaamheden.
Overige ondersteuning
U kunt ook lid worden van Per Saldo, de belangenvereniging voor budgethouders. Per Saldo geeft haar leden ondersteuning, informatie en advies.
Verstandelijk gehandicapten (of hun ouders) kunnen met vragen over het PGB terecht bij het budgethoudersnetwerk Naar Keuze.
Alle mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, chronisch zieken en autisten kunnen met vragen over het PGB terecht bij de MEE organisaties in Nederland..
Wie betaalt de behandeling van mijn psychische problemen?
Een aantal behandelingen van psychische problemen door een psycholoog, psychiater of psychotherapeut wordt betaald uit het basispakket van de zorgverzekering. Het gaat dan om behandelingen als een wekelijks gesprek, dagbehandeling en medicijnen. Voor deze eerstelijnszorg betaalt u een eigen bijdrage. De behandeling van complexere psychologische zorg (tweedelijns) en opname in een ggz-instelling worden betaald uit de zorgverzekering of vanuit de AWBZ. Ook hiervoor betaalt u een eigen bijdrage.
Vergoeding eerstelijnspsycholoog
Voor de eerstelijnsbehandeling van psychische problemen door een psychiater of psycholoog geldt in 2011:
De eerste 8 behandelingen worden vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering.
U betaalt een eigen bijdrage van 10 per consult.
In 2012 veranderen de regels als volgt:
De eerste 5 behandelingen worden vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering.
U betaalt een eigen bijdrage van 20 per consult.
De behandeling van aanpassingsstoornissen (burnout, psychische stress bij belangrijke gebeurtenissen) wordt niet meer vergoed vanuit het basispakket. U betaalt deze behandelingen zelf. Het kan zijn dat uw zorgverzekeraar voor deze zorg een aanvullende verzekering heeft. Informeer hiernaar bij uw verzekeraar.
Voor een internetbehandelingstraject (E-health) geldt een eigen bijdrage van 50.
Vergoeding tweedelijns geneeskundige ggz
Voor de vergoeding van de tweedelijnsbehandeling van meer complexere psychische problemen zoals ADHD, depressie of een angststoornis geldt:
U krijgt deze behandelingen vergoed vanuit het basispakket, als u bent doorverwezen door de eerstelijn.
Voor sommige behandelingen betaalt u mogelijk een eigen bijdrage.
Informeer bij uw zorgverzekeraar welke behandelingen worden vergoed en onder welke voorwaarden.
Met ingang van 2012 veranderen er belangrijke zaken in de ggz waarbij een eigen bijdrage gevraagd wordt van patiënten. Deze eigen bijdrage gaat gelden voor mensen van 18 jaar en ouder. Let op! Deze eigen bijdrage komt dus bovenop de al bestaande afdracht van het eigen risico, dat de zorgverzekeraar al bij u int.
Bent u ambulant (poliklinisch) in behandeling?
Dan krijgt u van uw zorgverzekeraar een rekening voor een eigen bijdrage van 200,- (per jaar).
Alleen wanneer uw ambulante behandeling niet langer duurt dan 100 minuten (per jaar), is de eigen bijdrage lager: 100,- (per jaar). Houd u er daarbij rekening mee, dat de tijd van de behandelaar daaromheen (voorbereiding, vastlegging, administratieve afhandeling) meetelt: die 100 minutengrens is dus snel gehaald!
Wanneer u nu (eind 2011) al in behandeling bent, worden deze veranderingen pas belangrijk voor u, wanneer uw DBC* toe is aan verlenging. De eigen bijdrage geldt nl. voor nieuwe DBCs, die geopend worden ná 1 januari 2012. Het secretariaat van uw afdeling kan vertellen wanneer dat is.
*)DBC: staat voor Diagnose Behandel Combinatie. Voor iedere behandeling wordt een DBC geopend, die maximaal 365 dagen mag duren. (eventueel wordt er dus daarna een nieuwe DBC voor u geopend. Dat is het moment waarop u nu te maken gaat krijgen met de eigen bijdrage)
Er komt géén eigen bijdrage voor:
- Jeugd en jongeren t/m 17 jaar
- Mensen die onvrijwillig, op basis van de Wet BOPZ worden behandeld.
- Patiënten met een crisis-DBC.
- Patiënten die via bemoeizorg binnenkomen.
- Patiënten die onder justitie vallen
Bent u klinisch opgenomen?
Wanneer u klinisch bent opgenomen, geldt er vanaf 1 januari 2012 een eigen bijdrage van 145 per maand (vanaf de 32e dag van de opname).
Let op: deze kosten (voor onderdak en eten) komen bovenop de eigen bijdrage voor de behandeling. (die zijn maximaal 200 per jaar)
Uitzondering:
De enige uitzondering hierop zijn patiënten onder de 18 jaar.
Wat vindt men van deze maatregel?
De maatregelen die door dit kabinet zijn gekozen, zijn absoluut discriminerend omdat patiënten met een lichamelijke aandoening deze eigen bijdrage (nog) niet hoeven te betalen. De politiek houdt echter voet bij stuk en dus zullen de zorgverzekeraars uw kosten in rekening gaan brengen voor uw behandeling. Voor sommige patiënten wordt het heel moeilijkde zorg die zij hard nodig hebben te kunnen betalen en is pijnlijk. Laat u goed informeren, zodat u niet voor verrassingen komt te staan bij het afsluiten van uw behandeling.
Overige wijzigingen
Naast de eigen bijdrage verandert er nóg iets: als u een afspraak niet nakomt en u zegt niet op tijd af, dan kan u hiervoor een rekening gestuurd worden. (Vraagt u het na bij uw behandelaar!) Deze kosten kunt u niet declareren bij uw zorgverzekeraar.
Wat is nu het verschil tussen eigen risico en eigen bijdrage?
Iedereen in Nederland betaalt de eerste 220 euro die hij per jaar aan zorgkosten maakt, aan de zorgverzekeraar terug. Het gaat daarbij om alle kosten, lichamelijke (tandarts, ziekenhuis of fysiotherapie) en geestelijke gezondheidszorg. Dat is het eigen risico.
Daar bovenop komt dus nu voor de geestelijke gezondheidszorg de eigen bijdrage, die afhankelijk is van het soort zorg dat u nodig hebt.
Uw zorgverzekeraar gaat dus zowel het eigen risico als de eigen bijdrage voor de geestelijke gezondheidszorg bij u in rekening brengen.
Kan ik deze eigen bijdrage vergoed krijgen door de verzekeraar?
Helaas kan dat niet. Sterker nog, de verzekeraar zal de eigen bijdrage juist bij u in rekening brengen op het moment dat u de behandeling afsluit. Er is hierin ook geen verschil tussen verzekeraars, het is een maatregel die door de politiek wordt opgelegd.
Moet ik deze bijdrage ook betalen als ik nu al in behandeling ben?
De eigen bijdrage wordt geheven bij het starten van een (nieuwe) behandeling na 1 januari 2012. Als u nu (eind 2011) al in behandeling bent, worden deze veranderingen pas belangrijk voor u, wanneer er ná 1 januari 2012 een nieuwe DBC (Diagnose Behandel Combinatie) voor u geopend wordt. Uw behandelaar kan u vertellen wanneer dat het geval is.
Hoe lang geldt een DBC?
DBC: staat voor Diagnose Behandel Combinatie. Voor iedere behandeling wordt een DBC geopend, die maximaal 365 dagen mag duren.
Eventueel wordt er dus daarna een nieuwe DBC voor u geopend. Dat is het moment waarop u in 2012 te maken gaat krijgen met de eigen bijdrage.
Bij wie moet ik zijn als ik vragen heb over mijn eigen situatie?
De zorgverzekeraar gaat de eigen bijdrage innen, de patiënt krijgt hiervoor een rekening. Die rekening ontvangen patiënten na het afronden van de behandeling. Als de patiënt hierover vragen heeft, kunnen die het best gesteld worden aan de zorgverzekeraar.
Meer informatie?
Wilt u meer informatie over de wijzigingen in de ggz?
Wanneer het behandeltraject wordt afgesloten, stuurt de instelling een factuur naar de zorgverzekeraar van de patiënt. Dit gebeurt als uw behandeling stopt, maar als u langdurig in behandeling bent, wordt dit jaarlijks gedaan. De zorgverzekeraar vergoedt deze factuur en gaat kijken welke kosten er aan u worden doorberekend.
Eerst wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht
Dan wordt gekeken welke medische kosten u nog meer hebt gemaakt in dat jaar (ook tandarts, fysiotherapeut, etc) en of het eigen risico nog bij u in rekening gebracht moet worden.
Uw zorgverzekeraar brengt bij u zowel het eigen risico als de eigen bijdrage bij u in rekening en vergoedt de overige kosten.
Voorbeelden:
U krijgt van februari tot oktober een ambulante behandeling.
U ontvangt in oktober dan een factuur van uw zorgverzekeraar van uw eigen risico (220) + uw eigen bijdrage (200) = 420 euro.
Stel, dat u in januari 2012 al behandeld bent geweest voor een gebroken pols.
Omdat uw eigen risico al is gebruikt voor uw gebroken pols, ontvangt u in oktober alleen een factuur voor de eigen bijdrage van 200 euro.
U volgt van januari 2012 tot april 2012 een ambulante behandeling, en van september tot december opnieuw.
Zowel de eigen risico als de eigen bijdrage (420 euro) worden in april bij u in rekening gebracht. Voor de behandeling in het najaar krijgt u verder geen facturen meer.
U meldt zich in maart 2012 aan voor een ambulante behandeling. Begin juli wordt u opgenomen in de kliniek, waar u tot half augustus verblijft. Vervolgens blijft u ambulant in behandeling tot december 2012.
Naast het eigen risico van uw verzekering, krijgt u een rekening voor de eigen bijdrage (200 euro) van de ambulante behandeling en de kosten van uw verblijf (omgerekend ongeveer 4,76 per dag). Voor de eerste 31 dagen in de kliniek worden geen kosten aan u doorberekend. U krijgt in dit voorbeeld dus een rekening van 200 + 66,50 = 266,50 euro.
Dit is een de website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De website gaat over veranderingen in het basispakket van de zorgverzekeringen de AWBZ.
Op de website www.kiesBeter.nl vindt u alle informatie over de zorgverzekeraars en de polissen (inclusief de aanvullende verzekeringen) die zij op de markt brengen.
Of bel gratis: Postbus 51: 0800-8051
Bij Postbus 51 kunt u al uw vragen stellen over de zorgverzekering.
U kunt Postbus 51 op werkdagen bellen van 8.00 uur tot 20.00 uur.
U kunt natuurlijk ook informatie vragen aan uw behandelaar of zorgverzekeraar.
Nieuwe richtlijn voor zorg voor suïcidale patiënten
De nieuwe Multidisciplinaire Richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag biedt psychiaters, psychologen, psychotherapeuten, verpleegkundigen en (huis)artsen een praktische handreiking, waarin de beschikbare wetenschappelijke kennis en inzichten over omgang met suïcidaal gedrag gebundeld zijn. De richtlijn is op 22 mei 2012 gepresenteerd.
De focus van de nieuwe richtlijn ligt niet op risico-inschatting maar op diagnostiek, indicatiestelling en behandeling van suïcidaal gedrag. De richtlijn geeft hulpverleners concrete aanbevelingen die betrekking hebben op algemene principes van diagnostiek en behandeling (zoals goed contact met de patiënt, het betrekken van naasten en de zorg voor veiligheid), het doen van oriënterend onderzoek naar de ernst van suïcidaal gedrag, het stellen van een prognose, het maken van een behandelplan en het toepassen van interventies.
Behoefte aan landelijke richtlijn
Suïcidaal gedrag is een omvangrijk en complex maatschappelijk probleem. Jaarlijks zijn er ongeveer 1500 mensen in Nederland die omkomen als gevolg van suïcide. Omgaan met suïcidaal gedrag is voor zorgprofessionals een belangrijk onderdeel van hun werk, maar hoe dit moet, was tot op heden niet eenduidig voor hen omschreven. Ook het ministerie van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg stelden eerder belang te hechten aan een landelijke multidisciplinaire richtlijn om de zorg voor suïcidale patiënten transparant en toetsbaar te maken. Gefinancierd door ZonMw en gecoördineerd door het Trimbos-instituut brachten het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) daarom drie jaar geleden een multidisciplinair team van experts waaronder een aantal verpleegkundigen die lid zijn van V&VN. Samen met patiëntenverenigingen schreven zij de richtlijn.
Suïcide, een zwaar beladen en moeilijk bespreekbaar onderwerp, zowel voor de cliënt, betrokkenen áls de hulpverlener. In onze samenleving wordt het, vaak standaard bestempeld als: noodkreet - aandacht vragen - manipuleren - eigen keus - ziek - etc.
Er zullen vele uiteenlopende redenen zijn waarom iemand zoiets ingrijpends bedenkt en ten uitvoer brengt. Ingrijpend voor zichzelf én betrokkenen. Het is daarom te kort door de bocht om daar zo'n oppervlakkig waarde-oordeel over uit te spreken. Het heeft meestal dieper liggende redenen. Zoals bv. intens psychisch lijden, door persoonlijke omstandigheden, dat een ondraaglijke pijn kan veroorzaken. Met gevolg dat er een vernauwing van het bewustzijn optreedt, waardoor de gezonde manier van oplossingen voor problemen niet meer bedacht en toegepast kunnen worden.
Door tunneldenken is nog maar één optie mogelijk om van de pijn af te komen.
Enkele, van veel voorkomende ervaringen
Suïcide is zowel buiten, maar wat nog erger is, ook binnen de GGZ een taboe.
Er is nooit door iemand binnen de GGZ instelling met haar daarover gesproken, terwijl zij enkele malen een overdosis medicijnen had ingenomen waardoor zij op de Intensive Care moest worden opgenomen. De verpleegkundige (ggz) waar zij toen wekelijks een gesprek mee had, schreef dan in haar dossier dat zij "kattekwaad had uitgehaald met medicijnen".
Tot zij na 5 jaar een lot uit de loterij had gewonnen, zo leek het, omdat zij een psychiater kreeg toegewezen die daar wel met haar over sprak. Hij legde haar uit, gaf haar inzicht, hoe het kwam dat zij dit deed en wat nog belangrijker is; hoe zij daar op een andere manier mee om kon gaan waardoor het in de toekomst voorkomen kon worden.
Zij vroeg hem waarom er nooit iemand over praat binnen de instelling; "omdat ze dat niet durven, wel over incest of mishandeling, maar praten over suïcide vinden ze eng" was zijn antwoord.
Verwijtbaar niet professioneel handelen?
De "verantwoordelijkheid" speelt hierin waarschijnlijk een grote rol, stel dat een cliënt een poging doet na een gesprek, dan voelen hulpverleners zich verantwoordelijk? Ze vergeten echter dat zij dan mede verantwoordelijk kunnen zijn door er niet met cliënten over te spreken, of ze door te verwijzen naar iemand die deze verantwoordelijkheid niet uit de weg gaat.
Is hier sprake van: de angst regeert en is een slechte raadgever?
Het is zorgwekkend en verontrustend dat deze verzwijging, nalatigheid structureel plaatsvind. Kunnen we dit verantwoorde zorg noemen?
Zijn de protocollen en richtlijnen bekend bij hulpverleners?
Gezien de onderstaande aanbevelingen is het duidelijk dat de kennis en vaardigheden rondom suïcidepreventie nog steeds ontoereikend zijn.
Na de Intensive Care kwam hij de afdeling van de instelling binnen en kreeg hij een sleutel van zijn kamer. De vraag "hoe gaat het" en ook het aanbod van een gesprek ontbrak. Het was of hij een hotel binnenkwam waar hij een kamer had besproken. In zijn Verpleegplan stond aangegeven: gesprekken aanbieden en observatie op suïcidale kenmerken. Maar hoe kom je daar achter als er geen gesprekken zijn met de cliënt en dat onderwerp niet bespreekt? Toen de cliëntenraad met de manager kliniek dit onderwerp ter sprake bracht reageerde hij teleurstellend: dat is aandacht vragen en daar moet je dan niet over praten.
Het was op een middag dat zij in crisis de instelling belde om haar psychiater te spreken. Hij was er niet dus werd zij doorverbonden met de opnameafdeling. Ze legde de verpleegkundige uit dat zij in crisis verkeerde en om suïcide te voorkomen een opname wenselijk en noodzakelijk was, gezien eerdere escalaties. De verpleegkundige gaf haar het advies te gaan douchen, wandelen of een boek te lezen. Zij legde hem uit dat zij niets kon met deze adviezen in haar situatie en omdat hij geen andere oplossingen voorhanden had vroeg zij hem haar weer naar de telefoniste door te verbinden. Zij vroeg de telefoniste naar een andere psychiater die ook op de hoogte was van haar situatie. Hij was in gesprek maar zou haar zo spoedig mogelijk terug bellen. Na enige tijd gewacht te hebben belde haar man naar de instelling. De psychiater was naar huis, hij was het waarschijnlijk vergeten en er was verder niemand meer, zijn vrouw moest de volgende dag maar weer bellen, aldus de telefoniste. Hij heeft een verpleegkundige nog uitleg gegeven over de ernst van de situatie waarin zijn vrouw verkeerde, maar tevergeefs. Later die avond escaleerde de situatie ........
Om in de toekomst deze situatie te voorkomen heeft zij zelf een crisisplan opgesteld, over hoe te handelen in een soortgelijke situatie door haarzelf, betrokkenen en de hulpverleners.
De psychiater stemde, na enkele aanvullingen, hiermee in en het crisisplan werd aan het dossier toegevoegd.
Tijdens een opname nam op een vrijdagavond de gedachte aan suïcide toe. Met de psychiater had zij afgesproken dat zij dat kenbaar zou maken, die gevoelens moest delen met iemand.
Dus ging zij met lood in haar schoenen naar de verpleegkundige toe. Zij vertelde hem waarom zij hem wilde spreken. De verpleegkundige reageerde geschokt en zei haar dat hij daar niet aan mee wilde werken.
Zij gaf hem het briefje, hieronder beschreven, en legde hem uit dat zij hem niet vroeg om haar te helpen een einde aan haar leven te maken maar juist om dat te voorkomen. Daarvoor moest zij niet bij hem zijn, daar begon hij niet aan, dat moest zij met haar psychiater bespreken. Zij stond perplex, het was vrijdagavond en dan moest zij wachten tot maandag?! Zij vroeg hem wat de meerwaarde dan was dat zij was opgenomen. Dat wist de verpleegkundige niet, dus heeft zij haar spullen gepakt en is zij naar huis gegaan. Later las zij in haar dossier dat de verpleegkundige had geschreven: cliënte vroeg mij mijn medewerking te verlenen bij zelfdoding.
briefje
Suïcidale proces
Kwetsbaarheid en uitlokkende gebeurtenissen vormen een bedreiging voor het zelfbeeld.
Men voelt zich incompetent om huidige en toekomstige problemen aan te kunnen en komt in een toestand van hopeloosheid.
Dit wordt beleefd als een permanente toestand, waaruit ontsnappen niet mogelijk is.
Deze hopeloze toestand wordt als ondragelijk beschouwd.
Behandelen van suïcidaliteit
de GGZ "behandelt" suïcidaliteit te weinig en controleert te veel.
Behandelen is in contact komen
Twee vragen:
1. U denkt aan suïcide: dan moet u wanhopig zijn. Klopt dat?
2. Waarover bent u wanhopig?
Cognitieve therapie bij suïcidaliteit
Probeer een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de suïcidale gedachten van een suïcidaal persoon en van diens toekomstperspectief
Niet hulpverlenen, alleen inventariseren:
Welke gedachten willen suïcidale mensen ontvluchten?
Welke gedachten hebben suïcidale mensen over hun toekomst?
Irrationele gedachten begrijpen: waar vindt tunneldenken plaats?
Welke oplossingsstrategie is iemand kwijtgeraakt, die voorheen wel voor handen was?
Wat is nodig om de irrationele gedachten uit te dagen?
Zelfmoord, zelfdoding, niet meer willen leven of suïcide. Hoe je het ook noemt, bij 113Online kun je hierover praten. Anoniem, vrij en open. Via de telefoon, e-mail of chat. Je kunt 24 uur per dag vertellen over je angst, depressiviteit en gepieker.
Wil je meer dan dat? Wij helpen je passende oplossingen te vinden.
Middels e-consultatie en chat-therapie bijvoorbeeld. Maak een eigen account aan op Mijn 113online. Of praat met lotgenoten op het forum.
Veel mensen met zelfmoordgedachten zien geen andere uitweg. De dood is voor hen op dat moment de enige keuze, en de intensiteit van hun zelfmoordgevoelens moet niet onderschat worden - ze zijn echt, sterk en dringend.
Eenvoudige oplossingen zijn er niet.
Maar het volgende is ook waar:
Zelfdoding is vaak een permanente oplossing voor een tijdelijk probleem.
Als iemand depressief is, is hij vaak volledig gefixeerd op het moment. Een week of een maand later kan de situatie er heel anders uit zien.
De meeste mensen die ooit aan zelfdoding hebben gedacht, zijn nu blij dat ze leven. Ze zeggen dat ze niet een eind aan hun leven wilden maken, maar alleen de pijn wilden stoppen.
De belangrijkste stap is met iemand te praten. Mensen die aan zelfdoding denken, moeten niet proberen hun moeilijkheden in hun eentje op te lossen.
Ze moeten hulp vragen.
Praat met familie of vrienden. Alleen al het praten met een familielid, een vriend of een collega kan een enorme opluchting geven.
Praat met een vertrouwenspersoon. Sommige mensen kunnen niet met familie of vrienden praten. Sommigen praten liever met een vreemde. Overal ter wereld bestaan hulpdiensten, bemand met vrijwilligers die getraind zijn in het luisteren.
Praat met een dokter. Iemand die lange tijd zwaarmoedig is of zelfmoordneigingen heeft, kan aan depressie lijden. Dat is een ziekte die veroorzaakt wordt door een chemische balansverstoring en gewoonlijk behandeld wordt met medicijnen en/of therapie.
De tijd is een belangrijke factor om 'verder te kunnen gaan', maar wat er in die tijd gebeurt is ook van belang.
Iemand die aan zelfdoding denkt, moet zo snel mogelijk over z'n gevoelens praten.
Hoe helpt u een vriend of familielid met zelfmoordgedachten?
Wees stil en luister!
Als iemand depressief is of zelfmoordgedachten heeft, is onze eerste reactie proberen te helpen. We geven advies, delen onze eigen ervaringen mee en proberen oplossingen te vinden.
We doen er beter aan onze mond te houden en te luisteren. Mensen met zelfmoordgedachten hebben geen behoefte aan antwoorden of oplossingen. Ze willen een veilige plaats waar ze hun angst en bezorgdheid kunnen uiten, waar ze zichzelf kunnen zijn.
Luisteren - echt luisteren - is niet gemakkelijk. We moeten de neiging onderdrukken om iets te zeggen - een opmerking te maken, iets aan een verhaal te willen toevoegen of advies te willen geven. We moeten niet alleen luisteren naar de feiten die iemand ons vertelt, maar ook naar de gevoelens die erachter zitten. We moeten de dingen vanuit hun gezichtspunt proberen te begrijpen, niet vanuit het onze. Hier volgen enkele punten om op te letten als u iemand helpt die zelfmoordgedachten heeft.
Wat willen mensen die zelfmoordgedachten hebben?
Iemand die naar ze luistert. Iemand die de tijd neemt om echt naar ze te luisteren. Iemand die niet oordeelt, advies of een mening geeft, maar al z'n aandacht.
Iemand om vertrouwen in te hebben. Iemand die hen respecteert en niet probeert de leiding te nemen. Iemand bij wie alles strikt vertrouwelijk blijft.
Iemand die om hen geeft. Iemand die zichzelf beschikbaar stelt, hen op hun gemak stelt en rustig spreekt. Iemand die geruststelt, accepteert en gelooft. Iemand die zegt: "Ik geef om je."
Wat willen mensen met zelfmoordgedachten niet?
Alleen zijn. Afwijzing kan het probleem tien keer zo erg doen lijken. Iemand hebben waar je een beroep op kunt doen, maakt heel veel uit. Luister.
Advies krijgen. Preken helpt niet. Evenmin helpt de suggestie 'kop op' of de gemakkelijke verzekering dat 'alles in orde komt'. Analyseer niet, vergelijk niet, verdeel niet in hokjes en bekritiseer niet. Luister.
Ondervraagd worden. Verander niet van onderwerp, heb geen medelijden en doe niet uit de hoogte. Het is moeilijk om over gevoelens te praten. Mensen met zelfmoordgedachten willen niet gehaast worden of in de verdediging gedrongen. Luister.
De waarschuwingssignalen van zelfmoord
Zelfmoord is zelden een impulsieve beslissing. In de dagen en uren voordat mensen zichzelf doden, zijn er gewoonlijk aanwijzingen en waarschuwingssignalen.
De sterkste en meest verontrustende tekenen zijn verbaal - 'Ik kan niet meer verder', 'Niets doet er meer toe' of zelfs 'Ik denk erover om er een eind aan te maken.' Zulke opmerkingen moeten altijd serieus worden genomen.
Andere veel voorkomende tekenen zijn:
Neerslachtig of teruggetrokken worden
Roekeloos gedrag
Zaken op orde maken en waardevolle bezittingen weggeven
Een opvallende verandering in gedrag, houding of uiterlijk
Overmatig alcohol- of druggebruik
Een groot verlies of verandering van leven moeten verwerken
Gedachten en Emoties
Gedachten aan zelfmoord
Eenzaamheid - gebrek aan steun van familie en vrienden
Afwijzing, zich uitgesloten voelen
Grote droefheid of schuldgevoelens
Niet in staat zijn om verder te kijken dan een heel beperkt gezichtsveld
Het Trimbos-instituut is begonnen met het opzetten van twee projecten rondom Suïcidepreventie: een Landelijk Protocol Suïcidepreventie, en een Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie.
Het Protocol Suicidepreventie is praktisch van aard en bedoeld om op instellingsniveau te gebruiken. Hoe is in de instelling en de regio de zorg rond mensen met suïcidaal gedrag georganiseerd? Welke discipline is waarvoor verantwoordelijk? Is er een heldere taakverdeling? Is duidelijk wie wanneer wordt gebeld, welke organisaties of instanties op welk moment betrokken of geïnformeerd moeten worden?
Wie moet wanneer de huisarts inschakelen, zijn er afspraken met ziekenhuizen, GGZ- en verslavingsinstellingen over hoe te handelen?
Het Protocol is een soort handleiding voor instellingen/regios met aandachtspunten voor de organisatie. In het protocol komen geen behandelvoorschriften, daarvoor wordt de richtlijn ontwikkeld.
Het Protocol is eind 2009 gereed.
De Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie is dan ook meer theoretisch en technisch van aard en is vooral bedoeld voor behandelaars: (huis)artsen, psychologen, psychiaters, en verpleegkundigen.
In de Richtlijn staat hoe te handelen wanneer men persoonlijk te maken krijgt met een suïcidale patiënt. Het is een overzicht van de theorie, de literatuur en wetenschappelijk onderzoek, en biedt tegelijkertijd concrete richtsnoeren voor zaken als risicotaxatie, individuele behandeling, evidence based interventies, etc.
Bovendien geeft het antwoord op vragen: hoe bejegen ik iemand, wat is de beste manier van behandelen, welke interventies zijn er? De Richtlijn is voorjaar 2010 gereed.
Protocol en Richtlijn Suïcidepreventie in de maak
Het Trimbos-instituut is begonnen met het opzetten van twee projecten rondom Suïcidepreventie: een Landelijk Protocol Suïcidepreventie, en een Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie.
Het Protocol Suicidepreventie is praktisch van aard en bedoeld om op instellingsniveau te gebruiken. Hoe is in de instelling en de regio de zorg rond mensen met suïcidaal gedrag georganiseerd? Welke discipline is waarvoor verantwoordelijk? Is er een heldere taakverdeling? Is duidelijk wie wanneer wordt gebeld, welke organisaties of instanties op welk moment betrokken of geïnformeerd moeten worden?
Wie moet wanneer de huisarts inschakelen, zijn er afspraken met ziekenhuizen, GGZ- en verslavingsinstellingen over hoe te handelen?
Het Protocol is een soort handleiding voor instellingen/regios met aandachtspunten voor de organisatie. In het protocol komen geen behandelvoorschriften, daarvoor wordt de richtlijn ontwikkeld.
Het Protocol is eind 2009 gereed.
De Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie is dan ook meer theoretisch en technisch van aard en is vooral bedoeld voor behandelaars: (huis)artsen, psychologen, psychiaters, en verpleegkundigen.
In de Richtlijn staat hoe te handelen wanneer men persoonlijk te maken krijgt met een suïcidale patiënt. Het is een overzicht van de theorie, de literatuur en wetenschappelijk onderzoek, en biedt tegelijkertijd concrete richtsnoeren voor zaken als risicotaxatie, individuele behandeling, evidence based interventies, etc.
Bovendien geeft het antwoord op vragen: hoe bejegen ik iemand, wat is de beste manier van behandelen, welke interventies zijn er? De Richtlijn is voorjaar 2010 gereed.
Met dit geld wil Klink onder andere een signaleringsinstrument laten ontwikkelen om suïcidaliteit onder jongeren beter en sneller te herkennen. Verder wil hij in overleg met koepelorganisaties komen tot betere zorg voor mensen met suïcidale klachten.
Beleidsadvies
Zijn voornemens heeft de minister uitgewerkt in de Beleidsagenda suïcidepreventie, die hij vandaag naar de Kamer heeft gestuurd. Het is een reactie op het Beleidsadvies Verminderen van suïcidaliteit, dat het Trimbos-instituut heeft opgesteld.
Daling
In Nederland ligt het gemiddeld aantal suïcides sinds 1996 rond de 1.500 per jaar. In praktisch alle leeftijdsgroepen is het aantal suïcides gedaald, behalve onder de groep mannen tussen 40 en 60 jaar. Het gemiddeld aantal suïcides is in vergelijking met omringende landen relatief laag.
Toch wil de minister zich inspannen om het aantal suïcides en suïcidepogingen verder terug te dringen. Hij baseert dit op het advies van het Trimbos-instituut en het Nationaal Actieplan Suïcidepreventie van de Ivonne van de Ven Stichting.
Negen aanbevelingen ter vermindering van suïcidaliteit (Trimbos Instituut)
1) Stel streefcijfers voor preventie van suïcidaliteit, zorg voor overheidsregie bij het nemen van maatregelen en realiseer een strategische aanpak met een landelijke en regionale taakverdeling.
2) Verbeter de kwaliteit van zorg bij suïcidepogingen in algemene ziekenhuizen door de richtlijn voor opvang bij suïcidepogingen te actualiseren en onderdeel van beleid te maken, en door kwaliteiteisen aan personeel te stellen.
3) Verbeter herkenning van suïcidaliteit en adequate hulp door professionals, door kennis te vergroten en vaardigheden aan te leren. Maak suïcidaliteit bespreekbaar en leer professionals met het thema om te gaan.
4) Realiseer een landelijke multidisciplinaire richtlijn suïcidaliteit die de bestaande richtlijnen voor beroepsgroepen aanvult en die als basis dient voor lokale protocollen en richtlijnen binnen zorginstellingen.
5) Verbeter kennis en vaardigheden om met suïcidaliteit om te gaan door hiervoor curricula in uiteenlopende opleidingen voor zorgverleners te maken. Ontwikkel procesindicatoren om de voortgang te kunnen volgen.
6) Onderzoek of de toevoeging van suïcidepogingen aan de prestatie-indicatoren in zowel de zorg als de openbare (geestelijke) gezondheidszorg meerwaarde oplevert.
7) Realiseer regionaal een laagdrempelig en flexibel aanbod voor de opvang van en hulp aan nabestaanden (volwassenen en kinderen), en realiseer lotgenotenhulp voor suïcidale mensen. Waarborg de aanpak met procesindicatoren.
8) Realiseer aanvullend onderzoek naar suïcidaliteit waarover relatief weinig bekend is, beschrijf de ziektelast van suïcidaliteit en neem diverse uitkomstmaten van suïcidaliteit mee in lopend onderzoek.
9) Breng ethische en juridische vragen en vraagstukken over gedwongen opname en hulp bij suïcide zorgvuldig in kaart.
Mensen hebben vaak allerlei algemene ideeën over gevoelens en hun gedrag.
Dergelijke ideeën hebben zij ook vaak over het doen en laten van anderen. Hoewel dat helemaal niet het geval hoeft te zijn, gaan zij er gemakshalve van uit dat deze kloppen.
De manier van kijken naar anderen kan het eigen gedrag sterk beïnvloeden.
Bijvoorbeeld
- Ik weet zeker dat zij mij niet mag en daarom zeg ik niets tegen haar.
- Ik heb een minderwaardigheidscomplex en daarom wil niemand contact met me hebben.
- Dat je overspoeld wordt door gevoelens.
- Dat je huizenhoog tegen dingen opziet terwijl het achteraf vaak meevalt.
Dit zijn algemene uitspraken en verwachtingen waar je niet zoveel mee kunt doen.
Ze kunnen er de oorzaak van zijn dat je problemen blijven bestaan of zelfs erger worden.
Pas wanneer ze minder algemeen en vaag worden, kunt u nagaan hoe deze aan te pakken.
Het is verhelderend je bewust te worden van denkpatronen, die maken dat je meer last hebt van gebeurtenissen dan nodig. Bepaalde situaties of gebeurtenissen kunnen zomaar tot bepaalde gevoelens of gedrag leiden. De wijze waarop je een situatie of gebeurtenis inschat is van groot belang. Een voorbeeld: stel je ligt in bed, het is nacht, donker, stil en je hoort de trap kraken.
Als je denkt: Het is de kat, dan blijf je rustig, draai je je om en slaap je verder. Maar als je denkt: Er is vast iemand in huis, dan slaat de schrik toe, gaat je hart sneller kloppen en lukt het je niet meer om verder te slapen. In beide gevallen is de gebeurtenis gelijk, namelijk het kraken van de trap.
De gedachte verschilt echter en dat leidt tot andere gevoelens en gedrag
Een manier om problemen uiteen te rafelen is door gebruik te maken van een G-schema.
Het G-schema heeft 5 Gs: gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg.
Door deze 5 Gs uit te werken ontdek je waarom je in bepaalde situaties iets doet, denkt of voelt. In situaties waarin je je onprettig voelt, kan deze werkmethode je helpen om je angst of onprettige gevoelens te verminderen.
Het G-schema ziet er als volgt uit
Gebeurtenis:
Waar was ik, met wie, wat gebeurde er?
Gedachten:
Wat ging er door mijn hoofd?
Wat dacht ik of zei ik tegen mezelf.
Wat vond ik ervan?
Gevoelens:
Wat voelde ik, welke emoties had ik?
Gedrag:
Wat deed ik? Hoe reageerde ik?
Gevolg:
Een rot gevoel?
In dit schema kunt u links invullen wat er gebeurd is met alle nare gevolgen.
Rechts wat u zou kunnen denken met het gevolg dat u geen rot gevoel meer heeft (krijgt) maar "een goed gevoel".