Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
08-06-2013
Ome Cornelis de barbier
Ome Cornelis de barbier
Je kunt je het bijna niet voorstellen, dat een vrouw haar man wast, hem helpt bij het aankleden, en zelfs zijn schoenveters strikt. Het sinasappeltje voor hem pelt, de partjes keurig op zijn bordje klaar legt, of het boterhammetje voor hem smeert. En toch was het een normaal gebruik, half vorige eeuw. Het zorgzame gebruik ging bij de hogere burgerij zelfs zo ver, dat de knecht de nieuwe schoenen van zijn baas moest inlopen, wanneer hij de pech had over dezelfde schoenmaat te beschikken. De baas hoefde zijn hielen niet stuk te lopen, dat voorrecht gunde hij met alle plezier zijn knecht.
Een Outerbridge collar
Opoe had dan ook heel wat te stellen met haar man, op de dag dat ze zich moesten opmaken voor de zondagse gang naar de kerk, of voor een andere gelegenheid waar een net voorkomen bij nodig was. Uren van te voren waren ze allebei nerveus bezig met de voorbereidingen. Opoe had het meeste werk zich aan te kleden, dat spreekt vanzelf met al haar uitgebreide klederdracht. Maar eerst was Theeuwes aan de beurt.
Was het zijn onbeholpenheid of gemakzucht? Het stijf collarboordje aan zijn hemd kreeg hij nooit goed dicht, waarop Betje te hulp moest schieten. "Betje, 'elp mien is, 'k krieg da' knôôpje nie' ghoed dicht. Toe 'elp mien is. Gorgelend, ja bijna tot stikken toe stond hij te protesteren, zijn hoofd heen en weer bewegend, wanneer Betje haar vinger stevig achter het harde boordje stak, daarbij zijn adamsappel bijna tot moes drukte. "Au, au, Betje, jie doe mien zeer." Waarop zijn vrouw commandeerde, "Sta dan noe's stille, zo krieg ik toch niks voor mekaor, hé." Samen stonden ze op elkaars ongeduld te foeteren. Als een klein kind liet Theeuwes zich Betje's hulpvaardigheid welgevallen.
Opa Klercq op zijn Paasbest
Nadat het knellend hemdsboordje op orde was gekomen, moest de stropdas nog gestrikt worden. Ook die handeling kon Theeuwes niet goed onder de knie krijgen, hij kreeg daar nooit goed zicht op, naar zijn zeggen. Zijn schoenen hoefde hij ook niet te poetsen en zijn vrouw mocht op haar knieén zijn schoenveters strikken. Zijn haar werd als laatste toegift gekamd, waar zijn vrouw haar venijn op losliet. "Au, au, nie zoô 'ard kamme' hé, da' doe ook zeer, 'oor." Nu stond Theeuwes gereed zich op zijn best in het openbaar te vertonen.
's Morgens was hij naar de barbier geweest, waar ik een paar keer getuige van mocht zijn. Aan de hand van opa liep ik met hem mee naar zijn broer Cornelis, die in de Korte Noordstraat een barbierszaakje had. Later kwam aan het licht dat aan dit zaakje nog een verhaaltje zit. Cornelis had het pand gekocht van de opa van een schoolvriendje van me. Zijn opa, Janse de Jonge, was daar een verfwinkel annex drogisterij begonnen. De zaak liep zo voorspoedig, dat het winkeltje al spoedig te klein werd en zijn opa de stap waagde een groot dubbel hoekpand te kopen aan het Hofplein, hoek Lange Noordstraat. Zo bleek maar weer eens hoe nauw verwant sommige families aan elkaar zijn.
Langs de wand stond een aantal rechte eikenhouten stoelen voor de wachtende klanten. Opa en ik namen plaats. Ik kon in me opnemen wat mijn belangstelling trok. Het interieur was klein en intiem, wat door de donkere eikenhouten lambrizering verder werd versterkt. Aan de wand hingen twee grote, enigzins verweerde spiegels met aan elke zijde een eikenhouten kastje. Op een leitje had Cornelis de prijzen geschreven voor zijn diensten. De onvermijdelijke reklameplaat van Gillette ontbrak evenmin.
Voor de spiegelwand stonden twee grote zware scheerstoelen met forse metalen hoofdsteunen, waar een papierrol aan bevestigd was. Op het wit marmeren blad bij de spiegels lag zijn coiffeurs-instrumentarium. Twee grote witte ballonlampen aan het plafond moesten zijn zaakje op een donkere dag verlichten. De vloer was belegd met donkerrode glanzende plavuizen. Verder was het er kraakhelder schoon.
Zo zag het barbierszaakje van ome Cornelis er ongeveer uit.
Cornelis was een bekende barbier in de stad en had door zijn reputatie een vaste klantenkring opgebouwd. Naast zijn broers en zwagers in de familie, kon hij rekenen op veel andere klanten, die zich graag door hem lieten knippen en scheren. Vooral kort knippen in de nek, tot bijna aan de kruin, dat hij met de tondeuse ook tot achter de oren liet reiken. Een uniform kapsel waar elke man op gesteld was. Alhoewel?? Het was moeder-de-vrouw die het graag zo wilde zien, want dan hoefde manlief niet zo vaak naar de kapper, dan liepen de kosten niet zo op.
Gillette reklame voor de "kleine" man
Omdat ome Cornelis doof was, ja bijna stokdoof, moesten zijn klanten hun boodschap inspreken in zijn koperen luisterhoorn. Cornelis legde zijn hoorn richting klant, waarop die zo hard mogelijk schreeuwde wat de wens was. Klonk de boodschap niet duidelijk genoeg, dan vroeg Cornelis; "Zeg uut nog uun keer, 'k 'Eb uut nie' ghoed begrepe' hé!" Daardoor deed Cornelis zijn werk zwijgzaam. Een gesprek met hem aanknopen was nutteloos, dus roddels kwamen ook niet van hem, wat mogelijk mede de reden was waarom hij zo'n grote trouwe klantenkring kon opbouwen.
Zo werkte Ome Cornelis ook aan zijn klanten (Foto Kapper van der Velzen)
In de scheerstoel zat een man die geschoren moest worden. Cornelis zeepte de man stevig in, tot het schuim hem centimeters dik op de wang stond. Op een slijpriem maakte hij zijn scheermes vlijmscherp, wierp een blik op de weerloze man, die geen kant meer op kon, wanneer Cornelis met zijn mes kwaad zou aanrichten. Cornelis spande de wang strak en schoor de dikke laag schuim met baardhaar en al in één beweging weg. Daarna volgden andere delen van het gezicht. Gelukkig, er is geen ongeluk gebeurd, er vloeit geen bloed, dacht ik, terwijl ik de scheerbeurt met aandacht volgde. Oôme Cornelis is wel doof, maar niet blind.
De luisterhoorn van Ome Cornelis
Straks is opa aan de beurt, als het dan ook maar goed afloopt. De man in de stoel was bijna klaar. Cornelis wreef met een ontsmettende puimsteen nog een paar keer over de superglad geschoren kin. De man in de stoel keek stoer naar het plafond, want het prikte toch onaangenaam. Vakkundig sproeide Cornelis nog wat eau de cologne uit een knijpflacon voor het lekker ruiken, en klaar was Kees. De man verliet in opperbeste stemming de scheerstoel, keek nog een keer in de spiegel en knikte naar Cornelis. "Ghoed gedaon C'nillis."
Nu was opa aan de beurt. Na afloop kreeg ik een Kingetje van ome Cornelis. Ik hoefde gelukkig niet geknipt te worden. Het model van ome Cornelis stond mij toch al niet aan.
Rechts van het voorlaatste huis, daar woonde Ome Cornelis in de Korte Noordstraat, naast het winkeltje van; "Jantje-van-Alles."
Een hele tijd daarna, ontmoette ik ome Cornelis en zijn vrouw Berber op een verjaardagsfeestje bij opoe op de Vlasmarkt. Cornelis toonde vol trots zijn laatste aanwinst; het nieuwste Philips hoorapparaat. Waar hij nu veel beter mee kon horen, dan met zijn koperen toeter. Een nieuwe wereld was voor hem opengegaan. Aan iedereen die benieuwd was hoe het formidabele toestel werkte, legde hij trots uit waar alle onderdelen voor dienden. Achter zijn oor zat een apparaatje geklemd, dat via een draadje verbonden was met een prop in zijn oor. Met een radertje kon hij het geluid instellen. Uit zijn vestzak stak een knots van een batterij, die ook gekoppeld was aan zijn hoorapparaat.
Cornelis was er maar wat blij mee, en het ziekenfonds had nog wel meebetaald ook. Cornelis vond het een grote gunst, dat hem dit nog mocht overkomen. Maar nu zat hij toch een beetje te prutsen aan het apparaat. Van alle stemmen in de kamer, hoorde hij van alles voor elkaar, een kakefonie van geluid tergde zijn hoofd. Berber had hem al een paar keer gewaarschuwd, niet zo te zitten friemelen aan dat ding; "Je 'eb je bril ook nie bie joe, zoô kan je d'r niks van zien wat jie doe" Even later gaf hij de hoop op. Cornelis kreeg weer rust in zijn hoofd.
Nergens op Walcheren groeien zulke grote dikke bramen als in de duinen bij Vrouwenpolder. Het moet de beschutting tegen de koude noordenwind, maar vooral de zuidelijke zonnekracht zijn, die deze wilde vruchten zo verleidelijk lekker maakt. Dit is de herinnering die bij mij opkomt wanneer ik een doosje bramen koop in een groentewinkel. Toch mis ik er iets aan. Het zijn niet de bramen die ik zelf ging plukken op een zinderende zomerse dag in mijn jeugd. Die bramen waren zoet en zuur, ook groot en klein.
Op de fiets met twee tassen achterop, waarin elk een lege emmer geklemd, begon ik de tocht naar Oranjezon. Toch wel gauw een anderhalf-uurtje fietsen, niet dat de afstand zo groot was, het waren de bezienswaardigheden onderweg die me weerhielden van een snelle prestatie. In Veere kon ik de Grote Kerk niet passeren zonder dit bouwwerk van buitensporige afmetingen, veel te groot voor het kleine stadje met zo weinig inwoners, te bezoeken.
Vroeger als kerk te gelijkertijd voor vele geloven dienst te hebben gedaan, daar stonden nu in een uitgeplunderde ruimte her en der oude koetsen, boerenkarren en sjeesjes gestald. Hier moet geschiedenis zijn geschreven, dwaalde door mijn hoofd. Want ik wist dat Napoleon de kerk ooit als lazeret heeft gebruikt. Kermend van pijn, stervend, vloekend moeten hier op verdiepingen Engelse krijgsgevangenen en Franse soldaten hebben liggen krimperen, van verwondingen of de gevreesde Zeeuwse koorts. Er is niets meer van terug te vinden, dan alleen de voorstelling die ik er van kan maken.
Natuurgebied Oranjezon bij Vrouwenpolder
Gecultiveerde bramenteelt
Stil is het in de kerk, er is niemand te bekennen. Toch hoor ik ergens stemgeluid, het komt vanuit de torentrap. Het zijn Duitse toeristen. Wat ik van ze begrijp moet het daarboven "Schön sein." Nu wist ik dat Duitsers toch al van alles "Wunderbar" vinden in Zeeland, maar waarom in de oorlog dan zo vernietigend tekeer gaan, dat kon ik niet bevatten. Het bramen plukken kon nog wel even wachten, wat zo "Schön" moest zijn wilde ik ook weleens beleven, dus begon ik aan de klim naar boven. Het waren heel veel traptreden, door de jaren heen flink uitgesleten.
Op weg naar boven moest ik enkele malen uitrusten, bij een steeds hoger uitzicht door een smal raam zag ik Zanddijk, waar opoe en opa tijdens de eerste jaren van hun huwelijk hebben gewoond, ook Kamperland en het Veerse Meer werden overzichtelijker. Op de top aangekomen schrok ik werkelijk, er was niet eens een torenkamer.
Ik stond meteen in de open lucht, in een gat van het dak. Helemaal geen beschutting tegen de brandende zon, slechts een stalen stakelsel met een vergulde windvaan boven m'n hoofd. Vlak langs het ronde dak keek ik in de gevaarlijke diepte. Fraai was het uitzicht best wel. In de verte zag ik Domburg, Vlissingen, de Westerschelde, de Lange Jan van Middelburg en het water schitteren van de Noordzee.
Wilde bramen
Duingebied bij Vrouwenpolder
Met slappe knieën hield ik me angstvallig staande aan een paal. Gelukkig was er een gids, hij probeerde me op m'n gemak te stellen door verhaaltjes te vertellen. Veel hielp dat niet, mijn hoogtevrees weerhield me ervan echt naar de man te luisteren. En,.... we waren niet alleeen!! Een grote zwerm vliegende mieren was neergestreken op het gloeiend hete zinkendak. Ze vlogen overal rond, ze zaten op m'n neus, ze probeerden zelfs in m'n oor te kruipen. De gids wilde me nog uitleggen hoe het komt dat vliegende mieren zo hoog terecht kunnen komen. Hij deed vergeefse moeite. Van het prachtige panorama heb ik niet veel meer gezien. In grote vaart ben ik de trap afgedaald.
Nog onder de indruk van mijn ervaring in Veere, zette ik mijn fietstocht voort richting Vrouwenpolder. Even buiten het dorp was Oranjezon mijn doel. Uit ervaring wist ik dat daar in het waterwin- en natuurgebied de lekkerste bramen groeien. Ik had best wel het bordje "Verboden Toegang" gezien, maar ach, dat geld toch niet voor een onnozele schooljongen in korte broek, dacht ik toch wel schuldbewust. Het leek alsof de bramen op me zaten te wachten. Flinke trossen dikke zongerijpte bramen hingen verlokkend klaar om geplukt te worden. In korte tijd had ik een emmer vol.
Leeuwerik in zangvlucht
Piloot in de wolken
En zoals een geroutineerde plukker dat betaamt, moest ik ook de kwaliteit proeven. Dus geregeld verdween een braampje in m'n mond. Zoveel dat ik er een voldaan gevoel van kreeg. Een rustpauze vond ik daarom wel op z'n plaats. Helemaal alleen, niemand in de wijde omgeving te bekennen, de tropische hitte van de felle zon hoog aan de hemel, de stilte om me heen. Ik vond het zaaálig.
Alleen het kwinkeleren van een leeuwerik hoog aan de strak blauwe lucht. Ergens verborgen in een boom liet een koekoek van zich horen. In de verte hoorde ik het gezellige bromgeluid van een propellorvliegtuigje, dat rondjes vloog langs de kust. Het was een gelukzalig moment, met het zacht ruisen van de zee op de achtergrond. Uitgestrekt lag ik loom te luisteren tot ik in slaap viel.
Uitgestrekt lag ik loom te luisteren, door de felle zon viel ik moeiteloos in slaap.
Ruw werd ik wakker gepord. Het eerste wat ik zag waren bruine laarzen. Daarna keek ik rechtstreeks in het strenge gezicht van een boswachter. "Wa' moe jie 'ier?' hoorde ik op strakke toon. Nog amper wakker stamelde ik; "Uh....Uh... ik bin braome an 't plukke, meneer." Ook best wetende dat ik me op verboden terrein bevond. "Je weet da' jie 'ier op verbooie gebied bin. En jie moe' ook zeker wete, da' jie 'ier geen braome plukke mag. Trouwes, 'ier loôpe 'erte en reeëe rond, je kan die verjaoge. En wa' zit t'r in die emmers, da' bin vast braome?" Die kan ik m'teen in beslag neme.' Hij vroeg naar de bekende weg. Maar meer was ik nederig geworden van zoveel oordeel over me heen. Bovendien zag ik het in beslag nemen van mijn plukvlijt niet zo zitten. Nogal wiedes dat zijn vrouw daar jam van zou maken.
Waterwin- Natuurgebied tussen Oranjezon en Vrouwenpolder
Snel opkomend noodweer
Met een smoes probeerde ik de man op z'n gemoed te werken. "Da' bin braome voor m'n moeder en mien zusje, meneer. Die maoke daor jam van. We zijn arm, meneer." De smoes was wel erg doorzichtig, maar de toestand op m'n gezicht sprak van zoveel schuldbesef, dat de man zei; "Nou toe dan maor, maok as de wiede weergao da' jie weg kom, en ik wil je 'ier nooit meer zien." Onder vaderlijke genade liet de boswachter mij gaan. Op een holletje stortte ik me in het prikkeldraad, met gevolg een winkelhaak in m'n broek.
Helse donder en bliksem
Schuilen voor een plensbui
De terugtocht ging niet zo voorspoedig als de heenreis. Niet dat de ontmoeting met de boswachter me nog bezwaarde, het werd het weer. In korte tijd kan het klimaat in Zeeland omslaan. Na een stralende zon, kunnen in de verte donkere wolken samenpakken, in snel tempo al rollend het land bereiken, in kleuren die nauwelijks denkbaar zijn. Van grijs in vele gradaties, tot bruin, paars, purper en groen. Het lijkt alsof het einde van de wereld nabij is.
Een zwaar gerommel brak los, lichtflitsen doorkliefden de hemel. Het was angstig te zien hoe een lieflijk warme dag opeens veranderde in een helse stortbui. Drijfnat zocht ik beschutting bij een boerderij onder aan de dijk ergens tussen Vrouwenpolder en Veere. Stijf gedrukt tegen de nog warme muur van de schuur probeerde ik droog te blijven, wat nauwelijks lukte.
Ik had de hoop gevestigd op de goedheid van de boer of boerin, die me zou binnen roepen. Maar niks daarvan. Vanachter het gordijntje stond de boerin te kijken wat die vreemde knaap daar stond te doen. Daar gaat alle christelijke meelevendheid dacht ik venijnig. 's Zondag in de kerk vroom zitte weze, door de week moet de medemens zich maar zien te redden.
Op de fiets terug naar huis, over de dijk bij Veere
Bramenjam koken
Heerlijke bramenjelly
Trost resultaat van een dag bramen plukken
Zo snel als het noodweer was komen opdagen, even zo snel brak de zon weer door. De kans dat het onweer zou terugkomen was niet denkbeeldig. Het zou niet de eerste keer zijn, tweemaal door hetzelfde lot getroffen te worden. Nog steeds doorweekt van de regen kwam ik thuis. M'n moeder was blij met zoveel bramen. Minder gelukkig was ze met de scheur in m'n broek. Dat m'n armen, benen en hals verbrand waren door de zon, vond ze minder erg. Evenmin als de vele schrammen. "Dat gaat wel over," zei ze bemoedigend
Op mijn vrije woensdagmiddag van school fietste ik naar de Groôte Abeêle, wanneer ik zin had iets te beleven. Er was altijd wel wat te doen op het boerderijtje van tante Leintje en oôme Arjaan. Haar man en zoon Cassaan zag ik meestal niet, die werkten ergens op het land. De andere zonen Gommert, Piet en Dingeman waren allang het huis uit, waar ze woonden wist ik niet.
De familie de Visser-Joosse bewoonden een klein boerderijtje, waar ze leefden van wat het land en vee opbracht. Veel soeps was het daar niet. Een kleine kudde koeien, twee Zeeuwse knollen voor het werk, een fatsoenlijk paard voor het ringrijden. Een varken voor de slacht, een stel kippen voor de leg, een vet konijn dat de Kerst niet zou halen, en een manke hofhond die de wacht moest houden, maar al kwispelend je kwam begroeten.
De Hofhond
Boerderijtje van Leintje en Arjaan op d'n Abeele
Varken verwent zichzelf
Voor het huis stond de waterput, daaromheen lag een ordeloze groentetuin, waar tante Leintje voor zorgde. Voor de sier groeiden een paar bossen dahlia's en lupinen. De bakkeête was een rommelhok geworden. Brood werd daar sinds lang niet meer gebakken. Bovendien was daar ooit een vreselijk ongeluk gebeurd. Een kleinkind waar Leintje op moest passen, had ze zolang in de bakkeête gelegd, terwijl ze aan het werk was. Het kind is door de hitte gestoofd teruggevonden. Sindsdien wilde Leintje niets meer met dat ding te maken hebben.
Het leven van Tante Leintje speelde zich doorgaans af in en rond het huis. De deur stond altijd open, ongewenst bezoek kwam nooit, iedereen was welkom. Op een klamme warme zomerdag liep ik het huis binnen naar de woonkamer. Tot mijn grote schrik zag ik tante Leintje, zonder overmuts, languit op de plavuizenvloer doodstil liggen. Ik schrok me rot, rende het huis uit, stoof de stal binnen waar Cassaan bezig was met de koeien. "Oôme Cassaan, oôme Cassaan, kom is gauw, kom is gauw," haspelde ik buiten adem. "Tante Leintje is doôd, ze lig plat op de grond." Cassaan keek hier niet van op, "Oh, da val wel mee 'oor, die leij gewoon te slaepe, da doe ze wel is vaeker, die doe 's middag un dutje." Cassaan stelde me gerust. Wat vreemd, wat raar, wie gaat toch midden op de dag plat op de grond liggen slapen?
Bakkeête
De dames worden in de stal verwacht.
Wijs of leep varken?
Even later verscheen tante Leintje in de stal. "Bin jie zoô geschrokke' va' mien?" Verlegen antwoordde ik; "Ja, tante Leintje ik doch da' jie doôd was." Ze moest om mijn paniek hartelijk lachen. 'Kom maer is mee, dan krieg jie un kommetje thee va' mien." Schoon en proper is het nooit geweest bij tante Leintje. Dat gaf ook niet, ze was een hartelijk, royaal mens, altijd gul iets weg te geven, al was het maar een plaatje voor de poeziealbum. Maar de enkele keer wanneer ze naar de stad ging, of op bezoek bij haar zus, opoe Betje Klercq, dan zag ze eruit om door een ringetje te halen. Je kon je geen mooiere boerenvrouw voorstellen. Een klein pittig vrouwtje, fris, schoon, overdadig besprenkeld met Boldoot.
Het waterketeltje stond op het petroleumstelletje al te borrelen. Op een ander stelletje stond de koffiepot de halve dag warm te blijven. Tante Leintje zette thee in een theepot met een half oor, dat ze met rietwindsels van opa Klercq gerepareerd had. Er was wel meer kapot in huis, dat toch nog te gebruiken was. De theekoppen schonk ze tot de rand bijna vol. Uit een trommetje kreeg ik een droog Mariakaakje.
Dahlia's in volle bloei
De moestuin
Bont kleurige lupines
Overal zwermden dikke vette strontvliegen rond, die dan weer op de theepot landden, of daarna een rustpauze zochten op de rand van mijn theekop. Je kon ze keer op keer verjagen, waarna ze even zo snel terugkwamen. Brutaal, ja zelfs uitdagend trippelden ze over het schoteltje, wetende dat je ze daar geen mep kunt verkopen. Brommend vlogen die rotkrengen overal rond. Tante Leintje had er geen last van, die was dit ongemak allang gewend. De vliegen riskeerden vooral ook geen landing op de kleverige vliegenvangstrook, boven de tafel. Ze moeten hebben geweten van het noodlot dat hen daar te wachten stond. De vliegenmepper bracht ook geen dodelijk resultaat, voordat de mepper in aantocht was vloog de strontvlieg al verder. Tante Leintje verklaarde dat vliegen nu eenmaal bij een boerderij horen.
Grote verhalen vertelde tante Leintje nooit. Haar wereldje bleef beperkt tot wat in en om haar boerderijtje gebeurde. Alleen vanzelfsprekende zaken vulde haar dag, waar geen uitgebreid verhaal voor nodig is. Ze sprak daarom in nuttige taal zonder overbodige toelichting. Een leesboek was aan haar niet besteed, daar kon ze geen tijd voor vinden, jokte ze. Dat was niet echt waar. Ze was het lezen verleerd, liever was ze aan het werk.
Pot op petroleumstelletje
Als tante Leintje
Boerenkoffie of Koffie verkeerd
Cassaan was ondertussen binnengelopen; "k Eb wel trek in un kop koffie," stelde hij voor. "Uh, uh, je weet, waer 't staet, hé," tante Leintje verwees haar zoon resoluut naar de koffiepot, dat al die tijd stond te pruttelen. Bij tante Leintje moest je niet rekenen op veel service, je moest jezelf maar bedienen. Cassaan schonk voor zichzelf een kop koffie in, met een flinke scheut melk erbij. Maar uit het kopje dronk hij niet. Hij goot de koffie op het schoteltje, met veel geruis leste hij slurpend zijn dorst. Ik wist niet was ik zag. Zo onbeschaafd drink je toch geen koffie? Cassaan was niet anders gewend, ook al was de koffie nog zo bitter. Het is hier een heel ander leven dan bij ons thuis, bedacht ik me.
Een strontvlieg
Vliegenvanger
Bromvlieg
Ik vond tante Leintje een lief mens, wel een beetje direct in haar uitlatingen, maar dat vond ik juist zo leuk aan haar. Zonder veel te zeggen begrepen we elkaar. En dat was goed zo, ze ging haar eigen gang. Aan tafel zaten we allebei stil te wezen. Tante Leintje begon aan een haakwerkje en ik nam in me op wat ik eigenaardig vond.
In de betimmerde wand zag ik een bedstee, daar moeten Leintje en Arjaan slapen, stelde ik vast. Wat lijkt me dat leuk om daar te slapen, met de luiken dicht, waar 's morgensvroeg bij het wakker worden door het uitgezaagd hartje fris daglicht naar binnen valt. "k Gae nae bedde as 't doenker wor' en 'k stae op wanneer 't weer lich' wor'," had ze me eens verteld op haar plat Zeeuws.
Aan de wand hingen schilderijtjes en vergeelde foto's van paarden en koeien, het verraste me niet. De mooiste foto vond ik die van een bruine merrie met haar veulen. Ze keken zo aandoenlijk, het leek net moeder en kind, het aanblik ontroerde me. Op tafel lag een plakkerig plastic zeiltje, op de vensterbank blaadjes van de Boerenbond. Hoe kan het ook anders. Voor de rest van de tijd lurkte ik aan mijn kopje thee. We hadden elkaar niet veel te vertellen.
Vlnr; Gommert-, Cassaan-, Dingeman-, en Piet de Visser
Het einde van haar leven heeft tante Leintje doorgebracht bij één van haar zonen. Bij de laatste foto, van haar gemaakt, is ze omringd door haar zonen. Vier oprecht boerenzonen met een plantje, bloemetje en fruitmand in de hand. Een mooiere herinnering is niet denkbaar.
Wanneer opa in een driftige bui verkeerde, omdat het mandvlechten hem tegen zat, schrok ik daarvan. Normaal was hij altijd zo rustig en vriendelijk. Dit was ik niet van hem gewend. Opa begreep dat hij zich niet zo kon uitlaten, herstelde zijn goed humeur snel, nam mij bij de hand en zei; "Appie kom is mee, dan za'k joe is wâ laote zien." Samen gingen we in de tuin vlinders vangen. Allebei slopen we, met een jampotje in de hand achter een dartel vlindertje aan. Gemakkelijk lieten die beestjes zich niet vangen, net op tijd wisten ze de dans te ontspringen. Opa had daar meer ervaring in. "Kiek dâ doe je zoô." En jawel, hij had er weer een gevangen.
Door het glas keken we naar de mooie kleurige vleugeltjes. Ik verwonderde me over al die prachtige kleuren. "Opa, hoe komen toch al die kleuren op een vlinder?" Opa keek naar mijn potje waar een bruin vlindertje wanhopig door het glas probeerde te ontsnappen, wat natuurlijk niet lukte. "Oe die kleure op un vlindertje komme, vraog jie? Da wee'k ook nie' t' is noe eênmaal zoö. De natuur doe dâ, hé. Maor 'k wee' wel dâ as je un vlinder vastpak, de kleuren d'r afvalle. 't Is net poeier."
Opa was uitgekeken op zijn vlindertje, lichtte voorzichtig het dekseltje van het potje, greep snel het spartelende koolwitje en trok haar vleugels af, waarna hij het naakte lijfje pardoes in een spinnenweb gooide. Vol sadistisch genoegen zat hij de gevolgen van zijn moorddadige actie te aanschouwen. "Appie, moe jie noe is kieke wâ noe gebeurt."
Vanachter een plank kwam een grote zwarte spin te voorschijn, eerst aarzelend, daarna rende het in rap tempo op de hulpeloze prooi af. Het vleugelloze schepseltje had geen schijn van kans. Gevangen aan het kleverige spinrag was haar lot bezegeld. De spin wikkelde zijn prooi in een ommezien in een coccon en vertrok daarna. "Waarom doe 't ie dat?" vroeg ik nieuwsgierig aan opa. Want ik begreep niet waarom de spin niet meteen aan zijn maaltijd begon. "'t Is nog geén eetenstied," maakte opa mij wijs.
Ook met hooiwagenspinnen en slakken had opa geen goede bedoelingen. Voor de slakken legde hij een voetpad van zout aan. De route was voorspelbaar en als de slakken daarvan afweken, duwde hij ze met een stokje weer op het rechte pad. Het werd hun laatste gang. Zienderoog smolten ze weg in het zout, hun huisje onbewoond achterlatend. Nee, opa was niet echt een dierenvriend.
De klimroos aan de muur was ook al niet veilig voor hem, in de tijd dat de bloei bijna voorbij was. Van de zwoele zoete rozengeur kon hij wel genieten, maar evenzeer schonk hij er groot genoegen in even aan de struik te schudden, waardoor alle losse rozenblaadjes in een kleurige regen naar beneden dwarrelden. Opa vond het prachtig, hij zag er poëzie in. Opoe zag alleen maar rommel.
Opa's stout gedrag kon nooit lang duren, het alziend oog van zijn vrouw maande hem weer tot de orde. De omzet mocht geen gevaar lopen.
Geloof, Hoop en Liefde; het zijn de eerste drie van de 7 deugden in het christendom, welke verbonden zijn met goede werken. De eerste drie zijn goddelijke deugden, de overige vier staan voor voorzichtigheid, rechtvaardigheid, kracht en matigheid, ook wel bekend als de cardinale deugden. Tegenover deugden staan uiteraard de 7 ondeugden, die onvermijdelijk meer aantrekkingskracht hebben. Want wie heeft nooit eens last gehad van hoogmoed, afgunst, gierigheid of werd geprikkeld door de spanning dat onkuisheid oproept?
De som der deugden vormt het getal 7. Maar is er meer aan de hand met dit getal. De symbolen van het kruis, anker en hart vervullen een belangrijke rol in de beeldende kunsten. Echter, de invloed van 7 gaat nog veel verder. Zonder het vaak te beseffen speelt het een rol in de wiskunde, natuurwetenschap, geografie, numerologie, mythologie en vele godsdiensten.
Voorgevel met voorplein
Gang naar het voorplein
Kantoor van het "Hoofd"
Gang naar klas 1
De bijbel staat vol verwijzingen naar de 7. Een kleine selectie geeft een wonderlijke zo niet een vermakelijke samenvatting; God schiep de wereld in 6 dagen, waarbij de zevende dag (de sjabat) een heilige dag is. (Gen.2:2) Jethro had 7 dochters, (Ex.2;16) 7 vrouwen zullen zich op één man storten (Jes.4:1) 7 dingen zijn de Heer een gruwel (Spr.6:16) Een luiaard vindt zichzelf wijzer dan 7 wijzen (Spr. 26:16) . We moeten een zondaar 70 keer 7 maal vergeven (Mat.18:22) , God onderwierp in Kanaän 7 volken (Hand.13:19). Wanneer zal God in zijn wijsheid optreden in het Midden-Oosten?
Daarnaast zult u vast gehoord hebben van; De 7 wereldzeeën, 7 continenten, 7 wereldwonderen. De Grote Boze Wolf wilde 7 geitje verslinden. Rome is op 7 heuvelen gebouwd en kende 7 koningen. De Katholieke kerk onderhoudt 7 sacramenten. Van Harry Potter zijn 7 boeken verschenen. Een lijkstoet bestaat uit 6 dragers, de overledende vertegenwoordigt de 7de deugd. Uit de Lotus Seven is later de Donkenvoort sportwagen ontwikkeld. De regenboog heeft 7 kleuren, een week is verdeeld in 7 dagen. De frisdrank 7Up is ook niet zomaar ontstaan. En de lagere school bestond vroeger uit 7 klassen. Is dit allemaal toeval??
Klaslokalen zijn nu ateliersruimte
Achtergevel van de school, zonder kastanjeboom
Vroeger heb ik hier nooit bij stilgestaan. De Gravenstraatschool van GHL, in de voorgevel de drie goddelijke symbolen onwrikbaar ingemetseld, daar werd het Geloof in Hem onweerlegbaar onderwezen. Hoop kwam niet aan de orde, die deugd was bedoeld dat je vooral je best moest doen. Liefde werd vertaald in tucht, omdat met rust en regelmaat, de meester het beste met je voor had. Kortom een school met regenten opvattingen, streng in de leer, gedegen onderwijs in elementaire kennis.
Fantasie werd beschouwd als nutteloze losbandigheid, Voor een dromerig jochie dat vol verwondering uit het raam zat te staren naar imposante Zeeuwse luchten. De populieren met haar twinkelende zilveren blaadjes, in de herfst de bonte kleuren van de enorme kastanjeboom midden op het schoolplein, waar ik vermoedde dat daar een sjamaan kon wonen. Voor dagdromen, daar was weinig begrip voor. Al die fantasie werd mij plots ontnomen met een fikse slag van een liniaal op mijn vingers door de meester.
Plattegrond oude school situatie
Plattegrond in huidige toestand
Heb ik hieronder geleden?? Neen.....Ik was onbereikbaar voor de dwingende ogen van de meester. Stoïcijns heb ik de lagere school doorlopen. Meer dan eens heb ik in deemoedig schuldbesef straf ondergaan voor te laat komen op school. De smoezen voor mijn twijfelachtig tijdsbesef waren snel uitgeput. Maar wat had ik moeten opbiechten?
Dat ik met het paard en wagen van Van Gend en Loos de verkeerde straat was ingeslagen? Dat ik bij De Vlieger op de Rotterdamse kaai veel te lang me heb staan vergapen hoe limonadeflesjes worden gevuld, in de hoop ééntje gratis te krijgen? Dat ik het Zeeuwse knol bij Bliek zielig vond, toen het beslagen moest worden, en ik al die tijd zijn hoofd heb geaaid? Of toen ik met Engelse toeristen het Abdij ben binnengeslopen, die een excursie kregen over het leven van Zeeuwse graven en zeehelden? Maar toen de Lange Jan twee uur sloeg kon ik me onmogelijk losmaken van dit gezelschap, omdat we in de grafkelders waren beland en alle deuren achter ons op slot gingen.
Nooit heb ik het Hoofd der School mijn belevenissen kunnen uitleggen. Het Hoofd zou zich toch niet hebben kunnen verplaatsen in mijn fantasievolle zwerftochten. Zou hij hebben begrepen dat ik in de Provinciale Bibliotheek oude dikke boeken heb mogen inzien? De geur van oud eikenhout en perkament heb opgesnoven, omringd door eeuwenoude gobelins aan de wanden. Meester Lavooy zou mij bedenkelijk aanhoren. Waarschijnlijk zou hij mijn ouders inlichten dat er iets niet in orde met me is.
Klassefoto klas 4 van het jaar 1955 (Met 50 leerlingen een volle klas !!)
Belangstellenden kunnen een digi-foto ontvangen (Namen klasgenoten zijn bekend. Albert bovenste rij 6de v.l.)
De school bestaat niet meer, wel zijn de klaslokalen intact gebleven. Op het voorplein stoeien geen kinderen meer. De strenge juffrouw Kasemir zet haar degelijke damesfiets niet meer bij de ingang op slot. De hoogste klassen lopen niet meer in gelid door het poortje de school binnen, waar een jongen uit de zevende klas de "telaatkomers" moest tegenhouden. Op het voorplein groeien nu heel ludiek stokrozen. De bestrating lijkt steeds meer op een versteend grastapijt. De imposante kastanjeboom is omgehakt, mijn sjamaan is op de vlucht geslagen. Op die plek zijn fantasieloze woningen gebouwd.
De Gravenstraatschool is behouden voor verval of nog erger voor afbraak, het heeft een zinvolle bestemming gekregen. Momenteel is het in gebruik door de Middelburgse Atelier Stichting, waar negen kunstenaars aan zijn verbonden. Oud-leerlingen kunnen uit nostalgie de school nog bezoeken. Ze herkennen vast wel de oude klaslokalen, de gang met kapstokhaakjes, de tegels op de vloer, de toiletten, de hoge ramen waar alle weersgetijden de sfeer in de klas bepaalde. Die beelden zullen nooit vervagen.
Kent u ze nog? De straatmuzikanten die van stad naar dorp, van kermis naar jaarmarkt trokken, best veel bekijks kregen maar slecht werden beloond. Ze speelden de sterren van de hemel, het mansenbakje kregen ze nauwelijks gevuld. De passanten keken snel de andere kant uit, wanneer een kleine bijdrage werd gevraagd voor de muzikale arbeid.
Vaak is de opvatting dat muzikanten "spelen." Moet je daarvoor betalen? Het werkwoord "spelen" geeft al aan dat er niet serieus gewerkt wordt, en toch is het arbeid. Zelfs met hart en ziel, want anders komt er niets van terecht. Mina van 't Urgel en Rinus Flohil uit Middelburg wisten wel beter. Het gesjouw met de Arabier, het zware straatdraaiorgel dat nog op de echte manier werd bespeeld, zoals het hoort. Dus het orgel met de hand draaien, wat al een kunst op zich is omdat het tempo exact gelijk moet zijn. En niet zoals tegenwoordig een luidruchtig benzinemotortje de hele sfeer verpest.
Het Nieuwe Damplein in Middelburg met de Lange Jan.
Straatmuzikanten zijn zo oud als de middeleeuwen. Koperen Ko is voor Nederland één van de bekendste geworden, omdat hij door het hele land trok. Hij had het vak van zijn vader geleerd. Vader Wilhelm Leiendecker kwam uit Duitsland, later vestigde hij zich in Nederland. Zijn zoon Johannes Willem Leiendecker volgde hem letterlijk in zijn voetsporen op. Net als zijn vader vormde hij in zijn ééntje een éénmansorkest, zoiets was nog zelden vertoond. Minstens drie tot vier instrumenten tegelijk bespelen gaf een ware sensatie, speciaal bij kinderen die dan ook te hoop liepen wanneer Koperen Ko in de straat verscheen.
Snel rende ik naar huis om een paar dubbeltjes te halen. Soms gaf dat een scène, mijn moeder kon het geld wel beter gebruiken, zei ze. Waarop ik aan mijn spaarpotje rammelde, in de hoop dat op tijd wat muntjes eruit rolden. Op een holletje rende ik Koperen Ko achterna. Hij was er niet de man naar, die op een paar centen stond te wachten, waardig liep hij al spelend verder. Hijgend deed ik mijn centjes in zijn bakje. Een genadig knikje kon er net vanaf, nog meer schudden met zijn hoofd zou zijn koperen bellenpuntmuts doen klinken, en dat was nu ook weer niet de bedoeling.
Vader Wilhelm Leiendecker speelde ver voor de oorlog in Duitsland (Die Lustige Tiroler)
Koperen Ko is legendarisch geworden door de creatie van Nikkelen Nelis door Wim Sonneveld, met het liedje "Zij kon het lonken niet laten." De creatie heeft Johan nooit erg bevallen, en nog minder het liedje. Hij was van mening dat het "lonken" op zijn vrouw Martha sloeg, die aan een oogziekte leed waardoor ze ongewild voortdurend met haar ogen knipperde.
De beroemde staatiefoto van Johannes Willem Leiendecker, alias Koperen Ko. (1909-1982)
Het bleek een toevallige samenloop te zijn. Friso Wiegersma, die het liedje had geschreven, wist niets van dat mankement af. Bovendien besloot Wim Sonneveld pas veel later zich uit te dossen als Nikkelen Nelis. Het heeft Koperen Ko alleen nog meer populariteit bezorgd, maar ook schimpscheuten bij zijn latere optredens. Na schrale inkomsten in al die jaren daarvoor, ging het hem daarna beter voor de wind.
Na het overlijden van zijn vrouw Martha is hij uit Middelburg naar Rotterdam verhuisd, waar je hem geregeld op de Lijnbaan al muciserend kon aantreffen. Vanaf zijn 13de jaar is Koperen Ko zijn musikantenvak 55 jaar lang trouw gebleven. In Oosterhout is hij op 18 april 1982, op 73-jarige leeftijd overleden. Daarmee is een einde gekomen aan drie generaties straatmuzikanten. Zijn zonen hebben hem nooit opgevolgd. Het straatmusikantenvak veranderde van stijl, amateurs en gelegenheid spelers probeerden een graantje mee te pikken.
De koperen bellenpuntmuts wordt nu bewaard in een Rotterdams streekmuseum.
Nooit zal meer een Koperen Ko door de straten musiceren. Zo uniek als Johan was, kan geen ander zijn plaats innemen. Zijn koperen muts wordt niet meer gepoetst. De Lange Jan weerspiegeld nooit meer op zijn glanzende muts, de belletjes zullen niet meer vrolijk klinken. Zijn accordeon is stilgevallen, zijn dikke trom ligt te verstoffen. Bedankt Koperen Ko, je was uniek.
Het rechter huis is bewoond geweest door de familie Leiendecker, het is een herdenkingsplaquette waard.
Koperen Ko woonde lange tijd met zijn vrouw Martha in Middelburg, niet ver van ons huis in de Bellinkstraat in een groot huis, wat wel nodig was want hij had een heel stel kinderen. In de jaren '50 en '60 was het een wat onderkomen straatje, met her en der onbewoonbaar verklaarde woningen, terwijl die toch bewoond werden. De straat stond op de nominatie gesloopt of gerestaureerd te worden. Het is gelukkig niet tot sloop gekomen. Nu zijn alle huizen in die straat voorbeeldig gerestaureerd. Ook het huis van Koperen Ko is voor verval gespaard gebleven.
Toby Rix met zijn toeterix
Op de schnabbeltoer bezochten veel varieté artiesten ook Middelburg. Ze werden welwillend aangehoord, hoe zeer ze ook hun best deden het publiek te vermaken, niemand werd daar merkbaar enthousiast van. Of het nu van radio en televisie bekende Coctail Trio was, de Wama's of Toby Rix, in een feesttent of op de Markt kwam er wel nieuwsgierig volk op af, toch bleef het publiek soïstijns luisteren. Een koud applausje kon er nog net vanaf. Je kon het op de gezichten aflezen; "Doe maar gewoon, ons zul je zo gek niet krijgen."
Radeloos werden de artiesten hiervan, net als de standwerkers op de Donderdagse Marktdag. Ik heb een standwerker zijn tong binnen een uur zien verslijten bij de aanprijzen van "wonderpannen" waarbij hij met een vogelfluitje in zijn mond de omstanders probeerde te verleiden. Al zijn getjilp, het nadoen van parende vinken, tot jubelend gekwetter van een parkiet, zelfs met al zijn acteertalent waren zijn toehoorders niet enthousiast te krijgen. Laat staan de portemonee te trekken voor een unieke éénmalige aanbieding die het leven van moeder-de-vrouw zo zorgeloos kon maken.
Verbijsterd heb ik die man zich zien omdraaien, de handdoek in de ring gooien, kwaad weglopen naar het dichtbijzijnde cafë, nog net van hem te horen; "Die stomme Zeeuwen, er is geen cent aan te verdienen." Even zo verdwaasd liep het volk uiteen, met de gedachte "Het zal wel. Ik geloof er niks van, volgens mij worden we bedonderd door die Hollander."
Toby Rix nog steeds envogue, nu internationaal beroemd.
Toby Rix heb ik ook zien verdwijnen van het podium. De Toeterix eenzaam achterlatend, na een serie toppers te hebben gespeeld, zoals; "Als een heer in het verkeer, Mijn vader is een mooie...., of Malle Vent Ja." Het publiek stond erbij en keek er naar....., niet vroóólijk te krijgen. Moedeloos liet hij zijn toeschouwers bedremmeld achter. Ze wisten ook niet wat ze met die guitigheid moesten aanvangen. Het Coctail Trio en de Wama's hadden dezelfde ervaring. De Middelburgers waren nog niet bevrijd van een knellend keurslijf. De verlossing zou pas vele jaren later komen, na de roerige jaren '60.
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641