De gesel van Tuberculose
Tuberculose is een ernstige en zeer besmettelijke ziekte, dat in het begin van 1900 op grote schaal slachtoffers maakte, met doorgaans een dodelijke afloop. De bacteriële infectieziekte sluimert in stilte nog steeds onder ons en steekt onverwacht de kop weer op.
TBC poster
In de jaren twintig van de 20ste eeuw stierven er in Nederland ongeveer 10.000 patiënten per jaar aan deze ziekte, wat een ware gesel voor de bevolking was. In de familie Klercq maakte deze ziekte ook slachtoffers, vaak op jonge leeftijd. Bij Rinus, een broer van Theeuwes, en Bets Klercq was hun dochtertje Keetje ook aan de ziekte overleden. Een andere broer van opa, Cornelis Klercq, die getrouwd was met de Friese Berber Visser, werd wel het zwaarst bezocht door de dood.
Hun eerste kindje Minkje leefde nog geen jaar. Het daarop volgende meisje werd in navolging van haar overleden zusje Minkje Pieternella genoemd. Na de voorspoedige geboorte van Minkje Pieternella werd het gezin verheugd met de gezegende komst van vier zonen, zoals broeder Louw van opoe Betje dat zo plechtig kon verklaren. Het zaad ter verspreiding van het ware geloof had vruchtbare bodem gevonden, stelde hij goedkeurend vast, uit zijn professie als voorzanger in de kerk.
Helaas was deze zegening van korte duur. Van alle kinderen van Cornelis en Berber is er maar één in leven gebleven. Minkje, Johan, Cornelis en later Pieter stierven allemaal aan de tering, zoals de ziekte zo plastisch in de volksmond werd genoemd. Minkje werd maar 21 jaar. Twee van haar broers overleden toen ze 20 en 18 jaar waren. Cornelis was nog kapper geworden en Pieter jongste kantoorbediende. Het één na jongste kind leefde slechts 9 maanden. Alleen Johannes is verschoond gebleven van deze akelige ziekte.
Corrie is verschillende keren op bezoek geweest bij haar nichtje Minkje, ze vond haar toestand zielig. Hevig ontdaan was Corrie toen Minkje stierf. Zelf was ze nog maar zeven jaar, maar begreep al te goed dat die ziekte ook haar zou kunnen overkomen. Zelfs Evert, de broer van haar moeder moest die ziekte met de dood bekopen, toen hij uit militaire dienst kwam. Evert had ook een tbc-infectie opgelopen. Zijn ziekte verliep wel zo snel, dat de familie erover sprak dat hij was overleden aan de "vliegende tering." Een vorm van tbc die razensnel je longen verwoest, of zich elders in je lichaam nestelt met fatale gevolgen. Evert was pas getrouwd en jong, nog maar 18 jaar, toen zijn vrouw in verwachting was van hun eerste kind. Joost, zijn zoon, zou zijn vader nooit kennen.
Een tbc-tuinhuisje. alias een lichthalletje.
De behandeling bestond uit langdurige rust en het isoleren van de patiënt. Om die reden stond in de tuin van Cornelis een tuinhuisje als onderkomen voor Minkje, later deed dit ook dienst voor haar broers. Het isolement betekende een zware belasting voor het gezinsleven. Het was zelfs ingrijpender voor de patiënt zelf, want naar school gaan was er niet meer bij. Spelen met vriendjes of vriendinnetjes al evenmin. Gesprekken werden gevoerd met een mondkapje op, als de dood zo bang zelf ook geïnfecteerd te raken.
Veruit de belangrijkste wijze van besmetting gebeurde door het inademen van kleine in de lucht zwevende tuberculosebacteriën bevattende druppeltjes die door de patiënt door hoesten verspreid werden. Maar een andere vorm van besmetting kon ook veroorzaakt zijn door het drinken van melk van koeien die aan rundertuberculose leden. Welke vorm van besmetting in Nederland het meest voorkwam, omdat de melk niet gepasteuriseerd werd. Nadat het pasteuriseren uitgevonden was en er antibiotica voor runderen ontwikkeld was, is de veestapel tbc-vrij gemaakt.
Voorlopig moest Minkje bedrust houden, schone frisse lucht en zonneschijn kwam haar tuinhuisje binnen door grote uitklapbare ramen. En het aardige van dit huisje was dat het kon meedraaien met de zonnestand. Een strandhuisje op wielen, leek het wel. Speciaal voor Minkje hadden haar ouders, wat een luxe was, een radio voor haar gekocht, zodat ze zich niet zo eenzaam hoefde te voelen. Van de zon kreeg Minkje een gezond kleurtje waardoor ze eigenlijk niet ziek leek te zijn. Schone schijn bedriegt, haar longen waren weldegelijk behoorlijk aangetast. Dat kon je niet zien, maar wel aan haar merken, omdat ze zo hevig lag te hoesten.
De Buitensociëteit op het Molenwater, de eerste tbc-kliniek van Middelburg
Voor de toen nauwelijks behandelbare longziekte ontstonden door het hele land sanatoria, waarvan het Zeehospitium Zonneveld, opgericht en nagelaten door de rijke ongehuwde dame Elisabeth van den Broecke, in Oostkapelle het bekendst is geworden voor Walcheren. De bos- en zeelucht betekende hier de remedie, naast een gezonde voeding, de weg naar herstel. Niet voor niets werden deze sanatoria dan ook wel herstellingsoorden genoemd. In elke provincie werden er wel één of meerdere gebouwd, in vaak idyllische bosrijke omgevingen. In Middelburg werd in 1923 een buitensanatorium geopend vlak naast het Gasthuis op het lommerrijke Molenwater.
Het oude Bagijnhof in Middelburg, inmiddels lang geleden gesloopt
Hoe kwam het toch dat die ziekte zich zo snel kon ontwikkelen? Over het algemeen was het slecht gesteld met de hygiëne. Het water voor eten en drinken werd opgepompt uit waterputten bij het huis. Niet overal was de luxe van een waterleiding aangelegd. De riolering bestond uit afgedekte geulen en op z'n best uit keramiek buizen, die evenwel lekten. Maar bovenal was de huisvesting allerbelabberst. Op oude foto's is te zien hoe verschillende straten in Middelburg verkrot waren. De oogwaarschijnlijk pittoreske straatbeelden zouden een inspratieborn voor Anton Pieck hebben kunnen zijn. De werkelijkheid was anders. Binnenshuis was de armoe troef, geld voor een frisse opknapbeurt was er nooit. Het volk was allang blij werk te hebben om de kinderen te eten te geven.
Verkrot huis aan het Bastion Veerse Bolwerk
Laat staan dat dagelijks een wasbeurt op het program stond. Van een douche of badkuip hadden die mensen nog nooit gehoord. Jawel...misschien drong het door dat "d'n rieke luu." over een badkuip beschikte. Die burgerlijke welvaart stond wel zover af van het gewone volk, dat het ondenkbaar was ooit die luxe te mogen beleven. Men waste zich aan de gootsteen en eens per week werd een grote zinken teil uit de kast gehaald voor de grote lichamelijke wasbeurt.
De drie gezusters Emily, Charlotte en Anne Brontë.
Omdat de ziekte het meest slachtoffers maakte onder jonge mensen, en de oorzaak daarvan onbekend was, werd het beschouwd als een lot dat niet te ontlopen viel. De tragiek sloeg vooral ook toe bij jonge kunstenaars, die onder dramatische omstandigheden uit hun kring werden weggerukt, wat soms tot mytische legendes heeft geleid. Voorbeelden te over zijn hier te noemen.
Emily Jane Brontë, de middelste van de drie Brontë-zusters, de Britse schrijfster van de vermaarde roman Wuthering Heights, overleed op 19 december 1848 in Haworth. Haar oudste zuster Charlotte heeft het boek na de dood van Emily gepubliceerd. Charlotte die getrouwd raakte met de hulppredikant van haar vader; Arthur Bell Nichols, onder wiens pseudoniem ze als Currer Bell beroemd is geworden met haar roman Jane Eyre, stierf ook aan tuberculose. Anne Brontë de jongste van de drie gezusters schreef minder bekende romans, waaronder Agnes Grey, 1847 en The Tenant of Wildfell Hall, 1848. Romans die een weergave geven van het betere Victoriaanse milieu, waarin zij leefde.
Ook van Franz Kafka en George Orwell is bekend had ze door tuberculose zijn geveld. Albert Camus leed ook aan deze ziekte, maar is bij een auto-ongeval om het leven gekomen. Het dramatische thema van ziekte en dood is in vele opera's gebruikt. Giacomo Puccini voert dit thema op in zijn serie-opera La Bohème, waar Mimi een zo tragische rol vervuld. In de beroemde opera La Traviata van Giuseppe Verdi vertolkt Violetta een aangrijpende sterfscene in het bijzijn van haar geliefde Alfredo Germont, waar zijn vader, Dottore Grenvil en de trouwe dienstmeid Annina het droevig einde van Violetta delen.
© 2011 Albert Prins
|