Tassen, tassen en nog eens tassen.
Te kust en te keur.
Het winkeltje op de nauwe dorpsstraat staat een beetje weggedrukt
tussen de andere grote winkels. Als je voorbij de etalage loopt, word je echter met je neus op de
feiten gedrukt: hier worden tassen verkocht! De etalage hangt vol met tassen. De toonbank staat vol. En als je door het raam naar binnen kijkt zie je niet anders.
Op hoge planken liggen legio tassen te wachten op een eigenares.
Sommigen liggen er misschien al wel 15 of 20 jaar. Rode, zwarte, bruine, en witte tassen in alle maten en modellen.
Ze liggen schots en scheef, buitelend over elkaar heen, opgestapeld tot
aan het plafond.
Een bont, vrolijk stilleven.
Ik zoek een cadeautje voor mijn moeders verjaardag.
Ze wil wel graag een nieuwe tas, zei ze.
En daar zie ik wel brood in.
Tenslotte hebben we niet voor niets het winkeltje van Sara de Tas
op de dorpsstraat. Haar winkeltje is een begrip waar je niet omheen kunt.
En, Sara de Tas is altijd blij als je komt.
Samen met mijn oudere zus Greta ga ik op stap.
Op naar Saras winkeltje.
Het winkelbelletje vind ik altijd venijnig klinken: schel en indringend. Sara is een beetje doof!
Ze loopt ook een beetje krom.
De jaartjes gaan blijkbaar tellen.
Maar ze is best wel aardig. Zij woont hier al zo lang ik mij kan heugen.
Alleen met haar tassen.
Ik hoor geslof. Het zal Sara zijn die er aan komt.
De tussendeur naar de winkel gaat open.
Gelukkig. Het is Sara zelf. Haar haren, grijs gemêleerd, hangen in krulletjes voor haar gezicht. Ze sloft naar ons toe. Haar pantoffels lijken een beetje te groot. En haar kousen fladderen om haar benen.
Met haar hoofd een beetje schuin naar ons gewend, vraagt zij: wat mag het zijn vandaag?
Ik zoek een tasje voor mijn moeder zeg ik.
O, maar daar kan ik je wel aan helpen hoor.
Het moet zeker een zwarte zijn?
Ja, het is voor de zondag zeg ik.
We zullen eens even kijken zegt Sara. Ze loopt naar een plank en legt de bovenste tassen van de ene op
de andere stapel. Tenslotte trekt ze één tas onder de stapel vandaan.
Maar zegt dan: nee dit is hem toch niet.
Haar hoofd is gefronst en ze mompelt : waar heb ik die tas neergelegd?
O ja, ik weet het al weer roept ze.
Op die bovenste plank ligt nog een tas, die je moeder zeker
mooi zal vinden.
Ik vraag mij verwonderd af hoe zij dat onthoudt.
Want er is geen plekje waar geen tas ligt. Het is een wonder dat je binnen kunt komen.
Ze pakt een houten ladder uit een hoekje.
Haar hoofd wordt rood van inspanning.
Ze sleept de ladder naar een plank. Dan begint de beklimming. Ik houd mijn hart vast. Kijk steels even naar mijn zus.
Die kijkt ook bang.
Sara moet naar de hoogste plank voor het beoogde tasje.
Ze is een tengere vrouw. Toch veert de ladder onheilspellend bij
iedere trede die zij hoger klimt.
Het liefst zou ik vragen: zal ik het pakken? Maar dat hoef ik niet voor te stellen. Want de vorige keer werd ze
een beetje boos toen ik dat vroeg.
Maar daar staat ze dan toch. Op de bovenste trede van de ladder.
Met haar kin op de tassen, graait ze met één hand door de stapel tassen.
Met haar andere hand houdt ze zich vast aan de plank.
We houden onze adem in. En ons hart vast!
Ze roept : ik heb hem gevonden hoor!
Ze laat de bedoelde tas zien.
Vang maar op roept ze, en laat de tas vallen.
Greta vangt hem nog net.
Hoe vinden jullie deze? Ze kijkt ons aan.
Ik vind hem maar zozo.
Mijn zusje fluistert : neem hem maar joh!
Zij vindt de hele operatie natuurlijk net zo eng als ik.
Ik kijk vlug even naar de prijs. Zoveel geld heb ik niet eens. Ik heb ook nog geld bij me fluistert Greta.
Sara heeft nog een tas uit de voorraad geplukt. Ze draait zich op de ladder naar ons toe om de tas te laten zien.
Nee, deze is goed roep ik.
En Sara begint aan de afdaling. Achterste voren, voetje voor voetje.
Bij iedere plank die zij passeert ordent ze met één hand, snel de voorraad.
Dit buitenkansje doet zich zomaar onverwacht voor.
Maar het resultaat is nihil.
Bij de één na laatste treden praat zij alweer honderd uit.
Mijn zusje en ik, halen opgelucht adem als zij beneden is.
Ze laat mij de tas nog eens goed zien.
Deze zal je moeder vast heel mooi vinden, zegt ze.
Kijk eens hoeveel vakken hij heeft. Daar kunnen een hoop rollen
pepermunt in. Ze lacht, en alle rimpels op haar gezicht lachen mee.
Ik zal hem eens extra mooi voor je inpakken.
Nu ik hem op de toonbank zie liggen, vind ik hem toch ook wel mooi.
Sara de Tas tovert een stofdoek onder de toonbank vandaan.
De tas krijgt een extra goede beurt.
Met haar kromme, stijve vingers stoft ze de tas.
Ze blaast hem zelfs van binnen nog schoon.
De service is compleet! Zij pakt het mooiste velletje papier dat ze heeft.
Ik zie hoe haar stramme vingers er een kleurig, feestelijk pakje van maken.
Ze reikt het mij aan: Je moeder zal er vast blij mee zijn.
Dat weet ik heel zeker, zeg ik. Mijn hand gaat over het mooie papier.
Ik zoek in mijn portemonaie naar de laatste cent. Ik kom echter fl. 0, 50 tekort.
Sara telt mijn geld en zegt: zo is het genoeg hoor.
Ga je moeder maar blij maken.
Ik lach blij naar Sara en zeg: dank u wel voor het mooie inpakken.
Even later fietsen er twee blije meisjes over de dorpsstraat naar huis!
Poezen horen bij mijn leven.
Het innig vergenoegde spinnen van een poes klinkt
als muziek in mijn oren.
Wij hebben met tussenpozen eigenlijk altijd poezen gehad..
We hebben 2 keer een Mickey gehad.
De eerste Mickey was een doerak maar bijzonder trouw
en razend intelligent. Als we op vakantie gingen namen we haar mee.
En waar we ook naar toe gingen we lieten haar los buiten lopen en zij
bleef altijd rondom het logeeradres hangen.
Soms klom zij s nachts dan buiten op het raamkozijn waar wij sliepen. En liet ons dan op de ze manier weten dat ze heus wel wist waar wij sliepen.
Het was een echte buitenpoes en ze volgde helemaal haar natuurlijk ritme.
Als Gijs s morgens naar de trein liep wandelde ze achter hem aan.
Ze wist precies tot hoe ver ze mee kon lopen.
Ze stopte waar Gijs een drukke weg moest oversteken en begreep: dit wordt te gevaarlijk! Gijs draaide haar dan om en zei: verder kan je niet hoor!
Ga nu maar weer naar huis
En daar ging ze dan mee akkoord. Ze kwam deftig terug wandelen. En zo ving zij meteen 2 vliegen in één klap, want haar ochtendwandeling had zij ook vast gehad.
Als ik ergens op bezoek was sprong zij soms ineens op het raamkozijn.
Hoe zij het wist dat ik daar was, is mij nog altijd een raadsel.
Wat voor zintuig was het, dat haar in beweging bracht mij te komen halen?
Ze was heel intelligent in het oplossen van problemen. Het gebeurde een keer dat wij weg waren gegaan zonder
kattenbak klaar te zetten.
Het werd blijkbaar hoge nood: Mickey moest plassen. Maar waar als er geen kattenbak staat.
Geen nood. Ze creëerde gewoon zelf een kattenbak.
In de badkamer stond een groot bad. En wat deed ze?
Keurig op het putje waar het water wegloopt haar plasje loslaten. Maar daar bleef het niet bij, want ze moest ook nog
haar grote boodschap kwijt.
Dat kon er nog gewoon achteraan, op hetzelfde waterputje.
Thuis gekomen wisten we niet wat ze zagen.
Hoe braaf en zindelijk en lief! Door kattenogen gezien, dat wel. Zij loste onze fout vernuftig op, dat moet gezegd. Aan ons de opdracht het bad goed te reinigen en het water
te laten stromen. En dat deden we dan ook.
En Mickey verdiende echt een dikke pluim!
Ze werd hoog bejaard. Bijna 20 jaar. Tot ons verdriet moesten we haar toen laten inslapen.
Ze kreeg een prachtig plekje in onze tuin, dicht bij huis.
Andere grootouders heb ik niet gekend, alleen deze oma.
Zij waren al overleden toen ik werd geboren.
Ik was één van haar 40 kleinkinderen.
Toch zag ze je, ondanks de vele kleinkinderen.
Ze hield van je, dat wist je zeker.
Oma (opoe) woont in bij een getrouwde zoon. Samen met een vrijgezelle oom.
Haar man, mijn opa, is maar negenenveertig jaar geworden.
Evenals mijn eigen vader.
Mijn oom en tante, bij wie ze inwonen, hebben zelf ook drie kinderen.
Het huis is heel klein voor die zeven mensen.
Hoe deden ze dat vroeger toch allemaal?
Het is maandagochtend. Ik sta voor de deur van oma.
Sinds kort werk ik vijf ochtenden in de week bij haar .
Zo kind, ben je daar? De deur gaat wagenwijd open.
Kom er maar gauw in. Wat een wind hè? Kon je er wel tegenin komen?
O, met gemak hoor, zeg ik hijgend.
Ik loop achter haar aan de gang door.
In haar nek dansen krulletjes boven haar opgestoken haar, grijze krulletjes.
Altijd weer kijk ik ernaar.
Even later zit ik aan tafel met een kopje thee voor me.
Hoe gezellig het ook is, ik moet ook voortmaken.
Om 12 uur ga ik al weer naar huis. Oma heeft elke dag
ook nog wel een boodschapje te halen.
Zal ik eerst maar naar boven gaan? stel ik voor.
Ga je gang maar kind, je weet het zelf allemaal wel, zegt ze.
In de gang loop ik mijn nichtje tegen het lijf. Zij is net als ik 16 jaar.
Een volle tas met boeken hangt aan haar hand. Ze zit op de MULO.
Op de MULO! Dat zou ik ook zo graag willen.
Ik vind het eigenlijk niet leuk dat ik haar tegenkom met die tas.
Daag, roept ze tegen iedereen die in haar buurt is. En weg is ze.
Het is helemaal niet erg om bij Oma te werken.
Alleen die kapokken bedden opmaken. Dat is een hele heisa.
Daar zie ik elke dag tegenop.
Vijf dagen in de week liggen ze afgehaald op mij te wachten.
Ze moeten eerst worden omgekeerd. Maar dan ben ik er nog niet.
Het kapok moet ook ieder dag worden losgeschud.
Ik loop de trap op naar de twee bedden die op mij wachten!
Aan mij de taak ze keurig opgemaakt achter te laten.
Het stof dat vrijkomt tijdens het schudden, kriebelt in mijn neus.
Ik krijg weer een enorme niesbui. Mijn ogen tranen ervan!
Maar ook vandaag komt er weer een einde aan deze misère.
Blij loop ik naar beneden. Oma zit vast al te wachten met de koffie.
De koffie staat inderdaad al klaar. Ja , ik hoorde je al aankomen op de trap.
Zo blij als een kleuter kijk ik naar het frou-froutje op mijn schoteltje.
Die froufroutjes van mijn oma! Zo lekker als toen heb ik ze
nooit meer gevonden. Ieder probeersel is een klap in mijn gezicht.
Drink het maar lekker warm op, kind.
Ik geniet van de koffie. Van het samen zijn met oma.
Zoals ze daar zit, vol verwachting of de koffie mij smaakt.
Ze kletst honderduit. Haar bruine ogen lachen mij toe.
Het kopje dat ze vasthoudt, hangt steeds schever in haar hand.
Straks ligt het op de grond. Uw kopje hangt schuin, oma, zeg ik.
Voor even houdt ze het recht. Een seconde later hangt het weer scheef.
Iedere dag komt er zo koffie op het zeil terecht.
Na de koffie poets ik het zeil meteen schoon.
Maar na een heel weekeind morsen kan ik poetsen tot sint-juttemis.
Ik krijg het dan niet meer schoon. Alleen een druppeltje Vim doet wonderen.
Maar dat is ten strengste verboden. Het zeil wordt er kaal van, zegt oma.
Een dilemma voor me. Ik moet kiezen tussen vies zeil of stiekem Vim gebruiken.
Mijn wens voor schoon zeil wint het nog al eens van haar gebod.
Tja, zoiets blijft toch hangen blijkbaar!
Overigens: het zeil is mooi gebleven, ondanks de Vim!
Om half twaalf ga ik , als afsluiting, om de boodschappen.
Om de paar dagen haal ik froufroutjes.
Ik ben niet de enige die bij haar langskomt en froufroutjes eet.
Iedereen is altijd welkom. En oma is altijd thuis en zit in haar stoel.
Een eigen autootje waarmee ze op stap kon, bestond nog niet eens
in haar dromen.
En of zij kon fietsen? Ik betwijfel het.
Ik genoot van haar vrolijkheid. Van haar pretogen als zij mij aankeek.
En soms speelde zij een gezelschapsspelletje met me.
Zij hield van domino, ganzenbord en mens erger je niet.
Ik leerde van haar hoe gezellig het is om met elkaar een spelletje te spelen.
En ik ben het altijd blijven doen!
Eerst met de kinderen en nu met de kleinkinderen
Gelukkig zijn er familieleden die er zich voor lenen. Het zelf even graag doen.
En zo reizen dingen de tijd door!
We schrijven negentien twee en zestig. Nog altijd woningnood! Eigenlijk is er na de oorlog altijd woningnood gebleven. Vooral in de steden is dit nog het geval.
Maar hoe een huis vinden als je wilt gaan trouwen? Ja want dat wilden Gijs en ik.
Pretenties hadden wij niet. Verwachtingen dat het snel zou lukken, evenmin.
Maar dan .Via, via hoorden wij dat er woonruimte vrij kwam in de stad waar Gijs woonde en werkte.
Een piepklein huisje. Dat wil zeggen een zolderkamer, omgebouwd tot
woonruimte.
De hele oppervlakte was 21 meter. En hoe knap! Daar was een huiskamertje, een slaapkamertje en een keukentje in gefabriceerd.
Gezellig, heel gezellig, dat wel, maar o zo klein. De wanden waren rond gemaakt naar het plasfond en gestuukt. Gesausd in een lichte pastelgroene kleur.
Wij moesten er wel fl. 500 sleutelgeld voor betalen en fl. 55 huur per maand.
Wat een behoorlijke aanslag was op Gijs zijn salaris. Maar wat wil je?
Tja, wat wil je dan nog meer als je dan toch een huis hebt?
Een baby! Dat wilden wij althans.
We waren dan ook de koning te rijk toen die zich na verloop van tijd meldde. Er was geen mooie babykamer voorhanden, dat niet.
Maar er was een andere manier de baby welkom te heten.
Als snel zat ik, nijver in mijn hoge huisje, dromend en fantaserend, omslagdoeken
en onderleggers om te haken. Lakentjes en slopen te naaien op het handmachientje
En zo lag er ruim op tijd een babyuitzet klaar. Geheel en al zelf gemaakt!
De zolderkamer was 68 treden hoog. Normaal al een hele klim.
Raar, maar het leek alsof de trap iedere week hoger werd.
Mijn bloeddruk steeg evenredig mee.
De laatste maanden woonden we tijdelijk bij familie omdat de bloeddruk te hoog werd. Ik moest de trappen laten voor wat ze waren.
Na wat strubbelingen lag er na negen maanden dan toch een lieve baby in de wieg. Een meisje.
En, alsof de baby zich aanpaste aan de woonruimte, heel klein!
Met de baby erbij werd het ons pas echt goed duidelijk hoe klein de ruimte eigenlijk was.
De wieg stond tegen het ledikant aan en je moest je maar een beetje door de beschikbare ruimte wurmen om je te verplaatsen.
Maar dat deerden ons niet, we waren gelukkig!
Achteraf moet je niet denken aan het uitbreken van brand.
Hoewel het dak dichtbij was voor een vluchtroute.
Soms gingen wij met zijn drieën een weekeindje naar onze ouders.
Vóórdat wij de deur sloten, draaide ik, als kersverse moeder, de babywas weg.
Het leek ons een goede oplossing om de luiers boven in het trapgat te hangen. Kon die mooi drogen. Dachten wij.
Vóór wij s zaterdagsmiddag vertrokken hing ik trots, als een kersverse moeder, een hagelwitte luierwas in het trapgat.
Papieren luiers wenkten in de verte aan de horizon. In Amerika waren net de eerste op de markt.
Onze generatie kookte de luiers en als het enigszins kon wapperden ze droog in de zon!
De maandag er op kwamen we weer terug.
De mevrouw die beneden ons woond e hoorde ons op de trap en kwam op ons af. Heel verontwaardigd wees zij naar het trapgat en vertelde mij, op niet misverstane wijze dat het geen werk was dat ik die lappen daar ophing, en wegging.
Verbouwereerd hoorde ik het aan. Zij verhuurde zelf de andere helft van de vliering aan inwoning. En kwam daar zelf zelden tot nooit.
Last kon zij er niet van hebben.
Natuurlijk hadden we het beter kunnen regelen door eerst te overleggen.
Ach, we waren jong er viel nog van alles te leren.
Maar helaas, dat verandert niet als je ouder wordt!
Maar mijn kraakheldere luiers, denigrerend lappen noemen raakte kant nog wal!
Ik was zeer ontstemd!
Het bracht ons aan het denken. En, het bracht ons tot een besluit.
Het werd toch al meer en meer behelpen om zo hoog te wonen.
De kinderwagen stond gestald bij een fietsenstalling en wat een gedoe als je wilde wandelen. Het was een georganiseer van je welste.
Die avond zochten wij in de krant naar een koophuis. De enige mogelijkheid om
op termijn iets te vinden, was kopen.
We hadden alles nog eens goed berekend. Er waren nog wat spaarcentjes over, dat kwam nu meer dan goed van pas.
We speurden de krant af naar een flatje. Een flatje konden we misschien betalen.
We zochten naar het goedkoopste wat we konden vinden.
En ja, daar stond iets wat geschikt leek.
In een klein dorpje, niet zo ver weg, stond een vierkamerflat te koop.
Kosten : fl. 28.000.
Niet duur en niet te ver van Gijs zijn werk.
Zo op het eerste gezicht leek het wel wat.
De verkopende makelaar werd gebeld. Het bleek een melkboer te zijn, die in zijn vrije tijd ook wel eens een huis verkocht.
Het was een heel geschikte man. Hij wilde ons wel komen halen en met ons naar het huis rijden.
Het flatgebouw stond tegenover een kerk. Het uitzicht was prima en de omgeving zag er gezellig uit.
En denk je eens in? De baby kreeg een eigen kamertje en wij een slaapkamer, helemaal voor onszelf. Wat een lachende weelde wenkten ons.
Maar we moesten eerst besluiten, en dat viel om den drommel niet mee.
Want wat haalde je allemaal over je heen met een kophuis?
Jezelf levenslang in de schulden steken voor een hypotheek.
Dom, dom, dom!
Wij zetten des ondanks door en gingen onderhandelen. Uiteindelijk kochten we het voor fl. 26.500.
Vreemd om het in guldens te schrijven. Wat went alles toch snel!
Als je het nu bekijkt is de prijs een lachertje.
Maar ook voor toen was het niet duur.
Het is niet bij deze ene keer gebleven, dat we verhuisden.
We zijn nog meer keren verhuisd in al die jaren.
Je zou bijna zeggen, dat vooral ik, de smaak te pakken kreeg.
En dat is ook zo. We werden bijna ervaringsdeskundigen.
Niet het inpakken, huis schoonmaken etc. hadden mijn voorkeur.
Maar een huis inrichten vond ik heerlijk.
Met kleuren werken, zodat zij harmonisch bij elkaar passen. Meubelen schikken, ze weer een leuk plaatsje geven, het werkte bijna verslavend.
En nu vind ik het mooi geweest.
Ik ben nu op papier begonnen door woorden te rangschikken, een plaatsje te geven.
Woorden kleur geven, herschikken, er een harmonisch verhaal van maken, het blijkt even leuk te zijn als huizen inrichten.
De ene keer lukt het beter dan de andere keer. Precies zoals het met alles gaat.
Meer is er niet. That is all!
Zelfs lientje de poes was blij dat
ik er weer was!
En dat wil wat zeggen want lientje
is altijd boos op mij
als ik langer dan een dag ben weggeweest.
Zij verwaardigt mij dan met geen blik
meer als ik binnenstap.
En als ik mij installeer voor een
heerlijk kopje koffie
gaat zij goed zichtbaar, demonstratief met
haar rug naar mij toe zitten.
En lieve broodjes bakken is er niet
bij. Zij houdt voet bij stuk.
Ik moet het mij maar eens goed
realiseren waar ik mee bezig ben.
Niet dat gemakkelijk wegwuiven!
Nee, zij is zeer ontstemd over mijn
gedrag, dat moge duidelijk zijn.
Gelukkig draait zij na een nachtje
slapen weer bij.
Wat dat betreft: net een mens!
Echter, hoe anders was het nu.
Meteen een luid gespin toen ik haar
oppakte.
En zo dicht mogelijk bij mij willen
zijn, mij steeds maar aankijkend.
Het klinkt misschien gek maar het
voelde nu meer als thuiskomen dan anders!
Vorige week was ik getuige van een mooi
schouwspel. Ik zat in de tram,'s avonds.
Bij een halte stapte een man van
middelbare leeftijd in.
Hij had een heel vriendelijk uitstraling.
Toen hij ging zitten zag ik dat zijn
blik op een al wat oudere dame
viel die
tegenover hem zat, naast een partner.
De dame in kwestie voelde het en
zij keken elkaar even aan.
De man kon zijn ogen de hele
verdere rit niet van die dame afhouden.
Hij wilde niet kijken en probeerde het
met zijn wil, maar zijn ogen moesten
steeds weernaar haar
toe.
De oudere vrouw voelde wat er
gebeurde en keek vriendelijk voor zich uit.
Het was duidelijk dat zij niet goed
raad wist met de situatie.
Ik zag alles gebeuren en vroeg mij
verwonderd af wat er nu eigenlijk
plaats vond tussen die twee mensen.
Zij, een toch veel oudere dame dan hij,
een man van rond de vijftig.
De rit duurde best wel een poosje.
Af en toe ontmoetten hun ogen elkaar
weer en allebei keken zij dan snel
snel een andere kant uit.
Uiteindelijk was de tram bij de halte
waar de man eruit moest.
Hij durfde, aan het einde van de rit,
de oudere vrouw vriendelijk te groeten.
Zij gaf hem haar liefste glimlach, waarop
de man stralend en blij uitstapte.
Het was van zo'n pure eenvoud wat
er gebeurde tussen deze twee mensen dat
het mij raakte.
Twee mensen die elkaar niet kenden en
terloops op een diep niveau even als
voorbijgangers verbonden waren. Alsof
zij elkaar herkenden van lang geleden en
dit even uitwisselden.
Hoe mooi!
Nee dit is geen Sinterklaas verhaal. Maar een verhaal over bevroren ramen en winterkou. Sinterklaas kwam trouwens nooit langs. Allemaal onzin, vond mijn moeder.
Wat zou ik graag dat huis waarin ik als kind woonde nog eens bekijken. Helaas is het afgebroken en staat er nu op dezelfde plaats een modern, niet aansprekend, nieuwbouwhuis. Dat vind ik wellicht zo naar aanleiding van mijn nostalgisch verlangen naar dat oude huis van vroeger. Als ik uit school naar huis liep verlangde ik naar de vertrouwdheid van de groene luiken. En naar Tippie de hond, die daar heerlijk vrij over het erf rond sprong en ons op het brugje dat over de sloot lag, opwachtte.
Toch is het niet alleen omgeven met romantiek dat vroegere huis. Het was ook een bijzonder koud huis. 's Winters stonden, als je 's morgens wakker werd, de ijsbloemen op de ramen. De washandjes hingen bevroren aan de haakjes. En als het erg koud werd zette mijn moeder vrijdags de badteil in de huiskamer voor de wekelijkse badbeurt. Tja, dat waren nog eens tijden.
Soms zou ik nog wel eens die prachtige ijsbloemen op de ramen willen zien. Maar niet op onze ramen want daar hoort ook die ijzige vrieskou bij en daar verlang ik echt niet naar terug.
Als de wind uit de verkeerde hoek kwam ging de rook niet door de schoorsteen naar buiten, maar de helft kwam terug in de kamer. Soms weken wij uit naar de voorkamer en dan maar hopen dat het daar wat beter ging. Maar als ook daar de rook niet werd afgevoerd was mijn moeder ten einde raad. En ik had het koud, heel koud! Er moest iets gebeuren. Dit was geen doen hoorde ik mijn moeder zeggen. Er werd iemand bijgeroepen, een kenner die het wel kon oplossen. En dat leek ook te gaan gebeuren. Een gek op de schoorsteen dat zou zeker helpen. Ik snapte er niets van, een gek? Wat was dat : een gek? Het kon geen mens zijn dat snapte ik nog wel. Hoewel? Hoewel? Wat was een gek op de schoorsteen dan wel? Terwijl die gek een raadsel voor mij bleef liet ik de vraag in de lucht hangen. De gek kwam er. Na veel gestommel met ladders en gerommel op het dak stond hij er. En nu maar afwachten hoe het zou gaan. Van geen kant dus! Die hele gek veranderde niets aan de rookvorming in huis. En het bleef koud! s' Morgens uit bed komen was voor mij een heldendaad. Nooit was mijn bed in de winter zo lekker als toen. Ik talmde en kroop dieper onder de dekens totdat ik er niet meer aan ontkwam.
Een betere oplossing kwam er aan. De gaskachels! Toen die eenmaal op de markt kwamen werden die aangeschaft! En ziedaar voor het eerst werd het heerlijk en gezellig warm in huis. Ze werden geplaatst in de voorkamer en de achterkamer. Geen verkleumde kerst meer. Wat een weelde!
De gek bleef intussen gewoon op de schoorsteen staan. Later keek ik in het woordenboek wat een gek nu eigenlijk voor ding was. Het woordenboek verklaarde: een gek is een beweegbare, met de wind meedraaiende kap, die men op een schoorsteen plaatst om het invallen van de wind te beletten. Gelukkig, het kwartje valt alsnog.
Het lijkt zo vanzelfsprekend, natuurlijk leef ik nu. Maar doe ik dat wel echt? Ik heb nogal eens terugkijkjes naar vroeger. Eckhart Tollen heeft een boek geschreven: leven in het nu. Maar ik ervaar steeds meer dat mijn leven mede gekleurd wordt door mijn herinneringen en vroegere ervaringen. En die, samen met het nu, geven mijn leven de totale kleur.
Soms heb ik zomaar heimwee naar de kleine dingen van vroeger. Naar de snorrende zwarte kolenkachel met deurtjes. In die deurtjes zaten raampjes waarachter rood mica zat. Ik zat op de grond voor de kachel en keek naar de vlammetjes achter de deurtjes. Door het rode mica werden ze fel rood gekleurd. Een dansend vlammenspel waar ik nooit genoeg van kreeg. Nu heb ik centrale verwarming en ik pas de thermostaat aan naar de koude. Nu is mijn kamer egaal verwarmd. Ik heb geen koude rug en hete voeten. Soms boots ik, nostalgisch als ik ben, het vroegere gevoel na en ga bij de radiator zitten alsof het een kolenkachel is. Maar het lijkt er in de verste verte niet op. Vroeger stapte ik op mijn brommertje en tufte door de winterkou naar mijn werk. Als ik dan ijskoud op school aankwam en het schoolgebouw soms ook nog slecht verwarmd was, stond ik bibberend voor de klas. Trouwens met die brommer was ik nogal onfortuinlijk. Ik ben heel wat keren onderuit gegaan en lag dan met brommer en al op het wegdak. En ook grotere ongelukken heb ik gemaakt. Een tweewielig, gemotoriseerd voertuig, bleek een brug te ver voor mij te zijn! Wat een weelde dat mijn autootje nu 4 wielen heeft. Ik denk nog verder terug. Hoe vroeger koningen en keizers reisden in een rijtuig. Hoe hun voeten werden warm gehouden met kolenstoofjes.
Leven in het nu. Heerlijk toch om te zwerven over internet? Mijn telefoongesprekken zijn geminiseerd. In plaats daarvan vliegen de mails nu heen en weer. Of ik dit fijn vind? Vaak wel want nu ik heb de touwtjes min of meer zelf in handen. Maar soms ook mis ik de gezelligheid van even een praatje door de telefoon. Ik heb er wel meer beschikbare tijd door gekregen en op school leerde ik dat tijd geld is. Het geld tot nu nog nergens gevonden, maar wie weet!
Rijst meteen de vraag: verlang ik echt naar vroeger? Vroeger is voorbij. Het verleden is een herinnering geworden. Ik merk dat het op een oudejaarsoverdenking gaat lijken. Zo ver is het gelukkig nog niet. De tijd gaat toch al snel genoeg! Daarom probeer ik wat rustiger te leven door mijn afspraken wat meer te spreiden. Op die manier probeer ik de tijd wat vast te houden zodat ik mij meer bewust ben van de dingen die ik doe. En dat bevalt mij eigenlijk prima! Maar desondanks is het nog steeds zo, dat een week als een zucht is, die ongewild snel verdwijnt in de tijd! Het valt mij op dat, als ik mijn oor te luister leg dit bijna iedereen hoor zeggen. Ik vraag mij af: hoe komt dit? Wie het weet mag het zeggen!
Wij hadden vroeger een huisnaaister. Onze huisnaaister, mocht boven in de zolderkamer haar werk doen.
Zij was een ongetrouwde vrouw met treurige ogen, alsof ze ieder moment zou gaan huilen. Haar naam was Trui. Die naam, gecombineerd met hoe zij keek, riep bij mij een naar gevoel op. Ze zat daar maar op dat kamertje met een hele berg verstelwerk voor haar neus, want iets weggooien gebeurde pas als het niet meer gemaakt of vermaakt kon worden. Soms vermaakte zij een jurk, van een oudere zus, passend voor mij. Ik werd dan geroepen dat ik boven moest komen om te passen. Aan dat passen had ik een hekel. En waarom? Het lag niet aan de naaister want die was best wel aardig. Wilde ik misschien liever een nieuwe jurk? Zou zo maar kunnen.
Jufrouw Trui kwam zon beetje om de 4 weken, geloof ik. Niemand verdiende veel, dus ook zij niet. s Avonds ging zij naar huis met een habbekrats. Maar let wel, met gratis de kost, zoals dat heette. Dat wel. Ja, dat waren nog eens tijden. Ieder wist haar/of zijn plaats. En alles was duidelijk! Bovendien was het een hele eer om ergens gevraagd te worden als huisnaaister.
Het slaapkamertje telde één raampje. Als je ging staan kon je de overkant van de straat zien! Hoe was het voor juffrouw Trui om de hele dag alleen in dat kamertje te zitten met een berg verstelwerk voor haar neus? En, zou haar arm s avonds niet doodmoe geweest zijn van het draaien aan het wiel van de naaimachine? Dat wiel draaide vliegensvlug rond, alsof zij achterna gezeten werd. In ieder geval vond ik het eenzaam, alleen op dat kamertje. Alsof zij daar werd opgesloten! Gek al die gevoelens en herinneringen van vroeger. Wat doet alles met je als je kind bent. Waarom maken sommige, ogenschijnlijke gewone dingen, zoveel indruk? En dat je besef meestal veel later pas. Wat ik vooral ontdekte? Dat ik als kind eigenlijk maar weinig uitsprak. Alles stond nu eenmaal al vast. Alles was zoals het was. Een gegeven! Ik denk, ondanks dat er veel veranderd is en er met kinderen veel meer wordt gepraat dan vroeger, kinderen nog altijd meer voelen dan zij onder woorden kunnen brengen. Later, zullen ook zij weer hun verhalen hebben over hun kinderjaren. En zo blijft er altijd stof om te schrijven. Gelukkig maar.
Om een uur of 5 blies juffrouw Trui de aftocht. Even stil en teruggetrokken als zij gekomen was, ging zij naar huis. De berg verstelwerk was van de tafel verdwenen. En mijn jurk voor de zomer hing al klaar. Het mooie weer kon bijna komen maar eerst de grote schoonmaak nog. In het vroege voorjaar was er extra hulp nodig om de kelder leeg te scheppen. Ik hoor in mijn oren nog altijd het schurende geluid over de cementen vloer. In die kelder kwam iedere winter water te staan, en dat moest er uit, vóór de zomer zijn intrede deed. De kelder kon dan de hele zomer drogen.
Pas als de naaister was geweest, de schoonmaak erop zat, de kelder leeg geschept was, dan mochten zon en zomer pas echt komen! Hiep, hiep hoera!
Zou het toeval zijn dat men mij juist gisteren op mijn driehonderd en vijftigste verjaardag vroeg iets over vroeger te vertellen? Dit jaar staan pleinen, te weten dorpspleinen in de belangstelling. Van college dorpspleinen hoorde ik dat deze vraag hen ook al werd gesteld.
Iedere tijd heeft zijn eigenaardigheden, en wij dorpspleinen voelen ons gevleid door al deze aandacht. Bovendien hebben wij in ons lange leven veel gezien en meegemaakt. De eerste jaren vanaf 1640 waren wonderlijke jaren, waarin ik veel leerde.
De eikenboom
Zie je daar in het midden van mij die grote eik staan? Vóór deze stond daar een andere eik, een machtig grote. Toen ik nog maar enkele maanden oud was werd op diezelfde plaats een onooglijk eikenboompje geplant. Ik voelde mij beledigd dat er zon stokkerig armetierig boompje op mij geplant werd. In het begin hield ik dan ook mijn mond dicht als het ding tot mij sprak. Ik hield dit een jaar vol. Winter, voorjaar, zomer, verstreken. Toen in de herfst het boompje zo kaal als een luis werd lachte ik in mijn vuistje. Meedogenloos nam de wind het laatste blaadje mee. Het irriteerde mij dat het boompje even parmantig als altijd bleef staan. En deed alsof alles heel gewoon was.
Toen in het vroege voorjaar, voer er een trilling door het boompje. Het ritselde en ik hoorde zachte stemmen. Ik luisterde, ik keek en zag dat uit de dunne takjes kleine puntjes kwamen groeien die groter werden. Langzaam rolden ze zich open. Teer groene blaadjes, de randjes nog gekruld. Ze deinden met de takken mee op de wind. Ik vergat alles hield mijn adem in en fluisterde:boompje wat ben je mooi Hij lachte blij, boog sierlijk zijn kruintje en zei:dank u. Vanaf die tijd tutoyeerden we elkaar en sloten vriendschap voor het leven. Wat hadden we het gezellig. Lange gesprekken voerden we met elkaar over alles wat we hoorden, zagen en dachten.
Veel later gebeurde het erge. Het was in het jaar 1790. We waren beiden 150 jaar. Het eikenboompje was een geweldige eik geworden.Een prachtige boom. Een parasol voor mij tegen de felle zon in de hete zomers. De herfststormen loeiden weer over het land en deed de bomen schudden. Boven mij hoorde ik mijn vriend steunen en kraken. Toen hoorde ik hem mompelen: het is gedaan met mij. Ik raak uitgeput. Mijn wortels geven mij geen levenskracht meer, ze zijn te moe. Alstublieft smeekte ik:blijf staan! Blijf dicht bij mij het wordt zo eenzaam zonder jou Mijn vriend keek mij aan en zei:na mij zullen weer nieuwe bomen groeien. Je kent nu toch het wonder?
Ik was een meisje van een jaar of 8 toen ik van mijn oudste broer, die toen 23 was, het sprookjesboek van Grimm kreeg. Het was de 4e druk van de volledige uitgave van Grimm met prachtige illustraties van Anton Pieck. Ik vond het allereerst al geweldig dat ik zon prachtig dik boek kreeg. En al was ik nog erg jong voor de moeilijke taal, ik voelde al wel dat er veel meer werd verteld dan ik begreep. Mijn moeder vond het helemaal niks. Zij had een hekel aan sprookjes en vond het allemaal klinkklare onzin. Sprookjes vertelden leugens en al dat fantaseren was nergens goed voor. Ik moest mijn tijd er niet verdoen door ze te lezen. Het was een netelige kwestie voor mij want ik wilde ze graag lezen maar voelde mij niet happy als ik ze soms stiekem las.
Later begreep ik dat sprookjes oude volksverhalen zijn die mondeling werden doorverteld. Zij behoren tot een bepaalde cultuur. In die Volksverhalen zijn verborgen wijsheden te ontdekken. Ze staan vol tegenstellingen. In veel sprookjes wordt het goede beloond, het kwade gestraft. Dom staat tegenover slim. In sprookjes is veel, bijna alles mogelijk, tijd en ruimte kunnen vervagen. Boeken hebben altijd veel voor mij betekend en ik ben altijd zuinig op alle boeken. Dit sprookjesboek van mijn broer was toch van een andere orde. En toen mijn broer 2 jaren later verongelukte, was ik diep geschokt en werd het boek een kostbare, dierbare herinnering aan hem.
Inmiddels heeft de tijd het doen vergelen, maar het is nog wel geheel compleet. Het is gedrukt in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Op cursussen kreeg ik opdrachten om sprookjes te schrijven. In mijn achterhoofd speelde de herinneringen aan mijn broer, en het gekregen sprookjesboek, bewust of onbewust mee. In mijn volgende blog wil ik een vroeger geschreven sprookjesachtig verhaal weergeven. Het is een verhaal waarin een dorpsplein vertelt wat het in een lang leven meemaakte. Maar niet vóórdat ik heb verteld over "mijn sprokkjesboek.
Het is een uitgelezen zomerdag. Het zonnetje schijnt en de temperatuur is precies zoals je het wenst. Is er een mooier moment om met dochterlief Judith, en kleindochter laura naar het stadshart te lopen. Ik heb echt iets nieuws nodig! De afstand naar de winkels is net een mooie wandeling is. Als we gezellig keuvelend door de winkelstraat lopen stop ik en stel voor: Zullen we hier even binnen kijken? Als we binnenstappen komt er meteen een mevrouw naar ons toe lopen. Ze vraagt aan Judith: kan ik u soms ergens mee helpen? Een beetje overrompeld kijken we elkaar aan, zoveel haast is er nu ook weer niet bij. We kunnen best zelf eerst even rondkijken, maar dat is niet de bedoeling en staat blijkbaar niet in het protocol van deze winkel. Judith kijkt mij afwachtend aan. Misschien kunt u mij helpen zeg ik en loop iets naar voren. Ik zoek iets voor een feestelijke gelegenheid. Ja hoor. Ik denk wel dat wij wel iets voor haar hebben zegt de verkoopster, glimlachend naar Judith. Loopt u maar even met mij mee! Welke maat heeft zij? Judith kijkt mij wanhopig vragend aan. Ik zie haar denken, tot ze zegt: vraag het haar zelf! Opgelucht haal ik adem. Gelukkig, nu zal ze wel begrijpen dat ik aanwezig ben. Als illustratie ben ik vooruit naar het rek gelopen waar mijn maat hangt. Ik ben niet helemaal van lotje getikt, mokt het in mij. O u heeft het al gevonden? Haar stem schalt verwonderd door de winkel, terwijl ze mij bemoedigend aankijkt! Wat gebeurt hier vraag ik verwonderd af. Zie ik er werkelijk zo uit dat ik niet voor mezelf kan zorgen? Mijn woordje niet meer kan doen? Ik voel vertwijfeling en onmacht, maar ook heel veel boosheid Ik kijk naar de verkoopster, terwijl ik mij afvraag hoe het komt dat zij zich zo opstelt. Benaderd zij alle oudere mensen zo, of alleen mij? Hoe kijkt zij tegen het ouder worden aan? Bij het kledingrek staat een spiegel. Bevreemd kijk ik naar mijn spiegelbeeld. Wat is er met mij aan de hand dat ik ineens niet meer volwaardig blijk te zijn? Waardoor komt het dat over mijn hoofd heen alles geregeld moet worden? De verkoopster praat ongedwongen, alsof ik niet besta, met Judith verder. Ze heeft het over de crisis, over de service die ze zelfs nu gewoon blijven leveren. Ik zie dat Judith zich inmiddels vertwijfeld afvraagt of er nog iets te redden valt aan de situatie? Kleindochter Laura staat geduldig te wachten. Ze kijkt vragend en verwonderd van de één naar de ander. Het liefst zou ik de verkoopster tot de orde roepen. Hoe doe je zoiets? Ik ben totaal verbijsterd door de vanzelfsprekendheid waarmee zij te werk gaat, en zo geheel ter goeder trouw is, lijkt het. Bovendien ben ik keurig en beleefd opgevoed!
Zij komt naar het kledingrek lopen. U heeft maat 38? De verkoopster wendt zich, vol ongeloof, naar mij toe. Ik trek een pakje, dat mij leuk lijkt, uit het rek. Waar is de paskamer? O daar, ik zie het al. Dit alles in volkomen stilzwijgen. Dochter en kleindochter lopen meelevend met mij mee. Het leek ons zo gezellig om met zijn drieën te winkelen! Ik was zo blij dat ze meegingen om iets uit te zoeken. De verkoopster loopt ook mee naar de paskamer. Even later kom ik tevoorschijn in mijn nieuwe outfit. Hoe staat dit? Ik kijk naar Judith en Laura. Het staat je leuk, en je bent er heel slank in! Ze zijn het helemaal eens met elkaar. Zo, hier kan ik het even mee doen. Dit opkikkertje is meer dan welkom! Wat voor bloesje staat er bij? Nog voor ik mijn vraag kan stellen komt de verkoopster al met een bloesje aanlopen. Zou ze dit misschien leuk vinden? Ze kijkt vragend naar de anderen. Ik hef mijn handen hulpeloos ten hemel, en doe er tenslotte, onwillig berustend, het zwijgen maar toe. Het bloesje dat ze heeft gehaald vind ik helemaal niet mooi. Het past van geen kant, en staat ook niet. En, al zou ik het mooi vinden dan zou ik het nog niet nemen!
Willen jullie even iets uitzoeken? Mijn vraag is gericht aan Judith en Laura. Zij kennen mijn smaak, weten feilloos wat ik mooi vind. Ik wacht in de paskamer. Dom om niet gelijk een bloesje uit te zoeken! Zou er toch iets met mij loos zijn? Ik kan toch ook, evenals ieder ander, dement worden? Als ze met twee bloesje aan komen lopen, ben ik blij verrast, helemaal in de roos! De verkoopster valt stil bij zoveel eigen inbreng. Tot grote opluchting van ons drieën. As ik de bloesjes heb gepast, maak ik mijn keuze. Ondanks de perikelen erom heen ben ik heel goed geslaagd. Op naar het feest! Even later pin ik de betaling. Judith en Laura wachten al bij de uitgang. De verkoopster loopt mee. Bij de deur zegt ze tegen Judith en Laura:fijn hé, dat ze is geslaagd!
Buiten gekomen ontplof ik bijna! Ik ben mij aan het beraden hoe ik dit een volgende keer kan oplossen. Zo wil ik niet meer benaderd worden. Zo kun je niemand benaderen!
Regelmatig vraag ik mij af hoe de wereld er over een jaar of tien uit zal zien. En wat anders. Hoe zou mijn vader reageren als hij de wereld van nu zou zien. Hij was van het jaar 1890 en heeft nog meegemaakt dat hij voor het eerst een vliegtuig zag rondvliegen.
Zelf weet ik bijvoorbeeld nog goed hoe vroeger het telefoonverkeer plaats vond. Het was een hele onderneming om te bellen, want alles moest worden aangevraagd bij de centrale. Je gaf het gewilde telefoonnummer bij de centrale op en een poosje later werd je teruggebeld. Zij verbonden je dan door naar het aangevraagde nummer. Wij hadden al heel vroeg een telefoon omdat mijn vader een bedrijf had. Er waren verder nog maar weinig mensen die een telefoon hadden.
De wereld is nog nooit snel veranderd als de laatste honderd jaar, denk ik. Ik heb tot nu toe geprobeerd het bij te benen. Maar langzamerhand ga ik de moed verliezen dat ik het ga redden. Ik kan de veranderingen niet helemaal meer bijhouden. En denk de laatste tijd een beetje fatalistisch : laat maar waaien. Ik heb mijn best gedaan! Het heeft mij allemaal moeite genoeg gekost. Mijn rijbewijs halen, daar begon eigenlijk alles mee. Die rijlessen wat vond ik het moeilijk! Het was echt een opgave voor mij. Maar na een paar keer zakken heb ik het uiteindelijk toch gehaald. En ik moet zeggen dat ik achteraf nog altijd blij ben dat ik heb doorgezet. Ik tuf nu overal heen in mijn autootje. Het voelt nog altijd als een weelde als ik instap. Vooral als het waait en plenst van de regen, de ruitenwissers hun werk doen, tuf ik in mijn droge huisje naar mijn reisdoel. Wat jaren later kwamen de computers. Wat waren die eerste computers groot en wat een ruimten namen ze in beslag. Ze waren niet te vergelijken met de computers van nu. Maar luidden wel een nieuw tijdperk in: het computertijdperk. Gelukkig ben ik wat jaren later ook weer achter de computer gekropen. En, al was het weer een ware kwelling om het onder de knie te krijgen. Het is mij toch gelukt! Ben nu zelfs zover dat ik een paar blogs heb. Maar nu hou ik het echt voor gezien! Ik begin nergens meer aan. Alle nieuwe apparaten kunnen het dak op. Ik geef er de brui aan! O, dat is waar ook! Ik kreeg een poosje geleden een tablet cadeau. Moet ik dat nu ook echt nog gaan leren? Ik was blij toen ik hem kreeg. Totdat ik bedacht wat er allemaal aan vast zat. Weer iets onder de knie krijgen! En geloof mij maar. Er zal vandaag of morgen wel een kleinkind aankomen, die vrolijk zegt: Kom op oma, je kunt het best. Je zit toch ook op de computer? Niks moeilijk. Ik schrijf het gewoon allemaal wel even voor je op! Heel lief allemaal, dat moet gezegd! Het zal er wel op uitdraaien dat ik ook op de tablet weer mijn wankele schreden zal zetten
Ik kijk mijn ogen uit hoe jonge mensen alles doen. Ze studeren, mailen, kijken tv, en intussen praten ze gezellig. En dat dus allemaal op hetzelfde tijdstip! Gelukkig heb ik een excuus, zodat mijn minderwaardigheidsgevoel niet al te hoog oplaait. Als senior mag het wel wat minder! Het zal best wel goed zijn voor mijn ouder hoofd om bezig te blijven. Maar dat hoofd heeft er onder de hand geen zin meer in zich zo in te spannen. Het is aan rust toe! Nou goed, die tablet dan nog. Maar daarna is het echt over en sluiten maar!
In mijn vorige blog heb ik geschreven dat ik mijn leven onder de loep wil leggen om te zien wat ik verder wil. Bij nader inzien heb ik dat al gedaan. En mijn blog is het resultaat.
Toen ik 51 jaar geleden met Gijs trouwde kreeg ik al gauw een prachtig, wit dagboek met slotje van hem. Dit is voor mij nog altijd het mooiste cadeau wat hij mij kon geven. Het bleek precies in de roos te zijn, dat dagboekje. Als ik met dat kleine sleuteltje, het dagboekje, sloot of opende had ik een speciaal gevoel. Een gevoel van, dit is nu helemaal van mezelf. Hier draag ik de verantwoording over, en de regie. Wat ik erin zet ligt in mijn handen. Later bleek dat ook weer niet helemaal waar. Het gaf mij een gevoel van vrijheid! Alsof de wereld groter werd. Er ontstond iets nieuws in mijn leven: schrijven. Ik herinnerde mij weer hoe fijn ik het op school vond om opstellen te schrijven. Raar eigenlijk dat er een impuls van buiten moest komen om te ontdekken dat ik schrijven zo leuk vond. En nog altijd vind. Er zijn wel eens perioden geweest dat het schrijven op een laag pitje stond. Echter, in de loop van de tijd viel ik er altijd weer op terug.
De kinderen die we kregen werden volwassen en gingen hun eigen pad. Het werd leeg in huis. We genoten altijd zo van de drukte en de gezelligheid die de kinderen ons brachten. Vrienden en vriendinnen, alles kwam mee naar huis en bleef slapen. Wat een gezellige rompslomp was dat toch allemaal! Gelukkig was er altijd het dagboekje dat mij vriendelijk bleef aankijken.
Toen ik ook nog ophield met werken kreeg ik zeeën van tijd. Hoe ging ik al die vrije tijd invullen? En het lag eigenlijk zo voor de hand: met schrijven natuurlijk! Ik ging schrijfcursussen volgen. Het gaf mij enorm veel plezier. Leuk om al die gezichtspunten van medecursisten te lezen. Hoe leerzaam en interessant om hun verhalen te horen. Thuis ging inmiddels het schrijven ook gewoon door. Resultaat? Er ligt nu van alles te wachten achter de deurtjes : gedichten, sprookjes, verhalen en columns. Het ligt er maar te liggen.
Later kwamen er 2 kleinkinderen Toen ze klein waren logeerden ze dikwijls bij ons. En het was altijd een waar feest als ze met hun volle tasjes aan kwamen lopen. Het gaf ons, evenals onze eigen kinderen deden, levensvulling en vreugde. Maar schrijven bleef intussen steeds een rode draad in mijn leven. Nu zijn de kleinkinderen ook al weer groot. Gelukkig komen ze allemaal dikwijls langs. Dat herleeft alles weer zoals vroeger. Maar zij gaan ook hun eigen weg. Precies zoals het hoort en altijd is geweest. Wij zijn inmiddels opgeschoven naar de leeftijd van de senioren. Het valt niet te ontkennen: wij zijn de ouderen van nu. En eigenlijk ontstaat nu nog meer nog de dringende vraag: hoe nu verder? Hoe ga ik mijn leven nu verder vorm geven? Wat zijn mijn mogelijkheden in mijn situatie? Waar gaat mijn interesse naar uit? Wat geeft mij levensvervulling? Ik ben altijd al onder de indruk van mensen die een hobby hebben. Of het nu handwerken, wandelen, fietsen, sporten, lezen, oppassen of iets anders is. Het maakt niet uit wat het is, zij gaan ergens voor. En toen pas realiseerde ik mij dat ik meer met schrijven kon gaan doen. Dat veel mensen mij dat zelfs in het verleden hadden aangeraden. En zo is dit blog ontstaan. Anders gezegd: zo is dit blog geboren. Al blijft het voor mij een hele onderneming, omdat ik het ook als griezelig ervaar. Het is steeds weer een uitdaging om ordening in mijn gedachtestroom aan te brengen. Het verrassende is dat die ordening al schrijvend ontstaat. Soms lijkt het alsof ik alleen mijn pen maar hoef te volgen. Een toeschouwster ben van mijn eigen schrijven.
Het was een gevleugelde uitdrukking in mijn kinderjaren; van vóór de oorlog.Het is nu inmiddels 73 jaar geleden dat de 2e wereldoorlog uitbrak. Nu, 73 jaar later hoor je deze uitdrukking niet meer. De eerste jaren na die oorlog, stond alles van vóór die oorlog, voor kwaliteit.Ik ben van 1939 dus nog net van vóór de oorlog. Waarmee ik maar zeggen wil Alles werd gerelateerd aan de oorlog. Als je een ei had met 2 dooiers was hij vast van vóór de oorlog. Als ik mijn blog wil schrijven rol ik mijn leven uit als een kleed. Mijn hele leven ligt dan voor mij uitgestald. Een bonte mengeling van gebeurtenissen als een veelkleurig palet. Er is heel veel waarover ik schrijven kan. De vraag is iedere keer waarover ga ik schrijven? Waarover ga ik vandaag schrijven? Ik denk dat ik het ga doen over het ouder worden want dat overkomt gelukkig veel mensen! Hoe is het om senior te zijn? Ik zie het als een nieuw tijdperk in mijn leven. Zoals er al meerdere tijdperken in mijn leven zijn geweest. Een nieuw tijdperk waarin ik een heroverweging wil maken hoe ik verder kan en wil met mijn leven van nu. Vroeger zon dertig jaar geleden kwam een oudere man wel eens bij ons koffie drinken. Het gebeurde vaak dat hij dan zei: als je oud bent heb je geen toekomst meer Ik wist nooit goed wat ik er op moest zeggen want ik was veel jonger. Bovendien wist ik niet hoe dit voelde. Nog minder, hoe hij dat voelde. Ik vond het erg deprimerend klinken. Hij keek er best treurig bij. En nu ben ik zelf al weer zo oud en vraag mij af of senior zijn mijn levensgevoel veranderd. Mijn rugzak is wat zwaarder geworden. Er zitten inmiddels wat meer ervaringen, mislukkingen, teleurstellingen etc in dan vroeger. Maar hij is nog steeds goed tilbaar. Mijn lichaam is wat ouder en wat krakkemikkig, dat is merkbaar. En ik heb nog evenals vroeger wel eens een sombere dag waarop ik denk: waar is het allemaal goed voor. Wat is de zin van dit alles? Maar ervaring leerde mij dat deze sombere dag voorbijgaat en het morgen weer heel anders kan zijn. En meestal is dat ook zo. O ja, ik zie er wat ouder uit dan 30 jaar geleden en mijn omgeving ziet dat. Zelf zie ik het allen maar als ik in de spiegel kijk. Ik zie dan hier en daar een rimpeltje. Nou en. Ik mag hopen dat het vriendelijke rimpels zijn!
En verder wist ik altijd al dat mijn toekomst ongewis is. Dat ieder dag de laatste kan zijn. Wat dat betreft is er niets veranderd en geldt dit voor iedereen. Misschien ben ik door de tijd heen mezelf wat beter gaan kennen. Hierdoor begrijp ik mezelf wellicht wat beter, voel ik mij daardoor wat meer thuis bij mezelf. Dat is dan louter winst! Nu rest mij nog na te denken hoe ik met dit tijdperk van mijn leven kan en wil omgaan.
Ik ben een vrouw van 74 jaar Sinds 1962 getrouwd met Gijs. Wij hebben samen 2 kinderen en evenveel kleinkinderen. De naam Matja is wellicht voorlopig mijn schuilnaam. De titel van mijn blog komt uit een gedichtje dat ik eerder maakte:
Luister wees stil Luister, zonder gehoor naar het eeuwige lied. Het vaart zonder melodie mee op de wind.
In het blog zal het gaan over van alles. Wat houdt mij zoal bezig? Over nu en over vroeger. Ik wil oude herinneringen en verhalen laten herleven. Ik hoop dat mensen mijn blog gaan lezen. Schrijven is mijn passie. ik doe het al jaar en dag. Mijn plan is regelmatig wat te plaatsen. Eén of meerdere malen per week.We zullen zien of het gaat lukken. Voor mijzelf is het een een ontdekkingsreis. Schrijven op SeniorenNet!