Psychiatrie informatie biedt informatie voor cliënten & betrokkenen over de mogelijkheden binnen de GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
Betrokkenen - Bijlage - Relevante wetgeving
Betrokkenen - Bijlage - Relevante wetgeving
Bijlage
Relevante wetgeving
Het recht op zelfbeschikking van de mens in de gezondheidszorg heeft geleid tot een aantal cliëntenrechten, die zijn vastgelegd in wetgeving. Het zelfbeschikkingsrecht staat voorop.
In een enkel geval is het zelfbeschikkingsrecht beperkt en worden bevoegdheden toegekend aan naastbetrokkenen. Meestal zijn naastbetrokkenen dan familieleden of wettelijke vertegenwoordigers.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de meest relevante wetsartikelen. De wetten die worden behandeld zijn:
De Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
De wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)
De wet Mentorschap
De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)
de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)
de Kwaliteitswet Zorginstellingen
In het onderstaande staat een overzicht van de wetsartikelen die betrekking hebben op het contact of overleg met naastbetrokkenen. Het is geen letterlijke weergave van de artikelen maar een vertaling. Tussen haakjes staan verwijzingen naar de betreffende wetsartikelen.
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
De WGBO regelt de relatie tussen cliënt en hulpverlener. De intentie van de wet is om de positie van de cliënt in deze relatie te versterken door rechten en plichten van beide partijen wettelijk voor te schrijven.
1. Vanaf 16 jaar kan iedereen die wilsbekwaam is, zelf een geneeskundige behandelingsovereenkomst sluiten (WGBO, art. 447). Hierdoor wordt het recht op zelfbeschikking in de gezondheidszorg beter gewaarborgd.
2. Voor de uitvoering van de overeenkomst (de feitelijke behandeling) is de toestemming of medewerking van de cliënt nodig (WGBO, art. 450, lid 1).
3. Als een cliënt tijdelijk of duurzaam niet in staat is toestemming te geven voor delen van de behandeling (de cliënt is wilsonbekwaam), kunnen wettelijke vertegenwoordigers (familieleden of andere naast betrokkenen, WGBO, art. 465, lid 3) vervangende toestemming geven, ook als de cliënt zich verzet tegen deze behandeling (WGBO, art.465, lid 6). Deze vorm van dwangbehandeling is bij vrijwillige cliënten aan wettelijke voorschriften gebonden en alleen mogelijk voor verrichtingen van ingrijpende aard.
Dat wil zeggen: de verrichting is kennelijk nodig om ernstig nadeel voor de wilsonbekwame cliënt te voorkomen. Er moet wel al sprake zijn van een behandelingsovereenkomst.
4. Als wettelijke vertegenwoordigers of familieleden vervangende toestemming hebben gegeven voor een bepaalde behandeling, kan de hulpverlener aan hen zonder toestemming van de cliënt informatie ter zake van de behandeling geven. Hierop geldt een uitzondering indien het verstrekken van informatie niet verenigbaar is met de eisen van goed hulpverlenerschap
De Wet BOPZ regelt bijzondere (gedwongen) opnemingen van cliënten in psychiatrische ziekenhuizen. De intentie van de Wet BOPZ is om bij bijzondere opnemingen de rechtspositie van de cliënt zoveel mogelijk te waarborgen en het gevaar af te wenden.
1. Bepaalde familieleden kunnen een schriftelijk verzoek indienen bij de Officier van Justitie voor het verkrijgen van een rechterlijke machtiging tot opname van een cliënt (BOPZ, art. 4).
2. Familieleden die een verzoek indienen voor een rechterlijke machtiging, kunnen worden gehoord door de rechter die moet beoordelen of een machtiging moet worden verstrekt (BOPZ, art. 8).
3. Familieleden kunnen ook worden gehoord door de rechter indien het verzoek voor een rechterlijke machtiging door iemand anders (geen familielid) is ingediend.
4. Als er sprake is van een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, informeert de instelling bepaalde naastbetrokkenen en cliënt zo spoedig mogelijk over welke hulpverlener verantwoordelijk is voor de behandeling van de opgenomen cliënt. Ook verstrekt zij aan beiden informatie over de huisregels en de rechten van de cliënt tijdens het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis (BOPZ, art. 36, lid 1 en 2). (Voor de ggz-hulpverlener betekent dit dat bepaalde informatie aan naastbetrokkenen verstrekt kan worden, zonder dat de persoonlijke levenssfeer van cliënt wordt geschonden: wat kan men verwachten bij een gedwongen opname, wat zijn de bezoektijden, wie is de contactpersoon voor de familie, enz.).
5. Als de cliënt wilsonbekwaam wordt geacht, moet de hulpverlener overleggen met bepaalde personen over de voorgestelde behandeling (BOPZ, art. 38, lid 2).
6. Als er dwangbehandeling heeft plaatsgevonden of als bijzondere middelen of maatregelen zijn toegepast, stelt de hulpverlener bepaalde personen daarvan direct in kennis
(BOPZ, artikel 38, lid 6/art. 39, lid 3).
7. In geval van verlof of voorwaardelijk ontslag voert de hulpverlener zo mogelijk en zonodig vooraf overleg met de naaste familieleden (BOPZ, art. 45 t/m 48).
(Contact vooraf dient plaats te vinden als in de instelling bekend is dat de cliënt tijdens het verlof of na dienst ontslag zijn intrek zal nemen bij de familie en/of op hun zorg is aangewezen. Is dit niet bekend, dan zou de instelling dit bij de cliënt kunnen navragen.)
Wet Mentorschap
De wet Mentorschap regelt de benoeming, rechten en plichten van een wettelijk vertegenwoordiger voor cliënten die wilsonbekwaam worden geacht.
1. Het mentorschap kan worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot of geregistreerd dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder
(wet Mentorschap, art. 451, lid 1 BW), bk.1.
2. De rechter volgt bij het benoemen van een mentor de voorkeur van de betrokken cliënt. Heeft de cliënt geen voorkeur of is hij niet in staat dit duidelijk te maken, dan wordt bij voorkeur de echtgenoot of de geregistreerde dan wel andere levensgezel tot mentor benoemd. Heeft de cliënt geen partner, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd (wet Mentorschap art. 452, lid 4).
3. De mentor vertegenwoordigt de cliënt in zaken betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding en kan vervangende toestemming geven. In een aantal gevallen kan de mentor de cliënt niet vertegenwoordigen.
Is er bijvoorbeeld een noodzaak tot opname en verblijf in een APZ, dan moet de cliënt zelf toestemming geven (wet Mentorschap art. 453).
4. Is de opname eenmaal een feit (cliënt gaf zelf toestemming of opname is tot stand gekomen via een Rechterlijke Machtiging of een IBS), dan kan de mentor vervolgens vervangende toestemming geven voor verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. De mentor dient daarbij wel rekening te houden met de wil van de betrokken cliënt voordat hij wilsonbekwaam werd (Wet Mentorschap, art. 453, lid 1).
5. Als de mentor vervangende toestemming heeft gegeven en de verwante of betrokkene verzet zich tegen een handeling van ingrijpende aard, dan kan die handeling slechts plaatsvinden indien zij kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor verwante of betrokkene te voorkomen (wet Mentorschap art. 453, lid 5).
6. De mentor is verplicht om betrokken cliënt zo veel mogelijk te betrekken bij de vervulling van zijn taak en zo veel mogelijk rekening te houden met de mening van de cliënt. De mentor bevordert dat de verwante of betrokkene rechtshandelingen en andere handelingen zelf verricht, indien de cliënt daartoe in staat is (wet Mentorschap art. 454, lid 1).
7. De mentor kan de cliënt toestemming verlenen bepaalde rechtshandelingen zelf te verrichten (wet Mentorschap art. 453, lid 2).
8. De mentor is aansprakelijk indien hij in de zorg van een goed mentor tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend (wet Mentorschap art. 454, lid 2).
9. De mentor wordt ontslag verleend op eigen verzoek, of wegens gewichtige redenen. Ook wordt ontslag verleend als de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, dit op verzoek van betrokkene, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve. De kantonrechter kan dan voorlopige voorzieningen in het mentorschap treffen en de mentor schorsen (wet Mentorschap art. 461, lid 2).
Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)
De WKCZ regelt de wijze waarop zorgaanbieders klachten van cliënten over de zorgverlening moeten behandelen. De intentie van de wet is dat zorgaanbieders klachten serieus behandelen en dat zij op basis van klachten maatregelen ter verbetering van de zorg en/of voorkoming van klachten nemen.
1. De WKCZ verplicht alle ggz-instellingen een klachtenregeling te treffen, waarin de wijze waarop de instelling de behandeling van klachten regelt, wordt omschreven.
2. De instelling brengt de klachtenregeling en procedure onder de aandacht van direct en indirect verwante of betrokkenen.
3. Door of namens een cliënt kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie.
Dit betekent dat iedereen een klacht kan indienen, ook familieleden, mits de cliënt dit ondersteunt. De klacht kan ook worden ingediend indien de cliënt op wie de klacht betrekking had, inmiddels is overleden (WKCZ, art. 2 lid 6).
4. De klacht moet de persoon van de cliënt betreffen. Het kan niet een zelfstandige klacht van een familielid betreffen (WKCZ, art. 2, lid 4).
De WMCZ regelt de inspraak van cliënten op het beleid van de zorginstelling. Intentie van de wet is om cliënten invloed te laten uitoefenen op instellingsbeleid die van invloed zijn op behandeling en/of verblijf van cliënten in een zorginstelling.
1. Iedere instelling heeft de plicht zich in te spannen om een cliëntenraad op te richten
(WMCZ, art. 2, lid 1).
2. Cliënten hebben zo veel mogelijk zelf zitting in de cliëntenraad, tenzij zij lichamelijk en/of geestelijk niet in staat zijn om werkzaamheden voor de cliëntenraad te verrichten. In dat geval kunnen ouders of andere familieleden van de cliënten lid zijn van de cliëntenraad, of kan aan hen een rol worden toegekend bij de benoeming van de leden van de cliëntenraad
(WMCZ, Memorie van Toelichting).
Kwaliteitswet zorginstellingen
In deze wet worden familieleden (naastbetrokkenen) niet expliciet genoemd. Wel stelt de kwaliteitswet dat de zorgaanbieder overleg moet voeren met onder andere patiënten/consumentenorganisaties over de normen voor verantwoorde zorg.
In de Memorie van Toelichting staat bij dit artikel over de invulling van de norm voor verantwoorde zorg: Op welke wijze de zorgaanbieder de norm invult, is niet zozeer van belang. Waar het om gaat is dat een aanbieder - daarop aangesproken door betrokkenen - altijd aannemelijk kan maken op welke wijze verantwoorde zorg wordt geboden.
Bij een aantal instellingen in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) is een familievertrouwenspersoon aangesteld. Aanleiding was dat familieleden soms grote moeite hebben om in contact te komen met hulpverleners en zich niet door hen gehoord voelen. Familieorganisaties Ypsilon en Labyrint~In Perspectief voerden hierover gesprekken met GGZ medewerkers met als resultaat de familievertrouwenspersoon.
Luisterend oor en vraagbaak
De familievertrouwenspersoon (FVP) is er voor familie, mantelzorgers, naastbetrokkenen en vrienden van patiënten die bij de betrokken instellingen in behandeling zijn. Deze FVP is een vraagbaak, biedt een luisterend oor, geeft morele ondersteuning en biedt in een aantal gevallen daadwerkelijke hulp bij het benaderen van hulpverleners of instellingen in de GGZ. Daarbij vertegenwoordigt de FVP het belang van de familie, met als uiteindelijke doel: een goede samenwerking tussen hulpverlener, patiënt en familielid. De FVP vormt een brug tussen familie en GGZ.
Wat doet de familievertrouwenspersoon?
Hij of zij:
geeft antwoord op eenvoudige vragen per e-mail;
voert telefonische gesprekken met familie;
bezoekt mensen in de thuissituatie die behoefte hebben aan persoonlijk contact. Dat laatste heeft meerwaarde omdat mensen thuis zich in een gesprek meer op hun gemak voelen;
informeert familie over hoe de hulpverlening in elkaar zit en bemiddelt waar nodig tussen familie en behandelaar;
begeleidt de familiegroep;
ondersteunt de hulpverlening wanneer die een beroep op haar doet;
houdt spreekuur.
Wat belangrijk blijft is dat familie zijn/haar verhaal kwijt kan, antwoord krijgt op vragen, ondersteuning krijgt en bij klachten een beroep kan doen op bemiddeling. Vooral de ervaring dat er iemand is die naar jouw verhaal wil luisteren, blijkt voor familie een enorme steun.
Op dit moment zijn er in Nederland acht familievertrouwenspersonen actief. De ervaringen hiermee zijn zo positief dat andere regios ook onderzoeken of ze een familievertrouwenspersoon kunnen aanstellen. Vindt u een familievertrouwenspersoon belangrijk dan kunt u dat laten weten aan de Preventieafdeling van de GGZ instelling in uw regio.
Familievertrouwenspersonen op een rij
Hieronder geven wij een alfabetisch overzicht van de familievertrouwenspersonen (FVP) die momenteel actief zijn in verschillende regio's. Zij zijn telefonisch of per e-mail bereikbaar.
Wanneer u op bezoek komt bij een familielid in een psychiatrische instelling, dan heeft u wellicht vragen of opmerkingen over de gang van zaken op de betreffende afdeling. Dat kan gaan over de dagbesteding, de weekendinvulling of over de houding van personeel. Misschien wilt u graag familie van andere cliënten van dezelfde instelling ontmoeten.
Veel familieleden hebben dezelfde vragen. Daarom zijn er in ongeveer vijfentwintig instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) Familieraden opgericht.
Wat doet nou zon Familieraad?
De Familieraad bestaat uit betrokken familieleden en is meestal opgericht op initiatief van één van hen samen met een maatschappelijk werker. De Familieraad behartigt de belangen van familie en vertegenwoordigt de familie van cliënten in GGz instellingen. Bij belangen van familie kan gedacht worden aan informatieverstrekking over de behandeling van betrokken cliënten, de kwaliteit van zorg of het leveren van een bijdrage aan het familiebeleid van de instelling. Ook is contact met andere familieleden belangrijk om ervaringen uit te wisselen en nieuwe aandachtspunten te formuleren. Tenslotte treedt de Familieraad ook op als overlegpartner met de Raad van Bestuur van de instelling.
Bij de zorg voor cliënten in de GGz zijn drie partijen betrokken:
de cliënt, de hulpverleners en de familie.
Deze groepen hebben vanuit hun positie een eigen inbreng en invloed op het zorgproces.
Raadswerk
In het werk van familieraden draait het veel om communicatie met betrokken partijen en doelgerichte samenwerking. Betrokkenheid bij de zorg voor cliënten van de instelling en tegelijkertijd voldoende afstand houden van de eigen problematiek, wordt van raadsleden verwacht. Een goed contact met de Raad van Bestuur van de instelling, regionale GGz organisaties en samenwerking met de cliëntenraad is van belang voor de familieraad. De afspraken tussen de Familieraad en de Raad van Bestuur worden in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd. Dit geeft de Familieraad een officieel erkende status binnen de instelling.
Versterking welkom
Nieuwe raadsleden zijn bij sommige familieraden van harte welkom. Het werk in een Familieraad is leuk en zinvol om te doen! Voor raadsleden kan het een manier zijn om ergernis over de zorg voor een dierbaar familielid om te zetten in constructief familie raadswerk. Werk dat voor sommigen vooral draait om bevordering van de kwaliteit van zorg en het toezien hierop.
De één vindt het de uitdaging om familie te vertegenwoordigen in regionale overlegstructuren en een ander wil er vooral zijn voor hen: welke vragen en gevoelens leven er bij familie? Weer een ander verzamelt signalen van familie over de zorg: wat gaat er goed in de instelling en wat kan beter? Zo heeft iedereen zijn eigen drijfveer.
De Stichting Landelijke Koepel Familieraden (SLKF) ondersteunt familieraden bij hun werk en informeert familieraden over ontwikkelingen binnen de GGz. Ook organiseert zij studiedagen en cursussen voor haar leden.
Vragen of zelf een bijdrage leveren?
Neem contact op met de Familieraad bij uw instelling,
Mensen met een psychotische kwetsbaarheid hebben vaak intensief contact met hun familie. Dit contact is duurzaam, in tegenstelling tot veel hulpverleningscontacten. Als familieleden weten wat ze te doen staat, kunnen zij de gevolgen van de ziekte verkleinen. Een goede triade, waarin behandelaar, patiënt en familie samenwerken, levert de beste zorg.
Vaak zijn afspraken vastgelegd in een behandelplan, een zorgplan, een signaleringsplan of een crisiskaart. Maar de rol van de familie of andere naastbetrokkenen blijft daarin veelal onbesproken. De Triadekaart is een hulpmiddel om hun inbreng zo concreet mogelijk vast te leggen.
Hoe werkt deze kaart?
Aan de hand van de kaart maken behandelaar, patiënt en familie concrete afspraken over wat precies van de familie en/of andere naastbetrokkenen wordt verwacht. Door met elkaar in gesprek te gaan, kan iedereen vanuit zijn of haar eigen perspectief aangeven wat daarin belangrijk is.
Het is goed om bij de start van een triadegesprek uit te gaan van een aantal principes:
Bij de behandeling staat het welbevinden van de patiënt voorop. Binnen de triade dus ook.
In de behandeling wordt ernaar gestreefd dat de patiënt zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Binnen de triade dus ook.
Het aantal taken dat familieleden en andere naastbetrokkenen op zich nemen, is vaak te groot. Hoe beter zij de eigen grenzen leren bewaken, des te meer ruimte geven zij de ander. Dat is in ieders belang.
Om de overeengekomen taken goed te kunnen verrichten, moeten ook de familieleden of andere naastbetrokkenen kunnen rekenen op ondersteuning van de professionele hulpverlening op het gebied van informatie, training en begeleiding.
De rol van de familie kan door de tijd verschillen. Wat nu wenselijk is, hoeft dat over een tijdje niet meer te zijn. Maak nieuwe afspraken als u denkt dat daartoe aanleiding is.
Ypsilon, de vereniging van familieleden van mensen met schizofrenie of een psychose, heeft in een visiesheet vastgelegd wat zij vindt dat de rol van familieleden in zijn algemeenheid kan inhouden en wat niet, bedoeld als steuntje in de rug voor de familie bij het maken van de keuzes.
Het is de bedoeling dat u de kaart tijdens een triadegesprek invult en afspreekt wat de rol van het familielid is. Uiteraard kan dat door de tijd heen verschillen: de kaart zal eens in de zoveel tijd, bijvoorbeeld jaarlijks, moeten worden geactualiseerd.
Het duurt nog even, maar alle Ypsilonleden kunnen over enige tijd een exemplaar van de kaart toegezonden krijgen. Instellingen die interesse hebben kunnen dat melden bij het landelijk bureau, telefoon (088) 0002120 of via triadekaart@ypsilon.org.
Een model van de definitieve versie 3.0 van de Triadekaart is als pdf-bestand te downloaden door te klikken op deze link
In de onderliggende submenu's staan alle normen beschreven, gericht op de kwaliteit van de zorg, hoe het in de praktijk dus dient te gaan in de hulpverlening.
Centraal uitgangspunt bij de kwaliteitscriteria is
dat cliënten respectvol behandeld en bejegend worden.
Cliënten zijn volwaardige burgers van deze samenleving
en worden als zodanig benaderd.
Wat is goede kwaliteit?
Vaak is de beoordeling van de geboden zorg zeer individueel bepaald. Ieder mens is anders en dat betekent dat iedere cliënt andere zorg nodig heeft en daar andere eisen aan stelt. Over een aantal onderdelen van de zorg is duidelijk overeenstemming, zoals: wachtlijsten zouden er niet moeten zijn; de informatie moet goed en duidelijk zijn; mensen moeten voorlichting krijgen over de bijwerking van medicijnen. Andere normen zijn heel uitdrukkelijk vastgelegd in wetgeving zoals privacyregels. Maar er zijn ook normen die te vaag zijn om gelijk getoetst te kunnen worden.
Een voorbeeld is de kwaliteitseis "dat de hulpverlener respectvol met de cliënt omgaat", bejegening. Iedereen zal dit een belangrijke kwaliteitseis vinden, maar is op zich geen concrete norm. Meestal betreft het meerdere aspecten waardoor het mogelijk wordt om eenduidig vast te stellen of hieraan voldaan wordt. Bijvoorbeeld: is er sprake van overleg; hoe worden meningsverschillen opgelost; wordt je behandeld als een kind; heb je het gevoel een nummer te zijn, etc.
De indeling van de kwaliteitscriteria sluiten aan bij de verschillende fasen van de behandeling / begeleiding zoals die in de praktijk wordt geboden:
De toegang tot de zorg:
Dit gaat over de aanmelding, de intakeprocedure, onderzoek, diagnostiek, de indicatiestelling en de zorgtoewijzing.
De uitvoering van de zorg:
Dit gaat over het behandelplan, de geboden zorg / behandeling, evaluatie, vervolgzorg en specifiek voor cliënten die 24 uur in de instelling verblijven het onderdeel wonen.
De afsluiting en uitkomsten van de behandeling:
Dit gaat over eindevaluatie van de behandeling, uitkomsten van de behandeling, het ontslag en de nazorg.
Ontwikkeling van de kwaliteitsnormen
In opdracht van de stichting LPR, Cliëntenbond en GGZ-Nederland is er door het VerweyJonker Instituut in mei 2000 een integraal kwaliteitssysteem vanuit het cliëntenperspectief ontwikkeld. Voor het ontwikkelen van het kwaliteitssysteem vanuit het cliëntenperspectief zijn er interviews gehouden met verschillende sleutelfiguren van de cliëntenbeweging en de instellingen op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg.
Een belangrijk onderdeel van het kwaliteitssysteem zijn de kwaliteitsnormen waaraan de geboden zorg zou moeten voldoen.
Het Verwey-Jonker Instituut is een sociaal-wetenschappelijk onderzoeksinstituut.
Het instituut doet onderzoek naar sociale vraagstukken. Drie perspectieven staan centraal in dit onderzoek: dat van burgers, instellingen en overheden.
De uitkomsten van onderzoek zijn bruikbaar voor aanpassingen in het beleid van organisaties en overheden. Het instituut wil met behulp van onderzoek de sociale participatie van burgers bevorderen en bijdragen aan de aanpak van maatschappelijke problemen.
In september 2004 is het kwaliteitssysteem, in samenwerking met Kwadraat, geëvalueerd en aangepast mede door suggesties van cliënten en cliëntenraden in de GGZ. Dit kan nu gebruikt worden niet alleen voor de geestelijke gezondheidszorg en beschermd wonen maar ook voor de verslavingszorg, dagactiviteitencentra en arbeidstrajecten en de maatschappelijke opvang.
De cliënt wordt behandeld als een uniek persoon met een eigen leven, niet als iemand met een stoornis
Cliënt als mondig individu
De cliënt wordt als een mondig en serieus te nemen persoon gezien.
Vriendelijke en correcte houding
De cliënt wordt vriendelijk en correct bejegend en te woord gestaan.
Gelijkwaardigheid
De cliënt wordt door de hulpverleners benaderd op voet van gelijkwaardigheid. Er is geen betutteling.
Ø EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID CLIËNT
Zelfbeschikkingsrecht
Uitgaande van de menselijke waardigheid wordt de persoonlijke autonomie en het (morele) zelfbeschikkingsrecht van cliënten gewaarborgd
Stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid
De eigen verantwoordelijkheid van de cliënt staat centraal, hetgeen inhoudt dat er een appèl op wordt gedaan.
Ervaringsdeskundigheid
De ervaringsdeskundigheid van de cliënt wordt benut tijdens de behandeling.
Ø MEDEZEGGENSCHAP
Inspraak op afdelings- en instellingsniveau zowel individueel als collectief via cliëntenraden
De cliënten beschikken op afdelings-, instellingsniveau en binnen projecten individueel en als groep over meerdere mogelijkheden tot medezeggenschap.
De taken en bevoegdheden van de cliëntenraad zijn vastgelegd
De taken en bevoegdheden van de cliëntenraad zijn bedoeld als medebepaler van het beleid en als behartiger van de belangen van cliënten. Individuele cliënten worden in staat gesteld aan de cliëntenraad deel te nemen en om zowel binnen als buiten de instelling (plaatselijk, regionaal en landelijk) aan belangenbehartiging te doen.
Ondersteuning van de cliëntenraad
Om de belangenbehartiging door cliëntenraden mogelijk te maken is financiële, materiële en personele ondersteuning nodig.
De instelling zorgt ervoor dat de cliënten alle informatie krijgen die van belang is voor hun situatie.
Specifieke informatie
Voor de verschillende sectoren en afdelingen wordt de specifieke informatie verstrekt.
De cliënt ontvangt de huis- en instellingsregels of wordt er op attent gemaakt.
Beschikbaar
De genoemde informatie is op schrift gemakkelijk voor de cliënt beschikbaar en er is sprake van regelmatige herhaling, indien nodig.
Afgestemd op de cliënt
De informatie is samen met de cliëntenraad ontwikkeld en is afgestemd op de cliënt die de informatie nodig heeft.
Begrijpelijk
De instelling verschaft informatie die toegankelijk is voor mensen die een andere taal dan Nederlands spreken of minder gewend zijn informatie te lezen. De informatie is (zo mogelijk) toegankelijk voor mensen met een auditieve of visuele handicap
Ø TOEGANKELIJKHEID
Bereikbaar
De locaties van de instelling bevinden zich op een centrale locatie en zijn goed bereikbaar met het openbaar vervoer.
Toegankelijk voor gehandicapten
De instelling is goed bereikbaar en toegankelijk voor gehandicapten.
Bereikbaarheid buiten kantooruren
De instelling dient te regelen dat de instelling ook buiten kantooruren bereikbaar is voor mensen in een crisissituatie.
Geen wachtlijsten en wachttijden
De instelling heeft de inspanningsverplichting om de aangemelde cliënten in een zo kort mogelijke periode te woord te staan.
Ø INTAKE / PROBLEEMDEFINIËRING
Actieve houding wat betreft de wensen van de cliënt
De hulpverlener informeert bij de intake naar de wensen en verwachtingen van de cliënt en dient deze serieus te nemen. Als de hulpvraag van de cliënt niet duidelijk is, wordt de cliënt ondersteund bij het formuleren van de hulpvraag.
Cliënt krijgt de tijd en de ruimte
De hulpverlener biedt de cliënt de tijd en ruimte om zijn/haar wensen en verwachtingen kenbaar te maken.
Cliënt kan bijgestaan worden
Als de cliënt dat wenst kan hij/zij bij de indicatiestelling bijgestaan worden door een persoon naar eigen keuze. De cliënt krijgt vooraf te horen dat deze mogelijkheid er is.
Afspraken over informatie-uitwisseling
Wanneer de cliënt dat wenst, kunnen familieleden of andere naasten geïnformeerd worden over de situatie van de cliënt en eventueel bij de behandeling betrokken worden of optreden als zaakwaarnemer of vertegenwoordiger.
Schriftelijke toestemming opvragen van informatie
Zonder schriftelijke toestemming van de cliënt mag er geen informatie worden opgevraagd bij verwijzers of anderen.
Bijstelling probleemdefiniëring
Na verloop van tijd moet een tussentijdse bijstelling van de hulpvraag mogelijk zijn.
Ø ONDERZOEK / DIAGNOSESTELLING
Instemming cliënt
Indien onderzoek nodig en gewenst is, vraagt de hulpverlener de cliënt hiervoor schriftelijk om toestemming.
Recht op second opinion
De cliënt heeft recht op een second opinion, dat wil zeggen dat de cliënt een behandelaar naar eigen keuze mag vragen om ook een diagnose te stellen.
Analyse op alle levensgebieden
De diagnose betreft het brede terrein van de verschillende levensgebieden waarop men problemen kan hebben.
Verslag aan de cliënt
Over de resultaten van het onderzoek wordt door de hulpverlener verslag uitgebracht aan de cliënt.
Ø INDICATIESTELLING / ZORGTOEWIJZING
Aanbod van zorg is helder
Het moet voor de cliënt helder en duidelijk zijn welke zorg de cliënt kan verwachten.
Keuzemogelijkheid van zorg en instelling
Er is sprake van een gevarieerd & flexibel aanbod van zorg waaruit de cliënt kan kiezen.
Betrokkenheid bij indicatiestelling
De cliënt heeft inspraak bij de invulling van de indicatiestelling en de uiteindelijke hulp die hij/zij ontvangt.
Instemming cliënt
De cliënt geeft schriftelijk zijn / haar instemming met de indicatiestelling en invulling van de behandeling.
Ø AFSTEMMING VAN DE ZORG
Integraal aanbod
Binnen de psychiatrie en de verslavingszorg is veelal sprake van problemen op verschillende levensgebieden, zoals huisvesting, financiën, opvoedingsproblemen, gezondheid. Cliënten moeten gebruik kunnen maken van zowel het aanbod in de verslavingszorg als het hulpaanbod in andere sectoren zoals de geestelijke gezondheidszorg of het maatschappelijk werk.
Ketenkwaliteit
Cliënten die een beroep doen op verschillende instellingen voor de (geestelijke) gezondheidszorg en de
maatschappelijke dienstverlening dan wel op verschillende voorzieningen binnen één instelling, kunnen rekenen op samenwerking en een op elkaar afgestemd zorgaanbod. Een combinatie aan problemen (de zogeheten dubbele diagnose) zoals verslaving en psychische problemen, mag geen reden zijn om iemand niet in behandeling te nemen.
Ketenregie
Gedurende de behandeling is er één hulpverlener verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de behandeling die de cliënt ontvangt
Continuïteit van zorg
De instelling zorgt ervoor dat er sprake is van continuïteit van zorg. De verschillende stappen en fasen in het hulpverleningsproces dienen op elkaar aan te sluiten. De instelling is verantwoordelijk voor een vervangend zorgaanbod als de hulp niet op elkaar aansluit en er wachtlijsten zijn.
De hulpverlener informeert de cliënt over de behandeling, de mogelijkheden aan therapievormen en zorg, medicatie (eventuele bijwerkingen),en over mogelijke alternatieve vormen van hulp.
Keuze van (sekse) en verandering van hulpverlener
De cliënt moet de voorkeur voor een hulpverlener of begeleider kunnen uiten. Cliënten moeten kunnen kiezen voor een man of vrouw als hulpverlener en indien nodig van hulpverlener kunnen veranderen.
Inspraak behandeling / therapie
De cliënt krijgt de ruimte om wensen en doelen wat betreft de behandeling kenbaar te maken. De hulpverlener en cliënt stellen in onderling overleg zijn / haar behandelplan op.
Mogelijkheid tot laten bijstaan
De cliënt krijgt ruimte om wensen en doelen wat betreft de behandeling kenbaar te maken en kan zich hierbij laten bijstaan door een ervaringsdeskundige.
Zelfbeschikking begeleidingsplan
De cliënt stelt, indien hij / zij dat wenst, zelf zijn / haar begeleidingplan op.
Helder behandelplan
Het behandelplan is opgesteld in voor de cliënt begrijpelijke taal.
Instemming cliënt
De cliënt dient schriftelijk in te stemmen met het behandelplan of met eventuele wijzigingen.
Inzagerecht dossier
Cliënten hebben conform de privacywetgeving inzage in hun eigen dossier.
Ø Behandeling / Begeleiding
Gevarieerd en flexibel aanbod aan behandeling / therapie
De instelling biedt een gevarieerd en flexibel aanbod aan mogelijkheden van behandeling en therapieën.
Alternatieven aanbod aanwezig
Er zijn alternatieve vormen van behandeling / therapieën aanwezig.
Verandering in therapie / behandeling is mogelijk
De cliënt kan veranderen van hulp, indien de cliënt dit nodig of wenselijk vindt.
Informatie herhaaldelijk beschikbaar
De informatie over de zorg / behandeling, medicatie, (bij)werkingen, e,d, wordt tijdens de behandeling herhaaldelijk gegeven.
Ø Professionaliteit personeel
Deskundigheid personeel (seksespecifieke en transculturele hulpverlening)
De instelling zorgt voor deskundige en invoelende hulpverleners. De instelling zorgt ervoor dat het personeel seksespecifieke en transculturele deskundigheid bezit
Deskundigheidsbevordering medewerkers
De instelling zorgt voor training en deskundigheidsbevordering aan het personeel, waarbij gebruik gemaakt wordt van het bestaande scholingsaanbod zoals dat ontwikkeld is door cliënten, zoals participatietraining, cliënt als docent.
Waarborging continuïteit van personeel
De continuïteit van de hulpverlening is gewaarborgd, de instelling zorgt ervoor dat er niet onnodig veel invalkrachten zijn. Indien er sprake is van wisseling van hulpverleners wordt de cliënt hierover vooraf ingelicht en garandeert de instelling de deskundigheid van een invaller.
Inspraak van cliëntenraad bij aannamebeleid
Bij het aannamebeleid van de instelling bij de functies die van wezenlijk belang zijn voor cliënten, neemt een vertegenwoordiger namens de cliënten deel aan de sollicitatiecommissie.
Ervaringsdeskundigheid als positief selectiecriterium
Ervaringsdeskundigheid is in het aannamebeleid van de instelling een positief selectiecriterium.
Ø Ruimte voor ervaringsdeskundigheid
Benutten van ervaringsdeskundigheid
De ervaringsdeskundigheid van de cliënt wordt benut tijdens de hulpverlening.
Vergroting van de weerbaarheid en mondigheid
De hulp is erop gericht om de zelfredzaamheid van de cliënt te stimuleren. De cliënt wordt in staat gesteld zich zelfstandig te handhaven op de verschillende levensgebieden zoals wonen, werken, financiën, dagbesteding, relaties, en dergelijke.
Aandacht voor sterke kanten
De hulpverlener heeft oog voor de sterke en positieve kanten van de cliënt en benut de mogelijkheden en vaardigheden van de cliënt.
Stimuleren cliëntgestuurde projecten
De instellingen ondersteunen de cliëntgestuurde projecten, zoals arbeidsrehabilitatie, consumerrun, lotgenotencontact, en dergelijke.
De behandeling wordt tussentijds geëvalueerd op vaste tijdstippen, bijvoorbeeld na zes weken bij kortdurende behandeling en drie maanden bij langdurige behandeling.
Inspraak van cliënt
Bij de tussentijdse evaluatie van de hulpverlening wordt het plan en vastgestelde behandeldoelen en de behandelrelatie mede getoetst aan de hand van de meningen, opmerkingen en wensen van de cliënt. Hierbij wordt het toekomstperspectief en de wensen rondom nazorg expliciet meegenomen (verleden, heden en toekomst)
Aandacht voor positieve zaken
In de evaluatie is er ook aandacht voor die zaken die wel goed gaan en bereikt zijn.
Actieve houding wat betreft de wensen en behoefte van cliënt
De hulpverlener geeft de cliënt ruimte diens mening en wensen kenbaar te maken.
Instemming cliënt bij bijstelling behandeling
Als het nodig is dat het plan wordt bijgesteld, gebeurt dit met (schriftelijke) instemming van de cliënt.
Ø Wonen / verblijf
Flexibel en gevarieerd woonaanbod
De intramurale instellingen bieden een gevarieerd en flexibel aanbod aan wonen, dagbesteding, recreatie sociaal netwerkbegeleiding en financiële begeleiding.
Scheiding wonen en behandelen
De behandeling wordt gescheiden van de woonvoorziening gegeven.
Woonrecht
De instelling streeft ernaar om mensen die langdurig verblijven in de instelling woonrecht te bieden.
Stimuleren tot reïntegratie
De instellingen streven ernaar om mensen die langdurig verblijven in de instelling, begeleiding te bieden in het reïntegratieproces (bijvoorbeeld woonbegeleiding).
De intramurale instellingen garanderen de privacy van cliënten. Bijvoorbeeld de mogelijkheid hebben om je terug te trekken met je eigen partner.
Veiligheid gewaarborgd
De instellingen garanderen de veiligheid van cliënten.
Met betrekking tot de veiligheid op de afdeling of woonvorm:
- respecteren de hulpverleners en de cliënten de algemene omgangsvormen en de fatsoensnormen;
- zijn ze samen verantwoordelijk voor de sfeer/sociale veiligheid;
- ontwikkelen ze met elkaar beleid op het gebied van de sociale veiligheid;
zijn ze actief betrokken bij het waarborgen en bewaken van de sfeer en de sociale veiligheid (geen geweld en agressie). Leiding en hulpverleners vervullen hierbij een voortrekkersrol.
De cliëntenraad toetst en onderneemt zo nodig stappen.
De instelling is verantwoordelijk voor het realiseren van de nazorg. Indien nazorg niet door andere instellingen geboden wordt, moet de instelling zelf nazorg bieden.
Informatie over de mogelijkheden voor nazorg
De hulpverlener informeert de cliënt over de keuzemogelijkheden aan nazorg.
Instemming cliënt welke nazorg
De cliënt bepaalt welke nazorg hij/zij nodig heeft.
Informatie lotgenotencontact
De instelling geeft tevens informatie over zelfhulpgroepen of lotgenotencontacten.
Ø Begeleiding
Aandacht voor maatschappelijke participatie in de nazorg
Begeleiding in het traject naar maarschappelijke participatie es een belangrijk onderdeel van nazorg.
Heldere afspraken over de begeleiding
Er worden heldere afspraken gemaakt tussen cliënt en hulpverlener, bijvoorbeeld over een jaarlijkse evaluatie van de stand van zaken.
Mensen met een dubbele diagnose kampen met een verslavingsprobleem in combinatie met een psychiatrische stoornis. Het misbruik van middelen en de psychiatrische stoornis versterken elkaar en bemoeilijken de behandeling. De vraag welk probleem er als eerste was, is niet relevant. Feit is dat het gaat om zeer kwetsbare mensen die moeite hebben zich in de maatschappij staande te houden. Veel DD-cliënten zijn zorgmijders en verwaarlozen zichzelf.
DD-cliënten hebben problemen op vrijwel alle levensgebieden: huisvesting, arbeid en inkomen, dagbesteding en relaties met familie en vrienden. In de behandeling gaat aandacht uit naar de psychiatrische klachten en de verslaving.
Je zult maar verslaafd zijn en ook nog één of meer psychiatrische stoornissen hebben
Deze dubbele diagnose wordt sinds de jaren negentig van de vorige eeuw steeds vaker vastgesteld bij de groep problematische verslaafden. Maar nog altijd weten we nauwelijks hoe we deze categorie mensen het beste kunnen helpen. Vaak belanden ze tussen de wal en het schip van respectievelijk de psychiatrie en de verslavingszorg.
De problematiek waarover we het hier hebben, wordt wel aangeduid met double trouble (dubbele problematiek) of met co-morbiditeit. Daarmee wordt bedoeld dat twee of meer psychiatrische of persoonlijkheidsstoornissen gelijktijdige aanwezig zijn. Daarbij is een van die stoornissen het gevolg van het problematisch gebruik van bepaalde middelen. Anderen stellen dat dubbele problematiek eigenlijk een te eenvoudige voorstelling is. Het gaat om multimorbiditeit: de betreffende personen namelijk vaak ook last van lichamelijke aandoeningen zoals HIV en hepatitis-C-infecties, en van sociale stoornissen, zoals familieproblemen, werkloosheid, detentie en dakloosheid.
Kip of ei?
Wat was er eerst: de verslaving of de psychiatrische stoornis? De wetenschap kan op dit moment daarover nog geen definitief uitsluitsel geven. Verslaving beïnvloedt een psychiatrische stoornis en omgekeerd is dat ook het geval. Wat wel bekend is, is dat het hebben van psychiatrische en persoonlijkheidsstoornissen de kwetsbaarheid voor stoornissen als gevolg van alcohol- of druggebruik vergroot. Omgekeerd kunnen alcohol- en druggebruik de psychiatrische stoornissen verergeren. Juist wanneer bepaalde middelen worden gebruikt om symptomen van psychiatrische stoornis(sen) te verzachten, ligt verslaving op de loer. Soms lijkt er sprake te zijn een gelijktijdige diagnose van het misbruik van bepaalde middelen en psychiatrische stoornissen, zonder dat er sprake is van een oorzakelijke relatie tussen de twee.
Bij druggebruikers is vaker sprake van slaapstoornissen als gevolg van depressies, angststoornissen en psychosen en van agressief of gewelddadig gedrag dat wijst op antisociale, psychopathische of paranoïde persoonlijkheidsstoornissen.
Diagnose
Het stellen van een goede diagnose is nog niet zo eenvoudig. Bij verslaafden aan drugs overheerst het druggebruik en het gedrag dat daarbij hoort en worden de symptomen van een psychiatrische stoornis als het ware gemaskeerd. Bovendien lijken soms bepaalde psychiatrische symptomen, als gevolg van misbruik van middelen, heel erg op psychiatrische stoornissen. Diagnosticeren is dus niet eenvoudig maar met behulp van bepaalde instrumenten, met name de in de verslavingszorg veel gebruikte Addiction Severity Index (ASI), is het mogelijk om zeven onderscheiden gebieden gezondheid; arbeid, opleiding en inkomen; alcoholgebruik; drugsgebruik; contact met justitie en politie; familie en sociale relaties; en psychische klachten de problemen te meten. De medisch-technische kant is meestal niet zo moeilijk. Er zijn duidelijke richtlijnen voor hoe je kunt diagnosticeren en handelen, zegt Els Noorlander, verslavingspsychiater van
De Loodds, een dubbeldiagnoseafdeling met in totaal dertig bedden dat onderdeel is van het Deltaziekenhuis in Poortugaal. Noorlander ziet de problemen eerder op een ander vlak liggen:
Het echte probleem is dat de dubbeldiagnose problematiek door de politiek primair vanuit een overlastperspectief wordt bezien. Dus je moet bij alles wat je doet heel nadrukkelijk rekening houden met de gevoelens die leven in en de eisen die gesteld worden vanuit de omgeving. Als iemand niet wil meewerken aan het minstens tijdelijk staken van het gebruik van bij voorbeeld cocaïne, alcohol en cannabis kun je waarschijnlijk geen goede diagnose stellen. Maar omgeving en politiek eisen toch van je dat je de patiënt gaat behandelen om ervoor te zorgen dat hij minder lastig wordt. De kans dat dat lukt is natuurlijk klein.
Kennistekort
Noorlander signaleert een groot kennistekort in de psychiatrie ten aanzien van verslavingsproblematiek. Verslaafden gedragen zich niet als reguliere psychiatrische patiënten. En dat is natuurlijk lastig. Hulpverleners, afkomstig vanuit de verslavingszorg, weten vaak beter hoe ze met het gedrag van personen met dubbeldiagnose problemen om moeten gaan. Toch blijf je tegen het feit aanlopen dat psychiatrie ten diepste voor haar hulpverlening de verslavingszorg niet nodig denkt te hebbent, maar dat dat andersom wel het geval is. Verslavingszorg bedelt nog vaak bij de psychiatrie. Pas als de psychiatrie er zelf voordeel aan kan behalen, wil ze de verslavingszorg echt van dienst zijn.
Wat moet er gebeuren?
Wie voelt zich verantwoordelijk voor deze doelgroep? Verslavingszorg en psychiatrie hebben elkaar jarenlang de bal toegespeeld. Personeel dat werkzaam is in de psychiatrie weet in het algemeen weinig van verslavingsproblemen en personeel dat werkzaam is in de verslavingszorg weet op haar beurt in het algemeen weinig van de psychiatrie. Ook speelt dat de uitgangspunten van psychiatrie en verslavingszorg sterk van elkaar verschillen. Zo is de eerste is meer medisch, de tweede vaak meer psychosociaal georiënteerd.
Samenwerken
De Gezondheidsraad stelde vorig jaar vast dat de combinatie van psychiatrische stoornissen en verslaving de zorgbehoefte verder compliceert: De geestelijke gezondheidszorg is op dit moment niet voldoende toegerust om deze moeilijk bereikbare patiënten zorg te bieden, al bestaan er wel initiatieven voor bemoeizorg, aldus de Raad. Zij roept de psychiatrie en verslavingszorg op om meer samen te werken om patiënten met dubbele problematiek te kunnen helpen.
Draaideursituatie
Ook het EMCDDA het Europees Monitoringscentrum in Lissabon dat informatie over druggebruik en verslaving in de landen van de Europese Unie verzamelt onderkent de problemen. Ze schrijft in haar recente jaarrapport over 2004: Zorgverlenende en behandelende instanties meestal niet adequaat zijn toegerust om op de diagnostische en behandelbehoeften van deze groep cliënten in te spelen, waardoor zij het totale problemencomplex van cliënten over het hoofd zien en/of niet in staat zijn om daarop te reageren. Hierdoor ontstaat vaak een draaideursituatie waarbij personen die dringend behandeling nodig hebben van de ene hulpverlenende instan-tie naar de andere worden doorverwezen, terwijl hun situatie steeds verder verslechtert. De doelgroep die het betreft heeft vaak weinig tot geen ziekteinzicht en is vaak ook niet gemotiveerd om wat aan hun situatie te doen en vermijden zoveel mogelijk de zorg.
Overlast
Volgens Els Noorlander wordt op de diverse dubbeldiagnose afdelingen nog veel geploeterd.
Het gaat om afdelingen die qua aantal bedden meestal te klein zijn om kunnen differentiëren binnen de doelgroep, maar wel verschillende groepen patiënten moeten bedienen. Je moet als dubbeldiagnoseafdeling dan ook direct vanaf het begin heel duidelijk definiëren wat je wel kunt en wat je niet kunt. Het gaat vaak om patiënten die niets willen, maar er via allerhande maatregelen, BOPZ of anderszins, terecht komen vanwege de overlast die ze in de samenleving veroorzaken. Medewerkers op die afdelingen hebben vaak geen handvatten wat ze met deze doelgroep kunnen beginnen. Aan de andere kant zijn er ook dubbeldiagnose patiënten die serieus iets aan hun leven willen veranderen. Die beide categorieën zijn slecht te combineren.
Terugval
Als cliënten met een dubbeldiagnose dan op enig moment opgenomen zijn in een behandelomgeving, vraagt dat dus nog al het een en ander aan expertise en geduld van de hulpverleners. Standaardbehandelingen werken bij deze doelgroep niet. De cliënten zijn door hun emotionele instabiliteit nogal eens agressief en verstoren daarmee regelmatig het behandelproces. Het zich houden aan afspraken is ook niet hun sterkste punt. Behandelingen worden vaak vroegtijdig afgebroken, terugval in gebruik van middelen is hoog. Door een gebrek aan follow-up en nazorg zijn de terugvalpercentages hoog, en zowel de psychische als verslavingsstoornissen krijgen vaak een chronisch karakter. Aan de andere kant hebben cliënten vaak negatieve ervaringen met de hulpverlening gehad waardoor zij terughoudend zijn of weigeren om een behandeling te ondergaan, aldus het EMCDDA.
Multidisciplinair
Omdat de problematiek op diverse niveaus ligt, dient de hulpverlening daarop ingericht te zijn. Multidisciplinair is het toverwoord. Hulpverlening aan cliënten vanwege een verslavingsprobleem en hulpverlening vanwege een psychiatrische stoornis kunnen achtereenvolgens, gelijktijdig (parallel) of geïntegreerd plaatsvinden. De laatste werkwijze lijkt de meest wenselijke, maar is tevens de meest veeleisende. Onbekend is echter hoe en zo ja, met welk resultaat, zon geïntegreerde aanpak zou moeten gerealiseerd worden. Het zogenaamde casemanagement lijkt hier de beste papieren te hebben. Bij deze vorm van aanpak wordt de zorg aan de cliënt door de verschillende vormen van hulpverlening gecoördineerd en gewaarborgd door een casemanager.
In Luxemburg en in Nederland onderkennen beide beroepsgroepen tegenwoordig dat casemanagement de meest effectieve methode is voor de behandeling van patiënten met een dubbele diagnose, schrijft de EMCDDA in zijn rapport. maar een dergelijke aanpak is duur en tijdsintensief en vereist speciale beroepsmatige vaardigheden.
Differentiëren
Els Noorlander benadrukt het belang van het differentiëren bij de doelgroep: Je hebt te maken met mensen die willen worden opgenomen en willen afkicken maar ook met cliënten die willen blijven doorgebruiken. Deze laatste groep kan bij ons tijdelijk terecht op een van onze subafdelingen waarbij er verwacht wordt dat ze tijdens de opname niet gebruiken. Een andere afdeling is echt drugsvrij en bedoeld voor mensen die ook drugsvrij willen blijven Een derde afdeling is voor mensen die zulke enorme problemen hebben dat ze niet bij de andere afdelingen kunnen meedraaien en bij wie gebruik soms tijdelijk moet worden getolereerd omdat andere ernstige problemen eerst opgelost moeten worden. Als je zulke groepen kunt scheiden komen ze allemaal tot hun recht. Voorop staat bij ons dat de mensen welkom zijn en dat beide probleemgebieden, zowel de verslaving als de psychiatrische stoornis, serieus worden genomen. We hebben nu een dagprogramma dat voor alle afdelingen weliswaar verschillend, maar steeds verplicht is. Ik ken namelijk geen enkel ziektebeeld dat beter wordt van stilzitten en jammeren. Ook houden we zeer regelmatig urinecontroles. Ik wil graag weten hoe de zaken er voor staan.
Huisvesting
Noorlander is tevreden over het behandelprogramma zoals dat nu functioneert. Waar volgens haar echter nog echt een bottleneck zit, is de huisvesting na de behandeling. Als cliënten blijven doorgebruiken, komen ze sowieso niet in aanmerking voor een aantal specifieke vervolgvoorzieningen. Maar ook de mensen die clean het behandelprogramma verlaten lopen er tegenaan dat er voor hen geen huizen of beschermde woonvormen beschikbaar zijn. Een sociaal pension is vaak het enige haalbare. Maar daar wordt nu juist weer enorm gebruikt. Dan zijn ze snel weer terug bij af. Noorlander pleit voor meer sociale pensions. Als het dan uit de hand loopt, dan kunnen ze weer bij ons terecht. En als ze weer stabiel zijn, het liefst weer bij het Sociaal Pension. Dan houd je de ketenzorg draaiende.
Verandering van denken
De conclusie kan niet anders zijn dan dat cliënten met een dubbeldiagnose een vorm van hulpverlening nodig hebben die aansluit bij de zeer diverse problemen waarmee zij kampen én die gedurende langere tijd aan hen aangeboden kan worden. Dat gaat weliswaar in tegen de trend van steeds kortere, en dan ook nog het liefst ambulante behandelingen, maar de verslaafde als ook de maatschappij is erbij gebaat dat aan deze groep mensen goede zorg wordt geboden.
Dat vraagt om een verandering van denken in zowel de psychiatrie als in de verslavingszorg.
Second opinion betekent letterlijk 'tweede mening'
Het raadplegen van een tweede arts zou, net als in de somatische zorg, toch de gewoonste zaak van de wereld moeten worden. In de psychiatrie is het helaas nog niet zo gebruikelijk Het gebeurt te weinig, ook als er bij ervaren artsen wel eens twijfel bestaat over de juistheid van een diagnose of behandeling. Waarom dan niet een collega om zijn mening gevraagd? Toch altijd beter dan dat er vaak te lang wordt doorgegaan met een behandeling zonder succes? Iedereen heeft baat bij een second opinion, hetzij dat dezelfde diagnose/ behandeling gesteld wordt, hetzij er een andere diagnose/behandeling wordt gesteld. De oorspronkelijke mening kan ondersteund worden en iedereen begrijpt beter dat de ingeslagen weg goed is en voortgezet kan worden.
In het andere geval kan de 2e meninggever een advies geven dat een ander licht op de zaak werpt, waardoor een eventuele impasse doorbroken kan worden. Het gewenste resultaat is immers het belang van de cliënt, dat het beter gaat met de cliënt. Wat immers ook het belang is van de behandelaar.
Over een second opinion staat officieel niet veel op papier.
Hoe gaat dat in zijn werk?
Wie mag dat aanvragen?
Wat als er geen diagnose is?
Of als een behandelaar daar niet aan mee wil werken?
Een second opinion kan aangevraagd worden door de behandelaar, de cliënt of betrokkenen.
Enkele redenen voor een second opinion
De cliënt of betrokkenen kunnen zich niet vinden in de diagnose.
Als men niet tevreden is over het behandelplan en/of de lopende behandeling.
Medicatie blijft onveranderd en het resultaat en het toekomstperspectief is daardoor duidelijk niet bevredigend.
De client en betrokkenen vragen zich af of er niet meer diverse of nieuw ontwikkelde behandelmogelijkheden zijn die passend zijn voor de verbetering van de kwaliteit van leven. Te weten voor dagbesteding, begeleiding of therapievorm.
Er is verschil van opvatting dat er verder niets meer gedaan kan worden.
Als u het niet eens bent met gestelde diagnose of een beslissing van uw hulpverlener, kunt u dus advies vragen aan een andere hulpverlener. U kunt dit doen om zekerheid te krijgen over de juistheid van de bij u geconstateerde problematiek en/of de hulpverlening die u krijgt. U kunt ook een second opinion aanvragen als u bijvoorbeeld geen hulpverlening krijgt of de hulpverlening tegen uw zin wordt beëindigd. Het beste kunt u uw twijfels met de hulpverlener bespreken voordat u een second opinion aanvraagt. U bent niet verplicht uw hulpverlener te vertellen dat u dat gaat doen. Wie een second opinion vraagt kan de first opinion ook geheim houden.
Zo is deze niet bevooroordeeld en dus ook objectief. Behandelaars vallen elkaar niet graag af, en ook zij zijn beïnvloedbaar. Twee artsen weten meer dan een, daarom ook geen teken van wantrouwen. Vanzelfsprekend probeer je iemand te vinden die gespecialiseerd is op het terrein waar je problemen hebt. Sommige GGZ Instellingen zijn gespecialiseerd in speciale behandelmethoden.
De second opinion wordt verleend door een psychiater van een andere GGZ instelling.
Het is gebruikelijk dat de hulpverlener dan van te voren alle relevante medische informatie beschikbaar stelt. Hiervoor is schriftelijke toestemming van de cliënt verplicht. Het is gebruikelijk dat de 2e meninggever de inhoud van de rapportage, met daarin de bevindingen, eerst in detail met de cliënt / betrokkenen wordt besproken, er is altijd recht op inzage en een kopie.
De second opinion wordt afgesloten met een brief die dan aan de oorspronkelijke behandelaar wordt gestuurd.
Er gaat ook een afschrift naar de huisarts. De gegevens worden dan na de second opinion vernietigd. Uit een second opinion volgt geen behandeling, uitsluitend een behandelingsadvies
Meent een behandelaar dat een second opinion niet kan of zelfs juridisch verboden is, dan heeft hij het mis. De wetgever is daarover heel duidelijk, onder meer in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).
U kunt de zorgverzekering, het IKG (Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg) of de huisarts vragen om advies.
Aan de second opinion zijn geen kosten verbonden. Zelfs als dat zonder verwijzing van de behandelaar gebeurt. Informeer van tevoren bij uw zorgverzekeraar of dat ook voor u geldt.
Een signaleringsplan heeft als doel ervoor te zorgen dat het optreden van een psychische crisis in de toekomst voorkomen wordt. Er is geen garantie op succes, maar de ervaring leert dat een signaleringsplan wel degelijk nut heeft bij het voorkomen van een eventuele nieuwe crisis.
Een psychische crisis ontstaat meestal niet van het ene op het andere moment. Meestal zijn er een aantal dagen of weken vóór de crisis al signalen zichtbaar die erop wijzen dat een crisis dreigt. Deze signalen noemen we vroege voortekenen. Het kan hierbij gaan om veranderingen in uw denken, voelen en gedrag.
Een voorbeeld kan helpen om dit te verduidelijken
Sommige mensen voelen zich voorafgaand aan een crisis onrustiger worden, zij gaan slechter slapen en hebben minder eetlust. Zij gaan zich meer terugtrekken in hun eigen omgeving en voelen zich geïrriteerd wanneer anderen te dicht in hun buurt komen. Deze vroege voortekenen kunnen dus als een waarschuwingssignaal worden opgevat. U kunt er dan aan denken om in overleg met uw hulpverlener beschermende maatregelen te nemen zodat erger voorkomen wordt.
Wanneer vroege voortekenen optreden is het in ieder geval belangrijk om overleg te voeren met uw hulpverlener. Samen met hem of haar kunt u dan vaststellen wat er het beste gedaan kan worden om uw evenwicht weer te herstellen. Om goed voorbereid te zijn op een dreigende crisis kan uw hulpverlener met u een aantal acties vastleggen. Dit actieplan maakt deel uit van het signaleringsplan.
Het ontstaan van een crisis wordt gezien als een stijgende lijn
Het doel van het werken met een signaleringsplan is om te proberen het niet zo ver te laten komen. Het is belangrijk alert te zijn op het optreden van vroege voortekenen die een dreigende crisis aankondigen. Wanneer deze vroege voortekenen tijdig gesignaleerd worden kunnen acties ondernomen worden om een crisis te voorkomen.
Met deze acties kan het oorspronkelijke evenwicht weer hersteld worden.
Het kan erg nuttig zijn wanneer ook familieleden en/of andere mensen in uw omgeving bij het werken met een signaleringsplan worden betrokken. Zij kunnen goede hulp bieden. Zij worden echter alleen gevraagd een bijdrage te leveren wanneer u hiervoor toestemming verleent.
Vroege voortekenen
U kunt eventueel samen met uw hulpverlener (en eventueel uw familieleden) een schema opstellen van uw vroege voortekenen. Omdat de vroege voortekenen van persoon tot persoon nogal kunnen verschillen, is het nodig het schema van voortekenen helemaal op uw situatie af te stemmen.
Het actieplan
Met uw hulpverlener stelt u een actieplan op. Hierin staan acties geformuleerd die uitgevoerd kunnen worden wanneer vroege voortekenen optreden en er een crisis dreigt. Nogmaals: het opstellen van het signaleringsplan kunt u in nauwe samenwerking doen met uw hulpverlener en - indien u akkoord gaat - met eventuele familieleden of andere mensen uit uw omgeving.
Het resultaat is een op papier uitgewerkt signaleringsplan. Het kan voor u een ondersteuning zijn om in de toekomst adequaat met een dreigende crisis om te gaan. In het signaleringsplan staan de waarschuwingssignalen beschreven en tevens wat u het beste kunt doen wanneer een crisis dreigt. Het kan hier gaan om acties die door uzelf kunnen worden uitgevoerd, maar ook om acties die u van mensen in uw omgeving mag verwachten. Zo worden verantwoordelijkheden duidelijk vastgelegd. Het doel is om te komen tot een signaleringsplan dat helemaal aangepast is aan uw eigen situatie. Het is daarom belangrijk dat uzelf de regie in handen houdt. Het moet immers een plan zijn dat voor u bruikbaar is!
Veel succes met het werken met uw signaleringsplan!
Het doel van een signaleringsplan is om inzicht te krijgen in jezelf.
In het ontstaan en voorkomen van een crisissituatie
Bij "normaal / stabiel" kunt u invullen wat u zoal dagelijks doet als het goed met u gaat. Bv. ... uur sta ik op, ik eet 3 x per dag, doe boodschappen, geregeld contact met mensen, hobby etc.
Bij in "lichte mate, voortekenen" kunt u invullen als bovenstaande niet meer lukt, uw stemming wordt somberder etc.
Bij in "ernstige mate: crisis" kunt u invullen hoe het met u gaat als het slecht met u gaat, wat u dandoet en denkt, etc.
NORMAAL/
STABIEL
IN LICHTE MATE:
Voortekenen
IN ERNSTIGE MATE:
CRISIS
1
2
3 etc.
Bij "wat zijn aanleidingen" kunt u invullen wanneer en/of waardoor het minder goed met u kan gaan.Bv. spanning, teleurstelling, ruzie etc.
WAT ZIJN AANLEIDINGEN
onderstaande kunt u invullen wat u zelf of een ander kan doen zodat het weer beter met u gaat in plaats van steeds slechter. Bv. welke afleiding, besprekenmet hulpverlener etc.
ACTIES BIJ HET OPTREDEN VAN (VOOR)TEKENEN VAN CRISIS
Life Chart voor Bipolaire (Manisch Depressieve) Stoornis
Life Chart
Een boekje waarin wordt bijgehouden hoe uw stemmingen in de loop der jaren waren, welke levensgebeurtenissen (life events) van invloed waren op uw stemmingen en ook hoe uw stemmingen reageren op uw medicijngebruik.
Door het bijhouden van uw stemmingenverloop krijgt u een beter inzicht in uw stoornis. Vaak wisselen uw stemmingen bij soortgelijke gebeurtenissen. Door deze in beeld te brengen, krijgt u meer grip op uw stoornis.
Vaak wisselen uw stemmingen bij soortgelijke gebeurtenissen. Door deze in beeld te brengen, krijgt u meer grip op uw stoornis. U kunt bijvoorbeeld rekening houden met het feit dat het voor u belangrijk is om na een pittige discussie op het werk een dag rust te nemen en niet gelijk door te gaan met een andere energie vragende activiteit.Lees verder
Uw behandelaars zullen met u meekijken hoe u de door u bijgehouden stemmingen kunt interpreteren. Sommige behandelaars gaan een stapje verder en vullen de life chart met u in.
Om perioden van manie, depressie of psychose te voorkomen, helpt het een zogenaamd nood- of signaleringsplan te maken. In de psycho-educatiecursussen wordt er aandacht aan besteed,
soms helpen uw behandelaars bij het opstellen van zon plan.
U brengt in kaart hoe uw gedrag is tijdens uw stabiele periode en hoe dat verandert als u
Tevens is erin aangegeven wie uw contactpersoon bij eventuele opname is.
Het goed doorspreken van uw noodplan met uw behandelaars of uw omgeving kan veel ellende of schade voorkomen. Het is niet een van de gemakkelijkste dingen om te doen en het verdient in de loop der jaren regelmatig bijstelling, maar het levert zeker veel op!
Een voorbeeld van een noodplan is te vinden in de brochure Wat u zelf kunt doen die u kunt bestellen bij het kantoor van de VMDB voor 1,00 per stuk of kunt downloaden via internet.
Bij het noodplan hoort een zelfbindingscontract, waarin vastgelegd wordt wat u wel, en vooral niet, zult doen bij dreigende perioden van manie, depressie, gedachten aan zelfdoding, of andere moeilijke perioden. Perioden, waarin uw manisch depressieve stoornis het u onmogelijk maakt uw gedachten op de juiste wijze te laten functioneren. Meestal is hierin ook vastgelegd hoe en wanneer met uw behandelaars contact opgenomen kan worden.
Sinds 1995 worden er overal in het land psycho-educatie- of voorlichtingscursussen gegeven over de manisch depressieve stoornis. Psychiater Adriaan Honig heeft ze opgezet, samen met de VMDB.
In de loop der jaren is de oorspronkelijke opzet wel veranderd, maar de inhoud is vrijwel hetzelfde gebleven. Het zijn cursussen van 6 bijeenkomsten, waaraan patiënten en één van hun betrokkenen deelnemen. Aan de orde komen:
Bijeenkomst 4 Medicijnen, antidepressiva en antipsychotica
Bijeenkomst 5 Herkenning van vroeg-symptomen, omgaan met het noodplan (signaleringsplan), beperken van gevolgen, zelfbindingscontract
Bijeenkomst 6 De toekomst, evaluatie, kennismaking met de VMDB
Doel van de cursus is voornamelijk de patiënt en betrokkene inzicht te geven in het ziektebeeld van MDS, zodat acceptatie mogelijk is. Daarnaast wordt ook de zelfredzaamheid bevorderd en de therapietrouw verhoogd, waardoor het risico voor terugval vermindert.
Lees hier de gegevens over de dichtstbijzijnde cursus
Een crisis kan ook ontstaan buiten kantooruren, in de avond, nacht, in het weekend of tijdens de feestdagen. Dan is de kans groot dat je huisarts en hulpverlener er niet zijn. Je moet dan, als je verward bent, uitleg geven over de situatie waarin je verkeert aan mensen die je niet kent, en jou ook niet kennen. Dat is vragen om nog meer problemen.
Om de schade van een (dreigende) crisis te voorkomen of te beperken kun je samen met een betrokkene en je hulpverlener een crisisplan maken. Je kunt het ook zelf maken met een betrokkene en dan later bespreken met je hulpverlener. Daar kun je zelf en ook anderen in je omgeving veel baat bij hebben op het moment dat je in crisis raakt of bent. Het crisisplan geeft duidelijkheid en inzicht in het ontstaan en ontwikkeling van de crisis. Waardoor je bijvoorbeeld veel eerder aan de bel trekt, en niet wacht tot de genoemde signalen aan de orde zijn. Daardoor bestaat de kans dat crises in de toekomst voorkomen kunnen worden of in hevigheid en duur beperkt kunnen blijven.Zo kun je in het crisisplan ook aangeven wat wel of niet werkt als je in crisis bent.
Lees het Crisisplan eerst goed door voordat je het ondertekent. Moet er nog iets bij, dat je was vergeten te zeggen tijdens het gesprek? Staan er dingen in, waarvan je vindt dat ze anders gezegd moeten worden of waarvan je vindt dat ze helemaal geschrapt moeten worden?
Als de afspraken gemaakt en ondertekend zijn liggen ze voor alle drie de partijen vast, en is het een positieve wilsverklaring.
Het crisisplan maakt deel uit van de behandelovereenkomst zoals beschreven in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) en geldt als behandelplan tijdens een crisis.
Als de huisarts en de hulpverlener het crisisplan opslaan in je EPD (Elektronisch Patiënten Dossier) kun je verwijzen naar je Crisisplan en kunnen de dienstdoende huisarts en hulpverlener, evt. via politie of ambulancepersoneel, in één oogopslag duidelijkheid krijgen over je situatie en welke afspraken er gemaakt zijn.
Crisisplan
Naam
:
Adres
:
Woonplaats
:
Telefoonnummer
:
Mobiel
:
Verzekering
:
Verzekeringsnummer
:
Geboortedatum
:
Huisarts
Tel:
:
Hulpverlening
Tel:
:
Contactpersoon
Tel:
:
Huisartsenpost
:
Voortekenen van een crisis bij mij zijn
Bijvoorbeeld:
Hoe merk je dat het slechter gaat met je?
Hoe is voor anderen te herkennen dat het niet goed gaat met je?
Verandert je gedrag? Zo ja, hoe?
Ontken je dat het slechter met je gaat?
Vindt je het moeilijk om hulp te vragen?
Blijf je zolang mogelijk door functioneren in de hoop dat het vanzelf overgaat?
Als je om hulp vraagt: hoe doe je dat?
Zijn er manieren waarop je zelf probeert de naderende crisis te voorkomen, bijvoorbeeld door alcohol of door heel gestructureerd te gaan leven?
Hoe ziet een crisis er bij mij uit
Bijvoorbeeld:
Mijn diagnose is
Ben je aanspreekbaar, benaderbaar?
Weet je in een crisis nog wel wie en waar je ben of moet dat gezegd worden?
Ik ben afwezig en onrustig en daardoor moeilijk aanspreekbaar. Ik ben bang, achterdochtig?
Psychotische verschijnselen ?
Indien stemmen, wat zeggen ze, welke opdracht krijg je?
Ik ben verbaal agressief (belangrijk: ik zal nooit geweld gebruiken jegens anderen)?
Ik uit mijn agressie door .. ?
Verzorg je jezelf dan nog goed?
Verandert je eetpatroon? Vergeet je te eten en vermager je, of eet je juist overmatig veel?
Verandert je slaappatroon?
Neem je de medicijnen (op tijd) in?
Houd je je nog aan afspraken, reageer je nog op de deurbel, telefoon, open je de post?
Trek je je terug of ga je juist veel om hulp vragen?
Weet je buitenshuis dan nog waar je woont?
Vraag mij naar mijn waan/hallucinatie en check met mij of het klopt?
Verwond je jezelf?
Ik wil niet meer leven en denk veel na over suïcide?
Hoe te handelen bij een crisis
Hoe kunnen (crisis)hulpverleners of je omgeving het beste met jou omgaan als je in crisis bent? Wat moeten ze wel of juist niet doen?
Wie mag er namens jou het woord voeren als je daartoe zelf even niet in staat bent?
Bijvoorbeeld:
Leg mij rustig en duidelijk uit wat er (met mij) aan de hand is en wat u van plan bent met mij te gaan doen?
Benader mij rustig?
Raak mij niet aan, als dit toch moet leg mij dan eerst uit wat u van plan bent te gaan doen?
Zeg mij dat ik veilig ben?
Vraag mij wat er gebeurd is, waarom ik zo wanhopig ben?
Neem contact op met mijn contactpersoon en regel dat hij/zij naar mij toekomt?
Zijn er mensen die niet gebeld mogen worden?
Wil je aangesproken worden door een man of vrouw, op een zachte en begripvolle manier of juist autoritair en doortastend?
Als ze je vragen stellen: geef je dan eerlijk antwoord of ga je je situatie mooier voorstellen dan de werkelijkheid is? Moeten ze in dat geval doorvragen en je confronteren?
Met welke argumenten ben je te overtuigen dat opname nodig is?
Wil je zoveel mogelijk de regie houden en moet men alles (medicatie + evt. bijwerking etc.) met je bespreken?
Eventueel gewenste medicatie tijdens een crisis: .?
Ik verdraag geen . dit veroorzaakt bij mij .?
Zijn er lichamelijke zaken (ziektes, kwetsbare plekken of allergieën) waar men rekening mee moet houden?
Kalmeert water, koffie, thee , of een sigaret?
Afspraken
Bijvoorbeeld:
Bellen naar dr. .. bij voortekenen van crisis?
Bellen naar Crisisdienst .. ?
Medicatie . mg. bij dreigende crisis?
Opname dan mogelijk via BOR regeling?
Bied een gesprek aan om te praten over ?
Heb je ervaringen met medicijnen die je helpen of waar je slechte ervaringen mee hebt?
Hoe denk je over de isoleercel, juist wel of absoluut niet?
Mijn dagelijks leven
Bijvoorbeeld:
Ik woon .. kinderen?
Wat doe je zoal dagelijks?
Ik ben druk, rustig, op mezelf, opgewekt etc.?
Mijn hobbys zijn sport graag, met name in teamverband?
Ik hou van .wandelen, winkelen, tv kijken, muziek luisteren?
(Vrijwilligers)werk?
Daarnaast doe ik .. per week vrijwilligerswerk bij .?
Heb je een uitkering?
. maal per week heb ik een gesprek met mijn begeleider?
Ik heb regelmatig een gesprek met . (hulpverlener), . (psychiater)?
Mogelijke aanleidingen van een crisis bij mij zijn
Bijvoorbeeld:
niet slapen, teveel prikkels, veel piekeren, angst, teleurstellingen, somberheid etc.?
Zijn er speciale periodes in het jaar waarin de kans groter is dat je in crisis raakt? (bijv. rond feestdagen, sterfdata etc.)?
Lichamelijke gegevens
Bijvoorbeeld:
Ik heb (de ziekte) .. of mijn lichamelijke klachten zijn ..?
Ik heb veel last van mijn rug, hoofdpijn?
Medicatie
Naam
Per dag
Tijdstip van inname
zo nodig
Taken contactpersoon
Contactpersoon:
Bijvoorbeeld:
Eventueel contact opnemen met dr. ... of crisisdienst .. of ?
Ziekmelden bij werk, vrijwilligerswerk, club?
Inlichten uitkeringsinstantie . tel. nr. uitkeringsnr contactpersoon .?
Bespreekt, gaat na welke crisismedicatie je toegediend krijgt?
Doorbetaling van vaste lasten, financiën?
Heeft kopie van mijn huissleutel. Woning controleren afgesloten, gas en licht uit, planten verzorgen, verwijdert bederfelijk eten?
Opvang kinderen, huisdieren?
Bezorgen van post en persoonlijke spullen, geld, mobiel. (Alles) in overleg met mij?
Mensen hebben vaak allerlei algemene ideeën over gevoelens en hun gedrag.
Dergelijke ideeën hebben zij ook vaak over het doen en laten van anderen. Hoewel dat helemaal niet het geval hoeft te zijn, gaan zij er gemakshalve van uit dat deze kloppen.
De manier van kijken naar anderen kan het eigen gedrag sterk beïnvloeden.
Bijvoorbeeld
- Ik weet zeker dat zij mij niet mag en daarom zeg ik niets tegen haar.
- Ik heb een minderwaardigheidscomplex en daarom wil niemand contact met me hebben.
- Dat je overspoeld wordt door gevoelens.
- Dat je huizenhoog tegen dingen opziet terwijl het achteraf vaak meevalt.
Dit zijn algemene uitspraken en verwachtingen waar je niet zoveel mee kunt doen.
Ze kunnen er de oorzaak van zijn dat je problemen blijven bestaan of zelfs erger worden.
Pas wanneer ze minder algemeen en vaag worden, kunt u nagaan hoe deze aan te pakken.
Het is verhelderend je bewust te worden van denkpatronen, die maken dat je meer last hebt van gebeurtenissen dan nodig. Bepaalde situaties of gebeurtenissen kunnen zomaar tot bepaalde gevoelens of gedrag leiden. De wijze waarop je een situatie of gebeurtenis inschat is van groot belang. Een voorbeeld: stel je ligt in bed, het is nacht, donker, stil en je hoort de trap kraken.
Als je denkt: Het is de kat, dan blijf je rustig, draai je je om en slaap je verder. Maar als je denkt: Er is vast iemand in huis, dan slaat de schrik toe, gaat je hart sneller kloppen en lukt het je niet meer om verder te slapen. In beide gevallen is de gebeurtenis gelijk, namelijk het kraken van de trap.
De gedachte verschilt echter en dat leidt tot andere gevoelens en gedrag
Een manier om problemen uiteen te rafelen is door gebruik te maken van een G-schema.
Het G-schema heeft 5 Gs: gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg.
Door deze 5 Gs uit te werken ontdek je waarom je in bepaalde situaties iets doet, denkt of voelt. In situaties waarin je je onprettig voelt, kan deze werkmethode je helpen om je angst of onprettige gevoelens te verminderen.
Het G-schema ziet er als volgt uit
Gebeurtenis:
Waar was ik, met wie, wat gebeurde er?
Gedachten:
Wat ging er door mijn hoofd?
Wat dacht ik of zei ik tegen mezelf.
Wat vond ik ervan?
Gevoelens:
Wat voelde ik, welke emoties had ik?
Gedrag:
Wat deed ik? Hoe reageerde ik?
Gevolg:
Een rot gevoel?
In dit schema kunt u links invullen wat er gebeurd is met alle nare gevolgen.
Rechts wat u zou kunnen denken met het gevolg dat u geen rot gevoel meer heeft (krijgt) maar "een goed gevoel".
Nieuwe richtlijn voor zorg voor suïcidale patiënten
De nieuwe Multidisciplinaire Richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag biedt psychiaters, psychologen, psychotherapeuten, verpleegkundigen en (huis)artsen een praktische handreiking, waarin de beschikbare wetenschappelijke kennis en inzichten over omgang met suïcidaal gedrag gebundeld zijn. De richtlijn is op 22 mei 2012 gepresenteerd.
De focus van de nieuwe richtlijn ligt niet op risico-inschatting maar op diagnostiek, indicatiestelling en behandeling van suïcidaal gedrag. De richtlijn geeft hulpverleners concrete aanbevelingen die betrekking hebben op algemene principes van diagnostiek en behandeling (zoals goed contact met de patiënt, het betrekken van naasten en de zorg voor veiligheid), het doen van oriënterend onderzoek naar de ernst van suïcidaal gedrag, het stellen van een prognose, het maken van een behandelplan en het toepassen van interventies.
Behoefte aan landelijke richtlijn
Suïcidaal gedrag is een omvangrijk en complex maatschappelijk probleem. Jaarlijks zijn er ongeveer 1500 mensen in Nederland die omkomen als gevolg van suïcide. Omgaan met suïcidaal gedrag is voor zorgprofessionals een belangrijk onderdeel van hun werk, maar hoe dit moet, was tot op heden niet eenduidig voor hen omschreven. Ook het ministerie van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg stelden eerder belang te hechten aan een landelijke multidisciplinaire richtlijn om de zorg voor suïcidale patiënten transparant en toetsbaar te maken. Gefinancierd door ZonMw en gecoördineerd door het Trimbos-instituut brachten het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) daarom drie jaar geleden een multidisciplinair team van experts waaronder een aantal verpleegkundigen die lid zijn van V&VN. Samen met patiëntenverenigingen schreven zij de richtlijn.
Suïcide, een zwaar beladen en moeilijk bespreekbaar onderwerp, zowel voor de cliënt, betrokkenen áls de hulpverlener. In onze samenleving wordt het, vaak standaard bestempeld als: noodkreet - aandacht vragen - manipuleren - eigen keus - ziek - etc.
Er zullen vele uiteenlopende redenen zijn waarom iemand zoiets ingrijpends bedenkt en ten uitvoer brengt. Ingrijpend voor zichzelf én betrokkenen. Het is daarom te kort door de bocht om daar zo'n oppervlakkig waarde-oordeel over uit te spreken. Het heeft meestal dieper liggende redenen. Zoals bv. intens psychisch lijden, door persoonlijke omstandigheden, dat een ondraaglijke pijn kan veroorzaken. Met gevolg dat er een vernauwing van het bewustzijn optreedt, waardoor de gezonde manier van oplossingen voor problemen niet meer bedacht en toegepast kunnen worden.
Door tunneldenken is nog maar één optie mogelijk om van de pijn af te komen.
Enkele, van veel voorkomende ervaringen
Suïcide is zowel buiten, maar wat nog erger is, ook binnen de GGZ een taboe.
Er is nooit door iemand binnen de GGZ instelling met haar daarover gesproken, terwijl zij enkele malen een overdosis medicijnen had ingenomen waardoor zij op de Intensive Care moest worden opgenomen. De verpleegkundige (ggz) waar zij toen wekelijks een gesprek mee had, schreef dan in haar dossier dat zij "kattekwaad had uitgehaald met medicijnen".
Tot zij na 5 jaar een lot uit de loterij had gewonnen, zo leek het, omdat zij een psychiater kreeg toegewezen die daar wel met haar over sprak. Hij legde haar uit, gaf haar inzicht, hoe het kwam dat zij dit deed en wat nog belangrijker is; hoe zij daar op een andere manier mee om kon gaan waardoor het in de toekomst voorkomen kon worden.
Zij vroeg hem waarom er nooit iemand over praat binnen de instelling; "omdat ze dat niet durven, wel over incest of mishandeling, maar praten over suïcide vinden ze eng" was zijn antwoord.
Verwijtbaar niet professioneel handelen?
De "verantwoordelijkheid" speelt hierin waarschijnlijk een grote rol, stel dat een cliënt een poging doet na een gesprek, dan voelen hulpverleners zich verantwoordelijk? Ze vergeten echter dat zij dan mede verantwoordelijk kunnen zijn door er niet met cliënten over te spreken, of ze door te verwijzen naar iemand die deze verantwoordelijkheid niet uit de weg gaat.
Is hier sprake van: de angst regeert en is een slechte raadgever?
Het is zorgwekkend en verontrustend dat deze verzwijging, nalatigheid structureel plaatsvind. Kunnen we dit verantwoorde zorg noemen?
Zijn de protocollen en richtlijnen bekend bij hulpverleners?
Gezien de onderstaande aanbevelingen is het duidelijk dat de kennis en vaardigheden rondom suïcidepreventie nog steeds ontoereikend zijn.
Na de Intensive Care kwam hij de afdeling van de instelling binnen en kreeg hij een sleutel van zijn kamer. De vraag "hoe gaat het" en ook het aanbod van een gesprek ontbrak. Het was of hij een hotel binnenkwam waar hij een kamer had besproken. In zijn Verpleegplan stond aangegeven: gesprekken aanbieden en observatie op suïcidale kenmerken. Maar hoe kom je daar achter als er geen gesprekken zijn met de cliënt en dat onderwerp niet bespreekt? Toen de cliëntenraad met de manager kliniek dit onderwerp ter sprake bracht reageerde hij teleurstellend: dat is aandacht vragen en daar moet je dan niet over praten.
Het was op een middag dat zij in crisis de instelling belde om haar psychiater te spreken. Hij was er niet dus werd zij doorverbonden met de opnameafdeling. Ze legde de verpleegkundige uit dat zij in crisis verkeerde en om suïcide te voorkomen een opname wenselijk en noodzakelijk was, gezien eerdere escalaties. De verpleegkundige gaf haar het advies te gaan douchen, wandelen of een boek te lezen. Zij legde hem uit dat zij niets kon met deze adviezen in haar situatie en omdat hij geen andere oplossingen voorhanden had vroeg zij hem haar weer naar de telefoniste door te verbinden. Zij vroeg de telefoniste naar een andere psychiater die ook op de hoogte was van haar situatie. Hij was in gesprek maar zou haar zo spoedig mogelijk terug bellen. Na enige tijd gewacht te hebben belde haar man naar de instelling. De psychiater was naar huis, hij was het waarschijnlijk vergeten en er was verder niemand meer, zijn vrouw moest de volgende dag maar weer bellen, aldus de telefoniste. Hij heeft een verpleegkundige nog uitleg gegeven over de ernst van de situatie waarin zijn vrouw verkeerde, maar tevergeefs. Later die avond escaleerde de situatie ........
Om in de toekomst deze situatie te voorkomen heeft zij zelf een crisisplan opgesteld, over hoe te handelen in een soortgelijke situatie door haarzelf, betrokkenen en de hulpverleners.
De psychiater stemde, na enkele aanvullingen, hiermee in en het crisisplan werd aan het dossier toegevoegd.
Tijdens een opname nam op een vrijdagavond de gedachte aan suïcide toe. Met de psychiater had zij afgesproken dat zij dat kenbaar zou maken, die gevoelens moest delen met iemand.
Dus ging zij met lood in haar schoenen naar de verpleegkundige toe. Zij vertelde hem waarom zij hem wilde spreken. De verpleegkundige reageerde geschokt en zei haar dat hij daar niet aan mee wilde werken.
Zij gaf hem het briefje, hieronder beschreven, en legde hem uit dat zij hem niet vroeg om haar te helpen een einde aan haar leven te maken maar juist om dat te voorkomen. Daarvoor moest zij niet bij hem zijn, daar begon hij niet aan, dat moest zij met haar psychiater bespreken. Zij stond perplex, het was vrijdagavond en dan moest zij wachten tot maandag?! Zij vroeg hem wat de meerwaarde dan was dat zij was opgenomen. Dat wist de verpleegkundige niet, dus heeft zij haar spullen gepakt en is zij naar huis gegaan. Later las zij in haar dossier dat de verpleegkundige had geschreven: cliënte vroeg mij mijn medewerking te verlenen bij zelfdoding.
briefje
Suïcidale proces
Kwetsbaarheid en uitlokkende gebeurtenissen vormen een bedreiging voor het zelfbeeld.
Men voelt zich incompetent om huidige en toekomstige problemen aan te kunnen en komt in een toestand van hopeloosheid.
Dit wordt beleefd als een permanente toestand, waaruit ontsnappen niet mogelijk is.
Deze hopeloze toestand wordt als ondragelijk beschouwd.
Behandelen van suïcidaliteit
de GGZ "behandelt" suïcidaliteit te weinig en controleert te veel.
Behandelen is in contact komen
Twee vragen:
1. U denkt aan suïcide: dan moet u wanhopig zijn. Klopt dat?
2. Waarover bent u wanhopig?
Cognitieve therapie bij suïcidaliteit
Probeer een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de suïcidale gedachten van een suïcidaal persoon en van diens toekomstperspectief
Niet hulpverlenen, alleen inventariseren:
Welke gedachten willen suïcidale mensen ontvluchten?
Welke gedachten hebben suïcidale mensen over hun toekomst?
Irrationele gedachten begrijpen: waar vindt tunneldenken plaats?
Welke oplossingsstrategie is iemand kwijtgeraakt, die voorheen wel voor handen was?
Wat is nodig om de irrationele gedachten uit te dagen?
Zelfmoord, zelfdoding, niet meer willen leven of suïcide. Hoe je het ook noemt, bij 113Online kun je hierover praten. Anoniem, vrij en open. Via de telefoon, e-mail of chat. Je kunt 24 uur per dag vertellen over je angst, depressiviteit en gepieker.
Wil je meer dan dat? Wij helpen je passende oplossingen te vinden.
Middels e-consultatie en chat-therapie bijvoorbeeld. Maak een eigen account aan op Mijn 113online. Of praat met lotgenoten op het forum.
Veel mensen met zelfmoordgedachten zien geen andere uitweg. De dood is voor hen op dat moment de enige keuze, en de intensiteit van hun zelfmoordgevoelens moet niet onderschat worden - ze zijn echt, sterk en dringend.
Eenvoudige oplossingen zijn er niet.
Maar het volgende is ook waar:
Zelfdoding is vaak een permanente oplossing voor een tijdelijk probleem.
Als iemand depressief is, is hij vaak volledig gefixeerd op het moment. Een week of een maand later kan de situatie er heel anders uit zien.
De meeste mensen die ooit aan zelfdoding hebben gedacht, zijn nu blij dat ze leven. Ze zeggen dat ze niet een eind aan hun leven wilden maken, maar alleen de pijn wilden stoppen.
De belangrijkste stap is met iemand te praten. Mensen die aan zelfdoding denken, moeten niet proberen hun moeilijkheden in hun eentje op te lossen.
Ze moeten hulp vragen.
Praat met familie of vrienden. Alleen al het praten met een familielid, een vriend of een collega kan een enorme opluchting geven.
Praat met een vertrouwenspersoon. Sommige mensen kunnen niet met familie of vrienden praten. Sommigen praten liever met een vreemde. Overal ter wereld bestaan hulpdiensten, bemand met vrijwilligers die getraind zijn in het luisteren.
Praat met een dokter. Iemand die lange tijd zwaarmoedig is of zelfmoordneigingen heeft, kan aan depressie lijden. Dat is een ziekte die veroorzaakt wordt door een chemische balansverstoring en gewoonlijk behandeld wordt met medicijnen en/of therapie.
De tijd is een belangrijke factor om 'verder te kunnen gaan', maar wat er in die tijd gebeurt is ook van belang.
Iemand die aan zelfdoding denkt, moet zo snel mogelijk over z'n gevoelens praten.
Hoe helpt u een vriend of familielid met zelfmoordgedachten?
Wees stil en luister!
Als iemand depressief is of zelfmoordgedachten heeft, is onze eerste reactie proberen te helpen. We geven advies, delen onze eigen ervaringen mee en proberen oplossingen te vinden.
We doen er beter aan onze mond te houden en te luisteren. Mensen met zelfmoordgedachten hebben geen behoefte aan antwoorden of oplossingen. Ze willen een veilige plaats waar ze hun angst en bezorgdheid kunnen uiten, waar ze zichzelf kunnen zijn.
Luisteren - echt luisteren - is niet gemakkelijk. We moeten de neiging onderdrukken om iets te zeggen - een opmerking te maken, iets aan een verhaal te willen toevoegen of advies te willen geven. We moeten niet alleen luisteren naar de feiten die iemand ons vertelt, maar ook naar de gevoelens die erachter zitten. We moeten de dingen vanuit hun gezichtspunt proberen te begrijpen, niet vanuit het onze. Hier volgen enkele punten om op te letten als u iemand helpt die zelfmoordgedachten heeft.
Wat willen mensen die zelfmoordgedachten hebben?
Iemand die naar ze luistert. Iemand die de tijd neemt om echt naar ze te luisteren. Iemand die niet oordeelt, advies of een mening geeft, maar al z'n aandacht.
Iemand om vertrouwen in te hebben. Iemand die hen respecteert en niet probeert de leiding te nemen. Iemand bij wie alles strikt vertrouwelijk blijft.
Iemand die om hen geeft. Iemand die zichzelf beschikbaar stelt, hen op hun gemak stelt en rustig spreekt. Iemand die geruststelt, accepteert en gelooft. Iemand die zegt: "Ik geef om je."
Wat willen mensen met zelfmoordgedachten niet?
Alleen zijn. Afwijzing kan het probleem tien keer zo erg doen lijken. Iemand hebben waar je een beroep op kunt doen, maakt heel veel uit. Luister.
Advies krijgen. Preken helpt niet. Evenmin helpt de suggestie 'kop op' of de gemakkelijke verzekering dat 'alles in orde komt'. Analyseer niet, vergelijk niet, verdeel niet in hokjes en bekritiseer niet. Luister.
Ondervraagd worden. Verander niet van onderwerp, heb geen medelijden en doe niet uit de hoogte. Het is moeilijk om over gevoelens te praten. Mensen met zelfmoordgedachten willen niet gehaast worden of in de verdediging gedrongen. Luister.
De waarschuwingssignalen van zelfmoord
Zelfmoord is zelden een impulsieve beslissing. In de dagen en uren voordat mensen zichzelf doden, zijn er gewoonlijk aanwijzingen en waarschuwingssignalen.
De sterkste en meest verontrustende tekenen zijn verbaal - 'Ik kan niet meer verder', 'Niets doet er meer toe' of zelfs 'Ik denk erover om er een eind aan te maken.' Zulke opmerkingen moeten altijd serieus worden genomen.
Andere veel voorkomende tekenen zijn:
Neerslachtig of teruggetrokken worden
Roekeloos gedrag
Zaken op orde maken en waardevolle bezittingen weggeven
Een opvallende verandering in gedrag, houding of uiterlijk
Overmatig alcohol- of druggebruik
Een groot verlies of verandering van leven moeten verwerken
Gedachten en Emoties
Gedachten aan zelfmoord
Eenzaamheid - gebrek aan steun van familie en vrienden
Afwijzing, zich uitgesloten voelen
Grote droefheid of schuldgevoelens
Niet in staat zijn om verder te kijken dan een heel beperkt gezichtsveld
Het Trimbos-instituut is begonnen met het opzetten van twee projecten rondom Suïcidepreventie: een Landelijk Protocol Suïcidepreventie, en een Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie.
Het Protocol Suicidepreventie is praktisch van aard en bedoeld om op instellingsniveau te gebruiken. Hoe is in de instelling en de regio de zorg rond mensen met suïcidaal gedrag georganiseerd? Welke discipline is waarvoor verantwoordelijk? Is er een heldere taakverdeling? Is duidelijk wie wanneer wordt gebeld, welke organisaties of instanties op welk moment betrokken of geïnformeerd moeten worden?
Wie moet wanneer de huisarts inschakelen, zijn er afspraken met ziekenhuizen, GGZ- en verslavingsinstellingen over hoe te handelen?
Het Protocol is een soort handleiding voor instellingen/regios met aandachtspunten voor de organisatie. In het protocol komen geen behandelvoorschriften, daarvoor wordt de richtlijn ontwikkeld.
Het Protocol is eind 2009 gereed.
De Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie is dan ook meer theoretisch en technisch van aard en is vooral bedoeld voor behandelaars: (huis)artsen, psychologen, psychiaters, en verpleegkundigen.
In de Richtlijn staat hoe te handelen wanneer men persoonlijk te maken krijgt met een suïcidale patiënt. Het is een overzicht van de theorie, de literatuur en wetenschappelijk onderzoek, en biedt tegelijkertijd concrete richtsnoeren voor zaken als risicotaxatie, individuele behandeling, evidence based interventies, etc.
Bovendien geeft het antwoord op vragen: hoe bejegen ik iemand, wat is de beste manier van behandelen, welke interventies zijn er? De Richtlijn is voorjaar 2010 gereed.
Protocol en Richtlijn Suïcidepreventie in de maak
Het Trimbos-instituut is begonnen met het opzetten van twee projecten rondom Suïcidepreventie: een Landelijk Protocol Suïcidepreventie, en een Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie.
Het Protocol Suicidepreventie is praktisch van aard en bedoeld om op instellingsniveau te gebruiken. Hoe is in de instelling en de regio de zorg rond mensen met suïcidaal gedrag georganiseerd? Welke discipline is waarvoor verantwoordelijk? Is er een heldere taakverdeling? Is duidelijk wie wanneer wordt gebeld, welke organisaties of instanties op welk moment betrokken of geïnformeerd moeten worden?
Wie moet wanneer de huisarts inschakelen, zijn er afspraken met ziekenhuizen, GGZ- en verslavingsinstellingen over hoe te handelen?
Het Protocol is een soort handleiding voor instellingen/regios met aandachtspunten voor de organisatie. In het protocol komen geen behandelvoorschriften, daarvoor wordt de richtlijn ontwikkeld.
Het Protocol is eind 2009 gereed.
De Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidepreventie is dan ook meer theoretisch en technisch van aard en is vooral bedoeld voor behandelaars: (huis)artsen, psychologen, psychiaters, en verpleegkundigen.
In de Richtlijn staat hoe te handelen wanneer men persoonlijk te maken krijgt met een suïcidale patiënt. Het is een overzicht van de theorie, de literatuur en wetenschappelijk onderzoek, en biedt tegelijkertijd concrete richtsnoeren voor zaken als risicotaxatie, individuele behandeling, evidence based interventies, etc.
Bovendien geeft het antwoord op vragen: hoe bejegen ik iemand, wat is de beste manier van behandelen, welke interventies zijn er? De Richtlijn is voorjaar 2010 gereed.
Met dit geld wil Klink onder andere een signaleringsinstrument laten ontwikkelen om suïcidaliteit onder jongeren beter en sneller te herkennen. Verder wil hij in overleg met koepelorganisaties komen tot betere zorg voor mensen met suïcidale klachten.
Beleidsadvies
Zijn voornemens heeft de minister uitgewerkt in de Beleidsagenda suïcidepreventie, die hij vandaag naar de Kamer heeft gestuurd. Het is een reactie op het Beleidsadvies Verminderen van suïcidaliteit, dat het Trimbos-instituut heeft opgesteld.
Daling
In Nederland ligt het gemiddeld aantal suïcides sinds 1996 rond de 1.500 per jaar. In praktisch alle leeftijdsgroepen is het aantal suïcides gedaald, behalve onder de groep mannen tussen 40 en 60 jaar. Het gemiddeld aantal suïcides is in vergelijking met omringende landen relatief laag.
Toch wil de minister zich inspannen om het aantal suïcides en suïcidepogingen verder terug te dringen. Hij baseert dit op het advies van het Trimbos-instituut en het Nationaal Actieplan Suïcidepreventie van de Ivonne van de Ven Stichting.
Negen aanbevelingen ter vermindering van suïcidaliteit (Trimbos Instituut)
1) Stel streefcijfers voor preventie van suïcidaliteit, zorg voor overheidsregie bij het nemen van maatregelen en realiseer een strategische aanpak met een landelijke en regionale taakverdeling.
2) Verbeter de kwaliteit van zorg bij suïcidepogingen in algemene ziekenhuizen door de richtlijn voor opvang bij suïcidepogingen te actualiseren en onderdeel van beleid te maken, en door kwaliteiteisen aan personeel te stellen.
3) Verbeter herkenning van suïcidaliteit en adequate hulp door professionals, door kennis te vergroten en vaardigheden aan te leren. Maak suïcidaliteit bespreekbaar en leer professionals met het thema om te gaan.
4) Realiseer een landelijke multidisciplinaire richtlijn suïcidaliteit die de bestaande richtlijnen voor beroepsgroepen aanvult en die als basis dient voor lokale protocollen en richtlijnen binnen zorginstellingen.
5) Verbeter kennis en vaardigheden om met suïcidaliteit om te gaan door hiervoor curricula in uiteenlopende opleidingen voor zorgverleners te maken. Ontwikkel procesindicatoren om de voortgang te kunnen volgen.
6) Onderzoek of de toevoeging van suïcidepogingen aan de prestatie-indicatoren in zowel de zorg als de openbare (geestelijke) gezondheidszorg meerwaarde oplevert.
7) Realiseer regionaal een laagdrempelig en flexibel aanbod voor de opvang van en hulp aan nabestaanden (volwassenen en kinderen), en realiseer lotgenotenhulp voor suïcidale mensen. Waarborg de aanpak met procesindicatoren.
8) Realiseer aanvullend onderzoek naar suïcidaliteit waarover relatief weinig bekend is, beschrijf de ziektelast van suïcidaliteit en neem diverse uitkomstmaten van suïcidaliteit mee in lopend onderzoek.
9) Breng ethische en juridische vragen en vraagstukken over gedwongen opname en hulp bij suïcide zorgvuldig in kaart.
Wie betaalt de behandeling van mijn psychische problemen?
Een aantal behandelingen van psychische problemen door een psycholoog, psychiater of psychotherapeut wordt betaald uit het basispakket van de zorgverzekering. Het gaat dan om behandelingen als een wekelijks gesprek, dagbehandeling en medicijnen. Voor deze eerstelijnszorg betaalt u een eigen bijdrage. De behandeling van complexere psychologische zorg (tweedelijns) en opname in een ggz-instelling worden betaald uit de zorgverzekering of vanuit de AWBZ. Ook hiervoor betaalt u een eigen bijdrage.
Vergoeding eerstelijnspsycholoog
Voor de eerstelijnsbehandeling van psychische problemen door een psychiater of psycholoog geldt in 2011:
De eerste 8 behandelingen worden vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering.
U betaalt een eigen bijdrage van 10 per consult.
In 2012 veranderen de regels als volgt:
De eerste 5 behandelingen worden vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering.
U betaalt een eigen bijdrage van 20 per consult.
De behandeling van aanpassingsstoornissen (burnout, psychische stress bij belangrijke gebeurtenissen) wordt niet meer vergoed vanuit het basispakket. U betaalt deze behandelingen zelf. Het kan zijn dat uw zorgverzekeraar voor deze zorg een aanvullende verzekering heeft. Informeer hiernaar bij uw verzekeraar.
Voor een internetbehandelingstraject (E-health) geldt een eigen bijdrage van 50.
Vergoeding tweedelijns geneeskundige ggz
Voor de vergoeding van de tweedelijnsbehandeling van meer complexere psychische problemen zoals ADHD, depressie of een angststoornis geldt:
U krijgt deze behandelingen vergoed vanuit het basispakket, als u bent doorverwezen door de eerstelijn.
Voor sommige behandelingen betaalt u mogelijk een eigen bijdrage.
Informeer bij uw zorgverzekeraar welke behandelingen worden vergoed en onder welke voorwaarden.
Met ingang van 2012 veranderen er belangrijke zaken in de ggz waarbij een eigen bijdrage gevraagd wordt van patiënten. Deze eigen bijdrage gaat gelden voor mensen van 18 jaar en ouder. Let op! Deze eigen bijdrage komt dus bovenop de al bestaande afdracht van het eigen risico, dat de zorgverzekeraar al bij u int.
Bent u ambulant (poliklinisch) in behandeling?
Dan krijgt u van uw zorgverzekeraar een rekening voor een eigen bijdrage van 200,- (per jaar).
Alleen wanneer uw ambulante behandeling niet langer duurt dan 100 minuten (per jaar), is de eigen bijdrage lager: 100,- (per jaar). Houd u er daarbij rekening mee, dat de tijd van de behandelaar daaromheen (voorbereiding, vastlegging, administratieve afhandeling) meetelt: die 100 minutengrens is dus snel gehaald!
Wanneer u nu (eind 2011) al in behandeling bent, worden deze veranderingen pas belangrijk voor u, wanneer uw DBC* toe is aan verlenging. De eigen bijdrage geldt nl. voor nieuwe DBCs, die geopend worden ná 1 januari 2012. Het secretariaat van uw afdeling kan vertellen wanneer dat is.
*)DBC: staat voor Diagnose Behandel Combinatie. Voor iedere behandeling wordt een DBC geopend, die maximaal 365 dagen mag duren. (eventueel wordt er dus daarna een nieuwe DBC voor u geopend. Dat is het moment waarop u nu te maken gaat krijgen met de eigen bijdrage)
Er komt géén eigen bijdrage voor:
- Jeugd en jongeren t/m 17 jaar
- Mensen die onvrijwillig, op basis van de Wet BOPZ worden behandeld.
- Patiënten met een crisis-DBC.
- Patiënten die via bemoeizorg binnenkomen.
- Patiënten die onder justitie vallen
Bent u klinisch opgenomen?
Wanneer u klinisch bent opgenomen, geldt er vanaf 1 januari 2012 een eigen bijdrage van 145 per maand (vanaf de 32e dag van de opname).
Let op: deze kosten (voor onderdak en eten) komen bovenop de eigen bijdrage voor de behandeling. (die zijn maximaal 200 per jaar)
Uitzondering:
De enige uitzondering hierop zijn patiënten onder de 18 jaar.
Wat vindt men van deze maatregel?
De maatregelen die door dit kabinet zijn gekozen, zijn absoluut discriminerend omdat patiënten met een lichamelijke aandoening deze eigen bijdrage (nog) niet hoeven te betalen. De politiek houdt echter voet bij stuk en dus zullen de zorgverzekeraars uw kosten in rekening gaan brengen voor uw behandeling. Voor sommige patiënten wordt het heel moeilijkde zorg die zij hard nodig hebben te kunnen betalen en is pijnlijk. Laat u goed informeren, zodat u niet voor verrassingen komt te staan bij het afsluiten van uw behandeling.
Overige wijzigingen
Naast de eigen bijdrage verandert er nóg iets: als u een afspraak niet nakomt en u zegt niet op tijd af, dan kan u hiervoor een rekening gestuurd worden. (Vraagt u het na bij uw behandelaar!) Deze kosten kunt u niet declareren bij uw zorgverzekeraar.
Wat is nu het verschil tussen eigen risico en eigen bijdrage?
Iedereen in Nederland betaalt de eerste 220 euro die hij per jaar aan zorgkosten maakt, aan de zorgverzekeraar terug. Het gaat daarbij om alle kosten, lichamelijke (tandarts, ziekenhuis of fysiotherapie) en geestelijke gezondheidszorg. Dat is het eigen risico.
Daar bovenop komt dus nu voor de geestelijke gezondheidszorg de eigen bijdrage, die afhankelijk is van het soort zorg dat u nodig hebt.
Uw zorgverzekeraar gaat dus zowel het eigen risico als de eigen bijdrage voor de geestelijke gezondheidszorg bij u in rekening brengen.
Kan ik deze eigen bijdrage vergoed krijgen door de verzekeraar?
Helaas kan dat niet. Sterker nog, de verzekeraar zal de eigen bijdrage juist bij u in rekening brengen op het moment dat u de behandeling afsluit. Er is hierin ook geen verschil tussen verzekeraars, het is een maatregel die door de politiek wordt opgelegd.
Moet ik deze bijdrage ook betalen als ik nu al in behandeling ben?
De eigen bijdrage wordt geheven bij het starten van een (nieuwe) behandeling na 1 januari 2012. Als u nu (eind 2011) al in behandeling bent, worden deze veranderingen pas belangrijk voor u, wanneer er ná 1 januari 2012 een nieuwe DBC (Diagnose Behandel Combinatie) voor u geopend wordt. Uw behandelaar kan u vertellen wanneer dat het geval is.
Hoe lang geldt een DBC?
DBC: staat voor Diagnose Behandel Combinatie. Voor iedere behandeling wordt een DBC geopend, die maximaal 365 dagen mag duren.
Eventueel wordt er dus daarna een nieuwe DBC voor u geopend. Dat is het moment waarop u in 2012 te maken gaat krijgen met de eigen bijdrage.
Bij wie moet ik zijn als ik vragen heb over mijn eigen situatie?
De zorgverzekeraar gaat de eigen bijdrage innen, de patiënt krijgt hiervoor een rekening. Die rekening ontvangen patiënten na het afronden van de behandeling. Als de patiënt hierover vragen heeft, kunnen die het best gesteld worden aan de zorgverzekeraar.
Meer informatie?
Wilt u meer informatie over de wijzigingen in de ggz?
Wanneer het behandeltraject wordt afgesloten, stuurt de instelling een factuur naar de zorgverzekeraar van de patiënt. Dit gebeurt als uw behandeling stopt, maar als u langdurig in behandeling bent, wordt dit jaarlijks gedaan. De zorgverzekeraar vergoedt deze factuur en gaat kijken welke kosten er aan u worden doorberekend.
Eerst wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht
Dan wordt gekeken welke medische kosten u nog meer hebt gemaakt in dat jaar (ook tandarts, fysiotherapeut, etc) en of het eigen risico nog bij u in rekening gebracht moet worden.
Uw zorgverzekeraar brengt bij u zowel het eigen risico als de eigen bijdrage bij u in rekening en vergoedt de overige kosten.
Voorbeelden:
U krijgt van februari tot oktober een ambulante behandeling.
U ontvangt in oktober dan een factuur van uw zorgverzekeraar van uw eigen risico (220) + uw eigen bijdrage (200) = 420 euro.
Stel, dat u in januari 2012 al behandeld bent geweest voor een gebroken pols.
Omdat uw eigen risico al is gebruikt voor uw gebroken pols, ontvangt u in oktober alleen een factuur voor de eigen bijdrage van 200 euro.
U volgt van januari 2012 tot april 2012 een ambulante behandeling, en van september tot december opnieuw.
Zowel de eigen risico als de eigen bijdrage (420 euro) worden in april bij u in rekening gebracht. Voor de behandeling in het najaar krijgt u verder geen facturen meer.
U meldt zich in maart 2012 aan voor een ambulante behandeling. Begin juli wordt u opgenomen in de kliniek, waar u tot half augustus verblijft. Vervolgens blijft u ambulant in behandeling tot december 2012.
Naast het eigen risico van uw verzekering, krijgt u een rekening voor de eigen bijdrage (200 euro) van de ambulante behandeling en de kosten van uw verblijf (omgerekend ongeveer 4,76 per dag). Voor de eerste 31 dagen in de kliniek worden geen kosten aan u doorberekend. U krijgt in dit voorbeeld dus een rekening van 200 + 66,50 = 266,50 euro.
Dit is een de website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De website gaat over veranderingen in het basispakket van de zorgverzekeringen de AWBZ.
Op de website www.kiesBeter.nl vindt u alle informatie over de zorgverzekeraars en de polissen (inclusief de aanvullende verzekeringen) die zij op de markt brengen.
Of bel gratis: Postbus 51: 0800-8051
Bij Postbus 51 kunt u al uw vragen stellen over de zorgverzekering.
U kunt Postbus 51 op werkdagen bellen van 8.00 uur tot 20.00 uur.
U kunt natuurlijk ook informatie vragen aan uw behandelaar of zorgverzekeraar.
Het Persoonsgebonden Budget (PGB) is een geldbedrag dat u krijgt toegekend om zelf de zorg in te kopen die u nodig heeft. U kunt een PGB krijgen via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), en via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Indicatiestelling
Wie in aanmerking wil komen voor een PGB via de AWBZ , neemt eerst contact op met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ stelt vast welke zorg en hoeveel zorg u nodig heeft.
Deze vaststelling heet indicatiestelling.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingegaan. Hiermee zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor maatschappelijke ondersteuning.
Als u individuele voorzieningen gebruikt die onder de Wmo vallen (zoals huishoudelijke verzorging, een rolstoel of een scootmobiel), dan kunt u ook hiervoor een PGB aanvragen bij uw gemeente.
Rechten en plichten
Krijgt u een PGB toegewezen, dan kunt u zelf bepalen wie uw zorgverlener wordt en op welke momenten u de zorg ontvangt. U moet een overeenkomst afsluiten met de zorgverlener van uw keuze. Ook moet u verantwoording afleggen over uw uitgaven, en een administratie bijhouden.
Zorg in natura
In tegenstelling tot de zorg die u zelf regelt met een PGB bestaat er ook 'zorg in natura'.
Heeft u zorg nodig door bijvoorbeeld langdurige ziekte, handicap of ouderdom, dan krijgt u die zorg op grond van de AWBZ. U ontvangt deze zorg in natura, bijvoorbeeld verpleging of verzorging, bij u thuis verleend door medewerkers van een zorginstelling. De zorgaanbieder levert de zorg en regelt de administratie daaromheen. U krijgt de zorg zonder kosten geleverd, maar u betaalt wel een eigen bijdrage voor zorg in natura.
Combinatie van PGB en natura
Er is ook een mengvorm mogelijk, als u meerdere soorten zorg nodig heeft. U kiest dan bijvoorbeeld voor verpleging in natura en koopt huishoudelijke verzorging in via uw PGB. Combineren van zorg in natura en als PGB is aan strikte voorwaarden gebonden. Het hangt sterk af van wie u de zorg krijgt, en waarvoor. Meer informatie vindt u bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), en bij de organisatie die u de zorg levert.
Vergelijk Persoonsgebonden budget en zorg in natura
PGB
Ø Zelf bepalen door wie, wanneer, waar en hoe de benodigde zorg wordt verleend
Ø Zelf personeel werven
Ø Afspraken maken
Ø Zelf zorgverlener uitbetalen
Ø Administratie bijhouden
Ø Verantwoording afleggen
Zorg in natura
Ø Zorgverlening kan op wissende tijdstippen plaatsvinden
Ø Kans op wisselende zorgverleners
Ø Vrijwel geen administratie
Keuzevrijheid en flexibiliteit
U bent niet verplicht om een PGB te nemen als u zorg nodig heeft. U kunt dus ook kiezen voor zorg in natura. U hoeft het PGB niet altijd volledig te besteden aan de zorg waarvoor u geïndiceerd bent. Dat hangt af van de soort zorg, en het aantal uren of dagdelen dat u er recht op heeft.
Meer informatie
Het servicecentrum van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) biedt hulp en advies bij het omgaan met een PGB. Het servicecentrum geeft ook diverse brochures en formulieren uit. De vereniging voor budgethouders, Per Saldo, heeft veel informatie over het aanvragen en omgaan met het Persoonsgebonden Budget, hoe u aan hulp komt, en hoe het zit met de belastingen.
Voor welke zorg en voorzieningen kan ik een Persoonsgebonden Budget (PGB) krijgen?
U kunt een Persoonsgebonden Budget (PGB) krijgen voor:
Ø persoonlijke verzorging en begeleiding (dit is vanuit de AWBZ);
Ø hulp in de huishouding, hulpmiddelen en woonvoorzieningen (vanuit de Wmo).
Ø Een PGB voor hulp bij herstel van een psychiatrische aandoening is vanaf 1 januari 2008 gebaseerd op de Zorgverzekeringswet.
AWBZ
Heeft u hulp of begeleiding nodig, bijvoorbeeld omdat u langdurig ziek bent, een handicap heeft of oud bent, dan kunt u een PGB vanuit de AWBZ aanvragen voor:
Ø persoonlijke verzorging: hulp bij alledaagse handelingen zoals opstaan, douchen, aankleden, eten en drinken en naar het toilet gaan; verpleging: hulp bij het gebruik van medicijnen, wondverzorging of beademing, het geven van injecties, het zelf leren injecteren;
Ø ondersteunende begeleiding: ondersteuning om de dag te structureren en de regie te voeren over uw eigen leven, om activiteiten ondernemen thuis en buiten de deur, zoals dagopvang. Sinds 1 januari 2008 kan dit niet meer als u alleen een lichamelijke handicap heeft;
Ø activerende begeleiding: leren omgaan met uw handicap of problemen, beter persoonlijk functioneren en veranderingen realiseren, bijvoorbeeld zelfstandig gaan wonen of werken;
Ø kortdurend verblijf buitenshuis: weekendopvang, vakantieopvang of logeeropvang, maximaal twee dagen per week.
Geen PGB als u in een instelling verblijft
Voor behandeling en langdurig verblijf in een AWBZ-instelling, bijvoorbeeld een verzorgingshuis of verpleeghuis, krijgt u geen PGB. U krijgt dan van de instelling alle zorg die u nodig heeft.
Deze vormen van zorg krijgt u altijd in natura.
Wmo
U kunt een PGB Wmo aanvragen voor hulp in de huishouding, een gehandicaptenparkeerkaart, een voorziening of aanpassing in en rond uw huis, een rolstoel of een scootmobiel. Het moet gaan om een voorziening die voor u persoonlijk bestemd is en die u voor langere tijd nodig heeft.
De gemeente bepaalt of u het beste geholpen bent met een individuele voorziening.
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingegaan. Huishoudelijke hulp valt sinds 1 januari 2007 niet meer onder de AWBZ maar onder de Wmo.
PGB vanuit de zorgverzekering
Als u herstelt van een psychiatrische aandoening, kunt u in sommige gevallen een PGB voor geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (GGZ) krijgen. Vanaf 1 januari 2008 kunt u dit PGB aanvragen bij uw zorgverzekeraar, op grond van de Zorgverzekeringswet.
Overgangsjaar PGB GGZ
Had u in 2007 een PGB voor GGZ, omdat u herstelt van een psychiatrische aandoening?
Uw PGB loopt dan door tot het einde van de termijn gesteld op de indicatie, maar uiterlijk tot 1 januari 2009. Heeft u daarna opnieuw recht op een PGB, dan valt dit onder de Zorgverzekeringswet.
Meer informatie
Meer informatie over de Wmo vindt in het dossier Wmo op de website van het ministerie van VWS of neem contact op met uw gemeente.
Hoe krijg ik een Persoonsgebonden Budget (PGB)?
Om te bepalen of u in aanmerking komt voor een Persoonsgebonden Budget (PGB), moet eerst worden vastgesteld welke zorg en hoeveel zorg u nodig heeft. U kunt een PGB krijgen voor bepaalde zorg uit de AWBZ, en voor individuele voorzieningen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
PGB voor AWBZ-voorzieningen
Voor voorzieningen uit de AWBZ stelt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vast welke zorg u nodig heeft. Meer hierover leest u onder de interne link Hoe kan ik zorg uit de AWBZ aanvragen?' Als door het CIZ is bepaald welke zorg u nodig heeft, en u heeft voor het PGB-AWBZ gekozen, dan stelt het zorgkantoor uw budget officieel vast, en betaalt het uit.
Toekenningsbeschikking
Het zorgkantoor stuurt u de beslissing waarin staat dat u een PGB-AWBZ krijgt.
Deze beslissing wordt toekenningsbeschikking genoemd; hierin staat uit welk bedrag uw PGB bestaat, voor welke periode uw budget geldt en wanneer u het geld krijgt uitbetaald. U bent dan budgethouder.
PGB voor Wmo-voorzieningen
Een PGB van de Wmo vraagt u aan bij het Wmo-loket van uw gemeente. De naam van het Wmo-loket kan per gemeente verschillen. Soms heet het Wmo-loket, Loket Wegwijs of Zorgloket.
De gemeente beoordeelt of u recht heeft op de zorg waarvoor u een PGB Wmo wilt. De gemeente kan hier zelf regels voor opstellen, binnen het kader van de Wmo.
Uitbetaling
Heeft u een PGB van de AWBZ, dan krijgt u het geld van het zorgkantoor. Is het een PGB van de Wmo, dan betaalt de gemeente. Meestal krijgt u het jaarbedrag in gedeelten uitbetaald, per kwartaal, per half jaar of per jaar. Dit is het 'bevoorschottingsritme'.
Meer informatie
Budgethouders kunnen lid worden van Per Saldo, de belangenvereniging voor budgethouders.
Per Saldo geeft haar leden ondersteuning, informatie en advies.
Mensen met een (lichamelijke of verstandelijke) beperking kunnen zich met vragen over hun PGB wenden tot wenden tot de MEE-organisaties.
Hoe ga ik om met mijn Persoonsgebonden Budget (PGB) van de AWBZ?
Het beheer van een Persoonsgebonden budget (PGB) voor zorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vereist een zorgvuldige administratie.
Wmo en AWBZ
U kunt een PGB gebaseerd op twee wetten, de AWBZ en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvragen. Voor het PGB van de Wmo gelden andere regels dan voor het PGB van de AWBZ. De regels voor het PGB voor de Wmo worden vastgesteld door uw gemeente. Voor meer informatie over deze regels kunt u dus ook het beste contact opnemen met uw gemeente.
De uitleg hieronder is van toepassing op het PGB van de AWBZ.
Zorgovereenkomst
Als uw PGB van de AWBZ is vastgesteld, kunt u op uw eigen voorwaarden een zorgovereenkomst sluiten met een zorgverlener die u zelf uitkiest. De zorgverlener kan iemand uit uw familie of een kennis zijn, maar ook iemand die u nu al regelmatig zorg verleent. U kunt ook zorg inkopen bij een zorginstelling of een particulier bureau. De voorwaarde is wel dat u zorg inkoopt bij iemand die kwaliteit kan leveren.
Modelovereenkomsten
Bij uw PGB krijgt u model-zorgovereenkomsten. In zo'n zorgovereenkomst vermeldt u welke soort zorg u afspreekt en de prijs die u daarvoor betaalt. U én de zorgverlener ondertekenen de overeenkomst. De zorgverlener kan een persoon of een instelling zijn. Extra modelovereenkomsten kunt u opvragen bij het SVB Servicecentrum PGB.
Arbeidsrecht, loonbelasting en sociale premies
Sluit u een overeenkomst met een persoon, dan bent u daardoor werkgever. U krijgt dan te maken met het arbeidsrecht. Als uw zorgverlener (dus werknemer) op meer dan twee dagen voor u werkt, krijgt u ook te maken met de inhouding en afdracht van loonbelasting en sociale premies.
Als u verantwoordelijk bent voor inhouding en afdracht van loonbelasting en sociale premies, kunt u de salarisadministratie laten verzorgen door het SVB Servicecentrum PGB.
Verantwoording afleggen
Over de besteding van een PGB lager dan 2.500 euro hoeft u in 2007 geen verantwoording af te leggen. Dit bedrag heet het verantwoordingsvrije bedrag. Budgethouders met een PGB tot 5.000 euro per jaar verantwoorden eenmaal per jaar hun uitgaven aan het zorgkantoor.
Verantwoordingsformulier
Budgethouders met een PGB boven 5.000 euro per jaar moeten twee keer per jaar hun uitgaven verantwoorden. U krijgt daarvoor een verantwoordingsformulier van het zorgkantoor.
Het zorgkantoor controleert of u het formulier goed heeft ingevuld. Het zorgkantoor kan ook declaraties en zorgovereenkomsten bij u opvragen.
Terugbetalen
Het gedeelte van het PGB dat u niet aan zorg uitgeeft, moet u terugbetalen aan het zorgkantoor. Ook als u een doorlopend PGB heeft, moet u het overblijvende deel terugbetalen. Dat geldt vanaf
1 januari 2008 ook voor de tien procent van het netto toegekende budget die u mocht meenemen naar een volgend jaar.
2008: groter bedrag
Vanaf 1 januari 2008 gaat het verantwoordingsvrije bedrag omlaag van 2.500 euro naar 1.250 euro. Over 1,5 procent van uw PGB hoeft u dan geen verantwoording af te leggen, met een minimum van 250 euro en een maximaal vrij te besteden bedrag van 1.250 euro.
U moet dus vanaf 1 januari over een groter deel van uw PGB verantwoorden hoe u het heeft besteed.
Meer informatie
Voor meer informatie over verantwoording van het PGB voor de AWBZ kunt u terecht op de website pgb.cvz.nl van het College voor zorgverzekeringen (CVZ).
Hoe ga ik om met mijn PGB van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?
U kunt een Persoonsgebonden Budget (PGB) aanvragen gebaseerd op twee wetten, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Voor het PGB van de Wmo gelden andere regels dan voor het PGB van de AWBZ. De uitleg hieronder is van toepassing op het PGB van de Wmo.
Hoofdregel
Kiest u voor een Persoonsgebonden Budget, dan krijgt u geld waarmee u zelf uw hulp en voorzieningen kunt regelen. U kunt dan zelf bepalen wie u inhuurt als hulp, of welk hulpmiddel u inkoopt. Maar u bent ook zelf verantwoordelijk voor alles rond de inkoop of inhuur.
Afspraken vastleggen
U kunt zelf met uw hulpverlener afspreken wat u wilt betalen voor de zorg, hulp en begeleiding die u krijgt. Leg deze afspraken altijd schriftelijk vast, en volg de wettelijke regels als u iemand inhuurt.
U bent bijvoorbeeld verplicht om aan werknemers ten minste het minimumloon te betalen.
Verantwoording
De gemeente bepaalt zelf hoe u de besteding van het PGB van de Wmo verantwoordt.
Sommige gemeenten zullen helemaal geen verantwoording van u vragen. Andere gemeenten zullen een deel van het budget vrijlaten en alleen over het meerdere verantwoording van u vragen.
Weer andere gemeenten zullen van u vragen om uw uitgaven uit het Persoonsgebonden Budget voor hulp en voorzieningen volledig te verantwoorden.
Hulp en informatie
De vereniging van budgethouders Per Saldo kan u helpen bij het opstellen van de juiste overeenkomsten met de hulp die u wilt inhuren. U vindt er ook meer informatie over het inhuren van hulp.
Als uw gemeente een contract heeft gesloten met het Servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank, kunt u ook deze instantie vragen om hulp bij de administratie van uw PGB Wmo.
Wie biedt mij hulp bij het beheren van mijn Persoonsgebonden Budget (PGB)?
Er zijn verschillende mogelijkheden om hulp te krijgen bij het beheer van een Persoonsgebonden Budget (PGB) voor AWBZ-zorg.
SVB Servicecentrum PGB
U krijgt gratis ondersteuning van het SVB Servicecentrum PGB. Het Servicecentrum PGB kan bijvoorbeeld de salarisadministratie van uw zorgverlener voor u verzorgen.
Daarnaast voert het centrum voor alle persoonsgebonden budgethouders de volgende taken uit:
wettelijk verplichte loondoorbetaling als uw werknemer ziek is. U kunt uw PGB dan gebruiken om een vervangende zorgverlener te betalen;
telefonische beantwoording van vragen op het terrein van het arbeidsrecht;
het versturen van model-zorg overeenkomsten.
Het SVB Servicecentrum PGB geeft ook een eigen brochure uit over de werkzaamheden.
Overige ondersteuning
U kunt ook lid worden van Per Saldo, de belangenvereniging voor budgethouders. Per Saldo geeft haar leden ondersteuning, informatie en advies.
Verstandelijk gehandicapten (of hun ouders) kunnen met vragen over het PGB terecht bij het budgethoudersnetwerk Naar Keuze.
Alle mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, chronisch zieken en autisten kunnen met vragen over het PGB terecht bij de MEE organisaties in Nederland..