22-02-2010, 01:35 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-02-2010
Leraren krijgen les in gedragsproblemen
Leraren krijgen les in gedragsproblemen
16 februari 2010 / Robin Gerrits
Leraren krijgen les in rugzak-problemen van hun leerlingen. Foto: Flickr/Toastyken
Kennis over gedragsproblemen moet een vast onderdeel worden van elke lerarenopleiding. Dat stelt de Onderwijsraad in het advies De school en leerlingen met gedragsproblemen, dat maandag verscheen. Scholen en leraren moeten beter worden toegerust in de omgang met kinderen met gedragsproblemen.
Kinderen met gedragsproblemen, variërend van ADHD tot autistische en psychosociale stoornissen, plaatsen steeds meer scholen voor problemen. Niet altijd zijn scholen in staat om de extra aandacht die de kinderen vragen met eigen begeleiding via bijvoorbeeld interne begeleiders op te lossen.
Veel kinderen krijgen een doorverwijzing naar het (voortgezet) speciaal onderwijs, of vragen een rugzakje aan voor extra begeleiding in de klas. De laatste jaren is met name de groep gedragsgestoorde kinderen in het speciaal onderwijs spectaculair gegroeid.
Diagnose Volgens de Onderwijsraad is het van belang dat leraren in hun opleiding zoveel over gedragsproblemen hebben opgestoken dat ze die op tijd kunnen signaleren, maar een diagnose moeten ze overlaten aan de echte deskundigen.
Te gemakkelijk wordt nu soms een kind een bepaald etiket opgeplakt zonder dat sprake is van die stoornis. Vanuit het speciaal onderwijs, waar veel meer expertise huist, kan hierbij actiever hulp worden aangeboden dan nu gebeurt.
De Raad oppert de oprichting van een nieuwe kennis- en adviesclub, de Academische Werkgemeenschap Gedragsproblemen en Onderwijs. Hierin zouden wetenschappers, opleiders en praktijkmensen moeten samenwerken om de actuele kennis op dit terrein op peil te houden en scholen en leraren concreet van advies te dienen.
Samenvatting : "Juffrouw ik verveel me, is het nog lang en het is hier maar stom." Dit waren maar enkele reacties die ik hoorde tijdens de eindwerkweek stage in oktober 2008. Het was één grote chaos en onrust op de speelplaats. Regelmatig waren er ruzies die uitdraaide in vloekoorden met zelfs fysieke agressie als gevolg.
Gedurende de uitwerking van mijn eindwerk heb ik een antwoord gezocht op de vraag: heeft het aanpassen van de speelplaats een effect op het (speel)gedrag bij kinderen met autisme? Ik deed mijn stage in BuBao Den Anker. Op de autiwerking van de lagere school heb ik geprobeerd om een antwoord te krijgen op deze vraag.
Aan de hand van een zelfgemaakte observatielijst, ben ik tot de belangrijkste moeilijkheden of problemen gekomen. Deze gegevens heb ik vervolgens in mijn eindwerk beschreven. Op het einde van mijn stage heb ik deze observaties opnieuw uitgevoerd. Aan de hand hiervan kon ik dan een duidelijke conclusie trekken. Eveneens heb ik op het einde van mijn stage een enquête afgenomen bij de begeleiding. Op deze manier wilde ik nagaan wat de sterktes en zwaktes van het project waren. Ik wilde peilen naar de tevredenheid van de begeleiding en wat zij vonden van het resultaat.
Op mijn stageplaats waren er al enkele aanpassingen doorgevoerd. Enkele hadden een duidelijk effect en enkele boden geen meerwaarde. Hierdoor kon ik terugvallen op een team met veel ervaringen en kennis. Op deze manier was er een mooie basis gelegd zodat ik niet van nul moest beginnen. Dit heeft dit eindwerk op een positieve manier beïnvloed. In mijn eindwerk heb ik gekozen om van de speelplaats een georganiseerde vrije tijd te maken. Eerst en vooral hebben we de omgeving aangepast. Dit hield in dat we verschillende hoeken hebben gemaakt waar er telkens één activiteit doorging. Deze hoeken werden afgebakend met rode hekjes. Een afbakening was belangrijk. Op deze manier werd de speelruimte beter gevisualiseerd. Een ander belangrijk aspect dat we hebben toegepast is het verhelderen van tijd. Via een time timer hadden de kinderen een controle over hoe lang het speelmoment nog duurde. Eveneens hadden we een weekschema opgesteld waarin stond vermeld wie, wat en wanneer moest doen. Op deze manier verhinderden we dat kinderen keuzes moesten maken aangezien dit vaak een frustratiegevoel met zich meebrengt. Deze opgelegde activiteiten waren gekend en de materialen waren duidelijk. Eveneens waren de opdrachten heel divers. De materialen voor de activiteiten zaten elk in een doos. In deze doos zaten eveneens spelhandleidingen. In deze boekjes stonden concrete handelingen uitgelegd. Op deze manier konden de kinderen allerhande activiteiten uitvoeren aan de hand van een gevisualiseerd stappenplan. We hebben geopteerd voor een doorschuifsysteem. Hiermee hoopten we de verveling tegen te gaan. Ook in andere scholen werd een doorschuifsysteem toegepast want zeg nu zelf, zou jij vijftig minuten dezelfde activiteit willen doen? Om de vijftien minuten schoof men door naar een andere activiteit. Dit was duidelijk gemaakt op het keuzebord dat op de speelplaats hing. De leerkrachten speelden een enorm belangrijke rol. Ze moesten ervoor zorgen dat het keuzebord in orde was zodat de kinderen hun volgende activiteit konden zien. Eveneens kreeg elke leerkracht de verantwoordelijkheid over een doos met materialen. Op deze manier hoopten we om de leerkrachten te blijven motiveren om zich in te zetten voor de speelplaats. Zonder goede begeleiding is dit namelijk niet mogelijk.
Met deze aanpassingen proberen we vooral duidelijkheid te scheppen in tijd en ruimte. Eveneens willen we veiligheid creëren door de kinderen zelf geen keuzes te laten maken en zo het probleemgedrag te laten afnemen. Een andere doelstelling die ik via deze weg wilde bereiken is dat de kinderen en de begeleiding opnieuw plezier gaan beleven aan de pauzemomenten. Dit alles gebeurd aan de hand van verplichte activiteiten, verhelderingen in de ruimte en tijd en als meest belangrijke kenmerk visualisaties.
Op sociaal vlak is er heel wat veranderd. De leerlingen zochten veel meer contact met elkaar dan voordien. Ze speelden samen, gingen interacties aan en de ruzies namen duidelijk af. Op materieel vlak was er eveneens een evolutie merkbaar. De kinderen droegen zorg voor het materiaal en gebruikten de materialen voor wat ze bedoeld waren. Men hield zich meer aan de sociale regels zoals beurtname en het afnemen van speelgoed. Het stereotiepe gedrag is duidelijk verminderd. Voordat we de aangepaste speelplaats gebruikten, stelden we bij tien van de dertien kinderen een vorm van stereotiep gedrag vast. Nu vertonen slechts nog twee kinderen stereotiep gedrag. Naast het stereotiepe gedrag is ook de veiligheid veranderd. Voordien brachten veel kinderen zichzelf en anderen in gevaar. Dit gedrag is sterk verminderd. De leerlingen krijgen nu een duidelijke activiteit aangeboden welke ze moeten uitvoeren. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen zelfstandig kunnen beginnen met een activiteit. Wanneer de activiteit gedaan is, stoppen de kinderen meteen met het spel. Ze blijven niet rondhangen maar gaan meteen in de rij staan of beginnen met hun ander opgelegde activiteit. Het opruimen van de activiteiten verloopt eveneens vlotter. Waar voordien vaak materialen bleven rondslingeren, worden de materialen nu opgeruimd en op hun plaats gelegd.
Op de vraag of het aanpassen van een speelplaats een effect heeft op het speelgedrag van kinderen met autisme kan ik volmondig ja zeggen. De speeltijden verliepen rustiger, zowel voor de begeleiding als voor de kinderen. "Het is nu fijn, we maken minder ruzie, we vervelen ons niet meer enz." Dit zijn maar enkele reacties die ik van de kinderen heb gekregen. Voor mij was dit het bewijs dat ik goed werk heb geleverd. Wanneer je de speeltijd organiseert, kan een speeltijd voor kinderen met autisme een ontspannende en aangename tijd zijn. De veranderingen die waren doorgevoerd waren slechts voor twee klassen tijdens de middagspeeltijd. Nu is het belangrijk dat de speelplaats verder wordt aangepast en uitgebreid. Er moet nu een georganiseerde vrije tijd komen voor alle speeltijden en voor alle klassen.
14-02-2010, 20:30 geschreven door Webmaster Reacties (2)
13-02-2010
Voor de behandeling van jongeren, in de leeftijd van 11-18 jaar, met ernstige gedragsproblemen
Checklist MST/FFT. Een indicatie-instrument voor MST en FFT in de vorm van een checklist
Oudhof, Marjolein, Berge, ten, Ingrid en Berger, Marianne
Voor de behandeling van jongeren, in de leeftijd van 11-18 jaar, met ernstige gedragsproblemen, zijn MST (Multi System Therapy) en FFT (Functional Family Therapy) twee geschikte behandelvormen. Het gaat om jongeren met ernstige gedragsproblemen, die oppositioneel gedrag met een antisociaal karakter vertonen. Ook is sprake van delinquent gedrag, in combinatie met een (zeer) problematische gezinssituatie. In het buitenland zijn deze behandelingen bewezen effectief. In 2007 zijn drie zorginstellingen, destijds verenigd in het consortium MST/FFT Nederland (De Viersprong, de Bascule en Yorneo), samen met het Nederlands Jeugdinstituut gestart met het project Ontwikkeling & implementatieproject MST en FFT in Nederland. Eén van de resultaten is de Checklist MST/FFT. Het rapport 'Checklist MST/FFT. Een indicatie-instrument voor MST en FFT in de vorm van een checklist' beschrijft de ontwikkeling. De checklist zelf is ook apart beschikbaar.
Checklist MST/FFT
Op basis van de literatuur en het raadplegen van Nederlandse experts van deze programmas, is de checklist ontwikkeld. Met behulp van de checklist kan eerst op basis van 12 criteria beoordeeld worden of MST/FFT of een intensieve ambulante gezinsinterventie ingezet kan worden. Vervolgens kan, aan de hand van 7 criteria, beoordeeld worden of MST of FFT de meest aangewezen behandelmethode is. Het instrument is in de ontwikkelingsfase aan een groep gebruikers voorgelegd. Daardoor is er nu in Nederland een in de praktijk getoetste en bruikbare checklist ter beschikking. Download de aparte 'Checklist MST/FFT' hier .
MST en FFT in Nederland
Nederland is op dit moment één van de weinige landen waar, voor de behandeling van jongeren met complexe gedragsstoornissen, in de meeste regios zowel MST als FFT wordt aangeboden. Om in een specifieke casus een keuze te maken voor één van deze twee programmas, moet de hulpverlener weten welke aspecten onderscheidend zijn. Hoewel de programmas zeer uitvoerig beschreven en onderzocht zijn, was hiervoor nog geen hulpmiddel beschikbaar. In het innovatieprogramma van ZonMw, waarin de landelijke verspreiding van MST en FFT wordt gestimuleerd, is dit voorzien. Het Nederlands Jeugdinstituut kreeg de opdracht een instrument te ontwikkelen.
13-02-2010, 22:34 geschreven door Webmaster Reacties (0)
12-02-2010
Jeugdzorg ligt onder vuur. Schriftelijke vragen van Aasted-Madsen (CDA)
De parlementaire werkgroep is met een onderzoek gestart. Eindelijk komt er aandacht voor alle kinderen, die vaak onterecht uit huis zijn geplaatst. Hierover heeft Ine Aasted-Madsen onderstaande vragen gesteld. Vele ouders wachten in spanning het antwoord van de minister af. Zullen hun kinderen weer naar huis mogen?
Schriftelijk vragen van het lid Aasted-Madsen van Stiphout(CDA) aan de minister van Jeugd en Gezin:
1. Heeft u kennisgenomen van de uitzending Das je goed recht van SBS6 op 31 januari 2010?
2. Naar aanleiding van deze uitzending zijn zon 1000 reacties binnengekomen van ouders die aangeven dat ook hun kind(eren) op basis over onjuistheden en onvolledigheden in de rapportage van BJZ en/of de Raad voor de Kinderbescherming uithuis zijn geplaatst. Wie draagt zorg voor waarheidsvinding alvorens vergaande maatregelen als een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden uitgesproken?
3. In de beantwoording van schriftelijke vragen over een escalatie tussen pleegouders en Bureau Jeugdzorg (2009Z24418) geeft u aan dat u niet ingaat op individuele casuïstiek, datzelfde horen we van de Inspectie Jeugdzorg. Wie houdt zich in Nederland wel bezig met individuele casuïstiek binnen de Jeugdzorg, als men het functioneren van de Jeugdzorg aan de orde wil stellen?
4. Bij welke onafhankelijke partij kunnen deze ouders terecht om een dossier tegen het licht te laten houden, eventueel aanvullende informatie te laten vergaren en opnieuw te laten beoordelen met een bindend advies?
5. Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze individuele casuïstiek, waar ouders en kinderen mogelijk op basis van onjuistheden en onvolledigheden van elkaar gescheiden zijn?
6. Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst zaken als feit in rapportages worden opgenomen, zonder dat daarbij waarheidsvinding heeft plaatsgevonden?
7. Wilt u deze vragen binnen de gestelde termijn van 15 dagen beantwoorden op deze website?
12-02-2010, 21:27 geschreven door Webmaster Reacties (0)
07-02-2010
De Wajong: van afvoerputje naar talentpool van onze maatschappij
De Wajong
In de discussie die is ontstaan over de Wajong wordt sterk gerefereerd aan het WAO-drama. Er zitten momenteel 167.000 jongeren thuis die niet meer zouden kunnen werken. Daarom moet de uitkering worden aangepast en er moeten maatregelen worden genomen die ten koste gaan van de echt zwakste groep in de samenleving.
Waar voor alle gemak in deze discussie aan voorbij wordt gegaan is het feit dat veel zogenaamde Wajong gerechtigden over grote talenten beschikken. Helaas zijn dit vaak talenten die niet voldoen aan de standaard normen die binnen het Nederlandse bedrijfsleven gelden. Juist het moeten voldoen aan de standaard normen en standaard competenties verhinderen het gebruik van bijzondere talenten.
Neem je een andere focus, zoals o.a. Thom Hartmann en Thorkil Sonne dat doen, dan kom je tot heel andere conclusies. Hartmann ziet ADHD als een talent dat sommigen onder ons hebben overgehouden uit de prehistorie, toen de mensheid voor zijn voedstel nog afhankelijk was van de jacht. Jagers zijn hyperfocused, afleidbaar, impulsief en rusteloos, net als de huidige ADHDers.
Deze talenten zijn goed bruikbaar maar hebben de ruimte nodig om tot effectiviteit te komen. Daarnaast hebben veel ADHDers een gave tot analytisch denken, een hoge dosis creativiteit en een goed voorstellingsvermogen om problemen (anders) op te lossen. Beroemden onder de ADHDers zijn o.a. Albert Einstein, Thoman Edison en Leonardo da Vinci.
Zoals Thorkil Sonne gebruik maakt van de talenten die zijn verbonden aan autisme is een voorbeeld van hoe het ook kan. Met zijn bedrijf Spesialisterne laat hij hoog opgeleide autisten werk doen dat prima past bij hun talenten, het testen van hoogwaardige software. Met name het talent zich compleet te kunnen concentreren op één aspect komt in deze functie goed tot haar recht. Hierdoor is het mogelijk om eenzijdig werk, waar normale medewerkers na een aantal maanden op afhaakt wegens eentonigheid, langdurige hoogwaardig te laten uitvoeren.
Door niet langer te kijken naar de beperkingen van de doelgroep in de Wajong maar juist naar de talenten kunnen wij alle stakeholders een dienst bewijzen. De maatschappij door een grote groep mensen niet langer afhankelijk te laten zijn van een uitkering, de jongere door hem zingeving te bieden en ruimte om zijn talenten tot ontplooiing te brengen en het bedrijfsleven met een pool aan talenten die nieuwe inzichten kunnen toevoegen aan de al bestaande diversiteit.
Het vergt alleen dat we allen het lef hebben een andere bril op te zetten
07-02-2010, 01:02 geschreven door Webmaster Reacties (0)
05-02-2010
Juk of steun, was de vraag die we stelden. Bijna iedereen spreekt van een juk.
Peiling de Stentor: Cliënt vraagt meer begrip jeugdzorg
door Anne Boer. vrijdag 05 februari 2010 | 15:32 | Laatst bijgewerkt op: vrijdag 05 februari 2010 | 17:30
Vignet Jeugdzorg
Archieffoto ANP Photo
APELDOORN - Ruim 500 mensen hebben gereageerd op onze oproep over ervaringen met jeugdzorg. Juk of steun, was de vraag die we stelden. Bijna iedereen spreekt van een juk. Morgen meerover dit onderwerp in de Stentor Jeugdzorg scoort een laag rapportcijfer in de reacties. Het gemiddelde cijfer is een 3. "Het lijkt wel of de hulpverlener de familie eerder als tegenstander ziet dan als medestander."
Het advies van onze lezers: toon meer begrip, schrijf ouders niet te snel af, haal kinderen niet te snel uit huis, bekijk veel zorgvuldiger wat het probleem is en los dat zoveel mogelijk op in eigen huis.
We zijn overspoeld met dramatische verhalen, van soms vele pagina's lang. Vaak persoonlijke verhalen die uiting geven aan onbegrip, van woede en frustratie over wat er gebeurde nadat jeugdzorg over de vloer kwam.
Van alle mensen die reageerden hebben er bijna 150 de moeite genomen een vragenformulier in te vullen om hun mening met naam en toenaam gefundeerd te geven. Wat opvalt is dat de klachten van al die verschillende mensen, van vaders en moeders, tot vrienden, buren, familieleden, kinderen, grootouders en zelfs hulpverleners en onderwijskrachten erg op elkaar lijken. Drie thema's springen er uit: communicatie, waarheidsvinding en de begeleiding.
De overheersende mening is dat jeugdzorg vooral beter moet luisteren, fatsoenlijker met mensen moet omgaan, persoonlijker, transparanter, medemenselijker moet zijn. De mensen missen begrip, vriendelijkheid, respect en goede uitleg over wat er gebeurt.
Naast communicatie, is waarheidsvinding een heet hangijzer. Dan gaat het over de feiten en de controle daarop. De opdracht in de reacties luidt dat de feiten beter gecontroleerd moeten worden, standpunten beter onderbouwd, dat jeugdzorg minder snel moet oordelen en zorgvuldiger onderzoek moet doen.
"Ze hebben gelijk een oordeel klaar zo gauw je binnenkomt en als er eenmaal iets op papier staat, krijg je het niet meer uit het dossier", is een veelgehoorde reactie. " De mening van een hulpverlener moet een indicatie zijn voor grondige observatie en geen oordeel", wordt gezegd. En: "Om een roddel kan je je kinderen kwijtraken", komt ook regelmatig terug.
Van de mensen die het formulier invulden, is de grootste groep (36) in aanraking gekomen met jeugdzorg nadat ze zelf om hulp vroegen. Verder bestaat een grote groep (29) uit mensen die na een scheiding in contact kwamen met jeugdzorg, gevolgd door pleegouders (14), mensen die in de jeugdzorg werken (13) en grootouders (9).
De Tweede Kamer is van mening dat jeugdzorg 'grote en aanhoudende' problemen kent en heeft daarom een parlementaire werkgroep aan het werk gezet om te kijken hoe het verder moet. Deze werkgroep praat maandag ook met vertegenwoordigers van jongeren, (ex)cliënten en ouders. In maart presenteert minister Rouvoet van Jeugd en Gezin zijn plannen met de jeugdzorg. De Kamer wil die plannen dan toetsen op basis van de bevindingen van de werkgroep.
05-02-2010, 23:17 geschreven door Webmaster Reacties (0)
09-12-2009
Neurowetenschappelijk onderzoek helpt onderwijs aan kinderen en jongeren verder
Onze kennis over de ontwikkeling van het (kinder)brein is dankzij neurowetenschappelijk onderzoek de laatste jaren enorm toegenomen. Kennis hierover kan (aankomende) leraren helpen keuzes te maken op gebied van onderwijs en omgangsvormen. Tweeëntwintig pabodocenten kwamen daarom woensdag 1 oktober in Utrecht naar de Studiedag Hersenonderzoek en Opvoedingstheorieën. Kees Vreugdenhil, deskundig op beide terreinen, gaf op interactieve wijze hoorcollege over hersenonderzoek, hechtingstheorieën en morele vorming.
In de ochtend behandelde hij de globale anatomie van het brein en de ontwikkeling in fasen van de verschillende hersenfuncties. Cruciale wetenswaardigheden zijn de levenslange vorming van het brein (we zijn dus nooit uitgeleerd), de gevoelige fasen rondom het 2e levensjaar en de puberteit, en het belang van beweging voor de vitaliteit en plasticiteit van ons brein. Onze bovenkamer wordt in gevoelige perioden grondig verbouwd. Hier moeten opvoeders en docenten rekening mee houden.
Leren is in feite het continu aanmaken van nieuwe verbindingen tussen de neuronen en het versterken van eerder aangelegde patronen. We moeten bewust leren echter ook weer niet óverschatten; volgens de sociaalpsycholoog Ap Dijksterhuis doen we erg veel dingen onbewust, gebaseerd op geautomatiseerde patronen en verbindingen in onze hersenen.
Er werden ook mythes doorgeprikt op deze studiedag. Het aloude verhaal dat onze rechter- en linkerhersenhelft gescheiden opereren, blijkt niet correct te zijn; uit MRI-scans blijkt juist dat - zelfs bij eenvoudige taken - heel veel verschillende gebieden in de hersenen tegelijk actief zijn. Ook de theorie van het sociaalconstructivisme werd enigszins genuanceerd. Het brein van kinderen en jeugdigen rijpt geleidelijk en is pas na20 à 22 jaar volgroeid. De prefrontale cortex waar hogere denk- en planningsactiviteiten vandaan komen, is een van de laatste gebieden die uitgroeit. Dat betekent dat complexe taken, zoals het eigen leerproces plannen, alleen met begeleiding goed kunnen worden uitgevoerd. Daarom zijn leersteigers van docenten zo onontbeerlijk: grafische vormgevers en andere hulpmiddelen die helpen om structuur aan te brengen in de verwerking van informatie. Omdat onze hersenen dynamisch en plastisch zijn, is het de taak van opleiders om de aandacht te richten; variatie en keuzevrijheid mag er alleen zijn binnen een vooraf gedefinieerd kader. In dat licht dient het begrip rijke leeromgeving genuanceerd te worden: rijk binnen de doelstellingen van het onderwijs op dat moment.
Het brein heeft verschillende geheugenfuncties. Hoe meer sleutels tijdens het leerproces worden aangeboden, hoe beter kennis beklijft. Voor studenten is het van belang dat ze situaties leren etiketteren. Bij de inzet van portfolios met reflectie op competentiegericht leren is dat van belang, meer dan het afvinken van standaardlijsten van wat ze wel en niet hebben gedaan.
Ook het feit dat leren altijd een emotioneel proces is, is een belangrijk gegeven. Een vertrouwde, veilige en uitdagende omgeving waarin successen worden geboekt, creëert positieve emoties, die de motivatie weer versterkt.
Tot slot van deze fascinerende ochtend gaf Vreugdenhil ons tips voor breinactiverende werkvormen: hands-on activiteiten, interactieve hoorcolleges met grafische vormgevers, succeservaringen faciliteren, mensen op het verkeerde been zetten, en essenties laten vastleggen.
s Middags werden in aansluiting op de bevindingen uit hersenonderzoek nieuwe inzichten uit gehechtheidtheorieën en theorieën over morele ontwikkeling behandeld.
Wat betreft gehechtheid is gebleken dat kinderen ongelofelijk veerkrachtig zijn en dat bepaalde gebeurtenissen uit het verleden niet noodzakelijkerwijs determinerend voor de
rest van hun leven hoeven te zijn. De hechting aan meester of juf op school kan cruciaal zijn voor kinderen die het in de thuissituatie niet goed hebben. De neiging tot hechting is bij iedereen aangeboren. De behoefte aan hechting blijft ons hele leven aanwezig, wat overigens niet betekent dat mensen afhankelijk moeten worden. Veilige hechting lijkt to de groei van zelfvertrouwen en zelfrespect en tot persoonlijke autonomie. Naast de aloude 3 Rs (Rust, Reinheid en Regelmaat) plaatst Vreugdenhil het rijtje van de 3 Ls (Licht, Lucht en Liefde). Van ouders/opvoeders wordt verwacht dat ze Sensitiviteit, Stabiliteit en Continuïteit toepassen in hun opvoeding.
Het laatste deel van de dag was gewijd aan nieuwe inzichten op gebied van morele ontwikkeling van kinderen en jongeren. De domeintheorie van Turiel stond hierbij centraal. Turiel verbeterde de theorie van Kohlberg door duidelijk onderscheid tussen moraliteit en sociale conventies aan te brengen. Dit snijdt hout, omdat morele waarden cultureel universeel blijken te zijn, in tegenstelling tot sociale conventies.
Na afloop kregen alle deelnemers de boeken van Vreugdenhil en zijn co-auteur De Munnik (Kennis over onderwijs, Ontwerpen van onderwijs en Opvoeden in het onderwijs) en het populaire boek Ben ik dat? van Mark Mieras mee naar huis. Uit de evaluatie bleek dat de dag zeer hoog gewaardeerd werd met een 8,3 (waaronder maar liefst 5 negens).
09-12-2009, 20:36 geschreven door Webmaster Reacties (0)
02-12-2009
«k kan niet volgen
HelpLeerproblemen
Onze Leendert heeft het niet gemakkelijk. Hij moet hard en lang werken om te kunnen wat zijn klasgenoten kunnen.Hij loopt altijd op de tippen van zijn tenen. In de klas is hij meestal als laatste klaar. Soms mag hij wat langer doorwerken van de leerkracht. Maar veel lost dat niet op. 's Avonds doen we niets anders dan samen oefenen. Als ik dan zie welke fouten hij vandaag in de klas maakte, begrijp ik het niet meer.'Ik ben de domste van de klas', zuchtte hij. (Kurt, vader)
Naar schatting één kind op vijf heeft leerproblemen op school.
LEERPROBLEMEN: «Wij zijn niet dom»
Wat? Kinderen met leerproblemen hebben het moeilijk met schoolse vaardigheden: lezen, schrijven, rekenen, een vreemde taal leren
Waarom? Leerproblemen kunnen het gevolg zijn van:
omstandigheden: weinig aandacht thuis, onvoldoende uitleg in de klas, gezinsproblemen
een verkeerde werkhouding: kind leert uit het hoofd en heeft geen inzicht, steekt uren in lijntjes en kleuren maar werkt weinig oefeningen af
emotionele problemen: faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, demotivatie
begaafdheid: het niveau en tempo op school ligt te hoog, het kind zit in de verkeerde school of studierichting
leerstoornissen zoals dyslexie (hardnekkige lees- en schrijfproblemen) of dyscalculie (hardnekkige rekenproblemen). Wie leerstoornissen heeft, is niet dom of achterlijk. Hij of zij leert alleen anders.
Gevolgen? Kinderen die met leren geen succes ervaren, reageren vaak heel verschillend: ze gaan zich aanstellen, de clown uithangen, verliezen hun zelfvertrouwen («Ik kan niks»), worden opstandig, agressief of trekken zich terug... Leerkrachten en ouders begrijpen hen vlug verkeerd. «Ze kunnen wel maar willen niet», zeggen ze dan.
U VERMOEDT EEN PROBLEEM? Niemand is schuldig
Wat denkt, voelt, doet uw kind?
Huiswerk maken en lessen leren worden een hel. Uw kind probeert aan elke taak te ontsnappen en gaat niet graag meer naar school.
Het kind voelt zich schuldig omdat het niet meer voldoet aan de verwachtingen van zijn leerkrachten, ouders, grootouders.
Het verliest het geloof in zichzelf: «Ik kan niks».
Het wordt agressief, gaat zichzelf afsluiten, klaagt van buikpijn, weent voor het minste
Wat denkt, voelt, doet u?
U probeert te helpen en gaat overbeklemtonen: bent streng, moedigt extra aan, oefent samen, geeft tips.
U bent ongerust en angstig voor de toekomst: «Hoe moet dat aflopen?»
Misschien raakt u geïrriteerd en boos: op uzelf, uw partner, de andere kinderen, de leerkracht, de hele wereld.
U voelt zich schuldig: «Wat heb ik verkeerd gedaan?», «Ik ben niet geduldig genoeg»
U vergelijkt met andere kinderen van het gezin of van de klas en geraakt ontgoocheld.
Er komen spanningen in het gezin: elke ouder reageert soms anders op het probleem.
HOE BEKIJKT DE SCHOOL HET PROBLEEM? Al gezien?
Stap naar de school. Soms aarzelen leerkrachten om ouders te contacteren of schamen ouders zich («Het komt wel goed») en gaat kostbare tijd verloren. Soms schatten de school en de ouders het kind heel verschillend in.
Bespreek het probleem:
Het probleem is niet ernstig. Wat extra aandacht en hulp op school en een betere aanpak thuis lost al veel op.
Het probleem is ernstig en sleept aan. Ga samen met de leerkracht op zoek naar mogelijke oorzaken. Scheelt er wat met de werkhouding van het kind? Zijn er emotionele problemen? Is het niveau van de school of studierichting te hoog? Misschien heeft het kind één of andere leerstoornis (5 à 10% van de schoolbevolking heeft dyslexie, 2 tot 6% heeft hardnekkige rekenproblemen of dyscalculie)?
Beschuldig niemand: niet de leerkracht, niet het kind, niet uzelf
U ZOEKT HULP: Niemand kan toveren
Leerkrachten zijn het best geplaatst om over leerproblemen van kinderen te praten. Op school hebben de verschillende leerkrachten van uw kind, de taakleerkracht in de basisschool, de CLB-medewerker, directeur, klasleraar ieder hun eigen deskundigheid, hun eigen inbreng. Ook ouders zijn deskundig. U kent uw kind. Probeer samen te overleggen. Heel wat scholen volgen leerlingen op een systematische wijze op met een leerlingvolgsysteem. Dat betekent dat ze kinderen met leer- of andere problemen vlug signaleren. Wat loopt er fout? En waarom? Ze stellen een diagnose vast en komen in overleg met de ouders en het kind tot een handelingsplan.
Stel samen een handelingsplan op:
Wat kan de school doen, wie doet het en wanneer? (Extra oefeningen, hulpmiddeltjes in de klas, hulp van de taakleerkracht, bijles)
Wat kunnen de ouders thuis doen? (Wat kan het gezin nog aan?)
Welke extra hulp zoeken we buiten de school? (Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), logopedist, kinderarts, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg) Overleg en samenwerking met ouders en school is ook hier nodig.
Wanneer zien we elkaar terug? (Hoe loopt het plan, moeten we niet bijsturen?)
Zorg dat het actieplan ook duidelijk is voor uw kind. Laat hem of haar regelmatig mee beslissen. Geef uw kind het gevoel dat de situatie onder controle is.
Hou de communicatie met de school open: blijf praten en blijf luisteren (wat zijn de vorderingen, hoe reageert het kind op de aanpak, hoe voelt het zich erbij, groeit zijn zelfvertrouwen?).
Verwacht geen wonderen van welke behandeling dan ook. Als leerproblemen het gevolg zijn van ernstige leerstoornissen (dyslexie of dyscalculie bijvoorbeeld) kan je dat niet zomaar oplossen. Je kan het kind wel een aantal middelen aanbieden waarmee het zichzelf kan behelpen.
Hou alle verslagen en attesten bij, vraag de school of het CLB een verslag te maken over de eindsituatie. Leg die ook voor als het kind naar een ander jaar of andere school gaat.
LEERPROBLEMEN BEHEERSEN UW GEZIN: 5 tips
Zorg dat uw extra-hulp niet tot spanningen leidt. Word geen leerkracht, maar blijf op de eerste plaats ouder. Maak het rustig en veilig thuis. Dat komt ten goede aan alle kinderen (met of zonder leerproblemen). Zorg thuis voor evenwicht tussen ontspanning en inspanning.
Leerproblemen mogen het gezin niet overheersen. Maak tijd voor het probleem, maar stel tegelijkertijd grenzen aan je beschikbaarheid.
Praat met de andere gezinsleden over de leerproblemen en de gevolgen. Praat niet altijd óver het kind, maar ook mét uw kind. Geef het vertrouwen. Maak het niet wijs dat een leerprobleem zonder inspanning verdwijnt.
Zoek steun bij andere ouders van kinderen met leermoeilijkheden.
Stimuleer uw kind in wat het goed kan: turnen, muziek maken, voetballen Leven is meer dan schoolleren alleen.
Leestips leermoeilijkheden
Dankzij Villa Kakelbont - Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur vzw - Meistraat 2 - 2000 Antwerpen - tel: 03/202.83.58 - site www.villakakelbont.be
Juut / Karen Hesse, Averbode, 1999 9+ Juut is negen en de middelste van een gezin met vijf dochters. Ze heeft het niet gemakkelijk: haar familie heeft het niet breed, en zijzelf is dyslectisch. Toch is ze in haar element als ze bezig is met de dingen die ze kan. Een toegankelijk en prettig verhaal.
Een prijs voor de hanenpootkampioen / Anne Fine, Fontein, 1997 10+ In zijn nieuwe school leert Stijn Joop kennen. Joop heeft het moeilijk met taal en rekenen. Stijn verzint allerlei trucjes om Joop te helpen, maar op sommige vlakken heeft Joop helemaal geen hulp nodig, integendeel
Slimoor / Luc van Tolhuyzen, Davidsfonds/Infodok, 1998 10+ Felix voelt zich een domoor, vergeleken bij zijn slimme broer Gil. Dat hij dyslectisch is en naar een speciale school moet - die hij al op voorhand verafschuwt - versterkt dat gevoel nog. Maar het loopt anders dan verwacht
Joey slikte zijn sleutel in / Jack Gantos, Lannoo, 1999 13+ Joey is een hyperactieve jongen, en dat maakt het voor hem bijzonder moeilijk om zich te concentreren. Een sympathiek boek, dat begrip wekt voor wiebelkinderen. Het vervolg, Joey gaat uit de bocht, verschijnt binnenkort.
Dit is de vijfde bijdrage van De Eerste Lijn. Ongeveer één op vier kinderen heeft leerproblemen, maar eigenlijk zit elk kind wel eens met een probleem. Deze bijdrage kan u misschien helpen. Hou ze bij. Op pagina 7 vindt u een lijstje met interessante lectuur. Meer over leerproblemen kan u vinden op de internetsite van Klasse: www.klasse.be/archieven en in de bibliotheek bij het SISO-nummer 464 (Leerstoornissen). Zin in een boek? Een tip: «Als leren pijn doet» van W. Hellinckx en P. Ghesquière - Garant - 795fr.
Deze tekst kwam tot stand in samenwerking met leerlingen, ouders, leerkrachten, het CLB en andere specialisten.
02-12-2009, 19:28 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-10-2009
2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van babys
LANDELIJKE Themabijeenkomst
Woensdag 25 november 2009
In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18te Amersfoort.
Drs. R. Verdult zal spreken over:
De vroege hechting van babys
Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Drs. R. Verdult (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en babys. In Zwitserlandvolgde hijeen opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en babys bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en babys van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).
PROGRAMMA
18.30-19.15 uur Ontvangst met koffie/thee
19.15 uurWelkomstwoord
door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop
19.30 uur Inleiding door Drs. R. Verdult
De vroege hechting van babys
20.30 uur Pauze
Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van De Knoop
21.00 uur Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling
ca. 22.00 uur Afsluiting
door de heer G. van der Weide.
Aanmelden
U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.
De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).
Toegangsprijs
De entree bedraagt 12,50, inclusief koffie of thee.
Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.
Locatieadres
De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.
Informatiestand
De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.
Routebeschrijving en parkeren
Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/
Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,
Openbaar vervoer
Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl
Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.
Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.
Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.
De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org
20-10-2009, 15:34 geschreven door Webmaster Reacties (0)
30-04-2009
Campus voor probleemjeugd in Amsterdam-West
2009 Jeugdzorginstellingen Spirit en Altra en de Esprit Scholengemeenschap maken plannen voor een campus voor probleemjongeren in Amsterdam-West. De campus moet vijftig ontspoorde jongeren van 12 tot 15 jaar twaalf uur per dag onderwijs, zorg en vrijetijdsbesteding bieden. De doelgroep bestaat uit jongens en meisjes die veel spijbelen, leerachterstanden hebben en soms ook crimineel zijn. Ze kunnen zowel door de rechter naar de campus worden gestuurd als vrijwillig deelnemen voor een periode van een half tot maximaal drie jaar. De eerste drie maanden zijn de jongeren twaalf uur per dag op de campus, later kunnen ze wel buiten de deur op school gaan. Het project kost 45 duizend euro per jongere. Het project is alleen haalbaar als het rijk mee betaalt. Minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin beslist daar waarschijnlijk volgende maand over. Bron: Het Parool, 18 april 2009
30-04-2009, 21:32 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-01-2009
Agressieve kinderen kunnen niet goed verzoenen
'Agressieve kinderen' kunnen niet goed verzoenen
Ruzies tussen kinderen met agressieve gedragsproblemen duren vaak lang en lopen sneller uit de hand. Dit komt door het onvermogen van deze kinderen om te verzoenen. Ze wijzen verzoeningspogingen vaak af.
'Agressieve kinderen' kunnen niet goed verzoenen
Dat concludeert dr. Maaike Kempes die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet naar agressie en conflicthantering. De onderzoekster publiceert hierover in het wetenschappelijke tijdschrift Behaviour.
In haar onderzoek liet Kempes kinderen op reguliere scholen en agressieve kinderen in het speciaal onderwijs met kinderen uit hun klas spelen, waarbij ze kleine conflicten uitlokte.
De agressieve kinderen blijken niet vaker conflicten te hebben dan kinderen op reguliere scholen, maar de conflicten die tussen de kinderen ontstaan, duren langer en lopen vaker uit de hand. Dit lijkt te komen door hun onvermogen om te verzoenen.
De onderzoekster stelt: "Verzoening is een belangrijke manier om de negatieve effecten van agressie te verminderen. Het afwezig zijn ervan kan bij agressieve kinderen de reden zijn dat hun agressie als abnormaal wordt ervaren."
Ongeveer 5 procent van de kinderen heeft een agressieve gedragsstoornis.
Dat concludeert dr. Maaike Kempes die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet naar agressie en conflicthantering. De onderzoekster publiceert hierover in het wetenschappelijke tijdschrift Behaviour.
In haar onderzoek liet Kempes kinderen op reguliere scholen en agressieve kinderen in het speciaal onderwijs met kinderen uit hun klas spelen, waarbij ze kleine conflicten uitlokte.
De agressieve kinderen blijken niet vaker conflicten te hebben dan kinderen op reguliere scholen, maar de conflicten die tussen de kinderen ontstaan, duren langer en lopen vaker uit de hand. Dit lijkt te komen door hun onvermogen om te verzoenen.
De onderzoekster stelt: "Verzoening is een belangrijke manier om de negatieve effecten van agressie te verminderen. Het afwezig zijn ervan kan bij agressieve kinderen de reden zijn dat hun agressie als abnormaal wordt ervaren."
Ongeveer 5 procent van de kinderen heeft een agressieve gedragsstoornis.
20-01-2009, 16:18 geschreven door Webmaster Reacties (0)
11-01-2009
Wat is er voor nodig dat het thuis goed blijft gaan met Dylan?
Eerst op eigen kracht
Geplaatst: 09 januari 2009 18:50, laatste wijziging: 09 januari 2009 18:59
Bron: Nederlands Dagblad
door Maarten Vermeulen
Wat is er voor nodig dat het thuis goed blijft gaan met Dylan? Een indringende vraag over een jongen die na vijf jaar verblijf in een jeugdinstelling terugkeert naar huis. Zet er een legertje zorgverleners omheen, dan komt het vast goed. Maar dat is duur en kan altijd nog, eerst mag de familie het zelf proberen. Met een eigenkrachtconferentie.
Het is feest, want Dylan is weer thuis. Alsof na vijf donkere jaren het licht weer aangaat. Want het was zwaar geweest, vertelt zijn vader. ,,Ik ben drie banen kwijtgeraakt door die uithuisplaatsing.''
Naast Dylan zit zijn moeder. Ze moest zelf ook veel problemen overwinnen, de afgelopen jaren. ,,Ik gaf hem nooit aandacht, zat alleen maar achter de televisie. Ik kon me niet uiten.''
En Dylan? Hij speelt met zijn mobiele telefoon. Hij wilde zelf naar huis, al mocht hij ook naar een begeleidwonenproject. ,,Maar ik ben al zo lang weggeweest.''
Ze hebben de hereniging gevierd, een paar weken geleden. Maar de problemen zijn niet zomaar voorbij. Dat de terugkeer van Dylan tegen de wens van de gezinsvoogd inging, zegt genoeg. Het rommelt al jaren in het gezin, want ook de oudere broer van Dylan kwam in aanraking met jeugdzorg. Waarom ging het mis met Dylan? Er waren problemen, zegt hij. ,,Wat meer dan in een gemiddeld gezin'', vult zijn vriendin aan. Ze zijn onafscheidelijk. Ze ontmoetten elkaar bij het jongerencentrum in het dorp, tijdens een weekendverlof van Dylan. Er was ruzie, veel ruzie, en soms bleef dat niet bij woorden. ,,Een moeilijke periode'', zegt zijn vader. ,,Het liep niet zoals het moest.''
Dylan kwam zelf met het idee van een eigenkrachtconferentie, om te voorkomen dat het weer mis zou gaan. Zo kwam coördinator Bettine Cleophas in beeld. Ze is niet de zoveelste hulpverlener. Sterker nog, ze heeft eigenlijk niets te maken met het gezin. Ze regelt alleen de praktische kant van de bijeenkomst, gestoeld op een oeroud Maori-gebruik: problemen los je op met behulp van familie.
De eigen kracht conferentie is bezig met een opmars in Nederland. Het begon ooit bij een vernieuwing van de jeugdzorg in Nieuw-Zeeland en sinds 2001 komen ook hier familieleden, vrienden en directbetrokkenen samen in klaslokalen, buurthuizen of kerkzaaltjes om te praten over jongeren zoals Dylan.
Iedereen kan een conferentie aanvragen: jeugdzorg, de wijkagent of iemand uit het gezin zelf. De Eigen Krachtcentrale regelt dat er een coördinator komt, die betaald wordt uit subsidiegeld van de overheid en particuliere fondsen.
Een duidelijk omschreven vraag staat centraal, waarna het gezelschap onderling afspraken op papier zet. De coördinator en eventuele gezinsvoogden zijn alleen in het begin en na afloop aanwezig. Dat werkt, mensen blijken verrassend zelfredzaam als ze zelf de regie krijgen.
Dylans vader verwacht veel van de bijeenkomst, vooral wat betreft de afspraken. ,,Hij heeft een stok achter de deur nodig'', zegt hij. ,,Ik maak ook fouten, wie niet? Ik heb moeite met sorry zeggen. Maar ik heb veel steun aan God. Ik zag laatst een meikever op de muur bij het kranten rondbrengen, voor mij een teken dat God erbij is.''
Ook voor zijn broer werd al eens een conferentie gehouden, een paar jaar geleden. Dat was een mislukking. ,,Ik hield me niet aan de afspraken, omdat anderen hun beloften niet nakwamen'', zegt hij er zelf over. Het komt doordat hij zo gesloten is, vindt zijn vader. ,,En het is allemaal geestelijke strijd. Satan zit niet stil.'' Dylans moeder schudt haar hoofd: ,,Het voelt als falen, we kunnen het niet alleen.'' Falen? Haar man gaat rechtop zitten. ,,Ik kom zelf uit een gezin waar alleen maar ruzie was, nooit een arm om je heen. Ik ben blij met elke ondersteuning.''
Al jarenlang hulp vanuit de kerk
Een paar weken voorafgaand aan de bijeenkomst, gaat coördinator Bettine Cleophas op pad met het lijstje genodigden dat Dylan zelf heeft samengesteld. Iedereen krijgt een bezoekje thuis, waarbij ze uitlegt wat een eigenkrachtconferentie is, wie er allemaal komen en wat de hulpvraag is.
Manuela, een vriendin van Dylan, hoeft niet lang na te denken. Het is nota bene de derde keer dat ze wordt uitgenodigd voor een conferentie. Ze heeft best veel vrienden met problemen, zegt ze. ,,Maar ik had niet gedacht dat Dylan mij zou vragen. Sinds hij uit huis werd geplaatst, hebben we niet zoveel contact.'' Wat later wordt duidelijk dat er meer banden zijn dan eerst gedacht. ,,O ja, zijn nichtje is mijn pleegzusje.''
Later op de avond zit Bettine op de bank bij een oudste van de baptistengemeente waarvan de ouders van Dylan lid zijn. Hij kent het gezin van dichtbij. ,,Vanuit de kerk wordt al jarenlang geprobeerd hulp te bieden. Het gaat moeizaam.''
Inhoudelijk commentaar wimpelt de coördinator af. Zij wil niet weten of de ouders de zwakke schakel zijn en bemoeit zich niet met meningen daarover. ,,Ik richt mij op de organisatie van de bijeenkomst.''
De oudste gaat op de uitnodiging in, maar wil wel weten hoe vrijblijvend de conferentie is. ,,Dylan wil het zelf'', zegt Cleophas. ,,Ja, natuurlijk kan hij over een maand de stekker eruit trekken. Soms gaat het mis.''
Een paar weken later, op een zaterdagmiddag, druppelen ze allemaal de aula van een plaatselijke basisschool binnen. Er is vlaai en koffie. In totaal veertien mensen, onder wie een oom en tante en de ouders van Dylans vriendin, zitten in een kring rond een paar tafels. De gezinsvoogd legt uit waarom Dylan destijds uit huis is geplaatst. Ook herhaalt ze dat ze geen voorstander is van zijn terugkeer naar huis, maar ze belooft dat ze zal instemmen met het plan dat vandaag gemaakt wordt. De ondertoezichtstelling loopt binnenkort af omdat Dylan achttien wordt.
Na drie kwartier verlaten de gezinsvoogd en coördinator Cleophas de ruimte. Nu is het gezelschap zelf aan zet. Een keer wordt een korte rookpauze ingelast en om vijf uur zijn ze klaar. Op tafel ligt een vel met afspraken waar iedereen zich in kan vinden. ,,Er is vooral gesteggeld over uitgaan'', zegt Dylans vriendin. ,,Zijn vader wilde uiterlijk een dag van tevoren weten of hij nog weg zou gaan, maar dat kan natuurlijk niet.''
Er is een compromis gevonden, blijkt uit het plan. Dylan en zijn broer moeten vertellen wanneer ze uitgaan, maar hun ouders mogen hen niet meer tussendoor opbellen. Ook is afgesproken dat Dylan en zijn vader in geval van een conflict iemand bellen uit het netwerk. Verder gaat Dylan om half elf 's avonds slapen en moet hij 's ochtends zijn eigen lunchpakket maken, zijn vader smeert de boterhammen voor het ontbijt.
Overigens blijft er hulp van buitenaf, want Danny gaat proberen of hij tot zijn 21e begeleiding kan krijgen van Bureau Jeugdzorg. Een eigenkrachtconferentie betekent namelijk niet dat een familie alles zelf moet doen, soms is de uitkomst dat ze het juist niet zelf kunnen.
Na afloop van de bijeenkomst is er soep en liggen er broodjes knakworst. ,,Een mooi concreet plan'', zegt Cleophas tevreden. ,,Er zijn conferenties waarin de emoties hoog oplopen, hier kunnen we in harmonie met elkaar eten.'' Dylan ziet eruit alsof hij op een verjaardagsfeestje is. Hij staat naast zijn vriendin. Relaxed bijt hij in een broodje.
Ik zit de hele dag thuis, dan ga ik me ergeren
Ruim anderhalve maand na de conferentie gaat het nog steeds goed, zegt Dylans moeder door de telefoon. Hij gaat weer naar school, voor het eerst sinds bijna een halfjaar. Vier dagen werken, een dag leren. Ja, ze ziet de toekomst hoopvol in. Tenminste, als ze even niet denkt aan die uitbarsting van vorige week. Dylan was al de hele dag chagrijnig en hij ontplofte toen zijn vader een kribbige opmerking maakte. Ineens vloog er een dreigement door de huiskamer, iets met neersteken. ,,Dylan is een paar dagen naar zijn vriendin gegaan. Daarna hebben we het netjes uitgepraat.''
Het had alles te maken met een conflict over geld, blijkt als Dylan zijn kant van het verhaal vertelt. Zijn broer had het aan hem gegeven en wilde het ineens terug. Het gaat stroef tussen hen. Een gevaarlijke stroefheid, want dat was medeoorzaak van de uithuisplaatsing, vijf jaar geleden. Ze hebben tijdens de eerste evaluatiebijeenkomst over het eigen krachtplan afgesproken niks meer aan elkaar te lenen of te geven. Bij die vergadering was een deel van het 'netwerk' aanwezig. Over twee maanden is de volgende.
,,Ik ben blij dat ik weer naar school kan'', zegt Dylan. ,,Anders zit ik de hele dag thuis, en ga ik me aan de rest ergeren.''
Volgens zijn vriendin is de invloed van de conferentie nog steeds merkbaar. Er wordt meer gepraat. ,,Dat werkt beter dan messentrekken.''
Zonder afspraken op papier zou er niks van komen, denkt Dylan zelf. ,,Alleen mijn broer houdt zich er niet echt aan. Hij moet ook helpen in het huishouden. Mijn vader is nog steeds bezorgd over uitgaan. Hij is bang dat ik drugs ga gebruiken. Daarover hebben we gepraat.'' Familie spreekt in zaaltjes af hoe het verder moet in probleemgezin
Minder zorg na conferentie Uit onderzoek van de Vrije Universiteit blijkt dat bij probleemgezinnen die een eigenkrachtconferentie houden, het aantal zorgpunten veel sneller afneemt dan in gezinnen met vergelijkbare problemen zonder conferentie. Ook verblijven kinderen langer bij familie of elders in het netwerk, zijn betrokkenen meer tevreden over hun sociale contacten en hebben ze minder behoefte aan professionele ondersteuning. Steeds meer jeugdzorginstellingen maken gebruik van de eigenkrachtmethode.
Dit jaar start een pilot bij een aantal Centra voor Jeugd en Gezin die de conferentie gaan aanbieden voordat hulpverleners een plan maken. Bij Bureau Jeugdzorg in Overijssel werd hiermee al met succes geëxperimenteerd.
11-01-2009, 23:40 geschreven door Webmaster Reacties (0)
20-12-2008
Ik vermoed dat mijn dochter ADHD heeft
Ik vermoed dat mijn dochter ADHD heeft
We vermoeden dat mijn dochter (4) een gedragsstoornis heeft. We zijn naar een Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen geweest, maar staan op een wachtlijst van anderhalf jaar. Ik denk zelf aan ADHD of een variant ervan, maar op den duur denk je van alles. Wat zijn haar toekomstperspectieven? Kan ze naar een normale school? Kan ze hogere studies aan?
Niet voor niets spreken we over 'uitdagend gedrag' van kinderen. Uitdagen staat hier niet alleen voor het aandachtszoekende van het kind, maar ook voor de letterlijke uitdaging die het inhoudt voor ouders: het steeds weer op zoek gaan naar het goede in het kind, naar inspiratie om gepast en ongepast gedrag van elkaar te onderscheiden. Heel wat normale kleuters vertonen gedrag dat aan ADHD doet denken, omdat het de leeftijd is waarop zij nog volop leren controle te krijgen over hun gedrag.
Het is dan ook niet zo eenvoudig om de diagnose te stellen in de jonge leeftijdscategorie. Jonge kinderen zijn een bron van energie, ze leggen de basis voor de ontwikkeling van hun gevoelens, hun denken, sociale contacten. Het is goed dat je alert bent voor de goede start van je kind in het leven, maar het is zeker een brug te ver daar al met pessimisme naar te kijken. Soms heeft wat je ziet te maken met de aanleg van je kind; op andere momenten zijn het reacties op stress of verwachtingen uit de omgeving die meer bepalend zijn. Een vierjarige heeft in elk geval nog veel te leren van de informatie die ze krijgt van haar ouders. Jonge kinderen zoeken aandacht, maar ook steun en warmte. Zij hebben ouders nodig die hun noden kunnen lezen en die er met zorg op reageren. Door dagelijks op elkaar in te spelen, schaaft het leven aan de ontwikkeling van je kind, maar ook aan de band tussen jullie beiden. Zelfs al zou je kind een ernstig probleem hebben, dan nog wordt heel veel bepaald door een gezonde kijk van de volwassenen eromheen, de inspanningen die zij doen om de kar op het goede spoor te houden met hoop op een goede afloop. Dat is niet altijd gemakkelijk, en we kijken tegenwoordig misschien wel wat te veel naar wat níet goed gaat bij kinderen. Veel te snel vraagt men zich af of het om ADHD, autisme of andere stoornissen zou gaan. We moeten grondig en vooral lang genoeg blijven kijken naar wat ieder kind in zich heeft aan beschermende factoren. Ouders die hun kind graag zien, er veel mee praten en spelen, samenwerken met de school: het helpt allemaal om vast te stellen dat het met veel kleuters uiteindelijk beter gaat dan men op een bepaald moment dacht.
Het omgekeerde houdt een risico in: als volwassenen de hoop verliezen en zich overspoeld voelen door het moeilijke gedrag van hun kind, dan ontstaan er gevaarlijke vicieuze cirkels. Ouders kunnen geholpen worden met trainingen waarin ze leren om moeilijk gedrag te stoppen of om te buigen. En sommige kinderen zullen geholpen worden via een opname. Vast staat dat in gezinnen van kinderen die een moeilijk gedrag hebben, er ook kans is dat de ouders onder meer stress leven. Ze lijden onder het feit dat Jan en alleman hun advies geeft, terwijl ze het gevoel hebben er alleen voor te staan. Daarom dat ouders zoals jullie vooral nood hebben aan vrienden en familie. Geïsoleerd raken met je moeilijke kind omdat niemand in de familie het nog leuk vindt jullie erbij te hebben, is een heel dramatisch gevolg. Blijf dus geregeld een feestje bouwen.
Een jong kind met moeilijk gedrag is een uitdaging voor ouders en professionelen. We moeten goed kijken naar het geheel: de ontwikkeling van het kind, de ouders, de school. We evalueren wat behoort tot normale ontwikkeling en wat afwijkt. Stellen we nadien behandeling voor, zal dat ook steeds inhouden dat we kinderen én ouders steunen. Het versterken van de positieve en weerbare vaardigheden staat daarbij voorop.
Je bij een normaal begaafde vierjarige afvragen of die later hogere studies aankan, is een vraag waarvan ik hoop dat ze je leven niet bepaalt. Het klinkt misschien simpel, maar in deze kersttijd is het geen luxe om er nog eens aan te herinneren: wat we kinderen toewensen, is te evolueren tot wijze en gelukkige mensen die hun mogelijkheden willen gebruiken om op een positieve manier deel te nemen aan de wereld. Welk studieniveau dat inhoudt, wijst zich wel uit.
20-12-2008, 20:57 geschreven door Webmaster Reacties (1)
11-12-2008
6 op 10 Nederlandse ouders zoekt hulp bij opvoeding
6 op de 10 ouders in Nederland vraagt hulp bij de opvoeding van de kinderen. Tegelijkertijd zijn 94 procent van de ouders tevreden over het verloop van de opvoeding. Problemen Een derde van de ouders met een partner heeft zorgen over de opvoeding, tegenover 55 procent van de eenoudergezinnen. Eenoudergezinnen maken zich vooral zorgen over emotionele problemen, gedragsproblemen en ongehoorzaamheid. 1 op de 10 ouders zegt het ouderschap niet aan te kunnen. Allochtone ouders zeggen meer moeite te hebben met de opvoeding dan autochtone ouders. Beide groepen zijn even tevreden over het verloop van de opvoeding. Geen bemoeienis Ouders die hulp zoeken richten zich vooral tot consultatiebureaus, huisartsen, leerkrachten en kinderopvangmedewerkers. Van de ouders die geen hulp of advies zoeken, 40 procent, geeft een vijfde aan geen bemoeienis van anderen te willen. Andere redenen zijn dat de zorgen minder groot waren dan verwacht, of dat zelf een oplossing is gevonden. (novum/ep)
11-12-2008, 22:44 geschreven door Webmaster Reacties (0)
10-11-2008
Zorgmap voor ouders van kinderen en jongeren met ADHD
ADHD is een stoornis met veel dimensies die vraagt om een veelzijdige aanpak. Opvoeders, hulpverleners, therapeuten, kind en ouders hebben allemaal iets bij te dragen. Het is belangrijk dat ze dat samen doen, in onderlinge verstandhouding en met begrip. Het zorgboek brengt informatie uit diverse disciplines en invalhoeken samen en is daardoor een kruispunt van gebundelde kennis. Het boekje bestaat uit 4 delen. Een luik rond diagnostiek, medische zorg, niet-medische zorg en zorg op school. In het boekje staan tips en aandachtspunten bij het installeren en opvolgen van de zorg voor het kind met ADHD. Tegelijk kan het boek gebruikt worden als een persoonlijk dossier én centraal referentiepunt waarin de zorg vanaf diagnose tot de leeftijd van ongeveer 18 jaar kan worden geregistreerd Het is een persoonlijk logboek waarin de vele stappen van het groeiproces vanaf de diagnose tot de volwassenheid van het kind kunnen worden bijgehouden. Bovendien start centrum ZitStil vanaf januari met een opleiding zorgtrajectbegeleider voor professionele diagnostici en hulpverleners. De bedoeling is om in Vlaanderen een netwerk op te bouwen van professionelen, die ouders kort na de diagnose, kunnen verder helpen bij het organiseren van een kwaliteitsvolle hulpverlening. Hierdoor wordt tijd gewonnen én wordt een kwaliteitsgarantie ingebouwd. Via dit traject wordt geen nieuwe hulp geïnstalleerd, wel een persoonlijke wegwijzer aangeboden die snel en flexibel kan inspelen op de meest dringende zorgnoden van ouders.
10-11-2008, 20:17 geschreven door Webmaster Reacties (0)
01-11-2008
Hechting
Congres Hechting op 21 nov 2008
De hypothese dat vroege sociale ervaringen een kritieke rol spelen in de ontwikkeling van een kind is al heel oud. Deze eerste sociale ervaringen van een kind zijn over het algemeen gekoppeld aan de ouders/verzorgers. De sensitiviteit van de ouder en de hierop gebaseerde kwaliteit van de relatie ouder-kind kan dus van invloed zijn op zowel de emotionele als sociale ontwikkeling.
Vanaf het moment dat John Bowlby en Mary Ainsworth de gehechtheidsrelatie beschreven hebben, is er veel onderzoek gedaan naar het belang hiervan. Inmiddels is veel bekend over het effect op het sociaal-emotioneel functioneren van een kind, maar ook over hoe we de kwaliteit van deze relatie kunnen verbeteren door middel van interventie.
Dit symposium biedt de deelnemers een goed overzicht van de effecten van gehechtheid en sensitiviteit. Niet alleen de relatie van (pleeg)ouders met het kind, maar ook het effect van dagopvang op het sociaal-emotioneel functioneren worden besproken. Tevens worden interventies besproken die de gehechtheidsrelatie kunnen verbeteren en zo de ontwikkeling van een kind positief beïnvloeden.
Om u zo goed mogelijk te informeren, zijn sprekers uitgenodigd die een grote bekendheid genieten in het vakgebied en wier expertise elkaar aanvult. Door na elke voordracht ruim tijd in te plannen voor discussie, zal er hopelijk een levendige en vruchtbare uitwisseling ontstaan tussen sprekers en deelnemers.
01-11-2008, 23:00 geschreven door Webmaster Reacties (0)
02-09-2008
Behandelingsmodel bij verstoorde ouder-kindrelaties
Bron: De Knoop
Geachte bezoekers,
Op de website vindt u het persbericht voor de landelijke Themabijeenkomst die op 29 oktober 2008 zal plaatsvinden.
Wilt u zo vriendelijk zijn om hier aandacht aan te besteden en deze te verspreiden naar mogelijke belangstellenden en binnen uw organisatie?
Dit kan door: -Het persbericht mailen naar werknemers en overige geïnteresseerden -Het plaatsen van het bericht op uw website, intranet -Het schriftelijk verspreiden van het bericht in uw Nieuwsbrief.
Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking.
Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Knoop.
PERSBERICHT (de links kunt u vinden onderaan dit bericht)
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over hechtingsstoornis/problemen op woensdagavond 29 oktober 2008 te Amersfoort
Bebeth Praktijk voor hechtingsproblemen, *Diagnostiek en Behandeling, *Training en *Supervisie
Sprekers: Ben van Berkel, systeemtherapeut & Betty Smit, ouder-kindtherapeut
Met het thema: Terug naar de basis Behandelingsmodel bij verstoorde ouder-kindrelaties
De Knoop, op woensdagavond 29 oktober 2008 in de Martuskerk te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
We kunnen aannemen dat het voor een jong kind belangrijk is om in de eerste fase van zijn leven geborgenheid te ervaren. Vanuit dit gevoel van geborgenheid kan het jonge kind emotioneel groeien, leert het later ook met woorden delen en leert het grenzen kennen door liefdevol grenzen stellende ouders. Het kind ervaart dat zijn ouders zijn behoeften kunnen begrijpen en accepteren maar dat het niet altijd mogelijk, of niet altijd goed, is om aan die behoeften tegemoet te komen. De kans is vrij groot dat je een kind dat in een dergelijk opvoedingsklimaat is opgegroeid een veilig gehecht kind kunt noemen.
Veilige hechting vormt de basis van een evenwichtige uitgroei naar volwas¬sen¬heid. Voor een veilige hechting is nodig dat belangrijke hechtingsfiguren (meestal de ouders) gevoelig zijn voor en ingaan op - de fundamentele behoeften, geborgenheid en veiligheid, van elk kind. In het kind ontwikkelt zich, door hetgeen hij in de relatie met zijn hechtingsfiguren heeft ervaren, een emotionele blauwdruk van waaruit hij of zij later relaties aangaat en ook kinderen opvoedt. Een positieve emotionele blauwdruk vergroot de kans dat het kind later, als volwassene, zijn kind opvoedt tot een zich emotioneel evenwichtig ontwikkelende volwassene. Een negatieve blauwdruk kan tot het tegenovergestelde leiden.
Als hulpverleners, verbonden aan een praktijk voor kinderen met gedrags- en/of hechtingsproblemen hebben we veel te maken met gezinnen waarin opvoedingsproblemen spelen. De mate waarin ouders gevoelig kunnen zijn voor de fundamentele behoeften van het kind, maar ook de mate waarin het kind in staat is om die fundamentele behoeften adequaat te uiten, spelen o.i. een grote rol in het ontstaan van de opvoedingsproblemen in die gezinnen.
In deze voordracht zullen we schetsen op welke manier deze gegevenheden een rol spelen in een vastgelopen ouder-kindrelatie en zal in woord en beeld worden getoond hoe onze meerzijdige benadering kan leiden tot herstel van de ouder-kindrelatie.
Opvoeden gaat meer vanzelf als de ouder-kindrelatie goed genoeg is.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdagavond 29 oktober 2008 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.30 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.45 uur.
Tot woensdag 22 oktober 2008 kunt u zich aanmelden, de toegang voor belangstellenden bedraagt 10,00, voor leden van de Knoop is de toegang gratis.
Wilt u de informatie ontvangen per post of per mail neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
02-09-2008, 18:03 geschreven door Webmaster Reacties (4)
16-07-2008
Opvoeden van kinderen met problemen
Opvoeden van kinderen met een hechtingsstoornis
Gehechtheid als basis voor groei Een goede gehechtheid tussen ouders en kinderen vormt de basis voor een kind om te groeien in zijn ontwikkeling. Een kind ervaart door een goede gehechtheid aan ouders een veilige basis in zijn leven. Het voelt zich over het algemeen veilig en geborgen bij de ouders. Die veilige basis zorgt ervoor dat een kind zich waardevol voelt en zich kan en durft te ontwikkelen. Als het een situatie niet aankan, vormt de relatie met ouders de basis om naar terug te keren en kan het kind met hun hulp verder. Wanneer die veilige basis ontbreekt, heeft dat verschillende gevolgen. Een kind voelt zich angstig en onzeker. Het laat op allerlei manieren merken dat het zich niet happy voelt, bijvoorbeeld met onrustig en druk gedrag, of door agressie of teruggetrokkenheid. De relatie tussen ouder en kind is dan zo verstoord dat er heel wat voor nodig is om het contact tussen ouder en kind te herstellen.
Gehechtheid betekent dat je kind zich verbonden, gehecht voelt aan jou als ouder. Het voelt zich veilig bij je en weet dat het bij jou terecht kan voor zorg en aandacht. Als er sprake is van een goede gehechtheid, merk je dat je contact hebt met je kind. Je merkt in het contact met je baby dat je baby het prettig vindt om geknuffeld te worden en om de borst of de fles te krijgen. Jouw verzorging en koestering zorgen voor een versterking van de relatie. Je merkt dat je je peuter kan troosten als het zich pijn heeft gedaan en het laat bij jou gevoelens van boosheid en verdriet zien. Je merkt dat je kind naar je luistert als je iets verbiedt (ook al moet je het soms wel drie keer zeggen) en dat het ook rekening gaat houden met jouw wensen.
Dat gevoel van zich gehecht voelen, zich verbonden voelen, heeft zijn basis in de baby- en peuterjaren. In die jaren is het belangrijk dat ouders een kind een veilige plek bieden door aan te sluiten bij waar een kind behoefte aan heeft, namelijk warmte, verzorging en aandacht. In de eerste maanden staan daarbij verzorging en koestering centraal. Doordat de baby verzorgd en gekoesterd wordt, ervaart het dat het blijkbaar belangrijk is. Als het een kik geeft, is er iemand die zorgt dat de vieze luier wordt verschoond en dat zijn maag weer wordt gevuld. Er is sprake van aansluiting: de ouders en het kind geven elkaar over en weer wat ze nodig hebben. Het kind geeft aan wat het nodig heeft en de ouders kunnen deze signalen opvangen en beantwoorden. De ouders merken dat het kind over het algemeen tevreden is en voelen zich dan ook weer tevreden over zichzelf; ze doen het als ouders blijkbaar goed.
De ouders geven hierbij hun kind niet grenzeloos alles waar het om vraagt. Ze bekijken wat goed is, zoveel drinken, zoveel slapen, en stellen zo al de eerste grenzen voor het kind vast. Die grenzen betekenen ook veiligheid! Stel je voor dat je als kind van een paar dagen of maanden al moet beslissen wat goed voor je is. Bij het kind ontstaat door deze verzorging en koestering de overtuiging Ik mag er zijn! Er is voor mij een plek op deze wereld; ik ben hier thuis.
In de volgende maanden en jaren is het belangrijk dat een kind, naast verzorging en koestering, ervaart dat het wordt gewaardeerd voor wie het is. Er is aandacht voor de ontwikkeling van het kind, het leren lopen en praten, het ontdekken van de wereld, maar ook het leren ontdekken van eigen wensen en gevoelens. In deze jaren ontdekt een kind dat het zelf iemand is, los van de moeder en de vader. Het ontdekt dat het zelf een wil heeft en laat die wil ook gelden. Het kind heeft dan zowel de ruimte nodig om de eigen wil te laten zien en zich tegen de ouder af te kunnen zetten, als grenzen waardoor die ruimte wordt beperkt. Als dit goed verloopt, zal het kind na verloop van tijd zijn eigen wensen kunnen beheersen doordat het weet dat het niet alles mag wat het zelf wil. Het kind gaat kiezen voor bepaald gedrag.
Wat is een hechtingsstoornis of fundamentele relatiestoornis?
Definitie Een hechtingsstoornis wordt ook wel ´fundamentele relatiestoornis´ genoemd. Er is iets mis met het fundament van het contact tussen ouders en kind. Het begrip fundamenteel in het begrip fundamentele relatiestoornis heeft een existentiële betekenis: het kind kent geen menselijke betrokkenheid met de wereld. Het kind kent de wereld niet als zijn thuis. Het duidt op een fundamenteel geen deel hebben aan de wereld. Velen van fundamenteel relatiegestoorde kinderen dragen daarvan de gevolgen uit in hun gedrag en dagen daarmee de wereld uit hen een thuis in deze wereld te geven. Ze dagen de wereld uit te zorgen voor groeirelaties, relaties waarin ze kunnen groeien. Ook al maken ze het zichzelf en de wereld moeilijk vanwege hun ontwikkelde wantrouwen en haat. Wantrouwen en afwijzing vinden we niet alleen bij de kinderen maar soms ook bij de ouders en de wereld. Ouders die het kind achter het behang willen plakken, zich mateloos irriteren aan het gedrag.
Geen aansluiting In de verschillende leeftijdsfasen heeft een kind behoefte aan antwoord. Dat antwoord wordt gegeven door de opvoeders om het kind heen, door middel van liefdevolle aanraking, aandacht voor wensen en gevoelens van het kind en begrenzing van gedrag. Wanneer er in de eerste levensmaanden onvoldoende antwoord wordt gegeven door de omringende wereld, door de moeder, vindt er geen aansluiting plaats. Het kind ervaart geen veiligheid waardoor er geen basis-veiligheid ontstaat. Die basisveiligheid vormt echter de bodem, het fundament van de ontwikkeling van een kind. Op dat fundament kan een kind zich ontwikkelen in onder andere emotioneel of affectief opzicht (bijvoorbeeld het ontwikkelen van zelfvertrouwen), in sociaal opzicht (kunnen aangaan van contacten met anderen) en verstandelijk / intellectueel opzicht (kennis en ervaringen op willen doen).
Wanneer er iets aan het fundament schort, kan een kind bijvoorbeeld uitdagend en agressief gedrag gaan vertonen of moeite hebben zich te concentreren op zijn werk en spel. Dat komt omdat er geen zogenaamde gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid. Beheersingspatronen groeien wanneer een kleuter op basis van de ervaren veiligheid in het contact met vader en moeder, graag de relatie met de ouders goed wil houden. Daarom wil het zich beheersen en zo zal het kind zich patronen van positief gedrag eigen maken. Een kind bij wie geen gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid, maakt gebruik van negatieve zelfhandhavingspatronen, wat zich vaak uit in een chaotisch zoeken zich staande te houden. Hierbij is het kind geneigd om zich vanuit het gevoel van onveiligheid afwijzend en agressief te gedragen. Het leeft met een groot wantrouwen naar de wereld, oftewel naar de volwassenen om zich heen.
Hierboven werd een primaire fundamentele hechtingsstoornis beschreven, die meestal zijn oorsprong vindt in een onvoldoende aansluiting in het lichamelijke aspect van het mens-zijn. Sommige kinderen ervaren echter wel de lichamelijke aansluiting met de ouders en voelen zich bij de ouders veilig, maar ze voelen zich ongeborgen doordat ze geen aansluiting ervaren in het affectieve / emotionele. Het kind ervaart geen emotionele warmte van de ouders uit. Ook dan kan er gesproken worden van een primaire fundamentele hechtingsstoornis, omdat een kind ook deze aansluiting nodig heeft om te kunnen groeien.
Secundaire fundamentele relatiestoornis Het kan zijn dat een baby, peuter en ouder kind in alle veiligheid en geborgenheid is gekomen tot gezond gedrag. Er is sprake van wederkerige betrokkenheden met ouders en verdere bekenden. Dat betekent beheersing, een evenwicht tussen geven en nemen. Een dergelijke situatie kan door een of andere oorzaak, om een of ander reden worden doorbroken, bijvoorbeeld wanneer een kind geen aansluiting ervaart in andere aspecten van het mens-zijn, zoals het verstandelijke of het sociale. Geen aansluiting in het verstandelijke aspect vindt plaats als een kind geen uitdaging ervaart in het leren op school of wanneer er juist teveel eisen worden gesteld. Hierdoor voelt een kind zich niet op zijn plek. Ook als een kind geen sociale aansluiting vindt, geen contact heeft met leeftijdsgenootjes, voelt een kind zich verloren. Gevoelens van angst en wantrouwen zorgen voor ontwortelingsverschijnselen´. Als hier geen adequate aandacht voor is, kan het leiden tot een fundamentele verstoring van de aanvankelijke veiligheid en geborgenheid en kan het kind alle tekenen gaan vertonen van een primair fundamenteel relatiegestoord kind.
Het kind wordt ontworteld omdat het de veiligheid en geborgenheid kwijtraakt. Het komt terecht in een proces van desintegratie: het mist zijn verbondenheid en moet zich gaan handhaven. De gezonde beheersingspatronen, de Ik-ken voldoen niet meer en zakken weg. Kinderen die aanvankelijk goed in hun vel zaten, maar in een dergelijke existentiële crisis terecht zijn gekomen, noem ik secundair fundamenteel relatiegestoord. Het verschil tussen primaire en secundaire fundamentele relatiestoornis is zinnig omdat de weg terug anders verloopt. Secundaire fundamentele relatiestoornissen kunnen ook ontstaan omdat moeders in de tijd dat de lichamelijke en affectieve aansluiting van het kind aan de moeder levensvoorwaarde is, plotseling niet meer of minder beschikbaar zijn. Als niet vader of een ander al in de aansluiting deelde, kan het kind zijn aansluiting voor altijd verliezen.
Factoren bij het ontstaan van een fundamentele relatiestoornis
Kind Moeders kunnen na een normale bevalling signaleren dat er met dit kind iets mis is. Het kind lijkt aan het leven geen plezier te beleven, het kind lijkt moeder niet te accepteren, laat het er gewoon bij zitten of keert zich van de moeder af. Moeders, die iets vreemds aan het gedrag van de baby opmerken, zullen zich daarom melden bij de huis- of consultatiearts. Terecht, omdat het van belang is te laten nagaan of er iets lichamelijks is dat het kind hindert. Eerder is opgemerkt dat er nog te weinig op wordt gelet of het kind pijn heeft, waardoor het kind zich niet laat knuffelen en het drinken aan de borst een probleem is. Deze pijn kan veroorzaakt zijn door een lichamelijke moeilijke bevalling, waarbij er een verwringing van de nekwervels is ontstaan.
De genen bepalen in sterke mate de wijze waarop babys de wereld in komen. Er zijn babys in wier aard het ligt om zich geworpen te voelen, zich niet thuis te voelen in de wereld; in tegen stelling tot de babys die zich, in de meest beroerde omstandigheden, thuis en samen blijven voelen. Als ouders een baby in hun armen krijgen die angstig en afwerend is of veel huilt en niet reageert op de aandacht die het krijgt, is het heel moeilijk om met zon kind een band op te bouwen. Wat de ouders aan liefde en aandacht geven, lijkt door het kind niet te worden ontvangen.
De meeste kinderen zullen ergens tussen twee uitersten hun leven beginnen en ook later mogelijk tot dat grondstructurele terug blijven neigen. Zo zijn er kinderen voor wie aansluiting min of meer vanzelf, anderen voor wie deze aansluiting moeizamer, tot stand komt. Als volwassenen zullen ze zich overal en altijd wel thuis voelen en zich kunnen aansluiten of steeds moeite hebben met hun omgeving en moeilijk contact kunnen maken met anderen.
Zwangerschap In toenemende mate weten we dat de genen van de foetus en de lichamelijke en emotionele betrokkenheid van de moeder op de foetus invloed hebben op het zich wel bevinden van de foetus. Het is invoelbaar dat, wanneer moeder emotionele spanningen beleeft, fysiek en verbaal geweld pleegt of ondergaat, het welbevinden van de foetus wordt ondermijnd en er angst groeit. Omdat het ervaren van veiligheid voorwaarde is voor de ontwikkeling van hersentjes en beheersingspatronen zal het zich niet welbevinden negatieve invloed hebben op deze ontwikkeling.
Ouders Er zijn ook ouders die door omstandigheden in henzelf of daarbuiten het moeilijk vinden de benodigde aandacht en begrip voor hun kind op te brengen. Als je bijvoorbeeld zelf weinig contact en intimiteit, weinig begrip en liefde hebt ervaren in het contact met je eigen ouders, kan het heel moeilijk zijn om zon intieme band aan te gaan met je kindje. Zo kan je als moeder direct na de geboorte weerstand voelen om je baby in je armen te sluiten. Maar ook een (postnatale) depressie, lichamelijk verzwakt zijn, ziekte of relatieproblemen kunnen een ouder verhinderen om in voldoende mate er voor de baby te zijn.
Omgeving Tenslotte kunnen ziekenhuisopnames van het kind, een tijdelijke scheiding van de ouders doordat de ouder een periode in een ziekenhuis is opgenomen, een schokkende gebeurtenis in het gezin, etc. de veiligheid voor een kind en daarmee de gehechtheid verstoren. Voor veel kinderen (en volwassenen) geldt dat ze in een bepaalde mate gehecht zijn aan (een van) hun ouders. Geen enkele ouder is perfect en elk kind heeft zijn eigenaardigheden waardoor het basale hechtingsproces nooit helemaal perfect verloopt. Dat betekent dat veel mensen moeten leren leven met een bepaalde mate van onzekerheid en angst.
Pleeg- en adoptiekinderen Voor pleeg- en adoptieouders is het weer heel anders om een band met hun kind aan te gaan. Het is begrijpelijk dat er een zekere terughoudendheid of onzekerheid bij de ouders is, omdat de relatie van hen met het kind verschilt van het hebben van een biologisch eigen kind. Het eerste heeft iets kunstmatigs; het laatste heeft een min of meer vanzelfsprekende betrokkenheid. Een pleeg- en adoptiebaby is niet in eigen buik gegroeid, het is niet zomaar vanzelf eigen. Ook al ontvangt de pleegmoeder het kind direct vanuit de kraamkamer in haar armen, het is van een ander (geweest).
Ook voor het pleeg- en adoptiekind kan het heel moeilijk zijn zich (opnieuw) te hechten. Als pleegkinderen in een pleeggezin geplaatst worden, vindt er scheiding plaats van de (nog aanwezige) ouders. Plaatsende instanties nemen dan nogal eens een dubbele houding aan. Ze menen dat hechting aan pleegouders niet gewenst is, omdat plaatsing in een pleeggezin naar hun oordeel een tijdelijke zaak moet zijn. Als na geruime tijd wordt besloten tot een blijvende plaatsing in het pleeggezin is er al veel tijd verloren gegaan en is er bij het kind een grotere weerstand om dan nog tot hechting te komen. Pleegkinderen hebben ook vaak een moeilijke tijd in het gezin van herkomst gehad, waardoor het vertrouwen in de wereld en in zichzelf is geschaad. Dan is het moeilijk om je pleegouders te gaan vertrouwen.
Wanneer adoptiekinderen uit hun land van herkomst worden gehaald, worden ze geconfronteerd met een verandering van klimaat, van sfeer, van reuk, van personen. Je zult maar uit de armen van een zeer lichamelijk ruikende moeder worden gelegd in de geparfumeerde armen van een adoptiemoeder. Toch je hechten aan die nieuwe moeder, je veilig voelen bij die nieuwe geur, is niet vanzelfsprekend.
Stiefkinderen Voor stief-ouders rijzen weer andere problemen. Zij kunnen geconfronteerd worden met een kind dat moeite heeft om hen als nieuwe partner van vader of moeder te accepteren. Soms ziet het kind in hem of haar een rivaal in de relatie met vader of moeder en ziet de nieuwe partner op de plaats komen van de biologische ouder. Een stiefouder kan zo in de situatie terecht komen dat zijn/haar liefde en aandacht niet wordt ontvangen door het stiefkind, maar wordt afgewezen. Wanneer de gevoelens van rivaliteit en onvrede niet worden overwonnen en er geen volledige acceptatie groeit en dus geen hechting, zal de nieuwe partner altijd op een afstand worden gehouden of met het kind in een mate van strijd gewikkeld zijn.
Welk gedrag zie je bij kinderen met een fundamentele relatiestoornis?
Babyleeftijd Kinderen voor wie de aansluiting niet goed verloopt, kunnen de volgende gedragingen laten zien: onrustig gedrag, ontevreden indruk maken, veel huilen, niet geknuffeld willen worden, moeder niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken of verstijven als het wordt opgepakt.
Peuters Peuters die zich in hun babytijd onveilig hebben gevoeld, blijken in de peutertijd de geborgenheid in de relatie met de ouders niet te kunnen ervaren. Maar ook ouders die te nonchalant met hun peuter omgaan, het te weinig continu omsluiten en denken dat een kind vanzelf wel groeit, bevorderen een relatiestoornis. Er is te weinig aansluiting om beheersing uit te lokken.
De actieve peuter De zichzelfhandhavende peuter is irritant vasthoudend, vertoont doorzettend gedrag. Het kind doet maar, luistert niet. We kunnen honderd keer hetzelfde zeggen, het houdt helemaal geen rekening met ons, het lijkt alsof we helemaal niet voor hem bestaan, het doet of we gek zijn, het is eigenlijk helemaal niet een van ons. Of we nu lief tegen hem zijn of streng, het maakt niets uit.
De passieve peuter Niet alle relatieloze peuters keren zich actief af, er zijn er die zich passief teweerstellen tegen de wereld. Zij gedragen zich alsof ze tevreden zijn met aan zichzelf te worden overgelaten. Ze laten met zich doen zonder enig blijk te geven dat er contact is. De ouders vinden het kind ontzettend lief; het doet nooit iets wat verkeerd is, vraagt nooit aandacht, kan urenlang zitten of liggen zonder lastig te worden, maar kijkt altijd wel naar hen. Als het op schoot genomen wordt laat het alles met zich doen. Soms lijkt het of het kind er niets bij voelt. Ook als het wel iets terugdoet lijkt het alsof het kind na-aapt zonder dat er gevoel bij zit; eigenlijk geeft het kind helemaal niets terug.
De zich vastklampende peuter Wanneer een baby zich vastklampt aan de moeder en niet alleen gelaten wil worden getuigt dat van angst, van onveiligheid. Datzelfde kan gelden voor een peuter die hoe dan ook zich voortdurend wil nestelen, door moeder wil worden gedragen of bij moeder op schoot wil zitten. Het kan ook zo zijn dat het vastklampgedrag manipulerend is. Pasgeboren babys en ook peuters zijn bijzonder slim. Ze proberen op soms heel slimme wijze hun zin te krijgen en moeder om hun vingertje te winden.
Kleuter en schoolkind Wanneer een fundamentele relatiestoornis wordt geconstateerd bij een kleuter of schoolkind, dan is het kind de vorige fasen niet gezond doorgroeid. Er is geen aansluiting geweest in de lichamelijke en/of emotionele fase. Daardoor heeft deze kleuter en later schoolkind geen basis en zo ook geen energie voor een gezonde aansluiting in de verstandelijke fase. Ontwikkeling op school verloopt daardoor vaak moeizaam. Het kind heeft alle energie nodig om zich te handhaven.
De fundamenteel relatiegestoorde basisschoolkinderen kunnen zich op verschillende manieren in leven proberen te houden. Deze zelfhandhavingspatronen staan niet duidelijk los van elkaar, ze kunnen verweven met elkaar voorkomen.
Het drukke, ongedurige, chaotische kind Het drukke, chaotische kind kan het niet laten om te doen wat aan wensen in hem opkomt en kan geen verleiding van buitenaf weerstaan. Heeft hij trek in iets, dan zal hij het zoeken, ziet hij iets dat hij wenst, hij zal het nemen. Voortdurend klinkt het ik wil, ik wil. Afspraken zijn niet te maken, hij zal zich er niet aan kunnen houden, tot wanhoop en ergernis van de ouders. Het kind staat hulpeloos en kan zich hoogstens beroerd voelen bij het zien hoe de omgeving op zijn gedrag reageert. Een jongen die hoopte dat medicijnen hem zouden helpen om rustiger te worden, maar tot de ontdekking kwam dat hij daardoor toch zichzelf niet in de hand kon houden, reageerde verdrietig en teleurgesteld: Niets helpt me. Dit betekent dat op deze leeftijd het kind zich nog min of meer bewust is van zijn ellende. Hij heeft er weet van dat hij niet in staat is het door hem gewenste evenwicht tussen zijn behoeften in de wereld waar te maken. (Als jong volwassene is het zich beroerd of schuldig voelen meestal achter zijn zelfhandhaving verdwenen en komen deze begrippen niet mee in zijn woordenboek voor.)
Het agressieve kind Het agressieve kind is te vergelijken met het chaotische kind, maar het is in aanleg vitaler, sterker. Ook dit kind heeft angst ervaren vanwege onveiligheid en ongeborgenheid. Het kind liet zichzelf niet gaan in chaotisch gedrag maar daagde de wereld uit tot antwoord. Het niet krijgen van een antwoord leidde tot de ontwikkeling van wantrouwen en vormen van zelfhandhaving, een zichzelf uitdagend staande houden. Langzamerhand ging het over naar agressiever zelfhandhaving. Hoe ouder het kind werd des te heviger, harder en agressiever de zelfhandhaving. Terecht werden deze kinderen door Redl en Winemann getypeerd als kinderen die haten. Dat doen ze ook en daarom is het moeilijk om deze kinderen te zien als angstige, zich onveilig voelende peuters. Een kind dat de vroegere behoefte aan veiligheid en geborgenheid niet meer bij zichzelf (h)erkent: Ik heb niemand nodig! het verdriet en de daar achter liggende angst van onveiligheid en geborgenheid lijken volkomen afwezig.
Het in schijn aangepaste kind Vanaf heel vroeg heeft het in schijn aangepaste kind geen ruimte gekregen om eigen behoeften te laten blijken en als het kind die liet blijken werd daarop niet adequaat gereageerd. Het kind gedraagt zich als en lief, volgzaam en soms ook aanhankelijk kind. Helaas, het is een kind dat zich uitslooft door de omgeving geaccepteerd te worden en afgestoten te worden. Het kind is volledig afhankelijk van die omgeving en heeft niets eigens. Soms gedraagt het zich als een lief straathondje. Het maakt met allerlei mensen contact en komt op deze manier aan zijn trekken, zonder dat er sprake is van een echte relatie, van een wezenlijk contact.
Het kind met twee gezichten Het kind met twee gezichten leeft in twee werelden. Op zichzelf hoeft dit niet op een fundamentele relatiestoornis te wijzen. Immers ieder mens gedraagt zich in verschillende omgeving en situatie enigermate anders. Kinderen kunnen evenwel tonen binnenshuis of buitenshuis geen gezonde lichamelijke en emotionele beheersing te kennen. Een kind kan zich buitenshuis misdragen en negatieve gevoelens uiten, terwijl het kind zich binnenshuis aangepast, lief en aardig gedraagt. Het kind voelt zich in de relatie met de ouders blijkbaar onvoldoende erkend en voelt zich beklemd. Dat verschijnsel wijst op een fundamentele relatiestoornis wanneer het kind hevig verbaal agressief is, vecht en niet met gevoelens van angst en boosheid kan omgaan. Dat is ook het geval als school en politie problemen krijgen met het kind. Het kind lijkt op het vorige type kind, maar het in de klem zitten thuis heeft bij dit kind geleid tot hevig protest en agressiviteit buitenshuis. Wel probeert het kind voor zichzelf de schijn van veiligheid op te houden in een plezierig thuis. Het omgekeerde komt ook voor: buitenshuis lief en aardig en binnenshuis een onhanteerbare agressieve vlo. Het zijn fundamenteel relatiegestoorde kinderen die zich wreken op hun biologisch eigen, pleeg- of adoptiefouders. Ze zijn behendig in het uitspelen ven de ene wereld tegen de andere. De thuis wereld wordt zwart gemaakt in de buitenwereld. Ze vertellen te worden mishandeld, beschadigen soms zichzelf en zeggen dat de ouders dat hebben gedaan. Ze komen te laat op school, vergeten dingen en zeggen dat ze niet eerder van huis mochten of hun spullen niet gewassen zijn. Het kind ervaart thuis geen fundamentele veiligheid en probeert daarom, koste wat het kost, buitenshuis een soort veiligheid te ervaren. Het is als een kasteelheer of vrouwe die zich binnen het kasteel als een agressieveling gedraagt, de poort voor iedereen gesloten houdt, maar zich buiten al een lieftallige jonkheer of jonkvrouw laat adoreren.
Het kind met een dubbele bodem Sommige fundamentele hechtingsgestoorde kinderen vertonen een dubbele bodem. Ze kunnen zich in huis en buiten actief en positief gedragen en beheersen. Maar ze gedragen zich in de omgang kleverig. Ze hebben steeds behoefte de ouders en anderen lichamelijk en gevoelsmatig aan te raken door steeds door steeds een hand te willen geven bij het ergens naartoe lopen, door opmerkingen te maken over het contact met elkaar. fijn, he mam, wij samen! Enerzijds getuigen ze te beschikken over een gezond patroon van beheersing: er is sprake van positieve betrokkenheid met en deelname aan de wereld. Anderzijds is er de heel primaire kleinkinderlijke behoefte aan lichamelijke emotionele omsluiting die steeds mee speelt in de relaties. Dit werkt verstorend maar soms ook afstotend. Het kind zit steeds aan een ander te friemelen, wil heel close zijn met een ander. Het eist de ander voor honderd procent op en er mag geen ander tussen komen. Wanneer de ouder of een ander ingaat op deze primaire behoefte blijkt het kind onverzadigbaar te zijn. Met leeftijdsgenootjes komt het soms tot seksuele activiteiten; of het laat zich door ouderen daartoe verleiden.
Het kind dat het laat afweten Een kind dat het laat afweten trekt zich in zichzelf terug en zou het liefst dood willen zijn. Het kind voelt zich dermate alleen en waardeloos, dat het de eigen behoeften en de uitnodigingen van de omgeving ontkent. De mogelijk toch al geringe energie om te leven wordt gebruikt voor deze ontkenning: het zich terug trekken is een daad. Het kind onderneemt de stap naar het isolement, gaat naar het eigen kamertje; het kind wil niet horen en zien. Op school lopen deze kinderen er als zombies bij, slordig en ongeïnteresseerd.
Het schijnbaar normale kind Het schijnbaar normale kind is zijn fundamentele relatiestoornis vergeten. Op basis van ruime intellectuele mogelijkheden heeft het zich een plaats in de wereld veroverd. Dit is het droge intellectueeltje dat geen ander leven kent dan het verstand. Met zn verstand heeft het greep op het leven, is het verbonden met de wereld. Soms combineert het zich met sociale vaardigheden en heeft het kind bij bepaalde leeftijdsgenoten een goede aansluiting. Voor schaken en computeren is het altijd te vinden. Problemen en verschil van mening moeten wel met verstand worden opgelost. Emotionele toestanden zijn niet verstandig en worden ontweken.
Hulpverlening bij fundamentele relatiestoornissen Als er bij een kind een hechtingsstoornis is geconstateerd, worden er vanuit de reguliere hulpverlening een aantal alternatieven aangedragen. Veel alternatieven zijn niet effectief. Men biedt bijvoorbeeld gedragstherapeutische hulp aan: door middel van belonen en straffen of negeren het probleemgedrag van het kind verminderen. Of er wordt psychotherapeutische hulp, bijvoorbeeld speltherapie, aangeraden. Beide alternatieven richten zich echter niet op het fundament van het probleem. Het gedrag van een kind wordt immers bepaald door de eenzaamheid en de angst van het kind om in de steek gelaten te worden / te zijn. Bij gedragstherapie blijft een kind in de kou staan met gevoelens van angst en eenzaamheid. Bij de psychotherapeutische hulp wordt er wel aandacht besteed aan gevoelens van de kinderen. Wat echter niet lukt is om het kind te helpen zich veilig te gaan voelen in de relatie met de ouders, vertrouwen te krijgen in zichzelf en in de ouders. Dat laatste is nodig om van binnen uit beheersingspatronen voor gezond gedrag te laten groeien. Dat lukt vaak wel met de opvoedingswijze van Terug naar het begin, zoals beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dhr. de Lange. Bij deze opvoedingswijze begin je eigenlijk opnieuw met het kind. Het kind wordt voortdurend door de ouder naar zich toegehaald, waardoor er omsluiting wordt geboden. Door de angst van het kind om verlaten en in de steek gelaten te worden, zal het zich waarschijnlijk verzetten. Wanneer een kind merkt dat de ouder letterlijk en figuurlijk het kind niet loslaat, kan het gevoel van veiligheid langzaam groeien en krijgt het kind meer vertrouwen in zichzelf en de mensen om zich heen.
Deze opvoedingswijze is geschikt voor kinderen tot 9 jaar. Vanaf die leeftijd is het nauwelijks meer mogelijk om kinderen terug te brengen in de peuterachtige betrokkenheid, die bepalend is voor de opvoedingswijze. Deze kinderen kunnen wel baat hebben bij de sociogroepsopvoedingswijze (SGS). Hierbij wordt door begeleiders een groep gecreëerd om jongeren door middel van allerlei activiteiten een positieve betrokkenheid te laten ervaren in de omgang met elkaar. Vanuit die veilige situatie, vanuit dat wij-gevoel, gaan de jongeren zich gedragen volgens de positieve groepsnormen. Deze opvoedingswijze wordt momenteel, met succes, gebruikt bij criminele jongeren.
Terug naar het begin met kinderen tot 9 jaar
Bedoeling van deze opvoedingswijze De bedoeling is allereerst het kind er toe brengen zich in relatie met de ouders te begeven en het zich (uiteindelijk) lichamelijk over te geven. Het kind ervaart dan dat het veilig is bij de ouders, dat het bij de ouders hoort, dat het van de ouders betrokkenheid en liefde kan verwachten. Als een kind aan de ouders gevoelens en behoeften durft te tonen is dat een teken van een beginnende aansluiting. Het kind heeft er wel (enigszins) vertrouwen in dat het van de ouders antwoord zal krijgen op de uitgesproken behoefte. Het door het kind ervaren van veiligheid en betrokkenheid moet uitgroeien tot een wederkerige betrokkenheid, waarbij het kind rekening wil en kan houden met de ander. Er is dan sprake van zelf antwoord krijgen van de ander, maar ook de ander antwoord geven.
Het proces van ouder en kind
A. De baby Als een kind niet geneigd is zich te nestelen bij moeder, is het belangrijk dat de moeder het kind juist veel bij zich neemt. De moeder biedt lichamelijke nabijheid en draagt en knuffelt het kind totdat het zich overgeeft aan moeders nabijheid. Als een kind zich in hoge mate onveilig voelt en dit bijvoorbeeld uit met veel huilen en onrustig gedrag, wordt het kind gedragen. Ook kunnen hulpmiddelen als het gebruik van muziek en ´moederbuik-geluiden´ worden ingezet om de baby rust te geven.
B. De peuter
I. De actieve peuter Bij irritant, afstotend, uitdagend gedrag van het kind wordt de ouders gevraagd dit gedrag niet te negeren of te straffen, maar het gedrag te zien als een signaal van zich niet veilig voelen. Vaak zien de ouders in de ogen van het kind de onrust opkomen of ze herkennen een gevoel van irritatie bij zichzelf. De moeder (zo mogelijk) wordt gevraagd het kind in die situaties bij zich te nemen, wat met het kind te stoeien en te knuffelen. Wanneer het kind dit niet accepteert is het belangrijk het kind nadrukkelijker vast te houden en zo te omsluiten. De moeder praat met vriendelijke woorden tegen het kind om het ook zo te verzekeren van haar liefde. Als het kind zich hieraan gewonnen geeft, is er de mogelijkheid tot lichamelijk en affectief samen-zijn. Ook moeders irritatie ebt dan weg. Het kind ervaart door de lichamelijke nabijheid de veiligheid bij moeder en ervaart door de lieve woorden van moeder haar liefde, haar affectie.
Als zo aansluiting is gevonden kan de moeder duidelijk maken dat ze het gedrag akelig vindt en dat ze er verdrietig van wordt. Vanuit de basis van aansluiting kan een kind ervoor kiezen dat gedrag niet te vertonen om de warme relatie met moeder in stand te houden. Het zich gewonnen geven gaat echter niet zomaar. Het kan zijn dat het kind zich niet durft over te geven en de angstgevoelens uit door schoppen, slaan, etc. Vasthouden is dan noodzakelijk, ook al kan dit heel wat tijd en energie kosten. Soms is dit voor ouders (bijna) niet op te brengen. Omdat ouders meestal weinig herkenning en steun vanuit de omgeving ontvangen is begeleiding van een deskundige noodzakelijk om het vol te kunnen houden.
II. De passieve peuter De passieve peuter zoekt geen aandacht. De moeder zal die aandacht toch moeten bieden door het kind bij zich te nemen, te knuffelen, ´gymnastiek´ te doen en zo tot aansluiting te verleiden of te dwingen. Als een kind zich tot aansluiting laat verleiden en zich nestelt bij de moeder, kan moeder het contact uitbouwen. Andere kinderen laten zich niet tot het positieve contact verleiden en gaan zich op een gegeven moment verzetten. Op dat moment wordt de opvoedingswijze gevolgd zoals die is beschreven bij de actieve peuter.
C. Basisschoolkinderen tot ongeveer 9 jaar Bij deze kinderen geldt dezelfde opvoedingswijze als beschreven bij de peuters. In de praktijk blijkt het proces echter vaak moeizamer te zijn en meer tijd te vergen, omdat de kinderen al zo lang met angst en wantrouwen hebben geleefd. Zich overgeven aan de ouders is beangstigend. Het kind vertrouwt eerder de eigen zelfhandhavingsmechanismen, zoals niemand vertrouwen, je eigen weg gaan, etc. Bij deze kinderen is het nodig om continu te blijven investeren. Door middel van het vertellen van verhaaltjes kan inzicht in eigen gedrag en gevoelens worden bevorderd. Verhaaltjes met thema´s als ´de vulkaan´, die iedere keer uitbarst, ´het kasteeltje´, het kind dat zich eenzaam heeft verschanst, kunnen door de ouders worden verteld. Voor de verschillende type kinderen zijn specifieke aanwijzingen beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dr. G. de Lange.
16-07-2008, 23:59 geschreven door Webmaster Reacties (1)
08-07-2008
Per Saldo voert actie tegen de kabinetsplannen
De regering wil 800 miljoen bezuinigen op de AWBZ. Zij wil o.a. de AWBZ alleen nog toegankelijk maken voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, zoals mensen met ernstig regieverlies of mensen met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking. Daarbij wil men ook participatie als doelstelling uit de AWBZ schrappen. Per Saldo is geschokt over deze maatregelen. Deze ingreep raakt niet de kern van de kostenstijging en er wordt voorbijgegaan aan een hele grote groep mensen die het pgb keihard nodig hebben om te leven en te overleven!
Denk aan jongeren (al dan niet met een psychiatrische problematiek) die dagelijks begeleiding nodig hebben.
Denk ook aan gezinnen waar kinderen met forse beperkingen opgroeien, waarbij specifieke deskundigheid vereist is en ouders al jaren zwaar overbelast zijn. De inzet van het pgb is vaak plaatsgebonden en op speciale momenten van de dag. Hele gezinnen blijven overeind door deze begeleiding op maat. Dit zijn geen kinderen die intramuraal behoren te wonen, die horen thuis bij hun ouders!
Per Saldo verzet zich tegen de plannen van het kabinet. Daarom verzamelen wij voorbeelden en verhalen uit de praktijk waaruit blijkt dat de maatregelen onacceptabel zijn.
Op de homepage van Per Saldo (www.pgb.nl) kunnen budgethouders a.d.v. twee vragen aangeven wat deze plannen voor effect gaan hebben op hun leven.