Vakantiegangers bij verzorgingsplaats Hazeldonk-West aan de A16. ©Maarten Hartman
Vakantiegangers die huiswaarts keren, vinden de terugreis vaak korter
duren dan de heenreis. Dit terwijl de afstanden en de werkelijke
reistijd hetzelfde zijn. Twee Nederlandse psychologen laten nu zien hoe
deze zinsbegoocheling ontstaat.
Het heeft te maken met verkeerde verwachtingspatronen, stellen de
deskundigen in het vakblad Psychonomic Bulletin and Review. "Mensen zijn
vooraf te optimistisch over de reis", zegt Niels van de Ven, psycholoog
aan de Universiteit van Tilburg. "Ze onderschatten de reistijd,
waardoor het een stuk langer duurt dan verwacht. Het gevoel dat het erg
lang duurde, vormt de basis voor de verwachting over de terugreis, die
dan juist meevalt."
Van de Ven en zijn collega Leon van Rijswijk
van de TU Eindhoven onderzochten een kleine 360 personen. Onder hen
waren mensen die per bus naar de huishoudbeurs of de Efteling gingen, en
studenten die een fietstocht naar een bos maakten. Voor hun gevoel
duurde de terugreis tot wel 22 procent korter dan de heenreis. Hoe
zwaarder mensen de heenreis vooraf hadden onderschat, des te lichter
bleek de terugreis te vallen.
Het maakte niet uit of de
deelnemers terugreden via dezelfde of via een andere, even lange route.
Terug voelde altijd korter. Volgens een oude theorie duurt reizen in een
bekend landschap gevoelsmatig korter, omdat de reiziger weet welk deel
van de afstand hij al heeft afgelegd. Maar de onderzoekers zagen dat
mechanisme niet bevestigd.
Met hun bewijs voor de verkeerde
verwachtingen hebben de onderzoekers een belangrijk deel van de illusie
verklaard, reageert Douwe Draaisma. Maar volgens de hoogleraar
geschiedenis van de psychologie in Groningen en schrijver van het boek
'Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt' speelt er ook nog
iets anders mee: vermoeidheid. "Als je fris bent, sla je meer in je
geheugen op dan als je moe bent. En mensen schatten een beleefde
tijdsduur meestal aan de hand van de hoeveelheid opgeslagen
herinneringen. Ook om die reden lijkt de heenreis langer dan de
terugreis."
Bovendien: als mensen op reis gaan, zien ze erg naar
hun nieuwe bestemming uit. Dit gaat gepaard met ongeduld, waardoor de
reis ergerlijk lang lijkt te duren. Op de terugreis speelt dit veel
minder, denkt Draaisma, omdat mensen niet zo opgewonden zijn over hun
thuiskomst.
De onderzoekers vermoeden dat hun bevindingen niet
alleen van toepassing zijn op reizen. "Een Amerikaanse collega zei al
dat hij het voorlezen van een boekje aan zijn kinderen de tweede keer
korter vond duren dan de eerste", zegt Van de Ven.
De psycholoog
hoopt de nieuwe kennis te kunnen inzetten om wachttijden gevoelsmatig te
verkorten, door ze in te delen in twee periodes: een lange, gevolgd
door een korte. "Misschien houden mensen er dan toch een goed gevoel aan
over."