Hier Falco. Die Snuggle Puppy met hartritme en warmte heb
ik de eerste nacht al direct aan de kant gegooid. Toen ik hem vannacht om 12.00
uur dan ook weer aantrof in mijn slaapkamerkennel ben ik op hem gedoken en heb
ik hem getracht te vermoorden. Is niet gelukt. Het hart bleef slaan. Mijn
broertjes en zusjes lagen naast me in een zwarte lap. Ik heb ze getracht tot
leven te wekken. Is ook niet gelukt. Ben toen maar in slaap gekacheld, want het
licht ging uit. Tenslotte sliep mijn familie ook al. Om 3.15 uur kreeg ik
aandrang en ben ik begonnen met zacht piepen. Niet te hard, want ze hoort het
toch wel, die bazin van mij. Ik heb even een plas gedaan en ben onmiddellijk
weer ingedut. Is ook wel te begrijpen. Zon eerste dag in den vreemde is wel
vermoeiend. Ik heb van alles gezien, geroken en besnuffeld. Die kippen en vogels
zijn heel leuk, als ze me zien. Zit tenminste beweging in. Nadeel is, dat ik ze
niet in mijn bek kan nemen en effe goed kan schudden. Met die ponys lukt dat
niet. Gaan niet op zij. Mij rest dan niet anders dan neuzen. Ze vinden me wel
tof. Tante Costa wil ook graag met me neuzen, maar weet niet erg goed, hoe ze
haar tepels en achterste moet beschermen. Tante Kaytie vindt me Erik Engerd. Ik
kan lekker achter haar aan rennen. Ze houdt haar staart dan in. Wil geen
treintje spelen. Jammer, komt wel.
Daar heb ik dus allemaal over gedroomd vannacht. Gevolg
was, dat ik pas wakker werd, toen de bazin me om kwart voor 8 wekte. Ik ben toen
weer keurig in het gras gegaan om eerst te plassen en daarna te poepen. Die
volgorde hou ik streng aan. Geeft houvast. Mijn bazin zegt, dat ik niet aan de
rasstandaard voldoe. Ik ben nu al zindelijk, heb nog niks in huis gedaan en ik
blaf. Ook grom ik naar mijn tantes, als ze te dicht bij me in de buurt komen en
ik op wat lekkers kauw. Vrouwtje mag alles van me afpakken. Die vult alles toch
weer aan.
Er is hier in de buurt een camping De hongerige Wolf.
Daar wil ze mij naar toe sturen. Ik vind namelijk, dat ik niet genoeg krijg. Ik
loop soms wel vijf en twintig keer terug naar mijn bak om te kijken, of hij zich
vanzelf vult en er nog wat in zit.
Ik heb vanochtend al twee keer buiten de buurt verkend.
Leuk, dat grind en die stokjes. Helaas mag ik niet aan de planten rukken. Ik
hoor dan nee en dan stop ik maar. Ik doe wel mijn best om dat mens bij te
houden. Je moet toch laten zien, dat je ergens bij hoort.
Ik zit nu te joelen in mijn kennel. Ik ben wel een
Tamaskan. Ik huil met mijn kop gestrekt omhoog. Goed, hè.
Doe mijn familie en vooral mijn moeder de groeten. Ik weet
al niet meer, hoe ze heten, want ik heb nu mijn voorwaarts geheugen hard
nodig.
|