De witte kwikstaart komt vrijwel overal voor in Nederland. In parken en tuinen, stedelijk gebied, industrieterreinen, boerderijen, weilanden, maar vooral op het platteland. Ze bouwen hun nest op een goed beschutte plaats, zoals in dicht struikgewas, in gebouwen of onder dakpannen.
Typerend voor de witte kwikstaart zijn de bewegingen van de kop en het wippen van de lange staart tijdens het lopen. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit insecten en kleine ongewervelden.
Net als veel andere rietzangers is ook de kleine karekiet een grijsbruin gekleurde vogel die goed langs verticale rietstengels kan klimmen. Het is een algemene rietvogel die zich graag laat horen en zich makkelijk laat zien.
De voorkeur gaat uit naar rietlanden, welke met de stengels in ondiep water staan.
Kleine karekieten zoeken naar voedsel in natte ruigten, waar ze grote aantallen insecten verorberen.
De bergeend is een grote eend. Het verenkleed is bont gekleurd. De donkergroene kop met de bloedrode snavel en de kastanjebruine brede halsband maken de bergeend al op grote afstand herkenbaar. Het voedsel van de bergeend bestaat voornamelijk uit kleine ongewervelde dieren, zoals slakken, wormen, schelpdieren, kleine kreeftachtigen en insecten.
De nesten van de boerenzwaluw worden bij voorkeur gemaakt in boeren schuren, open loodsen en onder brede dak overstekken.
Boerenzwaluwen zijn familievogels, de nesten worden naast elkaar gemaakt.
Ook komt de boerenzwaluw veel voor in de omgeving van water, waar ze rakelings overheen vliegen om muggen te verzamelen en ook om te drinken.
Boerenzwaluwen zijn echte luchtacrobaten, scheren als een mes door het luchtruim met de bek open om insecten te vangen.
De rietgors is een vrij onopvallende vogel die lijkt op een huismus.
Het mannetje is in het zomerkleed goed te herkennen aan de zwarte kop met de witte halsband.
Mannetjes kunnen in het voorjaar gemakkelijk gezien
worden in de toppen van struiken en in het riet. Rietgorzen zijn zaadeters, die vooral leven van de zaden van allerlei ruigtekruiden..
De rietzanger is een vogel van rietlanden en andere oevervegetaties. Het is een onopvallende vogel die uitstekend in staat is om langs verticale rietstengels te klimmen. De rietzanger heeft een witte wenkbrauwstreep die het gehele jaar duidelijk zichtbaar is. Het nest van de rietzanger wordt in dicht struikgewas vlak bij de grond gebouwd. Het voedsel bestaat uit insecten, die laag in de dichte vegetatie verzameld worden.
De rietzanger is een vogel van rietlanden en andere oevervegetaties. Het is een onopvallende vogel die uitstekend in staat is om langs verticale rietstengels te klimmen. De rietzanger heeft een witte wenkbrauwstreep die het gehele jaar duidelijk zichtbaar is. Het nest van de rietzanger wordt in dicht struikgewas vlak bij de grond gebouwd. Het voedsel bestaat uit insecten, die laag in de dichte vegetatie verzameld worden.
De grootste aantallen scholeksters bevinden zich in het Noorden en Westen van het land. Ze zitten vooral aan de kust en de wadden. Het nest wordt gebouwd langs de kust en bestaat uit een eenvoudig kuiltje waarin het vrouwtje ongeveer 4 eieren legt. Tegenwoordig zie je steeds meer scholeksters in polders, op akkers en zelfs in de stad. In de stad bouwt de scholekster soms een nest tussen de kiezels op een plat dak. De snavel van een scholekster is handig om in het wad naar mossels en kokkels te zoeken en op het land naar wormen. De snavel slijt erg hard van al dat harde materiaal. Gelukkig groeit hij snel weer aan ongeveer 0,4mm per dag. Als de snavel niet zou slijten dan zou hij doorgroeien en op den duur krom worden. De snavel van de scholekster slijt op het wad sneller dan op het land.
Gaaien zijn bekend om de prachtige opvallende blauw-zwart gestreepte vleugelbocht. Van oorsprong zijn gaaien vrij schuwe bosvogels, maar net als merels en kool en pimpelmezen, zijn ook gaaien hun horizon gaan verbreden en nu volop te vinden in parken en steden. Het voedsel van gaaien bestaat voornamelijk uit insecten, aangevuld met eieren en jongen van onoplettende zangvogels. In de winter eten gaaien vooral eikels, maar ook beukennootjes, granen en fruit.
De aalscholver is een tamelijk grote vogel, vrijwel geheel zwart, maar met een opvallende witte wang en een gele plek op de plaats van de aanhechting van de bek. De snavel is lang en voorzien van een haakvormige punt. Zijn voedsel bestaat uit levende vis, zoals voorn, baars, snoekbaars en paling. Ze duiken naar vis en na het vissen spreiden ze op de kant van de oever of in een boom hun vleugels om deze te laten drogen.
De winterkoning is een klein bruin vogeltje met een licht gebandeerde recht opstaande staart. Ze zoeken hun voedsel in en nabij struikgewas. Met hun fijne snavel zijn ze gespecialiseerd in het eten van kleine insecten, rupsen, spinnetjes, larven en zaadjes.