Opa is geen dierenvriend
Wanneer opa in een driftige bui verkeerde, omdat het mandvlechten hem tegen zat, schrok ik daarvan. Normaal was hij altijd zo rustig en vriendelijk. Dit was ik niet van hem gewend. Opa begreep dat hij zich niet zo kon uitlaten, herstelde zijn goed humeur snel, nam mij bij de hand en zei; "Appie kom is mee, dan za'k joe is wâ laote zien." Samen gingen we in de tuin vlinders vangen. Allebei slopen we, met een jampotje in de hand achter een dartel vlindertje aan. Gemakkelijk lieten die beestjes zich niet vangen, net op tijd wisten ze de dans te ontspringen. Opa had daar meer ervaring in. "Kiek dâ doe je zoô." En jawel, hij had er weer een gevangen.
Door het glas keken we naar de mooie kleurige vleugeltjes. Ik verwonderde me over al die prachtige kleuren. "Opa, hoe komen toch al die kleuren op een vlinder?" Opa keek naar mijn potje waar een bruin vlindertje wanhopig door het glas probeerde te ontsnappen, wat natuurlijk niet lukte. "Oe die kleure op un vlindertje komme, vraog jie? Da wee'k ook nie' t' is noe eênmaal zoö. De natuur doe dâ, hé. Maor 'k wee' wel dâ as je un vlinder vastpak, de kleuren d'r afvalle. 't Is net poeier."
Opa was uitgekeken op zijn vlindertje, lichtte voorzichtig het dekseltje van het potje, greep snel het spartelende koolwitje en trok haar vleugels af, waarna hij het naakte lijfje pardoes in een spinnenweb gooide. Vol sadistisch genoegen zat hij de gevolgen van zijn moorddadige actie te aanschouwen. "Appie, moe jie noe is kieke wâ noe gebeurt."
Vanachter een plank kwam een grote zwarte spin te voorschijn, eerst aarzelend, daarna rende het in rap tempo op de hulpeloze prooi af. Het vleugelloze schepseltje had geen schijn van kans. Gevangen aan het kleverige spinrag was haar lot bezegeld. De spin wikkelde zijn prooi in een ommezien in een coccon en vertrok daarna. "Waarom doe 't ie dat?" vroeg ik nieuwsgierig aan opa. Want ik begreep niet waarom de spin niet meteen aan zijn maaltijd begon. "'t Is nog geén eetenstied," maakte opa mij wijs.
Ook met hooiwagenspinnen en slakken had opa geen goede bedoelingen. Voor de slakken legde hij een voetpad van zout aan. De route was voorspelbaar en als de slakken daarvan afweken, duwde hij ze met een stokje weer op het rechte pad. Het werd hun laatste gang. Zienderoog smolten ze weg in het zout, hun huisje onbewoond achterlatend. Nee, opa was niet echt een dierenvriend.
De klimroos aan de muur was ook al niet veilig voor hem, in de tijd dat de bloei bijna voorbij was. Van de zwoele zoete rozengeur kon hij wel genieten, maar evenzeer schonk hij er groot genoegen in even aan de struik te schudden, waardoor alle losse rozenblaadjes in een kleurige regen naar beneden dwarrelden. Opa vond het prachtig, hij zag er poëzie in. Opoe zag alleen maar rommel.
Opa's stout gedrag kon nooit lang duren, het alziend oog van zijn vrouw maande hem weer tot de orde. De omzet mocht geen gevaar lopen.
© 2012 Albert Prins
|