Ze gedragen zich als een kind van drie terwijl ze al zes zijn. Dit boek is vooral gericht op het verhelderen van de achtergrond van het gedrag van deze kinderen. We bespreken eerst hoe kinderen zich meestal ontwikkelen en gaan vervolgens in op vijf leerlingen die staan voor vijf typen problemen. Wijnand is liever passief dan volop in beweging; Josef durft niets en huilt snel; Kas praat veel maar begrijpt weinig; Victor praat niet maar lijkt veel te begrijpen; Elise heeft geen belangstelling voor boeken. Verder komt de diagnostische besluitvorming om de problematiek van deze kinderen te kunnen duiden, aan bod. Het laatste onderdeel van het boek is gewijd aan recente inzichten in de aanpak van problemen bij de doelgroep en in het bijzonder bij de vijf kinderen die eerder werden geïntroduceerd.
16-03-2010, 13:24 geschreven door Webmaster Reacties (1)
15-03-2010
Rouvoet investeert in onderzoek 9-jarigen
Rouvoet investeert in onderzoek 9-jarigen
Nieuwsbericht, 15 maart 2010
Demissionair minister Rouvoet investeert 4,5 miljoen euro in het onderzoek Generation R waarmee Erasmus MC gedragsproblemen bij jongeren onderzoekt. Hiermee wordt een volgende fase in het onderzoek mogelijk.
Het mooie van Generation R is dat de resultaten heel bruikbaar zijn in de dagelijkse praktijk van opvoeden en opgroeien en daar ook naar worden doorvertaald, aldus Rouvoet. Bijvoorbeeld via de zorg voor zwangeren en straks, als de resultaten uit het onderzoek naar vijfjarigen bekend worden, naar de jeugdgezondheidszorg. Het programmaministerie voor Jeugd en Gezin wil daarom graag de volgende ronde van het onderzoek steunen.
Generation R spoort gedragsproblemen op bij kinderen
Generation R houdt zich bezig met vroege opsporing van gedragsproblemen bij kinderen. Frank Verhulst, afdelingshoofd Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC: In dit onderzoeksgedeelte richten we ons vooral op stoornissen die gebaat zijn bij vroege behandeling, bijvoorbeeld door middel van de opvoeding, verandering van de leefomgeving of medicatie. Het gaat dan vooral om agressief gedrag, om hyperactief gedrag, zoals ADHD, en om angststoornissen.
Binnen Generation R wordt langs drie wegen onderzoek gedaan. Om een goed beeld te krijgen, worden de kinderen geïnterviewd, geobserveerd en worden ouders en leerkrachten gevraagd vragenlijsten in te vullen.
Investering maakt volgende fase mogelijk
Deze investering stelt ons in staat om de volgende fase van Generation R te realiseren, aldus Vincent Jaddoe, directeur van Generation R. In deze fase zullen wij alle 10.000 deelnemertjes uitgebreid onderzoeken wanneer zij de leeftijd van negen jaar bereiken. Wij noemen de nieuwe onderzoeksfase daarom Focus op 9. Dit is het vervolg op de onderzoeksfase Focus op 5, waarin alle deelnemertjes uitgebreid werden onderzocht toen zij vijf jaar werden. Wij proberen er zo achter te komen waarom bepaalde gezondheidsproblemen of ontwikkelingsvraagstukken bij sommige kinderen meer voorkomen. Een antwoord daarop kan helpen bij het vinden van handvatten om bijvoorbeeld gedragsproblemen of chronische ziekten te voorkomen.
Verwijzingen
Generation RExterne link Bezoek de website van Generation R, het onderzoek naar de groei, ontwikkeling en gezondheid van 10.000 kinderen in Rotterdam. De kinderen worden vanaf de vroege zwangerschap tot hun jong volwassenheid gevolgd. Centraal staat de vraag waarom het ene kind zich optimaal ontwikkelt en het andere kind niet.
Humanitas DMH vierde woensdag haar 25-jarig jubileum met een debat over de positie van jongeren met een licht verstandelijke handicap (LVH). Deze jongeren worstelen met een ontwikkelingsachterstand, veroorzaken overlast en hebben problemen op allerlei levensgebieden. Meer investeren in behandeling in een instelling, in een beschermde omgeving, lost hun problemen niet op.
Door Martin Zuithof - Een groot aantal LVG-jongeren dreigt vast te lopen. De problemen van deze groep maar liefst 350.000 jeugdigen met een IQ tussen 50 en 85 werden lange tijd niet onderkend. Door de combinatie van de handicap met psychiatrische problemen, leerproblemen en gezinsproblematiek kunnen ze niet goed terecht in de bestaande hulpverlening, stelt Ad van Rijen, directeur van Humanitas, Dienstverlening voor Mensen met een Handicap.
Harde wachtlijst Van Rijen: Orthopedagogische behandelcentra hebben een wachtlijst met ongeveer 2.700 jongeren, die op behandeling wachten of willen uitstromen. Dat is de harde wachtlijst, maar een grote groep is ook onzichtbaar in aanverwante circuits als dak- en thuislozenopvang, justitie en jeugdgevangenissen. Meisjes met deze problematiek zijn makkelijke slachtoffers van loverboys.
Dominante visie De dominante visie van het huidige zorgsysteem op deze groep bestaat uit behandeling in een instelling. Van Rijen: Alleen behandeling in een instelling, in een beschermde omgeving, lost de problemen van deze groep niet op. Onze ervaring is dat ze behoefte hebben aan slagvaardige begeleiding in het dagelijks leven. De focus op behandeling in een gesloten instelling is voor deze groep een achterhaalde visie.
Integraal aanbod Daarom ontwikkelde Humanitas voor deze jongeren het project Homerun, bestaande uit een integraal aanbod met een trajectverantwoordelijke begeleider. Van Rijen: Deze begeleidt ze rond praktische zaken als wonen, toeleiding naar werk en de afhandeling van schulden. Wij kijken ook naar aspecten als zingeving, want als je voortdurend ingaat op verleidingen als drugs en drank is dat vaak een compensatie voor gevoelens van ongelukkig zijn.
Niet vrijblijvend In de Homerun-methode is de trajectverantwoordelijke begeleider 24 uur per dag beschikbaar, schetst Van Rijen. Hij of zij is met name de spil in het netwerk van de hulpverlening. Als trajectverantwoordelijke onderhoudt hij contact met instanties rondom woonruimte, vrijetijdsbesteding, financiën, arbeidsintegratie en dergelijke. Deze begeleider probeert gedurende één tot anderhalf jaar de jongere steeds meer de regie over zijn eigen leven terug te geven en uiteindelijk alleen als achterwacht aanwezig te zijn.
Veel goedkoper De aanpak van Homerun is niet alleen effectiever, maar uiteindelijk ook veel goedkoper, betoogt Van Rijen. Wij kunnen voor de kosten van een interne behandelplek meerdere jongeren begeleiden en ze in een stabiele situatie brengen die duurzaam is. Duidelijk is dat er veel meer geld voor deze doelgroep moet komen. Doen we dit niet dan krijgen we de rekening gepresenteerd van allerlei maatschappelijke kosten als de jeugdgevangenissen, dak- en thuislozenopvang. Daarom moet je niet alleen zorg bieden, maar begeleiding op alle levensgebieden waar deze jongeren problemen hebben. Als er niet meer structureel geld naar dit soort nieuwe, preventieve dienstverlening voor deze jongeren gaat, dan krijgen we na de kredietcrisis ook nog eens een sociale crisis. Een andere verdeling van de totaal beschikbare middelen in de jeugdzorg en AWBZ is hiervoor noodzakelijk.
14-03-2010, 13:27 geschreven door Webmaster Reacties (0)
06-03-2010
Kind met gesprekgebrek meer kans op gedragsprobleem
Kind met gesprekgebrek meer kans op gedragsprobleem 25 februari 2010
Kinderen van 4 jaar met een zogenaamd gesprekgebrek hebben een grote kans dat bij hen later ADHD of autisme wordt vastgesteld. Dat stelt Mieke Ketelaars, die op 3 maart promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast hebben kinderen met een gesprekgebrek tien keer vaker gedragsproblemen dan andere kinderen. Ze zijn vaak druk, hyperactief of impulsief. Kinderen met een gesprekgebrek hebben bijvoorbeeld moeite met het navertellen van een verhaal. Ze voelen slecht aan dat voorkennis nodig is om een verhaal te begrijpen. Leerkrachten merken soms niet dat kinderen die taalproblemen hebben. Met een bestaande vragenlijst voor het diagnosticeren van kinderen met een taalspraakstoornis, de Children's Communication Checklist, kunnen ook kinderen met een gesprekgebrek vroeg opgespoord worden. Ketelaars vindt dat kinderen in de vroege klassen van de basisschool standaard met deze vragenlijst getest moeten worden. Meer informatie: Nieuwsbericht Radboud Universiteit Nijmegen Bron: Radboud Universiteit Nijmegen
22-02-2010, 01:35 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-02-2010
Leraren krijgen les in gedragsproblemen
Leraren krijgen les in gedragsproblemen
16 februari 2010 / Robin Gerrits
Leraren krijgen les in rugzak-problemen van hun leerlingen. Foto: Flickr/Toastyken
Kennis over gedragsproblemen moet een vast onderdeel worden van elke lerarenopleiding. Dat stelt de Onderwijsraad in het advies De school en leerlingen met gedragsproblemen, dat maandag verscheen. Scholen en leraren moeten beter worden toegerust in de omgang met kinderen met gedragsproblemen.
Kinderen met gedragsproblemen, variërend van ADHD tot autistische en psychosociale stoornissen, plaatsen steeds meer scholen voor problemen. Niet altijd zijn scholen in staat om de extra aandacht die de kinderen vragen met eigen begeleiding via bijvoorbeeld interne begeleiders op te lossen.
Veel kinderen krijgen een doorverwijzing naar het (voortgezet) speciaal onderwijs, of vragen een rugzakje aan voor extra begeleiding in de klas. De laatste jaren is met name de groep gedragsgestoorde kinderen in het speciaal onderwijs spectaculair gegroeid.
Diagnose Volgens de Onderwijsraad is het van belang dat leraren in hun opleiding zoveel over gedragsproblemen hebben opgestoken dat ze die op tijd kunnen signaleren, maar een diagnose moeten ze overlaten aan de echte deskundigen.
Te gemakkelijk wordt nu soms een kind een bepaald etiket opgeplakt zonder dat sprake is van die stoornis. Vanuit het speciaal onderwijs, waar veel meer expertise huist, kan hierbij actiever hulp worden aangeboden dan nu gebeurt.
De Raad oppert de oprichting van een nieuwe kennis- en adviesclub, de Academische Werkgemeenschap Gedragsproblemen en Onderwijs. Hierin zouden wetenschappers, opleiders en praktijkmensen moeten samenwerken om de actuele kennis op dit terrein op peil te houden en scholen en leraren concreet van advies te dienen.
Samenvatting : "Juffrouw ik verveel me, is het nog lang en het is hier maar stom." Dit waren maar enkele reacties die ik hoorde tijdens de eindwerkweek stage in oktober 2008. Het was één grote chaos en onrust op de speelplaats. Regelmatig waren er ruzies die uitdraaide in vloekoorden met zelfs fysieke agressie als gevolg.
Gedurende de uitwerking van mijn eindwerk heb ik een antwoord gezocht op de vraag: heeft het aanpassen van de speelplaats een effect op het (speel)gedrag bij kinderen met autisme? Ik deed mijn stage in BuBao Den Anker. Op de autiwerking van de lagere school heb ik geprobeerd om een antwoord te krijgen op deze vraag.
Aan de hand van een zelfgemaakte observatielijst, ben ik tot de belangrijkste moeilijkheden of problemen gekomen. Deze gegevens heb ik vervolgens in mijn eindwerk beschreven. Op het einde van mijn stage heb ik deze observaties opnieuw uitgevoerd. Aan de hand hiervan kon ik dan een duidelijke conclusie trekken. Eveneens heb ik op het einde van mijn stage een enquête afgenomen bij de begeleiding. Op deze manier wilde ik nagaan wat de sterktes en zwaktes van het project waren. Ik wilde peilen naar de tevredenheid van de begeleiding en wat zij vonden van het resultaat.
Op mijn stageplaats waren er al enkele aanpassingen doorgevoerd. Enkele hadden een duidelijk effect en enkele boden geen meerwaarde. Hierdoor kon ik terugvallen op een team met veel ervaringen en kennis. Op deze manier was er een mooie basis gelegd zodat ik niet van nul moest beginnen. Dit heeft dit eindwerk op een positieve manier beïnvloed. In mijn eindwerk heb ik gekozen om van de speelplaats een georganiseerde vrije tijd te maken. Eerst en vooral hebben we de omgeving aangepast. Dit hield in dat we verschillende hoeken hebben gemaakt waar er telkens één activiteit doorging. Deze hoeken werden afgebakend met rode hekjes. Een afbakening was belangrijk. Op deze manier werd de speelruimte beter gevisualiseerd. Een ander belangrijk aspect dat we hebben toegepast is het verhelderen van tijd. Via een time timer hadden de kinderen een controle over hoe lang het speelmoment nog duurde. Eveneens hadden we een weekschema opgesteld waarin stond vermeld wie, wat en wanneer moest doen. Op deze manier verhinderden we dat kinderen keuzes moesten maken aangezien dit vaak een frustratiegevoel met zich meebrengt. Deze opgelegde activiteiten waren gekend en de materialen waren duidelijk. Eveneens waren de opdrachten heel divers. De materialen voor de activiteiten zaten elk in een doos. In deze doos zaten eveneens spelhandleidingen. In deze boekjes stonden concrete handelingen uitgelegd. Op deze manier konden de kinderen allerhande activiteiten uitvoeren aan de hand van een gevisualiseerd stappenplan. We hebben geopteerd voor een doorschuifsysteem. Hiermee hoopten we de verveling tegen te gaan. Ook in andere scholen werd een doorschuifsysteem toegepast want zeg nu zelf, zou jij vijftig minuten dezelfde activiteit willen doen? Om de vijftien minuten schoof men door naar een andere activiteit. Dit was duidelijk gemaakt op het keuzebord dat op de speelplaats hing. De leerkrachten speelden een enorm belangrijke rol. Ze moesten ervoor zorgen dat het keuzebord in orde was zodat de kinderen hun volgende activiteit konden zien. Eveneens kreeg elke leerkracht de verantwoordelijkheid over een doos met materialen. Op deze manier hoopten we om de leerkrachten te blijven motiveren om zich in te zetten voor de speelplaats. Zonder goede begeleiding is dit namelijk niet mogelijk.
Met deze aanpassingen proberen we vooral duidelijkheid te scheppen in tijd en ruimte. Eveneens willen we veiligheid creëren door de kinderen zelf geen keuzes te laten maken en zo het probleemgedrag te laten afnemen. Een andere doelstelling die ik via deze weg wilde bereiken is dat de kinderen en de begeleiding opnieuw plezier gaan beleven aan de pauzemomenten. Dit alles gebeurd aan de hand van verplichte activiteiten, verhelderingen in de ruimte en tijd en als meest belangrijke kenmerk visualisaties.
Op sociaal vlak is er heel wat veranderd. De leerlingen zochten veel meer contact met elkaar dan voordien. Ze speelden samen, gingen interacties aan en de ruzies namen duidelijk af. Op materieel vlak was er eveneens een evolutie merkbaar. De kinderen droegen zorg voor het materiaal en gebruikten de materialen voor wat ze bedoeld waren. Men hield zich meer aan de sociale regels zoals beurtname en het afnemen van speelgoed. Het stereotiepe gedrag is duidelijk verminderd. Voordat we de aangepaste speelplaats gebruikten, stelden we bij tien van de dertien kinderen een vorm van stereotiep gedrag vast. Nu vertonen slechts nog twee kinderen stereotiep gedrag. Naast het stereotiepe gedrag is ook de veiligheid veranderd. Voordien brachten veel kinderen zichzelf en anderen in gevaar. Dit gedrag is sterk verminderd. De leerlingen krijgen nu een duidelijke activiteit aangeboden welke ze moeten uitvoeren. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen zelfstandig kunnen beginnen met een activiteit. Wanneer de activiteit gedaan is, stoppen de kinderen meteen met het spel. Ze blijven niet rondhangen maar gaan meteen in de rij staan of beginnen met hun ander opgelegde activiteit. Het opruimen van de activiteiten verloopt eveneens vlotter. Waar voordien vaak materialen bleven rondslingeren, worden de materialen nu opgeruimd en op hun plaats gelegd.
Op de vraag of het aanpassen van een speelplaats een effect heeft op het speelgedrag van kinderen met autisme kan ik volmondig ja zeggen. De speeltijden verliepen rustiger, zowel voor de begeleiding als voor de kinderen. "Het is nu fijn, we maken minder ruzie, we vervelen ons niet meer enz." Dit zijn maar enkele reacties die ik van de kinderen heb gekregen. Voor mij was dit het bewijs dat ik goed werk heb geleverd. Wanneer je de speeltijd organiseert, kan een speeltijd voor kinderen met autisme een ontspannende en aangename tijd zijn. De veranderingen die waren doorgevoerd waren slechts voor twee klassen tijdens de middagspeeltijd. Nu is het belangrijk dat de speelplaats verder wordt aangepast en uitgebreid. Er moet nu een georganiseerde vrije tijd komen voor alle speeltijden en voor alle klassen.
14-02-2010, 20:30 geschreven door Webmaster Reacties (2)
13-02-2010
Voor de behandeling van jongeren, in de leeftijd van 11-18 jaar, met ernstige gedragsproblemen
Checklist MST/FFT. Een indicatie-instrument voor MST en FFT in de vorm van een checklist
Oudhof, Marjolein, Berge, ten, Ingrid en Berger, Marianne
Voor de behandeling van jongeren, in de leeftijd van 11-18 jaar, met ernstige gedragsproblemen, zijn MST (Multi System Therapy) en FFT (Functional Family Therapy) twee geschikte behandelvormen. Het gaat om jongeren met ernstige gedragsproblemen, die oppositioneel gedrag met een antisociaal karakter vertonen. Ook is sprake van delinquent gedrag, in combinatie met een (zeer) problematische gezinssituatie. In het buitenland zijn deze behandelingen bewezen effectief. In 2007 zijn drie zorginstellingen, destijds verenigd in het consortium MST/FFT Nederland (De Viersprong, de Bascule en Yorneo), samen met het Nederlands Jeugdinstituut gestart met het project Ontwikkeling & implementatieproject MST en FFT in Nederland. Eén van de resultaten is de Checklist MST/FFT. Het rapport 'Checklist MST/FFT. Een indicatie-instrument voor MST en FFT in de vorm van een checklist' beschrijft de ontwikkeling. De checklist zelf is ook apart beschikbaar.
Checklist MST/FFT
Op basis van de literatuur en het raadplegen van Nederlandse experts van deze programmas, is de checklist ontwikkeld. Met behulp van de checklist kan eerst op basis van 12 criteria beoordeeld worden of MST/FFT of een intensieve ambulante gezinsinterventie ingezet kan worden. Vervolgens kan, aan de hand van 7 criteria, beoordeeld worden of MST of FFT de meest aangewezen behandelmethode is. Het instrument is in de ontwikkelingsfase aan een groep gebruikers voorgelegd. Daardoor is er nu in Nederland een in de praktijk getoetste en bruikbare checklist ter beschikking. Download de aparte 'Checklist MST/FFT' hier .
MST en FFT in Nederland
Nederland is op dit moment één van de weinige landen waar, voor de behandeling van jongeren met complexe gedragsstoornissen, in de meeste regios zowel MST als FFT wordt aangeboden. Om in een specifieke casus een keuze te maken voor één van deze twee programmas, moet de hulpverlener weten welke aspecten onderscheidend zijn. Hoewel de programmas zeer uitvoerig beschreven en onderzocht zijn, was hiervoor nog geen hulpmiddel beschikbaar. In het innovatieprogramma van ZonMw, waarin de landelijke verspreiding van MST en FFT wordt gestimuleerd, is dit voorzien. Het Nederlands Jeugdinstituut kreeg de opdracht een instrument te ontwikkelen.
13-02-2010, 22:34 geschreven door Webmaster Reacties (0)
12-02-2010
Jeugdzorg ligt onder vuur. Schriftelijke vragen van Aasted-Madsen (CDA)
De parlementaire werkgroep is met een onderzoek gestart. Eindelijk komt er aandacht voor alle kinderen, die vaak onterecht uit huis zijn geplaatst. Hierover heeft Ine Aasted-Madsen onderstaande vragen gesteld. Vele ouders wachten in spanning het antwoord van de minister af. Zullen hun kinderen weer naar huis mogen?
Schriftelijk vragen van het lid Aasted-Madsen van Stiphout(CDA) aan de minister van Jeugd en Gezin:
1. Heeft u kennisgenomen van de uitzending Das je goed recht van SBS6 op 31 januari 2010?
2. Naar aanleiding van deze uitzending zijn zon 1000 reacties binnengekomen van ouders die aangeven dat ook hun kind(eren) op basis over onjuistheden en onvolledigheden in de rapportage van BJZ en/of de Raad voor de Kinderbescherming uithuis zijn geplaatst. Wie draagt zorg voor waarheidsvinding alvorens vergaande maatregelen als een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden uitgesproken?
3. In de beantwoording van schriftelijke vragen over een escalatie tussen pleegouders en Bureau Jeugdzorg (2009Z24418) geeft u aan dat u niet ingaat op individuele casuïstiek, datzelfde horen we van de Inspectie Jeugdzorg. Wie houdt zich in Nederland wel bezig met individuele casuïstiek binnen de Jeugdzorg, als men het functioneren van de Jeugdzorg aan de orde wil stellen?
4. Bij welke onafhankelijke partij kunnen deze ouders terecht om een dossier tegen het licht te laten houden, eventueel aanvullende informatie te laten vergaren en opnieuw te laten beoordelen met een bindend advies?
5. Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze individuele casuïstiek, waar ouders en kinderen mogelijk op basis van onjuistheden en onvolledigheden van elkaar gescheiden zijn?
6. Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst zaken als feit in rapportages worden opgenomen, zonder dat daarbij waarheidsvinding heeft plaatsgevonden?
7. Wilt u deze vragen binnen de gestelde termijn van 15 dagen beantwoorden op deze website?
12-02-2010, 21:27 geschreven door Webmaster Reacties (0)
07-02-2010
De Wajong: van afvoerputje naar talentpool van onze maatschappij
De Wajong
In de discussie die is ontstaan over de Wajong wordt sterk gerefereerd aan het WAO-drama. Er zitten momenteel 167.000 jongeren thuis die niet meer zouden kunnen werken. Daarom moet de uitkering worden aangepast en er moeten maatregelen worden genomen die ten koste gaan van de echt zwakste groep in de samenleving.
Waar voor alle gemak in deze discussie aan voorbij wordt gegaan is het feit dat veel zogenaamde Wajong gerechtigden over grote talenten beschikken. Helaas zijn dit vaak talenten die niet voldoen aan de standaard normen die binnen het Nederlandse bedrijfsleven gelden. Juist het moeten voldoen aan de standaard normen en standaard competenties verhinderen het gebruik van bijzondere talenten.
Neem je een andere focus, zoals o.a. Thom Hartmann en Thorkil Sonne dat doen, dan kom je tot heel andere conclusies. Hartmann ziet ADHD als een talent dat sommigen onder ons hebben overgehouden uit de prehistorie, toen de mensheid voor zijn voedstel nog afhankelijk was van de jacht. Jagers zijn hyperfocused, afleidbaar, impulsief en rusteloos, net als de huidige ADHDers.
Deze talenten zijn goed bruikbaar maar hebben de ruimte nodig om tot effectiviteit te komen. Daarnaast hebben veel ADHDers een gave tot analytisch denken, een hoge dosis creativiteit en een goed voorstellingsvermogen om problemen (anders) op te lossen. Beroemden onder de ADHDers zijn o.a. Albert Einstein, Thoman Edison en Leonardo da Vinci.
Zoals Thorkil Sonne gebruik maakt van de talenten die zijn verbonden aan autisme is een voorbeeld van hoe het ook kan. Met zijn bedrijf Spesialisterne laat hij hoog opgeleide autisten werk doen dat prima past bij hun talenten, het testen van hoogwaardige software. Met name het talent zich compleet te kunnen concentreren op één aspect komt in deze functie goed tot haar recht. Hierdoor is het mogelijk om eenzijdig werk, waar normale medewerkers na een aantal maanden op afhaakt wegens eentonigheid, langdurige hoogwaardig te laten uitvoeren.
Door niet langer te kijken naar de beperkingen van de doelgroep in de Wajong maar juist naar de talenten kunnen wij alle stakeholders een dienst bewijzen. De maatschappij door een grote groep mensen niet langer afhankelijk te laten zijn van een uitkering, de jongere door hem zingeving te bieden en ruimte om zijn talenten tot ontplooiing te brengen en het bedrijfsleven met een pool aan talenten die nieuwe inzichten kunnen toevoegen aan de al bestaande diversiteit.
Het vergt alleen dat we allen het lef hebben een andere bril op te zetten
07-02-2010, 01:02 geschreven door Webmaster Reacties (0)
05-02-2010
Juk of steun, was de vraag die we stelden. Bijna iedereen spreekt van een juk.
Peiling de Stentor: Cliënt vraagt meer begrip jeugdzorg
door Anne Boer. vrijdag 05 februari 2010 | 15:32 | Laatst bijgewerkt op: vrijdag 05 februari 2010 | 17:30
Vignet Jeugdzorg
Archieffoto ANP Photo
APELDOORN - Ruim 500 mensen hebben gereageerd op onze oproep over ervaringen met jeugdzorg. Juk of steun, was de vraag die we stelden. Bijna iedereen spreekt van een juk. Morgen meerover dit onderwerp in de Stentor Jeugdzorg scoort een laag rapportcijfer in de reacties. Het gemiddelde cijfer is een 3. "Het lijkt wel of de hulpverlener de familie eerder als tegenstander ziet dan als medestander."
Het advies van onze lezers: toon meer begrip, schrijf ouders niet te snel af, haal kinderen niet te snel uit huis, bekijk veel zorgvuldiger wat het probleem is en los dat zoveel mogelijk op in eigen huis.
We zijn overspoeld met dramatische verhalen, van soms vele pagina's lang. Vaak persoonlijke verhalen die uiting geven aan onbegrip, van woede en frustratie over wat er gebeurde nadat jeugdzorg over de vloer kwam.
Van alle mensen die reageerden hebben er bijna 150 de moeite genomen een vragenformulier in te vullen om hun mening met naam en toenaam gefundeerd te geven. Wat opvalt is dat de klachten van al die verschillende mensen, van vaders en moeders, tot vrienden, buren, familieleden, kinderen, grootouders en zelfs hulpverleners en onderwijskrachten erg op elkaar lijken. Drie thema's springen er uit: communicatie, waarheidsvinding en de begeleiding.
De overheersende mening is dat jeugdzorg vooral beter moet luisteren, fatsoenlijker met mensen moet omgaan, persoonlijker, transparanter, medemenselijker moet zijn. De mensen missen begrip, vriendelijkheid, respect en goede uitleg over wat er gebeurt.
Naast communicatie, is waarheidsvinding een heet hangijzer. Dan gaat het over de feiten en de controle daarop. De opdracht in de reacties luidt dat de feiten beter gecontroleerd moeten worden, standpunten beter onderbouwd, dat jeugdzorg minder snel moet oordelen en zorgvuldiger onderzoek moet doen.
"Ze hebben gelijk een oordeel klaar zo gauw je binnenkomt en als er eenmaal iets op papier staat, krijg je het niet meer uit het dossier", is een veelgehoorde reactie. " De mening van een hulpverlener moet een indicatie zijn voor grondige observatie en geen oordeel", wordt gezegd. En: "Om een roddel kan je je kinderen kwijtraken", komt ook regelmatig terug.
Van de mensen die het formulier invulden, is de grootste groep (36) in aanraking gekomen met jeugdzorg nadat ze zelf om hulp vroegen. Verder bestaat een grote groep (29) uit mensen die na een scheiding in contact kwamen met jeugdzorg, gevolgd door pleegouders (14), mensen die in de jeugdzorg werken (13) en grootouders (9).
De Tweede Kamer is van mening dat jeugdzorg 'grote en aanhoudende' problemen kent en heeft daarom een parlementaire werkgroep aan het werk gezet om te kijken hoe het verder moet. Deze werkgroep praat maandag ook met vertegenwoordigers van jongeren, (ex)cliënten en ouders. In maart presenteert minister Rouvoet van Jeugd en Gezin zijn plannen met de jeugdzorg. De Kamer wil die plannen dan toetsen op basis van de bevindingen van de werkgroep.
05-02-2010, 23:17 geschreven door Webmaster Reacties (0)
09-12-2009
Neurowetenschappelijk onderzoek helpt onderwijs aan kinderen en jongeren verder
Onze kennis over de ontwikkeling van het (kinder)brein is dankzij neurowetenschappelijk onderzoek de laatste jaren enorm toegenomen. Kennis hierover kan (aankomende) leraren helpen keuzes te maken op gebied van onderwijs en omgangsvormen. Tweeëntwintig pabodocenten kwamen daarom woensdag 1 oktober in Utrecht naar de Studiedag Hersenonderzoek en Opvoedingstheorieën. Kees Vreugdenhil, deskundig op beide terreinen, gaf op interactieve wijze hoorcollege over hersenonderzoek, hechtingstheorieën en morele vorming.
In de ochtend behandelde hij de globale anatomie van het brein en de ontwikkeling in fasen van de verschillende hersenfuncties. Cruciale wetenswaardigheden zijn de levenslange vorming van het brein (we zijn dus nooit uitgeleerd), de gevoelige fasen rondom het 2e levensjaar en de puberteit, en het belang van beweging voor de vitaliteit en plasticiteit van ons brein. Onze bovenkamer wordt in gevoelige perioden grondig verbouwd. Hier moeten opvoeders en docenten rekening mee houden.
Leren is in feite het continu aanmaken van nieuwe verbindingen tussen de neuronen en het versterken van eerder aangelegde patronen. We moeten bewust leren echter ook weer niet óverschatten; volgens de sociaalpsycholoog Ap Dijksterhuis doen we erg veel dingen onbewust, gebaseerd op geautomatiseerde patronen en verbindingen in onze hersenen.
Er werden ook mythes doorgeprikt op deze studiedag. Het aloude verhaal dat onze rechter- en linkerhersenhelft gescheiden opereren, blijkt niet correct te zijn; uit MRI-scans blijkt juist dat - zelfs bij eenvoudige taken - heel veel verschillende gebieden in de hersenen tegelijk actief zijn. Ook de theorie van het sociaalconstructivisme werd enigszins genuanceerd. Het brein van kinderen en jeugdigen rijpt geleidelijk en is pas na20 à 22 jaar volgroeid. De prefrontale cortex waar hogere denk- en planningsactiviteiten vandaan komen, is een van de laatste gebieden die uitgroeit. Dat betekent dat complexe taken, zoals het eigen leerproces plannen, alleen met begeleiding goed kunnen worden uitgevoerd. Daarom zijn leersteigers van docenten zo onontbeerlijk: grafische vormgevers en andere hulpmiddelen die helpen om structuur aan te brengen in de verwerking van informatie. Omdat onze hersenen dynamisch en plastisch zijn, is het de taak van opleiders om de aandacht te richten; variatie en keuzevrijheid mag er alleen zijn binnen een vooraf gedefinieerd kader. In dat licht dient het begrip rijke leeromgeving genuanceerd te worden: rijk binnen de doelstellingen van het onderwijs op dat moment.
Het brein heeft verschillende geheugenfuncties. Hoe meer sleutels tijdens het leerproces worden aangeboden, hoe beter kennis beklijft. Voor studenten is het van belang dat ze situaties leren etiketteren. Bij de inzet van portfolios met reflectie op competentiegericht leren is dat van belang, meer dan het afvinken van standaardlijsten van wat ze wel en niet hebben gedaan.
Ook het feit dat leren altijd een emotioneel proces is, is een belangrijk gegeven. Een vertrouwde, veilige en uitdagende omgeving waarin successen worden geboekt, creëert positieve emoties, die de motivatie weer versterkt.
Tot slot van deze fascinerende ochtend gaf Vreugdenhil ons tips voor breinactiverende werkvormen: hands-on activiteiten, interactieve hoorcolleges met grafische vormgevers, succeservaringen faciliteren, mensen op het verkeerde been zetten, en essenties laten vastleggen.
s Middags werden in aansluiting op de bevindingen uit hersenonderzoek nieuwe inzichten uit gehechtheidtheorieën en theorieën over morele ontwikkeling behandeld.
Wat betreft gehechtheid is gebleken dat kinderen ongelofelijk veerkrachtig zijn en dat bepaalde gebeurtenissen uit het verleden niet noodzakelijkerwijs determinerend voor de
rest van hun leven hoeven te zijn. De hechting aan meester of juf op school kan cruciaal zijn voor kinderen die het in de thuissituatie niet goed hebben. De neiging tot hechting is bij iedereen aangeboren. De behoefte aan hechting blijft ons hele leven aanwezig, wat overigens niet betekent dat mensen afhankelijk moeten worden. Veilige hechting lijkt to de groei van zelfvertrouwen en zelfrespect en tot persoonlijke autonomie. Naast de aloude 3 Rs (Rust, Reinheid en Regelmaat) plaatst Vreugdenhil het rijtje van de 3 Ls (Licht, Lucht en Liefde). Van ouders/opvoeders wordt verwacht dat ze Sensitiviteit, Stabiliteit en Continuïteit toepassen in hun opvoeding.
Het laatste deel van de dag was gewijd aan nieuwe inzichten op gebied van morele ontwikkeling van kinderen en jongeren. De domeintheorie van Turiel stond hierbij centraal. Turiel verbeterde de theorie van Kohlberg door duidelijk onderscheid tussen moraliteit en sociale conventies aan te brengen. Dit snijdt hout, omdat morele waarden cultureel universeel blijken te zijn, in tegenstelling tot sociale conventies.
Na afloop kregen alle deelnemers de boeken van Vreugdenhil en zijn co-auteur De Munnik (Kennis over onderwijs, Ontwerpen van onderwijs en Opvoeden in het onderwijs) en het populaire boek Ben ik dat? van Mark Mieras mee naar huis. Uit de evaluatie bleek dat de dag zeer hoog gewaardeerd werd met een 8,3 (waaronder maar liefst 5 negens).
09-12-2009, 20:36 geschreven door Webmaster Reacties (0)
02-12-2009
«k kan niet volgen
HelpLeerproblemen
Onze Leendert heeft het niet gemakkelijk. Hij moet hard en lang werken om te kunnen wat zijn klasgenoten kunnen.Hij loopt altijd op de tippen van zijn tenen. In de klas is hij meestal als laatste klaar. Soms mag hij wat langer doorwerken van de leerkracht. Maar veel lost dat niet op. 's Avonds doen we niets anders dan samen oefenen. Als ik dan zie welke fouten hij vandaag in de klas maakte, begrijp ik het niet meer.'Ik ben de domste van de klas', zuchtte hij. (Kurt, vader)
Naar schatting één kind op vijf heeft leerproblemen op school.
LEERPROBLEMEN: «Wij zijn niet dom»
Wat? Kinderen met leerproblemen hebben het moeilijk met schoolse vaardigheden: lezen, schrijven, rekenen, een vreemde taal leren
Waarom? Leerproblemen kunnen het gevolg zijn van:
omstandigheden: weinig aandacht thuis, onvoldoende uitleg in de klas, gezinsproblemen
een verkeerde werkhouding: kind leert uit het hoofd en heeft geen inzicht, steekt uren in lijntjes en kleuren maar werkt weinig oefeningen af
emotionele problemen: faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, demotivatie
begaafdheid: het niveau en tempo op school ligt te hoog, het kind zit in de verkeerde school of studierichting
leerstoornissen zoals dyslexie (hardnekkige lees- en schrijfproblemen) of dyscalculie (hardnekkige rekenproblemen). Wie leerstoornissen heeft, is niet dom of achterlijk. Hij of zij leert alleen anders.
Gevolgen? Kinderen die met leren geen succes ervaren, reageren vaak heel verschillend: ze gaan zich aanstellen, de clown uithangen, verliezen hun zelfvertrouwen («Ik kan niks»), worden opstandig, agressief of trekken zich terug... Leerkrachten en ouders begrijpen hen vlug verkeerd. «Ze kunnen wel maar willen niet», zeggen ze dan.
U VERMOEDT EEN PROBLEEM? Niemand is schuldig
Wat denkt, voelt, doet uw kind?
Huiswerk maken en lessen leren worden een hel. Uw kind probeert aan elke taak te ontsnappen en gaat niet graag meer naar school.
Het kind voelt zich schuldig omdat het niet meer voldoet aan de verwachtingen van zijn leerkrachten, ouders, grootouders.
Het verliest het geloof in zichzelf: «Ik kan niks».
Het wordt agressief, gaat zichzelf afsluiten, klaagt van buikpijn, weent voor het minste
Wat denkt, voelt, doet u?
U probeert te helpen en gaat overbeklemtonen: bent streng, moedigt extra aan, oefent samen, geeft tips.
U bent ongerust en angstig voor de toekomst: «Hoe moet dat aflopen?»
Misschien raakt u geïrriteerd en boos: op uzelf, uw partner, de andere kinderen, de leerkracht, de hele wereld.
U voelt zich schuldig: «Wat heb ik verkeerd gedaan?», «Ik ben niet geduldig genoeg»
U vergelijkt met andere kinderen van het gezin of van de klas en geraakt ontgoocheld.
Er komen spanningen in het gezin: elke ouder reageert soms anders op het probleem.
HOE BEKIJKT DE SCHOOL HET PROBLEEM? Al gezien?
Stap naar de school. Soms aarzelen leerkrachten om ouders te contacteren of schamen ouders zich («Het komt wel goed») en gaat kostbare tijd verloren. Soms schatten de school en de ouders het kind heel verschillend in.
Bespreek het probleem:
Het probleem is niet ernstig. Wat extra aandacht en hulp op school en een betere aanpak thuis lost al veel op.
Het probleem is ernstig en sleept aan. Ga samen met de leerkracht op zoek naar mogelijke oorzaken. Scheelt er wat met de werkhouding van het kind? Zijn er emotionele problemen? Is het niveau van de school of studierichting te hoog? Misschien heeft het kind één of andere leerstoornis (5 à 10% van de schoolbevolking heeft dyslexie, 2 tot 6% heeft hardnekkige rekenproblemen of dyscalculie)?
Beschuldig niemand: niet de leerkracht, niet het kind, niet uzelf
U ZOEKT HULP: Niemand kan toveren
Leerkrachten zijn het best geplaatst om over leerproblemen van kinderen te praten. Op school hebben de verschillende leerkrachten van uw kind, de taakleerkracht in de basisschool, de CLB-medewerker, directeur, klasleraar ieder hun eigen deskundigheid, hun eigen inbreng. Ook ouders zijn deskundig. U kent uw kind. Probeer samen te overleggen. Heel wat scholen volgen leerlingen op een systematische wijze op met een leerlingvolgsysteem. Dat betekent dat ze kinderen met leer- of andere problemen vlug signaleren. Wat loopt er fout? En waarom? Ze stellen een diagnose vast en komen in overleg met de ouders en het kind tot een handelingsplan.
Stel samen een handelingsplan op:
Wat kan de school doen, wie doet het en wanneer? (Extra oefeningen, hulpmiddeltjes in de klas, hulp van de taakleerkracht, bijles)
Wat kunnen de ouders thuis doen? (Wat kan het gezin nog aan?)
Welke extra hulp zoeken we buiten de school? (Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), logopedist, kinderarts, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg) Overleg en samenwerking met ouders en school is ook hier nodig.
Wanneer zien we elkaar terug? (Hoe loopt het plan, moeten we niet bijsturen?)
Zorg dat het actieplan ook duidelijk is voor uw kind. Laat hem of haar regelmatig mee beslissen. Geef uw kind het gevoel dat de situatie onder controle is.
Hou de communicatie met de school open: blijf praten en blijf luisteren (wat zijn de vorderingen, hoe reageert het kind op de aanpak, hoe voelt het zich erbij, groeit zijn zelfvertrouwen?).
Verwacht geen wonderen van welke behandeling dan ook. Als leerproblemen het gevolg zijn van ernstige leerstoornissen (dyslexie of dyscalculie bijvoorbeeld) kan je dat niet zomaar oplossen. Je kan het kind wel een aantal middelen aanbieden waarmee het zichzelf kan behelpen.
Hou alle verslagen en attesten bij, vraag de school of het CLB een verslag te maken over de eindsituatie. Leg die ook voor als het kind naar een ander jaar of andere school gaat.
LEERPROBLEMEN BEHEERSEN UW GEZIN: 5 tips
Zorg dat uw extra-hulp niet tot spanningen leidt. Word geen leerkracht, maar blijf op de eerste plaats ouder. Maak het rustig en veilig thuis. Dat komt ten goede aan alle kinderen (met of zonder leerproblemen). Zorg thuis voor evenwicht tussen ontspanning en inspanning.
Leerproblemen mogen het gezin niet overheersen. Maak tijd voor het probleem, maar stel tegelijkertijd grenzen aan je beschikbaarheid.
Praat met de andere gezinsleden over de leerproblemen en de gevolgen. Praat niet altijd óver het kind, maar ook mét uw kind. Geef het vertrouwen. Maak het niet wijs dat een leerprobleem zonder inspanning verdwijnt.
Zoek steun bij andere ouders van kinderen met leermoeilijkheden.
Stimuleer uw kind in wat het goed kan: turnen, muziek maken, voetballen Leven is meer dan schoolleren alleen.
Leestips leermoeilijkheden
Dankzij Villa Kakelbont - Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur vzw - Meistraat 2 - 2000 Antwerpen - tel: 03/202.83.58 - site www.villakakelbont.be
Juut / Karen Hesse, Averbode, 1999 9+ Juut is negen en de middelste van een gezin met vijf dochters. Ze heeft het niet gemakkelijk: haar familie heeft het niet breed, en zijzelf is dyslectisch. Toch is ze in haar element als ze bezig is met de dingen die ze kan. Een toegankelijk en prettig verhaal.
Een prijs voor de hanenpootkampioen / Anne Fine, Fontein, 1997 10+ In zijn nieuwe school leert Stijn Joop kennen. Joop heeft het moeilijk met taal en rekenen. Stijn verzint allerlei trucjes om Joop te helpen, maar op sommige vlakken heeft Joop helemaal geen hulp nodig, integendeel
Slimoor / Luc van Tolhuyzen, Davidsfonds/Infodok, 1998 10+ Felix voelt zich een domoor, vergeleken bij zijn slimme broer Gil. Dat hij dyslectisch is en naar een speciale school moet - die hij al op voorhand verafschuwt - versterkt dat gevoel nog. Maar het loopt anders dan verwacht
Joey slikte zijn sleutel in / Jack Gantos, Lannoo, 1999 13+ Joey is een hyperactieve jongen, en dat maakt het voor hem bijzonder moeilijk om zich te concentreren. Een sympathiek boek, dat begrip wekt voor wiebelkinderen. Het vervolg, Joey gaat uit de bocht, verschijnt binnenkort.
Dit is de vijfde bijdrage van De Eerste Lijn. Ongeveer één op vier kinderen heeft leerproblemen, maar eigenlijk zit elk kind wel eens met een probleem. Deze bijdrage kan u misschien helpen. Hou ze bij. Op pagina 7 vindt u een lijstje met interessante lectuur. Meer over leerproblemen kan u vinden op de internetsite van Klasse: www.klasse.be/archieven en in de bibliotheek bij het SISO-nummer 464 (Leerstoornissen). Zin in een boek? Een tip: «Als leren pijn doet» van W. Hellinckx en P. Ghesquière - Garant - 795fr.
Deze tekst kwam tot stand in samenwerking met leerlingen, ouders, leerkrachten, het CLB en andere specialisten.
02-12-2009, 19:28 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-10-2009
2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van babys
LANDELIJKE Themabijeenkomst
Woensdag 25 november 2009
In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18te Amersfoort.
Drs. R. Verdult zal spreken over:
De vroege hechting van babys
Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Drs. R. Verdult (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en babys. In Zwitserlandvolgde hijeen opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en babys bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en babys van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).
PROGRAMMA
18.30-19.15 uur Ontvangst met koffie/thee
19.15 uurWelkomstwoord
door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop
19.30 uur Inleiding door Drs. R. Verdult
De vroege hechting van babys
20.30 uur Pauze
Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van De Knoop
21.00 uur Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling
ca. 22.00 uur Afsluiting
door de heer G. van der Weide.
Aanmelden
U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.
De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).
Toegangsprijs
De entree bedraagt 12,50, inclusief koffie of thee.
Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.
Locatieadres
De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.
Informatiestand
De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.
Routebeschrijving en parkeren
Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/
Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,
Openbaar vervoer
Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl
Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.
Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.
Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.
De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org
20-10-2009, 15:34 geschreven door Webmaster Reacties (0)
30-04-2009
Campus voor probleemjeugd in Amsterdam-West
2009 Jeugdzorginstellingen Spirit en Altra en de Esprit Scholengemeenschap maken plannen voor een campus voor probleemjongeren in Amsterdam-West. De campus moet vijftig ontspoorde jongeren van 12 tot 15 jaar twaalf uur per dag onderwijs, zorg en vrijetijdsbesteding bieden. De doelgroep bestaat uit jongens en meisjes die veel spijbelen, leerachterstanden hebben en soms ook crimineel zijn. Ze kunnen zowel door de rechter naar de campus worden gestuurd als vrijwillig deelnemen voor een periode van een half tot maximaal drie jaar. De eerste drie maanden zijn de jongeren twaalf uur per dag op de campus, later kunnen ze wel buiten de deur op school gaan. Het project kost 45 duizend euro per jongere. Het project is alleen haalbaar als het rijk mee betaalt. Minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin beslist daar waarschijnlijk volgende maand over. Bron: Het Parool, 18 april 2009
30-04-2009, 21:32 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-01-2009
Agressieve kinderen kunnen niet goed verzoenen
'Agressieve kinderen' kunnen niet goed verzoenen
Ruzies tussen kinderen met agressieve gedragsproblemen duren vaak lang en lopen sneller uit de hand. Dit komt door het onvermogen van deze kinderen om te verzoenen. Ze wijzen verzoeningspogingen vaak af.
'Agressieve kinderen' kunnen niet goed verzoenen
Dat concludeert dr. Maaike Kempes die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet naar agressie en conflicthantering. De onderzoekster publiceert hierover in het wetenschappelijke tijdschrift Behaviour.
In haar onderzoek liet Kempes kinderen op reguliere scholen en agressieve kinderen in het speciaal onderwijs met kinderen uit hun klas spelen, waarbij ze kleine conflicten uitlokte.
De agressieve kinderen blijken niet vaker conflicten te hebben dan kinderen op reguliere scholen, maar de conflicten die tussen de kinderen ontstaan, duren langer en lopen vaker uit de hand. Dit lijkt te komen door hun onvermogen om te verzoenen.
De onderzoekster stelt: "Verzoening is een belangrijke manier om de negatieve effecten van agressie te verminderen. Het afwezig zijn ervan kan bij agressieve kinderen de reden zijn dat hun agressie als abnormaal wordt ervaren."
Ongeveer 5 procent van de kinderen heeft een agressieve gedragsstoornis.
Dat concludeert dr. Maaike Kempes die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet naar agressie en conflicthantering. De onderzoekster publiceert hierover in het wetenschappelijke tijdschrift Behaviour.
In haar onderzoek liet Kempes kinderen op reguliere scholen en agressieve kinderen in het speciaal onderwijs met kinderen uit hun klas spelen, waarbij ze kleine conflicten uitlokte.
De agressieve kinderen blijken niet vaker conflicten te hebben dan kinderen op reguliere scholen, maar de conflicten die tussen de kinderen ontstaan, duren langer en lopen vaker uit de hand. Dit lijkt te komen door hun onvermogen om te verzoenen.
De onderzoekster stelt: "Verzoening is een belangrijke manier om de negatieve effecten van agressie te verminderen. Het afwezig zijn ervan kan bij agressieve kinderen de reden zijn dat hun agressie als abnormaal wordt ervaren."
Ongeveer 5 procent van de kinderen heeft een agressieve gedragsstoornis.