Januari. ‘s Morgens donker. Ik kan de kippen niet
eens zien. Die zitten dan nog in hun hok. Ze missen zo een stuk
ochtendgymnastiek omdat ze niet mee kunnen fladderen bij mijn subtiele
begroetingen.
Het
hoort zo te zijn, dat ik een blik op hun verrichtingen kan werpen. In deze
controle-maatschappij is dat van belang. Zo kan ik zien of ze voldoende eten. Ze
hebben een pikorde en daardoor de pik op een ander. Bij criminaliteit grijp ik
in. Red ik het niet dan kan ik altijd nog de M(obiele)E(rgernis) inroepen in de
vorm van twee teven.
Er is momenteel toch geen bal aan.
Geef brood en spelen was ooit genoeg om de rust er
in te houden. Nu is het in de rust niet eens stil. Het brood wordt ook steeds
duurder. Omdat de pikorde in de wereld speelt. Zonder gevoel voor een ander,
alhoewel de machtige haan in Rusland met kerst even niet wilde
pikken.
Dat leek goed, omdat de verdedigingslinie hier
inmiddels sterk geslonken is.
In een zogenaamd nieuwjaar worden er sinistere
voorspellingen gedaan.
De hoop, waar ik nu op lig, zal slinken.
De bladeren zullen dit jaar
vallen.
De terrormuizen blijven
komen.
De Juice-kanalen blijven open. Dat is voor mij wel
lekker.
Door aankoop van landbouwgronden komen er witte strepen in het
blauw. Dat komt door vieze spelen.
Humorcrisis houdt aan. Door serieus te blijven kan men het
heden niet meer aan. Ook Kruimeltje gaat in de ban. Er mag niet meer met brood
gestrooid worden.
Spanningen nemen toe. Er
mag ook geen gas meer gegeven worden.
Er komt een plafond voor adem. Het RS-virus neemt
af.
Polarisatie om elektrisch laden neemt
toe. Er gaat een roep om eikenbomen langs de weg te vervangen door
laadpalen. Eikenprocessierups verdwijnt.
Excuses omtrent verledengedrag raken
meer in zwang. Verklaringen omtrent goed gedrag kunnen niet meer gegeven worden.
Zoeken naar voorouders wordt verplicht.
Ik denk, dat ik er een poepje van moet laten.
Ik heb zo’n geluk, dat ik hier woon, dat ik straks mazzeltaks
moet gaan betalen.