Vanochtend iets later opgestaan dan gewoonlijk. Het
is zondag. Dat heb ik al in de 13 weken, dat ik in wandelbare vorm op de aarde
vertoef, geleerd.
Nou ja, zondag.
Toen ik buiten kwam kon ik mijn urenlang opgespaarde plas op
de stenen loslaten. Niks geen zon. Regen.
Het gras was nat en lang, alleen mijn kleine kweektuintje,
waar ik al eerder mijn plasje had gedeponeerd, lag er kaal bij.
Na eerst de vogels bij het vogelhuis grondig te hebben
weggejaagd heb ik wat zaad tot me genomen. Poep ik namelijk de volgende keer op
de kale plek, dan groeit er vast wat moois en eetbaars uit.
Van het ochtendnieuws ben ik niet vrolijk geworden. Oma Kaytie
weet veel, dus toen ik vroeg, wat een zedendelict was, zei ze: “Nou,
dit!”
“En schietpartijen dan?”
“Die gebeuren, als jij grote, uitgekauwde buffelhuiden in het
hoge gras verstopt en de zitmaaier er overheen gaat.”
“Je moet kleine stokjes nemen, zoals ik, dan schiet de bazin
ook niet meer de boom in.”
Ik was gelijk even niet meer te zien, want ik kreeg een
gridstraf. (De oorbeschermers van de bazin hingen nog in de boom)
Nadat
ik de gridsporen uit mijn vacht had verwijderd,
heb ik een pitstop gemaakt.
Oma werd wat ongeduldig en wilde verder met mijn opleiding. Ik
was opeens IS-K en zij Taliban. Als Ka maakte ze er een Boeltje van. “Wees
blij,” zei ze, “dat je hier op Chateau Berghoeve zit, want anders kwamen
we nooit meer tot elkaar”. Ik begreep uit haar verhaal, dat sommige
schietpartijen nooit tot een einde komen en een IS-Kaatje nooit een likje over
de snuit van een Talibannetje zou gaan geven.
Bovendien zou één Orkaan Kaytie Costa doen omliggen
in de lucht van een riool. Vergisslachtoffer.
We kunnen Costa wel van het Chateau wegsturen,
voordat Orkaan Ida komt, maar geen prins zal voor haar kosteloze woonruimte
hebben, vermoed ik.
Ik begrijp van Oma, dat Ik in ieder
geval goed aan mezelf moet denken, mijn plaats moet verdedigen, ook mijn buit,
dan lijk ik een beetje mens te gaan worden.
Ik leer snel en kan straks hoogstwaarschijnlijk meedoen aan de
Slimste Mens. Als Riffer Loeb. De stoelen voor Maarten en Philip staan al klaar,
zag ik.
In de huidige setting ben ik nog slechts het nieuwe logo van
de Shell. Groen en Naïef en dat wil ik nog een poosje blijven. Even geen
CO2 meer, noch van oma, noch van tante. Uitsluitend mijn eigen geurlijn.
Ik weet even niet meer hoeveel poten ik nu moet
geven. Mijn witte tenen zijn aan het vervagen. Ik verander.
Ze noemt mij nieuw leven na de dood van Falco. Ik
moet weer een beetje muziek bij haar gaan brengen. Vandaar dat ik Riffer heet.
Pas sinds een week, hoor. Hiervoor heette ik Binkey.
Ik ben de kleinste uit het nest, wat ze vroeger een
straathond noemden, zonder papieren. Brutaal en onverschrokken.
Dat moet ook om je plaats in deze maatschappij te veroveren.
Dat ze na twee weken Binkey zo nodig moest veranderen in Riffer maakt me
helemaal niets uit. De beloningskoekjes zijn er niet minder om. Ik kom toch wel,
al noemt ze me malle Pietje. Riffer is dus eigenlijk een vlag op een
strontschuit. Ik stuur dat schip trouwens vier keer per dag naar de grashaven om
de lading te lossen.
Ik zal wel proberen me een beetje te gedragen.
Tenslotte heeft mijn grote en stoere vader wel papieren.
Het is natuurlijk een hele eer om Falco op te
volgen. Ik ben wat minder subtiel. Falco was met zorg gefokt. De geboorte van
mij en mijn broer en zusjes was ongepland. Tja, niet alles is maakbaar in deze
wereld. Voordeel is, dat ik mij minder aan de etiquette hoef te houden. Iedereen
is dus bij deze gewaarschuwd.
Ik werk voornamelijk thuis. Stel je voor, dat ik een
Parvo-virus op loop. Ik ben nog te jong voor een mobieltje met QR-code, al ben
ik eenmaal geprikt.
Ben ik ouder en moet ik meer buiten de poort, dan
is zo’n mobiel in mijn bek een blokkade in mijn speur- en bijtontwikkeling.
Daarom noemen ze het waarschijnlijk een Smartphone.
Ik ben al een paar keer de wijde wereld in geweest. Eerst dat
benchgedoe in de auto en vervolgens winkels onveilig maken. Iedereen wil me
paaien door aan me te zitten. Ik schijn geboren te zijn in een anderhalve meter
samenleving, maar ik merk er niks van.
Het liefst sloop ik de hele boel, zodat alles wat luchtiger
wordt.
Ik help graag Oma Kaytie. Steun het kwetsbare oudje in haar
graafwerkzaamheden. Als dank voor de gepaste mantelzorg zwiept ze met haar
achterste aarde op mijn kop en over mijn lijf. Dat noemen ze een warm bad met al
die opgewarmde aarde.
Het is heel prettig, dat hier een paar waterbakken staan, al
moet ik er voor hogerop. Als er meer gletsjers in de Poolzee smelten kom ik
vanzelf omhoog.
Ik heb stiekem gekeken, hoe ver het grondwater al is gestegen.
Bijzonder intensief werkje.
Voorlopig modder ik maar door. Ze heeft me verteld, dat de
maatschappij hard is en de wereld steeds minder mooi.
Ik kan mijn oren dus beter laten hangen. Hoef ik al
die ellende niet aan te horen.
Voor leuke dingen, in beperkte kring, doe ik dan
wel even één oor omhoog.
Ik zie wel, hoe de toekomst wordt. Ik hoop met goed
en veel vlees in de kuip. Witte voetjes hoef ik niet te halen. Ik heb er al
drie.
Ik ben van plan mijn naam eer aan te doen. Een
beetje muziek in het leven te brengen, als oude ziel. Mijn rug recht te
houden.
Ik ben niet voor niets een Oud Duitse
herder.
Drie poten van Riffer (Hou ik er één over om op te
tillen)