Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
01-09-2012
Waterhofje van Joosse
Waterhofje van Joosse - Land van Welsinge
Ze liggen weer voor anker, de indrukwekkende "Tallships." Tegenwoordig is het een verzameling historische klippers, schoeners, fregatten, of een eenvoudige bark voor de kust van Vlissingen. Op doorvaart door het Kanaal van Walcheren, voor deelname aan Sail Vlissingen, kun je ze van dichtbij bewonderen.
Deze zeldzaamheid was vroeger een alledaags beeld voor de kust in het Sloe. VOC-schepen met ladingen uit verre streken, kaapvaarders volgepakt met Engelse of Portugeze buit trokken door de Arne en het Kanaal van Welsinge richting Middelburg. Op de belvédère stond de koopman zenuwachtig op uitkijk in afwachting van zijn schip. De lading kon winst of verlies betekenen. Menig patriciërshuis heeft nog zo'n glazen uitkijkpost op het dak.
Heerlijkheid Welsinge, Ritthem en Fort Rammekens - Manor Welsinge, Ritthem, Fort Rammekens
De Arne, Kanaal van Welsinge naar Middelburg
Van deze indrukwekkende schepen zijn meer dan 300 gebouwd op de werf in het Balkengat van Middelburg. Door de gunstige ligging was Middelburg een voor- en doorvoerhaven naar het machtige Antwerpen, daarmee de belangrijkste, en tegelijk ook de rijkste haven van de Zuidelijke Nederlanden. Tot de afgunst van de Hollanders zo groot werd, dat ze hun invloed gingen aanwenden om Amsterdam tot hoofdhaven van de VOC te maken, ook al moesten de schepen een grote omweg varen via de verradelijke Zuiderzee. Door het verschil in handelsgeest is het nooit meer goed gekomen tussen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden.
River Arne-Canal Welsinge to Middelburg
Kanaal van Welsinge - Canal Welsinge to Middelburg
Middelburg verloor aan belang, dat kwam ondermeer door de verzanding van de Arne en het Sloe. Aan de van oorsprong getijdenkreek werd in de eerste eeuw Middelburg gesticht. De Arne verschafte de stad toegang tot het Sloe, een zijarm van de Schelde. Tussen 1266 en 1301 verzandde de rivier. Daarom werd in 1532 begonnen met het graven van de Kanaal van Welsinge, een kostbare onderneming maar ook een enorme prestatie, want het moest met mankracht worden uitgevoerd.
Tot 1817 heeft dit kanaal dienst gedaan. Op oude prentbriefkaarten zijn nog zeilschepen te zien, die voor onderhoud en reparatie in het Prins Hendrik Droogdok aan de Dam opgelegd waren. Wat nu nog nauwelijks is voor te stellen, lagen zelfs grote schepen aan het Molenwater voor anker.
Het Kanaal van Welsinge deed na 1817 geen dienst meer, in twee fasen is het ingepolderd. In 1846 ontstond daardoor de Mortierpolder. Hiermee verviel ook de bescherming van Fort Rammekens bij Ritthem. In 1860 is daar een dijk aangelegd waardoor de Schorerpolder is ontstaan. Daarmee was het voor Middelburg gedaan met de verbinding naar zee. Lange tijd waren de contouren van het Kanaal in het landschap nog zichtbaar. De route langs de Nieuwlandse Weg ligt bijna parallel met dit voormalig kanaal.
Waterhofje Joosse aan Schroeweg - Waterhofje Joosse
Work in progress
Evert Joosse
Afwatering is lange tijd een groot probleem geweest op het eiland Walcheren, toen nog geen stoomgemalen bestonden werkte de natuurlijke waterbeheersing onvoldoende. De laaggelegen polders stonden geregeld onder water. Door grote regenval, met name in het najaar, soms zelfs tot in het voorjaar bleef het water op de vette klei staan.
Bij menige boerderij lag een schuit achter het huis gereed om in tijd van overstroming naar het dorp of de stad te varen. Had men niet zo'n bootje voorhanden dan waren die boerderijen maandenlang verstoken van elk kontakt. Straten als de Schuitvlotstraat of Domburgs Schuitvlot doen herinneren dat daar aanlegsteigers waren gebouwd. Zo konden boeren toch hun produkten naar de donderdagse weekmarkt brengen. Voordat ze huiswaarts keerden namen ze vast wel een neutje bij café "De Reutel."
Werkgever van Joost
Joost Joosse
Veiling - Auction Joosse
Pietje Joosse - Tange
De drassigheid was vaak zo groot, dat gebieden buiten de stad er uitzagen als een binnenmeer. Niet voor niets heette de boerenhofstee van de familie Joosse aan de Schroeweg V36a; "Het Waterhofje." Pal gelegen langs de Welsingse Watergang, stond elke winter het water rondom het huis zo hoog, dat te voet er geen doorkomen aan was. In 1924 smeekten 9 landbouwers, gelegen aan de Schroeweg, om verbetering van de situatie. Het matige resultaat was dat de Gemeente 180 meter weg vanaf het Waterhofje tot Hofstede Driewegen verhoogde met halve klinkers, de rest van de weg werd bedekt met "koolasch."
Weiland Evert Joosse te koop - Grassland for sale
Hofje van Evert te Huur - Farmstead of Evert to let
Joost Joosse en zijn vrouw Pietje Tange waren de ouders van opoe Betje Klercq-Joosse. In het verre verleden rond 1558 was de familie Joosse afkomstig uit het Land van Saeftinghe, ook een gebied dat vaak geteisterd werd door overstromingen. Joost Joosse is nooit rijk geweest. Met seizoensarbeid, bij Kwekerij Hansen aan de Schroeweg, voorzag hij zijn gezin van een eenvoudig bestaan.
De Kiekenhof Dauwedaale - Former Farm Kiekenhof
Klaar voor sloop - Ready to demolish
Daarnaast waren er karige inkomsten van eigen land. Zijn vrouw Pietje karnde boter dat ze op de Botermarkt in Middelburg verkocht, de verkoop bracht nooit veel op. Wat op de markt aan groente of aardappelen achterbleef, nam ze mee naar huis. Het gezin had er weer een maaltje eten aan. Wanneer Joost met paard en wagen naar de stad ging, moest hij zijn kar aan de Loskade achterlaten. De met klei en smurrie bevuilde karren mochten de stad niet verder in.
Rechts ligging van het vroegere Kanaal van Welsinge
Winkelcentrum De Mortiere - Shopping Mall Mortiere
Van het "Waterhofje" is niets meer terug te vinden. In 1940 is het door de Duitsers vernield. In de huidige tijd is nog veel meer onherkenbaar geworden. Brede invalswegen trekken een strakke lijn door het landschap. Nieuwe woonwijken, als Dauwendaale en De Mortiere zijn ontstaan waar eens koeien graasden. Een grote winkelboulevard, met de geromantiseerde naam "De Mortiere," een Van der Valk hotelcomplex, golfcourt en verzakelijkt pretpark doet Middelburg opgaan in de vaart der volkeren.
Nieuwe Woonwijk De Mortiere - New Residential area Mortiere
Oudste wegen van Nederland - Early roads in Holland
"Zo oud als de weg naar Vlissingen," zou een een goed gezegde kunnen zijn, waar helaas Rome en Keulen het patent op hebben gekregen, hoewel de weg tussen Maastricht en Tongeren hiermee in ouderdom kan wedijveren. Aan de kaarsrechte verbinding, meer dan 1000 jaar geleden door de Romeinen aangelegd, is niets veranderd. Nog steeds kun je de verbeelding oproepen dat Cahors van de Romeinse leger naar de stad Mosae Trajectum marcheren.
De wegen op Walcheren zijn op een andere wijze ontstaan. Waar in andere delen van het land drooggevallen geulen een wandelpad vormden, gebruikte men kreken als verkeersverbinding tussen dorpen. En omdat Middelburg, zowel als Vlissingen in de 14de eeuw belangrijke haven- en handelssteden waren, betekende dit ook dat over land veel heen en weer werd gereisd. Aanvankelijk over een verharde zandweg, die in natte tijden van het jaar in modderpoelen veranderde, waar menig kar met paard in vastliep.
Zandwegen rond Aagtekerke ( First roads along creeks at Aagtekerke)
Hoe goed stadsbesturen toen al konden samenwerken blijkt uit het feit dat in 1466 werd begonnen met de aanleg van een eerste bestrating, die in 1493 en 1515 verder werd uitgebreid. De Oude Vlissingscheweg is hiermee de alleroudste straatweg van Nederland. Wat ook wordt beweerd dat de Zeestraat tussen 's Gravenhage en Scheveningen, door Huygens aangelegd in 1665, als oudste straatweg in geschiedenisboekjes staat beschreven, daar moet nu van worden gezegd dat het onjuist is. De Zeeuwse weg bestond toen al 200 jaar!!
Ook tussen Middelburg en Veere ontstond behoefte aan een goed begaanbare weg. Dat was niet zonder reden. Het Markizaat Veere was namelijk een zeer welvarende stapelplaats voor wol, hout en graan. Het nu verstilde stadje, toen direkt aan open zee gelegen, speelde een grote rol in de handel met Schotland. De Schotten kregen zoveel privileges, dat ze hun eigen rechtspraak mochten voeren, geen belasting op drank hoefden te betalen, hun eigen schout en kerk bezaten, en in de haven pakhuizen konden bouwen. De Schotse Huizen aan de Kaai doen daar aan herinneren.
Landmeetkundig boek (Geodesic-Surveyors Book)
In de tijd tussen 1540 en 1550 staat de Veerscheweg vanaf Veere naar Zanddijk bekend als een bekeide weg, zoals toen het bestraten van wegen heette. Van Zanddijk naar Middelburg moest men het nog doen met een verhard voetpad, dat tussen 1597 en 1599 door een calcisweg (kasseienweg) werd vervangen, waar aan de ene zijde een zandweg en de andere zijde een voetpad lag. Eigenlijk was toen al sprake van scheiding tussen snel- en langzaam verkeer. Mijn historische voorstelling dat ik over een eeuwenoude klinkerweg heb gefietst valt in duigen, nu ik besef dat de toenmalige bestrating in 1931 opnieuw is aangelegd.
Ook in het verre verleden moest onderhoud worden gepleegd aan wegen. Kuilen veroorzaakten ongemak, omgevallen bomen moesten worden opgeruimd, om maar niet te spreken van stront op de weg. Het geld voor deze werkzaamheden moest komen van tol heffen. Dus belasting betalen, sinds jaar en dag een lucratieve bron van inkomsten voor de overheid.
Voor rijtuigen moest 10 cent worden betaald. Boerenkarren en sleden deden slechts 5 cent. Voor loslopend vee werd ook tol gevraagd. Op de Veerscheweg gold zelfs een tijd dat voetgangers voor hun wandeling moesten betalen, wat op een gegeven moment door protest werd afgeschaft. Hoe winstgevend het tol heffen was, maar ook hoe druk de weg werd gebruikt, blijkt wel dat in 1768 zo'n fl. 2.600,-- guldens werd opgehaald. Door de economische neergang van Veere bleek in het laatste jaar van tol de opbrengst slechts fl. 650,-- te zijn.
Walcherse boerenkar (Farmers lorry)
Wagenplein bij Vlissingsche Poort in Middelburg
Waar niets meer van terug te vinden is, maar wat wel een rol van betekenis is geweest, dat is het stoere kasteel "Zandenburg" van de invloedrijke adelijke familie van Borssele. De familie beheerde grote belangen in Zeeland. Om dat in goede banen te leiden stichtte Wolfert I van Borssele rond 1280 een bestuurscentrum, even buiten de stad Veere.
In de daarop volgende jaren tot 1450 is dit uitgebouwd tot een indrukwekkend kasteel, compleet met kerk, kapellen, kruisgangen, een kanunikkenhuis, gevangenis, gerechtszalen, gastenverblijven, vliedberg, stallen, boerderijen, grachten, fortificaties en poorten. In 1505 ging door brand in het poortgebouw een deel van het kasteel verloren, waar ook archieven lagen opgeslagen. Honderden jaren geschiedenis ging in rook op.
Tijdens het twee-jarig beleg van Middelburg van 1572 tot 1574, door troepen van Prins Willem van Oranje, is ook dit kasteel belaagd. Na inname moesten de kanunikken vluchten, met achterlating van al hun bezittingen. Ook Franse soldaten die er gelegerd waren hebben het kasteel niet ongeschonden gelaten. Naderhand raakten de restanten van het kasteel in verval, tot in 1812 besloten werd tot sloop.
Slechts funderingen en prenten restten nog van dit imposante bouwwerk. Toch kan op kleine schaal wederopbouw worden voltooid. Er bestaan bouwplaten van dit kasteelcomplex, wat op onderstaand adres besteld kan worden. Inspirend werk voor de donkere koude winterdagen.
Ook aan rivieren werd tol geheven, zo ook in Lobith (Toll-house at Lobith River Rhine)
Early roads in Holland
"As old as the road to Flushing (Vlissingen)," could be a right saying, if this phrase would not been claimed, by Rome and Cologne, nowadays. Although the highroad, as straight as an arrow, from Tongeren to Maastricht, 1000 years ago constructed by the Romans, could be as well as that old. It's easy to imagine to see Roman Cahors marching straight away in direction to Mosae Trajectum, The Roman name of Maastricht.
Roads on the island of Walcheren are been build in a different way, where other pathways in the country were created by drained gully's, in the wetlands of Walcheren sideways along creeks were the connection between villages. For Middelburg, and Flushing as well, these cities became important mainports for trade and marine activities in the 14th century in the Southern Netherlands by their propitious geografic situation nearby the sea. Far more in favour as other cities in Holland in those days. The necessity of a proper road arose, while the excisting unpaved sandy road did not meet the needs toward increasing busy traffic, where carriages got stuck in the mud, during wet times of the year.
Zandweg (Sandy Unpaved road)
Veerscheweg bij Dampoort in Middelburg
Calcisweg (Brickpaved Road)
In 1466, prosperity of both towns made cooperation possible for paving the first part of the road between Middelburg and Flushing, which last parts were finished in the years 1493 and 1515. So the Old Flushing Road (Oude Vlissingseweg) from Middelburg to Flushing is the oldest brick paved highroad of the Netherlands. Although in historybooks is to read, the Zeestraat from The Hague to Scheveningen, build by Huygens in 1665, would be the oldest paved road of Holland, this fact is simple not truth. The highroad in Zeeland excisted for 200 years allready.
The Marquisate of Veere was even more wealthy. Trading with Scotland made this very small town to an important staple-place of goods. Scottish traders achieved special rights for trading wool, wheat and wood. They possessed their own church, court of justice, warehouses, waterwell, governor and company offices. Free from paying taxes on drinks they drank in their own public-house. The Scottish Houses at the Quay (Kaai) reminds to this period.
Veere met Zanddijk en Zandenburg
De stad Veere anno 1938 (Dimension Map of Veere)
Outside the firm walls of Veere, in the year 1280 Wolfert I Van Borssele started to build the first buildings of the later castle "Zandenburg." Successors expended the houses until 1450 to an impressive large castle, complete with churches, chapels, canonhouses, cloisters, stables, blacksmiths, courtyard, prison, assemblyrooms, canals and even a terp to flee on at high tides. This castle became the governmental centre of this aristocratic Van Borssele family for many years, which family possessed large interests in different parts of Zeeland and Holland.
Nothing is to find of this emperium, anymore. During the two-years seige of Middelburg in 1572, this castle was occupied in 1574 by troops of Prince William of Orange. All clergymen had to leave at instand, leaving all their belongings behind. Also French soldiers who were encampemented in the castle let damage behind. Centuries after, this enormous complex came in state of dilapidation. Fallen into ruins, in 1812 the decision fel for complete dismantlement and demolishment.
At small scale the castle can be rebuild by paperboard buildingcards, to obtain at adress below. Inspiring work to do in dark chilly wintertimes See also http://www.flicrk.com/photos/zeist_bouwplaten
Het kasteel van de familie van Borssele (Castle Zandenburg ca. 1574)
Naar aanleiding van de telegrammen gisteren en eer-gisteren in het Nieuws gepubliceerd over de "amok"-partij aan boord van een der K. P. M. schepen, waaromtrent de wisselende naamsvermel- ding aanleiding gaf tot misverstand, kunnen wij thans, aan de hand van gegevens van de K.P.M. afkomstig, de juiste toedracht der zaak vermel- den.
De "amok"-partij had plaats aan boord van de De Klerk. De "amok"-maker was een Timoreesch matroos,die 's morgens koortsig was en buiten dienst werd ge- steld. Tegen etenstijd kreeg hij een vlaag van waan- zin, doch zoo gek was de man niet, of hij heeft als het ware zijn slachtoffers u i t g e - z o c h t.....! Eerst stak hij den volks kok dood, die midden in het hart getroffen werd. Toen is hij voorbij de passagiers op het eer- ste-klasse dek geloopen naar den Gezagvoerder Van der Meyde en trof dien in den schouder; ver- volgens liep hij naar voren, waar hij den twee- den stuurman Sonnenveldt verwondde, waarna hij naar bakboord liep waar hij den derden stuurman Klercq met den por trof.
Daarop is een worsteling met den eersten stuurman Butteling ontstaan, die probeerde, den woesteling zijn mes af te nemen, waarbij deze of- ficier aan de hand werd gewond. Vier vingers echter werden hem niet afgesne- den.(Gelijk aanvankelijk werd gemeld).
Thans snelde de hoofd-machinist ten hulp. Direct daarop werd de "amok"-maker door den eer- ste officier met een stuk ijzer neergeslagen.
Opmerkelijk is, dat de Javaansche soldaten die aan boord als passagier aanwezig waren, geen hand uitgestoken hebben om den amokmaker onscha- delijk te maken..... Twee verpleegsters aan boord verleenden direct hulp aan de gewonden. De tweede en eerste stuur- man zijn in het ziekenhuis te Soerabaia opgeno- men. De toestand der gewonden is goed, en er be- staat voor hen hoegenaamd geen gevaar.
27 Maart 1929 (original text)
Het artikel in de krant laat niet weten wie deze derde stuurman Klercq werkelijk is. Want er zijn meer Klercq-en geweest die een zeevaartopleiding hebben genoten. Toch valt na enige recherche een aannemelijke conclusie te construëren. Het is Arnold Petrus Klercq die in mei 1928 slaagt voor zijn examen 3de stuurman op de grote vaart in 's Gravenhage, samen met zijn klasgenoten W.P.A. Ditmar, C.A.C.E. Diehl, P.D.M.A. Bijlard en D.A. van de Wedden. En omdat zijn wieg in Indonesië heeft gestaan, zou het best mogelijk zijn geweest dat zijn hart hem naar de Archipel van Smaragd heeft doen verlangen.
Tot na 1933 is Arnold in dienst geweest bij de KPM, wat is af te leiden uit de familieadvertentie waarin Arnold Klercq het huwelijk aankondigt met zijn vrouw May L. Klerk, omdat hij zijn funktie bij de KPM vermeld. De jaren daarna is Arnold in dienst getreden van de Koninklijke Nederlandse Marine. Hij stelde een kalm gezinsleven meer op prijs dan avonturen op de wilde vaart. In 1939 laat Arnold weer van zich horen, wanneer hij als 3de luitenant ter zee in de Zeeuwse wateren commando voert over een mijnlegger.
De KPM werd op 4 september 1888 in Amsterdam opgericht door de Rotterdamsche Lloyd (RL) en Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). De nieuwe maatschappij nam een deel van de schepen van de Nederlandsch Indische Stoomvaart Maatschappij over. Het bedrijf richtte zich primair op de scheepvaartverbindingen voor passagiers en vracht tussen de eilanden van Nederlands-Indië, de zg. "inter-insulaire vaart".
De gebruikelijke naam voor dit soort vervoer van passagiers, post en vracht was aan het einde van de 19de eeuw "paketvaart." Waarbij het voorvoegsel "Paket-" in de betekenis van postpakket nog met één "k" werd geschreven. Later werd de algemene schrijfwijze "pakket, pakketvaart en pakketschepen" gebruikelijk. Maar de naam van de maatschappij bleef ongewijzigd in; NV Koninklijke Paketvaart-Maatschappij.
Luxery K.P.M. Liner Nieuw Holland
Luxery K.P.M. Liner Nieuw Zeeland
Vanaf 1906 werden ook routes vanuit de Indische Archipel naar het buitenland opgezet. Deze kregen vaak eigen namen zodat het zelfstandige bedrijven leken, maar ze stonden toch onder directie van de KPM. Zo kwam er in 1908 de Java-Australië Lijn (JAL), in 1910 de Java-Siam Lijn (JSL) en in 1915 de Deli-Straits-China Lijn (DSCL). Tussen 1918 en 1940 groeiden de activiteiten van de KPM zodanig dat het bedrijf in tonnage en aantal schepen de grootste Nederlandse rederij werd.
De Tweede Wereldoorlog maakt een abrupt einde aan deze voorspoed, de KPM kwam zwaar gehavend uit de oorlog. Ze verloor 96 schepen waarbij ongeveer 1.000 mensen om het leven kwamen. Het eerste vrachtschip dat door een vijandige daad verloren ging was de Rantaupandjang. Ze werd op 22 februari 1941 door een Duitse kruiser voor de kust van Madagascar tot zinken gebracht.
Old fashion luxery
Old fashion luxery
In 1957 kwam een einde aan het voortbestaan van de KPM. De Indonesische regering besloot het bedrijf in bezit te nemen en het in te lijven in de staatsdienst Pelni, wat in feite neerkwam op een nationalisering. Na vele verwikkelingen weken de meeste schepen in april 1958 uit naar Singapore, waar een nieuw opgezet hoofdkantoor werd gevestigd. Een groot deel van de vloot bestaande uit relatief kleine schepen werd verkocht en personeel werd ontslagen. Met grotere, modernere schepen werd geprobeerd nieuwe vaarverbindingen in het Verre Oosten, de Pacific, Perzische Golf en de Middelandse Zee op te zetten.
Op 1 januari 1967 fuseerde de KPM met de Koninklijke Java-China-Paketvaart Lijnen (KJCPL). Na deze overname fuseerde het bedrijf in 1970 met enkele andere Nederlandse scheepvaartmaatschappijen tot Nedlloyd, dat ik 1996 werd omgevormd tot P&O Nedlloyd, door de samenvoeging met het Engelse bedrijf P&O. Nog geen tien later kwam opnieuw een fusie tot stand, nu met het Deense conglomeraat Maersk, waardoor definitief een einde is gekomen aan de zelfstandige Nederlandse Zeevaart glorie.
Het archief van de KPM is door Nedlloyd overgedragen aan het Nationaal Archief, het Indische archief ging bij inbeslagname van het hoofdkantoor in Djakarta grotendeels verloren. Het kunstbezit van de KPM is ook een onderdeel geworden van de Nedlloyd-collectie, welke in bruikleen is gegeven aan het Maritiem Museum Rotterdam en het Scheepvaart Museum in Amsterdam. Voor veel oud-Indiëgangers zal de afkorting KPM nog wel een andere betekenis hebben. Voor de grap werd KPM soms vertaald als "Komt Pas Morgen," omdat nogal eens vertraging bij aankomst optrad.
Impressions
Two K.P.M. captains
The ss De Klerk was a steamship, built in 1900 by De Nederlandse Scheepbouw Mij. Amsterdam together with her sistership ss Alting under construction nrs. 32 and 33. It was a typical Far East passsenger-cargoship operated by the KPM (NV Koninklijke Paketvaart Maatschappij), serving connections between Indonesian Islands, South-East Asia and Australia.
This vessel was taken over by the Dutch Indies Government at the end of January 1942 for conversion to a troop carrier for the Royal Dutch Navy at Tjilatjap. The conversion was cancelled due to shortage of personel, and the Navy scuttled her at Tandjonk Priok on 2nd March 1942.
The Japanese Navy salvaged De Klerk on 28th November that year, renovated her, and she entered Japanese service as the "Imaji Maru." Fleeing Borneo, she was sunk by a bomb from the Australian Air Force on 16th September 1944 at Laboean. Many female prisonors on board (so called "comfort ladies') were drowned as the Japanese took the life boats for themselfs.
Chart of KPM service lines
ss De Klerk now Australian wreck on 5*08'250" N - 115*05'240" E
The divers of Panaga report; Several divers believe the wreck, laying 35 m below sealevel opposite Laboean and Muara, to be haunted. The vessel has lost most of its horizontal plating leaving just the riveted shell and the cross beams. The steam engine is a lovely example of its kind.
The wreck retains the shell plating, however, all that remains of the horizontals are the frames. Horizontal plating is all rusted away, leaving the verticals and the machinery in place. The bow hole in the starboard bow is impressive and a view from the hole looking upwards through the wreckage is shown on pictures at www.panagadivers.com.
The anchor chain runs from the starboard hawse pipe. This wreck is home to many lionfish, shrimps and barracuda of various species. In July 2006 the Panaga divers swam through the wreck end to end, passing the impressive steam engine and boiler. More to learn about the wreck ss De Klerk; visit the very informative site of Panaga Divers.
Salzburger Exulanten in de familie Text in progress Zonder dat Mina Auer het wist lag de oorsprong van haar familie ver weg in het Land van Salzburg. Het heeft haar nooit geboeid, ze vond het in de oorlog al lastig genoeg dat haar naam zo "Duits" klonk. Ze kwam in de familie doordat ze met Joost Joosse trouwde, de zoon van Evert Joosse, de broer van opoe Betje Klercq-Joosse. Evert heeft niet lang geleefd. Direct nadat hij uit de militaire dienst was ontslagen, stak bij hem een akelige ziekte de kop op dat nauwelijks te genezen was. Hij leed aan de tering, en nog wel aan de ergste vorm daarvan; "De Vliegende Tering." Binnen een paar weken was hij dood. Hij liet zijn vrouw Dina Lampers met één zoon achter.
Mina was een nazaat van de Salzburger Exulanten, een ander woord voor Salzburger Bannelingen, ruim 200 jaar geleden aangekomen in Zeeland. Het waren Lutherse geloofsvluchtelingen, die in 1732 uit het Oostenrijkse Prins-Aartsbisdom Salzburg verdreven werden. Het was de nieuw aangestelde prins-aartsbischop Leopold Antoon von Firmian die het zijn verheven taak vond het bisdom te zuiveren van afvalligen van de Heilige Moederkerk van Rome. Waarop hij de protestanten, meest aanhangers van de Augsburgse Confessie, voor de keus stelde terug te keren tot het ware rooms-katholieke geloof, of het land te verlaten. Op 31 oktober 1731 ondertekende hij een berucht emigratiebevel, met gevolg dat meer dan 20.000 protestantse inwoners Salzburg moesten verlaten.
Pieternella (Pietje) Tange
Joost Joosse
De ouders van Evert Joosse
De massale uittocht van vele gezinnen viel samen met kolonisatieplannen van koning Frederik Wilhelm I van Pruisen. Hij zocht vaklui en arbeiders die bereid waren in het dunbevolkte gebied van Oost-Pruisen, waaronder Klein-Litouwen, zich te vestigen. De koning stuurde zelfs commissarissen naar Beieren en Württemberg om vluchtelingen op te vangen en hen te begeleiden via Polen naar de Baltische Staten. Een ander deel van de vluchtingenstroom trok naar Hamburg, waar de overtocht werd genomen naar Georgia in Amerika. Vanuit Oostenrijk vertrokken andere lutheranen naar Wit Rusland en Bessarabia, een streek dat aan de Zwarte Zee gelegen is.
In de Zeven Verenigde Nederlanden kwam het bericht ook door welk leed in Salzburg voltrok. Het eerste initiatief om deze arme stakkers te hulp te schieten kwam uit Zeeland. De steden Middelburg, Veere en Vlissingen besloten 350 tot 400 vluchtingen op te nemen. Ze konden op Walcheren te werk worden gesteld in de landbouw, dacht men zo uit eigen belang. De Middelburgse lutherse kerkeraad stuurde dominee Johannes Nicolaus Treijtel en de diaken Johan Hendrik Röscher naar Duitsland, om de vluchtelingen, die al op weg waren naar Oost-Pruisen, te overtuigen zich op Walcheren te vestigen. De twee heren uit Middelburg hadden strikte voorwaarden meegekregen. De emigranten moesten in eigen onderhoud kunnen voorzien. Jongeren mochten alleen in gezinsverband worden meegenomen en ouderen boven de 45 jaar werden niet toegelaten. Het klinkt als hedendaags immigratiebeleid.
Mina Auer
Familie Joosse
Evert Joosse
Als gevolg van deze strikte criteria lukte het slechts 59 Salzburgers aan te trekken. Op 7 oktober 1732, na maanden onderweg te zijn geweest, kwam de groep aan in Middelburg, waar ze hartelijk werden ontvangen in de oude lutherse kerk. De meesten werden vrijwel meteen opgenomen in het lidmatenregister. De groep Salzburgers vormde een kleine minderheid, ze werden snel opgenomen in de bevolking, soms werden hun namen vernederlandst. Na dertig jaar waren de cultuurverschillen tussen de nieuwkomers en Zeeuwen verdwenen.
Ook in het Vrije Staatse Sluis, het huidige West Zeeuws Vlaanderen, ontstond belangstelling voor het opnemen van emigranten uit Salzburg. Ook dat was niet zonder eigen belang. Door de slechte economische omstandigheden was de streek duizenden inwoners kwijtgeraakt. Men had dus dringend behoefte aan nieuwe inwoners, vooral was de nood aan landbouwarbeiders groot. In de zomer van 1732 liet het schepencollege een inventarisatie opstellen hoeveel Salzburgers geplaatst konden worden. De uitkomst was overweldigend; er was plaats voor 300 gezinnen.
Leopold Antoon von Firmian
Vluchtroute Salzburger Exulanten (Bannelingen)
Exulant op de vlucht
De gezant Marinus Gallieris van de Staten Generaal, toegewezen aan de Rijksdag in Regensburg wist een overeenkomst te sluiten met bewoners van Dürnberg in het district Hallein. Dit waren voornamelijk mijnwerkers uit omliggende zoutmijnen, die allemaal over een eigen boerenbedrijfje beschikten. Nadat passen en vrije doortochten waren geregeld vertrokken 800 Salzburgers. Het werd een barre tocht over de Rijn. Schepen vroren vast, de reis moest meermalen worden onderbroken. Sommigen gaven het op en keerden terug. Veel ouderen en kinderen overleden aan ontberingen. Pas in februari 1733 arriveerden de doodvermoeide vluchtingen in Nijmegen. Een maand later op 9 maart 1733 verschenen de Salzburgers met achttien schepen voor de kust van Nieuwerhaven bij Breskens.
Armoedige behuizing in Aardenburg
Nakomelingen in West Zeeuws Vlaanderen
Na de verdeling van immigranten over dorpen en polders van het Vrije Sluis onstond al snel ontevredenheid onder de nieuwkomers, omdat velen werden ondergebracht in oude vervallen huizen, stallen en keten waar in de zomermaanden seizoenarbeiders uit Vlaanderen verbleven. Dit was niet in overeenstemming met de afspraken, want er was gratis onderhoud en huisvesting beloofd, en niet dat men in eigen onderhoud moest voorzien of op het land moest gaan werken. Toen in augustus de beruchte Zeeuwse malariakoorts uitbrak, waar meer dan 100 slachtoffers aan ten prooi vielen, hielden velen het voor gezien. Ze vertrokken naar elders of keerden terug.
De teruggekeerde Salzburgers ondergingen een gruwelijk lot, wanneer ze zich niet wilde bekeren tot het katholieke geloof. Opgesloten in kerkers met een "ketzengabel" om de hals werd hun standvastigheid gebroken. Tussen lutherse mannen werden gevechten georganisserd. De winnaar mocht zijn geloof behouden, maar moest wel het hoofd van zijn tegenstander afhouwen. Tot de winnaar ook verliezer werd en hetzelfde lot overkwam.
zg. Ketzengabel martelingen
Op de vlucht naar Bessarabia
Dat de Salzburgers geruisloos zijn opgenomen in de Zeeuwse samenleving blijkt ook al uit het feit dat Mina Auer de Walcherse klederdracht droeg. Helaas heeft het Salzburger dialect de Zeeuwse taal niet verrijkt. Zij het dat rond Cadzand een paar uitdrukkingen bestaan die de aanwezigheid van Lutherse Salzburgers haarfijn weergeven. Zo wordt gezegd; "De Salsburgers brochtn deluuzn, d'Ugenootn de kluutn." Wat er op neerkomt dat de Salzburgers de luizen meebrachten en de Hugenoten het geld. Want het was bij de onfortuinlijke Salzburgers over het algemeen armoe troef. Een andere uitdrukking die de sfeer aangeeft; "J'n eign Luthers 'ouwn." Wat zoveel betekent als; je koest houden of net doen of je neus bloedt.
Veel invloed rest niet van deze arme immigranten in Zeeuws Vlaanderen, dan dat een luthers kerkje bestaat in Groede. Hoort u namen als; Auer, Eggel, Ehrlich, Ekkebus, Fagginger, Keijmel, Neugebauer, Boltzius, Schnabel, Scheybeler, Wemelsfelder, Toutenhoof of Volmer, dan kunt u aannemen dat dit namen zijn van Salzburgse afstammelingen uit een ver verleden.
Sibiu of Hermannstadt op de grens van Roemenië en Bessarabia
Evenmin viel veel geluk ten deel aan de Salzburgers die via Hamburg of Rotterdam naar Georgia in Amerika emigreerden. Na een tocht van acht weken over de Atlantische Oceaan kwam het eerste schip aan voor de kust van Charleston, South Carolina. Er volgenden daarna nog vier transporten. Pastor Boltzius en Gronau mochten aan wal, terwijl de passagiers aan boord moesten blijven. Schipbreuk dreigde toen het schip op een zandbank strandde. Uiteindelijk werd toestemming gegeven aan land te gaan, daarna vertrokken de vluchtelingen naar Georgia. Dertig kilometer ten noordwesten van Savannah werd een nederzetting gebouwd op arm landbouwgrond. De kolonisten leden zware ontberingen. De Ebenezer Creek voorzag niet in schoon drinkwater, waardoor veel ouderen en kinderen stierven.
Woning in Bessarabia
Lutthers Kerkhof Gnadenfeld
Veel minder gekend is dat lutherse vluchtelingen ook in oostelijke richting zijn vertrokken. Via de Donau bereikten ze een streek dat in de oudheid bekend stond als Dacia, maar later vernoemd werd naar de Roemeense vorst Basarab, waaruit de naam Bessarabia is ontstaan. Een tamelijk groot land wat sinds 1814 een deel van Roemenië is geworden.
Het is opvallend dat in dit land een grote multi-etnische samenleving is ontstaan van protestanten, joden, katholieken en orthodoxen afkomstig uit Duitsland, Polen, Bulgarije, Armenië en Rusland. Nog meer bijzonder is dat plaatsen Duitstalige namen hebben, zoals Gnadenfeld, Leipzig, Katzbach of Dennewitz, hoewel ze ook in drie andere talen worden aangeduid. Soms in het Moldavisch, dan weer in het Russisch of Roemeens. Onmiskenbaar een gebied met een indrukwekkende geschiedenis, dat meer aandacht verdient.
Het feit dat Zeeuwse veerboten in de prelude naar de Tweede Wereldoorlog dienst hebben gedaan als mijnenlegger is weinig bekend. Nog minder bekend is dat een Klercq commando heeft gevoerd op een van deze schepen en veel meer andere marineschepen in oorlogstijd.
Het is Arnoldus Petrus Klercq, geboren in Soerabaya, zoon van Franciscus Gijsberthus Klercq en Jacoba Cornelia Sara Modderman, die op zeer jonge leeftijd zijn ouders verloor, naar Nederland vertrok en later in de familietraditie een militaire carrière opbouwde bij de Koninklijke Nederlandse Marine.
PSD veerboot Prins Willem I
PSD veerboot Koningin Emma
De twee veerboten die verbinding onderhielden op de Westerschelde werden in 1939 op de Kon. Werf De Schelde in Vlissingen omgebouwd. De marine gaf beide schepen dan ook de naam Hulpmijnenlegger I en II. Ze hebben nooit onder de oorspronkelijke naam in dienst van de marine gevaren. In 1939 werden de schepen voor een "geheime opdracht" ingezet op 11 en 12 november. Juist op de dag dat premier De Geer in zijn beroemde radiotoespraak het volk geruststellend meedeelde dat er "geen enkele reden tot ongerustheid" was.
Op die dag waren de schepen uitgevaren richting de Wielingen vergezeld van andere marineschepen. In het geheim werden zeemijnen gelegd. Het scheepvaartverkeer werd gestremd. De aanleiding was een acute veiligheidsdreiging waarvoor de vaarweg werd versperd. Nadat de "spanning" was afgenomen werden de zeemijnen weer geruimd.
Vanuit de ligplaats Buitenhaven Vlissingen werd de rest van dat jaar 1939 met beide hulpmijnenleggers geoefend. Op het achterdek lagen wel actieve zeemijnen klaar, tot lanceren kwam het meestal niet. De oefeningen betrof doorgaans het vaststellen van strategische locaties voor mijnversperringen op de Westerschelde.
Het was luitenant ter zee 3de kl A.P. Klercq die het commando voerde over de voormalige Prins Willem I. Omdat de vaaroefeningen uiterst saai verliepen vroeg kapitein Klercq wat voetbalspullen aan bij de marineleiding, om de tijd te doden en fit te blijven. Pas eind januari 1940 werd zijn verzoek gehononeerd en kon hij met zijn bemanning een partijtje voetballen aan boord.
Op 16 februari kwam de Hulpmijnenlegger I pas echt in actie. Er werd een los drijvende zeemijn model 1907 gesignaleerd in de Deurloo. De reddingsboot werd gestreken, niet zonder gevaar voor eigen leven werd de mijn op zee gedemonteerd. Want in de bitter koude winter van 1940 lag de Westerschelde vol ijsvorming. Het was dan ook niet de periode dat de commandant zwemoefeningen van zijn bemanning hoefde te rapporteren, wat doorgaans als noodzaak werd gezien.
Eind februari zat de taak voor kapitein Klercq er op, na nog een tweedaagse actie met beide schepen in de buurt van Hansweert. A.P. Klercq werd gepromoveerd tot 2de Luitenant ter zee. Zijn schip werd terug gegeven aan de PSD en kon weer dienst doen als veerboot. Alleen de Hulpmijnenlegger II bleef nog een tijd dienst doen bij de marine.
De oorlogsdreiging neemt toe, op 27 april 1940 wordt de Prins Willem I weer gevorderd en opnieuw ingezet als hulpmijnenlegger. Na het verwoestende bombardement op Rotterdam capituleert Nederland. Maar in Zeeland gaat de strijd door. Op 17 mei wordt Middelburg hevig beschoten, de brisantbommen uit de Henkell bommenwerpers richten enorme schade aan, vergelijkbaar met de vernietiging van de Rotterdamse binnenstad.
Tot 18 mei wordt op Walcheren gevochten door geallieerde Frans-Marrokaanse troepen. De weerstand wordt gebroken en de Fransen moeten via Zeeuws Vlaanderen de aftocht blazen. In de haven van Breskens worden de veerboten tot zinken gebracht, om niet in Duitse handen te vallen. Ook de Prins Willem I ontkomt niet aan dit lot, nadat het de Franse troepen heeft overgezet. Alleen de Hulpmijnenlegger II alias de Koningin Emma komt ongeschonden uit de strijd. Ze wordt tijdens de Duitse bezetting in de vaart gehouden.
Hr. Ms. Bloemendaal
Hr. Ms Hydrograaf
Het is in de verwarrende periode van mei 1940, dat het maritiem hydrografisch opnemingsvaartuig de ss. Hydrograaf in de haven van Vlissingen ligt. De werkzaamheden voor zeebodem metingen zijn stilgelegd. Alle schepen buitengaats en alle in Nederlandse havens gelegen kustvaarders zetten koers naar Engeland. De Hydrograaf stoomt ook op richting Groot Britannië, met naar alle waarschijnlijkheid A.P.Klercq aan boord, want in die mei-dagen is het reizen door militair personeel over land een hachelijke zaak.
Arnold Klercq zal Nederland in de oorlogsjaren dan ook niet meer terug zien. Hij moet zijn vrouw in Den Haag achterlaten. De Nederlandse Regering in ballingschap in Londen vordert alle beschikbare schepen voor marine doeleinden. Tientallen visserstrawlers worden op Engelse werven omgebouwd tot patrouilleboot, of mijnenvegers. In korte tijd ontstaat een kleine vloot goed bewapende zeer wendbare schepen dat onder Brits bevel staat.
Op meer dan 11 schepen voert Arnold Klercq het gezag tot oktober 1945, zelfs voor een paar weken over de ss. Hydrograaf. De in beslag genomen vissersschepen uit IJmuiden, Urk, Scheveningen of van elders heten nu niet meer SCH 169, UK 12, of IJM 124. Ze varen nu onder Hare Majesteits naam Hr. Ms Eveline, Hr. Ms. Jacqueline Clasine of Hr. Ms. Isabel. Na de oorlog worden deze schepen weer overgedragen aan de eigenaren. Tenminste wanneer is niet door oorlogsgeweld zijn gezonken.
Hr. Ms. Vinkingbank
De Prins Willem I is op 16 augustus 1941 gelicht in de haven van Breskens, het daarop volgend jaar naar Vlissingen gesleept voor herstel. Tijdens een luchtaanval door de R.A.F. is het schip op 31 mei 1943 getroffen en doormidden gebroken. Op 19 juni van dat jaar is het wrak gelicht met drijvende bokken, aan wal gezet en opnieuw hersteld. Het duurde tot 29 augustus 1946 eer de veerboot weer te water werd gelaten, ditmaal in een verlengde versie. In 1972 is de Prins Willem I verkocht en in 1974 gesloopt.
Met de Hydrograaf is het beter afgelopen. Na enige tijd dienst te hebben gedaan als Zeekadetschip kwam het in handen van de "Stichting Het Varend Museumschip." Geheel gerestaureerd, nu voorzien van dieselmotoren, in plaats van stoom aandrijving, doet het kajuitschip nu dienst als partyboot. Op de Sail Amsterdam 1985 verscheen het ms Hydrograaf voor het eerst weer in volle glorie.
Bij veel kinderen staat de boot bekend als "De Boot van Sinterklaas." Ieder jaar doet deze "Sinterklaasboot" een andere haven aan, waar honderden kinderen nerveus en vol spanning op de intocht van de Goed-Heiligman staan te wachten. Een geweldig vrolijke traditie dat nergens ter wereld wordt geëvenaard.
Nederland staat bekend om haar poldermodel. Het Nederlandse consensusmodel waar menig ander land, met wisselend succes, een voorbeeld aan wil nemen. Het overlegmodel waarin werkgevers, vakbonden en de overheid met elkaar aan tafel zit om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en lonen. In andere sectoren, zoals de gezondheidszorg, bij de omroep en in het onderwijs wordt dit model ook toegepast voor overleg in beleid en regelgeving tussen verschillende belangenorganisaties, hun koepels en de overheid.
Netherland is kown for its poldermodel. The Dutch consensus model of what some countries tries to implement obtain this example with varying succes. The consultation model in which employers, unions and government together negotiate for working conditions and wages. In other sectors, such as healthcare, broadcasting and education, this model is also used for consultation on policy and regulatory interests between different bodies, their domes and the government.
Kerstvloed, Christmasflood 1717
Kerstvloed, Christmasflood 1717
Dit consensusmodel bestaat echter al veel langer. Het gaat terug tot de middeleeuwen. Toen moesten boeren, edelen, stedelingen en alle overige burgers samenwerken om dijken te bouwen, zodat have en goed behouden bleef, de voeten droog. De strijd tegen het machtige water is vaak verloren, maar ook overwonnen, zowel aan de kust als ook in het binnenland. De vele overstromingen overwinnen was alleen mogelijk door verplichte samenwerking, ongeacht afkomst of stand. De mindere klasse deed het zware werk, de hogere stand gaf leiding aan de waterkering.
However, this consensus model exists much longer. It goes back to medieval times, when farmers, noblemen, townpeople and all other citizens had to work together to build dikes, in order to safeguard their goods and harvest, keep their feet dry. The struggle against the mighty, powerfull sea is often lost or conquered, both at the coast and inlands. Overcoming floods was only possible through coöperation mandatory, irrespective of origin or status. The lower class did the heavy work, the upper class led the project.
Uit die tijd stamt ook de oprichting van Waterschappen of Hoogheemraadschappen. Het behoort tot één van de oudste bestuurlijke instituties van Nederland. Het eerste officiële waterschap was het Hoogheemraadschap van Rijnmond, dat in 1255 werd ingesteld door graaf Willem II van Holland. Al eerder werkten dorpen en buurtschappen samen om de waterhuishouding te regelen. De oudst bekende samenwerking vond plaats in Utrecht omstreeks 1122, toen 20 buurtschappen de afdamming van de Kromme Rijn realiseerden.
From this time on, also dates the establishment of waterbaords. These boards are one of the oldest forms of government in Holland. Officially installed by Count Willem II of Holland in 1255. Villages and hamlets have been previously worked together to arrange the waterlevels at inlands. The oldest coöperation took place in Utrecht around 1122, when 20 hamlets dammed of the Kromme Rhine.
Willem Klercq uit Dinteloord was betrokken bij de waterschappen van Oude Prinsenland en de Koningspolder bij Dinteloord. Hij heeft daar als gezworene en secretaris-penningmeester vanaf 1794 tot zijn dood in 1813 een belangrijke rol gespeeld. Ook de tweede man van zijn vrouw, Daniël van Opstall, was bestuurder van deze waterschappen.
Willem Klercq from Dinteloord was involved in the boards of Oud Prinsenland and Koningspolder near Dinteloord. He has served as juror and Secretary-Treasurer from 1794 until his death in 1813 in an important role. After his decease, his wife remarried to Daniël van Opstall also a governor in the waterboard.
Impressie ramp 1953, Impression disaster 1953
Watersnoodramp 1953
Waterschappen vormen letterlijk de basis van het poldermodel. Het "polderen" is een uniek Nederlands werkwoord geworden. Zo uniek zelfs dat het een deel van onze nationale genen is geworden. want zodra meer dan twee Nederlanders elkaar treffen beginnen ze al te overleggen. Buitenlanders kijken daar onbegrijpelijk vreemd van op.
Waterboards are literally the foundation of the "poldermodel." The expression "Polderen" has become an unique untranslatable Dutch verb. So unique even, that its has become a part of Dutch national genes. Because when more then two Dutchmen meet together, they start consulting. Foreigners looking at it straingly.
Overstroomde gebieden in 1953, Overfled areas during flooddisaster 1953
Eeuwenlang is Zeeland getroffen door overstromingen, waardoor het land herhaaldelijk door de zee is weggespoeld of elders ongevraagd nieuwe eilandjes heeft opgeworpen. Dat ging vaak ten koste van vele mensenlevens. Huizen,. boerderijen, vliedheuvels of dorpen werden niet gespaard. Ook het vee dreef doelloos weg naar een gewisse dood. Van een aantal dorpen is bekend dat ze hebben bestaan. Van andere bewoningen is niets meer bekend, tenzij een toevallige archeologische vondst wordt gedaan. Bovenstaand kaartoverzicht geeft een beeld waar verdronken dorpen hebben gelegen. Meer dan 117 dorpen zijn in Zeeland verdwenen of verplaatst.
For centuries Zealand has been hit by numerous floods that the country has repeatedly washed away by sea, or the sea elsewhere unsolicited raised new islands. Often to the expence of many lives. Homes, farms, villages, or fleehills were not spared, even the cattle drifted aimlessly into a certain death. Of a number of villages is known to have been existed. About other settlements is nothing known any more, unless an accidental archaelogical discovery is made. The chart above provide an image of drowned villages and settlements.
Hoe groot de verliezen aan mensenlevens in het verleden is geweest valt in een onderstaand staatje af te lezen aan de hand van een niet volledig overzicht aan overstromingsrampen in Nederland.
1288 Sint Aagthenvloed, Saint Aagthenflood; Duizenden slachtoffers, Thousands of casualties 1322 Stormvloed, landsdelen verloren, Stormflood Parts of land lost, Duizenden slachtoffers Thousands of casualties 1334 Sint Clementsvloed, Saint Clementsflood, Duizenden slachtoffers, Thousands of casualties 1362 Sint Marcellusvloed, Saint Marcellusflood, 25.000-40.000 slachtoffers, casualties 1372 Stormvloed, Stormflood landsdelen verloren, Parts of land lost, 100.000 slachtoffers, casualties 1404 Sint Elisabethvloed, Saint Elisabethflood, 3000 ha land verloren, land lost 1321 Sint Elisabethvloed, Saint Elisabethflood, 100.000 slachtoffers, casualties 1324 Sint Elisabethvloed, Saint Elisabethflood, 2.000 slachtoffers, casualties 1530 Sint Felixvloed 23 dorpen verdronken, 23 villages drowned, 100.000 slachtoffers, casualties 1532 Aller Heiligenvloed, All Saintsflood, 16 dorpen verdronken, 16 villages drowned, 60.000 slachtoffers, casualties For a complete schedule see; Portal Information at Wikipedia, clickpoint below
Oosterschelde stormvloedkering
Deltaplan
Oosterschelde
Hoe spannend en fantastisch zwaar stormweer ook mag lijken, de kracht van water is immens. Met geen mogelijkheid valt zo snel te vluchten. Het water omringd je in geen mum van tijd, het sleurt je mee zonder dat je er ook maar iets tegen kunt inbrengen. Met één grote sterke golf ben je verzwolgen. Het koude zilte water onderkoelt je binnen enkele minuten, waardoor je alle macht verloren hebt. Gevoelloos zink je weg naar een kille dood.
Dit is het beeld dat me voor ogen staat uit de radioreportage bij de eerste dagen van de watersnoodramp van 1953. In de nacht van 31 januari op 1 februari rammelde de wind flink aan de ramen. Toch viel ik geruststellend in slaap. Tot de volgende morgen. Het was zondag, het was stil op straat, de storm was gaan liggen, in de kerk zaten weinig kerkgangers. Maar het werd wel heel snel duidelijk wat die nacht was gebeurd.
De dominee sprak in rouwstemming, uit de radio klonk continue huiveringwekkende berichten. Niet alleen Zeeland was getroffen, ook West-Brabant en Zuid-Holland, bij Katwijk waren duinen weggeslagen. In Engeland, België en Noord Duitsland waren ook veel slachtoffers te betreuren. Meer dan 1800 mensen waren verdronken, duizenden dieren en 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. De dramatische gebeurtenissen betekende een keerpunt in de Nederlandse geschiedenis.
Ebb and flow tides remains
Oosterschelde Storm Surge Barrier
Movable doors
How exciting and wonderful heavy stormweather may seem, the power of water is immense. There is no way to escape in a rush. The water surrounds you within non matter of time. It pulls you along without any resistence you can contribute to. In a flash, a large powerful wave engulfes you. The cold salty water cools down in a few minutes, so you lose all power. Sinking away to a chilly death.
This is the image I remember of radioreports in the first days of the flood in 1953. On the night of January 31 and February 1, the wind rattled continuously the windows of my sleepingroom. Still, I fell asleep reassuring. Until the next morning. It was Sunday, the storm was over, it was quiet in the street. In the church were few churchvisitors. But it became clear very quickly what had happened that night.
The pastor spoke in a mourning mood, from the radio sounded continuous chilling reports. Not only Zealand was effected. Also West-Brabant and Zuid-Holland. Dunes near Katwijk were washed away. The Holland provinces are situated 6 meters below sealevel, the threat to overflow the economic heart of Holland was realistic. In England, Belgium and Northern Germany were many casualties to mourn for. Over 1800 men, women, children were drowned, thousands of animals and 100.000 inhabitants had lost their homes and belongings. This event would marked a dramatic turning point in Dutch history.
No comment
Closed Oosterschelde Storm Surge Barrier
No comment
Al voor de watersnoodramp van 1953 was de regering al begonnen met een Deltaplan om Nederland te beschermen tegen extreem hoog water. De ramp bespoedigde de uitvoering. Langs de hele kust werden indrukwekkende waterwerken gebouwd, de kust werd met 700 km ingekort waar de zee geen invloed meer op zou hebben. Ruim 57 jaar is vanaf 1950 gewerkt aan zeewaterkeringen, sluizen, versterkte en verhoogde dijken. In 2010 is het laatste kunstwerk afgebouwd. Een keermuur van ongeveer 500 meter lang en bijna 7 meter boven NAP. Deze muur moet Harlingen beschermen tegen stormen zo sterk als eens in de 4000 jaar.
Tijdens de bouw en ontwikkeling van de Deltawerken zijn ecologische aspekten een belangrijke rol gaan spelen. Het getuigt van moed van de regering en de politiek de veel duurdere voorzieningen te treffen voor het behoud van het water leven in de Oosterschelde. Met de bouw van de Maeslantkering en Oosterschelde stormvloedkering blijven de getijden van eb en vloed behouden. Deze bouwwerken trekken internationaal grote aandacht. Ze zijn door de American Society of Civil Engineers tot de zeven moderne wereldwonderen verklaard.
Kaart van Waterschappen Chart of Waterboards
Nederland onder water The Netherlands overfled
Even before 1953, the government has begun implementing a Deltaplan to protect the Netherlands from extreme high tides. The disaster of 1953 spurred the implementattion. All along the coast a number of impressive waterworks has been built since. The coastline is shortened by 700 km, so the sea would have less influence. More than 57 years since 1950 has been built on Seabarrages, sluices, waterlocks and dyke risings. In 2010 the final structure was finished. A concrete wall of approximately 500 meters and 7 meters above sealevel. This wall must protect Harlingen against storms as strong as once every 4000 years.
During the construction and development of the Deltaworks, ecological aspects began to play an important role. Its to credit government and politicians for the courage to spent in several cases as double as was calculated for waterworks to save aquatic life in the Oosterschelde. With the construction of the Maeslant Barrier and Oosterschelde Storm Surge Barrier remain the tides of ebb and flow. These enormous Deltaworks are subject of international attention. By the American Society of Civil Engineers, they are declared as one of the seven modern wonders of the world.
Dijkdoorbraak, Dyke breaktrough Holland 6 m below sealevel
De familie van Elisabeth Joosse, de vrouw van Theeuwes Klercq, wijd en zijd bekend als Betje van Theeuwes van de Vlasmarkt, stamt van oorsprong uit een zeer oud geslacht, dat ver terugvoert in de geschiedenis. Opoe Betje zal dat niet hebben geweten. Was dat wel het geval geweest, dan zou het haar neus hebben doen krullen van voornaamheid. De vroegste sporen van haar voorfamilie zijn rond 1558 terug te vinden in het Land van Saeftinghe, toen ene Adriaan Joos in deze streek leefde. Het gebied waar Adriaan woonde bestond uit vele losse polders, welke tijdelijk aan elkaar slibden om vervolgens door overstromingen weer van elkaar verwijderd te raken.
Het Verdronken Land van Saeftinghe, nu beschermd natuurgebied
Doordat Zeeland een deltagebied is waar rivieren uitmonden, de zee met eb en vloed haar krachten doet gelden kon het niet uitblijven dat sinds mensenheugenis land gewonnen en verloren is geworden. Delen van Zuid-Beveland zijn aan het water ten prooi gevallen, zoals het Land van Reimerswaal. De Braakmanpolder is lange tijd een deel van de Westerschelde geweest. Axel heeft tijden gekend dat het een eiland was. Op Schouwen-Duiveland zijn ook stukken land in het water verdwenen. Tot aan Dordrecht en Goeree-Overflakkee heeft de bevolking uit alle macht strijd gevoerd, land te behouden tegen de gulzigheid van de zee. Vele malen zijn eilanden op drift geraakt en van vorm veranderd. Vele dorpen, kleine steden, kastelen en gehuchten zijn voorgoed kopje onder gegaan. Van meer dan 117 dorpen is bekend dat ze ooit hebben bestaan. Onderstaand kaartje laat de situatie zien rond het jaar 1580.
Kaart van Zeeland anno 1580, ten tijde van Adriaan Joos, getekend door Jacob van Deventer
In 1594, tijdens de Tachtig Jarige Oorlog, staken Nederlandse troepen onder bevel van prins Maurits om tactische redenen de laatst overgebleven dijken door, waardoor de Spaanse troepen werden verdreven. Zeeuws Vlaanderen is al eeuwen van strategisch belang gebleken, omdat met het bezit van dit landsdeel ook de vaarroute op de Schelde wordt gecontroleerd.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam dat opnieuw aan de orde toen de Belgen, Zeeuws Vlaanderen wilden annexeren omdat Nederland neutraal was gebleven. Maar niet alleen om die reden. Koningin Wilhelmina had vrijgeleide gegeven over Nederlands grondgebied aan de toenmalige Duitse troepen. Bovendien schonk ze haar oom, Onkel Willie, de Duitse keizer Wilhelm asiel in Nederland. Dat had bij onze zuiderburen veel ergernis opgeroepen. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Zeeuws Vlaanderen nog zwaarder getroffen. Voor de bevrijding van Zeeland moest het Duitse leger verdreven worden. Door de geallieerden troepen is zwaar gevochten. Nagenoeg geen dorp is gespaard gebleven voor bijna totale vernietiging. Ook toen ging de strijd om invloed op de Westerschelde.
Reimerswaal gaat verdrinken
Mensen in de streek van Saeftinghe kwamen er goed aan de kost door landbouw, turfsteken en zoutwinning. Adriaan woonde in Saeftinghe, waar in de buurt nog enkele dorpen lagen, zoals Namen, Sint Laureins en Casuwele. De dorpen waren omringd door afgelegen gehuchten, waaronder Auwersluis. Tijdens de Grote Allerheiligenvloed van 1570 kon de primitieve bedijking niet verhinderen dat de streek bijna geheel onder water kwam te staan.
Vier jaar later reikte het "Verdronken Land" tot Verrebroek en zelfs tot aan Kallo, niet ver van Antwerpen. Alleen Saeftinghe en nog enkele andere stukken land bleven als eilandjes boven water. Ook de toren van Namen bleef gespaard. De klokken werden uit de toren gehaald en opnieuw opgehangen in het nabijgelegen dorp Grauw. Het fort van Namen bleef tijdelijk dienst doen als tolhuis. Belasting betalen is zo oud als de mensheid.
Detailkaart rond 1580 van het Land van Saeftinghe
Uiteindelijk kwam Saeftinghe ook onder water te staan. Soms gunt de Westerschelde ons nog een blik op restanten van verdwenen dorpen. Door het schurende effect van het water komen zo nu en dan nog restanten van huizen en kerken even bloot te leggen. Helaas zorgt het stijgende zeeniveau ervoor dat de kans er iets bloot komt te liggen steeds kleiner wordt.
Legendarische zeemeerminnen en zeermeermannen
Dat deze gebeurtenissen aanleiding geeft tot legenden bewijst ook het volksverhaal over het gebied van Saeftinghe. Zo gaat het verhaal dat de bewoners van Saeftinghe ijdel en hoogmoedig waren, wat in de middeleeuwen ook al tot een doodzonde werd beschouwd. Op een dag ving een visser een zeemeermin. De zeemeerman wilde natuurlijk zijn vrouw terug. De visser weigerde zijn bijzondere buit af te staan, waarop de zeemeerman met de vloek dreigde; "Het Land van Saeftinghe zal vergaan, alleen zijn torens blijven bestaan." De verwensing kwam uit. Het land van Saeftinghe verdween inderdaad onder water. De legende verteld verder dat bij ontijdige dagen men in het gebied nog steeds mysterieuze witte gedaanten in de mist ziet opdoemen. Dat zouden de geesten van verdronken mensen zijn, die spookachtig blijven ronddwalen.
Mysterieus landschap nabij Saeftinghe
Er is geen grote fantasie voor nodig, geloof te hechten aan deze fabel wanneer een zware lage mist over dit uitstrekte landschap neerdaalt op een naargeestige herfstdag. De eenzame wandelaar, omringd door nevelen, zal zich ongetwijfeld bewust raken van rusteloze dwalende zielen, die nooit tot het hiernamaals zijn toegelaten. Deze legende spreekt niet alleen over Saeftinghe, ook op Schouwen-Duiveland bestaat een soortgelijk verhaal, zelfs in de Zuid-Hollandse polders wordt over een dergelijk voorval bericht.
Hoe nietig kan een mens zich voelen?
Adriaan Joos moest dus het Land van Saeftinghe verlaten. Hij koos voor Axel, toch een niet al te veilige plek omdat het aan het water gelegen was. Hulst zou veiliger zijn geweest, maar dat viel kennelijk vaak in Spaanse handen. In Axel heeft Adriaan sporen achter gelaten. Van hem is bekend dat hij en ook zijn familie veel grondstukken, landhuisjes en stadse huizen hebben gekocht en ook weer verkocht. Armlastig was de familie Joos blijkbaar niet, tijdens een periode toen regelmatig strijdende partijen door het land joegen, daarbij dood en verderf zaaiend. Voor de familie Joos was dit geen reden voor vertrek naar een rustiger oord, bijvoorbeeld Walcheren. Men wist om te gaan met de onzekerheid van het bestaan en er zelfs munt uit te slaan.
Want een zoon van Adriaan; Adriaan Pieter Joos, soldaat onder de Compagnie van kapitein Jacques de Chartreuse, heer van Baarland en hoogbaljuw van het Vrije Sluis, moet in zijn positie vermogen hebben vergaard. Zo blijkt uit de vele kopen en verkopen van huizen in Axel. In 1638 trouwt hij met Catharina Sachsen uit Hanau bij Frankfurt. Hoe komt deze Duitse dame in vredesnaam in Zeeuws Vlaanderen terecht? Was zij een marketenster bij huurlingen die onder bevel stonden van de Prinsen van Oranje?
Het beroep van marketenster was eerzamer dan de verhalen doen geloven. Meestal was dit een vrouw, die getrouwd was met een militair beneden de rang van onderofficier. Legereenheden die ten velde trokken werden vergezeld van deze dames, die de soldaten tijdens een rustpauze van een borreltje en hartig hapje voorzagen. Maar er ook voor zorgden dat de was werd gedaan. Zo verkregen ze inkomen en waren ze verzorgd en beschermd in woelige tijden.
De ware toedracht hoe Adriaan Pieter Joos en Catharina elkaar hebben leren kennen zal helaas nooit aan het licht komen. Lang heeft het huwelijk niet geduurd. Catharina stierf enkele jaren na de geboorte van haar eerste kind. Daarna trad Adriaan Pieter in het huwelijk met Geertien Arents Nijssen, wat niet kinderloos is gebleven.
Belegering van Aardenburg in 1672
Zijn broer, Hijbrecht Pieter Joos genaamd, blijkt een levensgenieter te zijn, zo niet te spreken van een rokkenjager. In die zin dat hij vijf meisjes op de wereld heeft geholpen. Het zou niet zo opzienbarend zijn geweest, ware het niet dat hier sprake is van veelwijverij. Want elke dochter is verwekt bij een andere vrouw. Elk meisje kreeg de voornaam Elijsabeth, maar wel met de achternaam van de moeder. Na deze opzienbarende dadendrang is niets meer van onze Hijbrecht vernomen. Hij had zijn best gedaan om vervolgens in vergetelheid ten onder te gaan.
Droogvallende slikken Land van Saeftinghe
Pas na 1715 vertrekken de mannen Joosse, want hun naam in ondertussen aangepast van Joos naar Joosse, naar Kleverskerke op Walcheren en 's Heer Hendrikskinderen op Zuid-Beveland. Over de naam Joos valt nog wel het een en ander te vertellen. De één verklaart dat het de van oorsprong Bretons-Keltische naam Jodocus betreft. Weer anderen beweren dat de naam haar oorsprong heeft in de Belgische Kempen.
Maar als kind heb ik dat anders ervaren. Opoe Betje sprak altijd met een nadrukkelijk slepende dubbele "ssj." Deze fonothiek tref je ook aan bij de Spaanse en Griekse taal. In mijn verbeelding moest opoe wel van Spaanse afkomst zijn. Haar diepzwarte ogen, haar ravenzwart haar kon niets anders verklaren. Niets van dat al blijkt nu waar te zijn. Haar kunstgebit zat een beetje losjes. Hoe moet je zo'n teleurstelling verwerken? In stilte hoop ik nog steeds dat ooit een Spaanse edelman invloed heeft gehad op de verspreiding van Joosse. Je weet het maar nooit. Servicepoint;
Zeeuwen hebben eeuwenlang over alle wereldzeeën gezworven, koloniën gesticht, hun gewoonten en taal achtergelaten in gebieden waar dat zelfs nu nog is terug te vinden, zowaar tot in New York. Tot eind 20ste eeuw werd het Jersey Dutch nog gesproken door Creoolse Amerikanen, zonder te weten dat het rare taaltje van Zeeuwse oorsprong was. Ook op Barbados en in Brazilië zijn nog residuën van de Zeeuwse taal te horen. In het Drents is het nooit zover gekomen.
Dit uitzicht moesten de Zeeuwse Drentenaren met node hebben gemist.
Maar wat zoekt een Zeeuw, die een wijds uitzicht gewend is, in Drenthe? Eigenlijk helemaal niets, maar door de diepe ellende half 19de eeuw door grote werkeloosheid gedreven, zijn een aantal Westkapelse gezinnen "overgeplant" naar de veenkoloniën op de grens van Drenthe en Groningen. Hoe is dat zo gekomen?
De rode stip geeft het Zeelandstreekje op de grens van Drenthe en Groningen aan.
De opmerkelijk verhuizing was een goed bedoeld initiatief van de toenmalige president van het Walcherse dijkbestuur Jhr. Mr. Jacob Lodewijk Snouck Hurgronje, die met lede ogen de armoede en werkeloosheid van Westkapelse dijkwerkers voor ogen zag en naar mogelijkheden zocht om het lot van deze gezinnen te verbeteren. Hij was tevens lid van de Tweede Kamer en kwam met zijn collega, de oud-burgemeester van Assen, Mr. Gerrit Kniphorst tot overstemming om aan deze mensen werk te bieden. Daar zag Kniphorst wel brood in, of liever gezegd; winst in, want hij bezat uitgestrekte veengebieden die nog te ontginnen waren. Deze regent was goed geïnformeerd over de noeste werklust van de dijkwerkers uit Westkapelle. Zwaar werk waren ze gewend en een beetje concurentie tussen Drenten en Zeeuwen kon geen kwaad, was zijn mening.
Mr. Gerrit Kniphorst grootgrondbezitter van het Zeelandstreekje.
In 1844 werden vier gezinnen uit Westkapelle overgebracht naar Drouwenermond in de gemeente Borger-Odoorn, op de grens met Stadskanaal. De uitgekorene waren de families; Bosselaar, Brasser, Toutenhoofd en Westerbeke. Bij goede resultaten zouden nog meer gezinnen worden uitgezonden. Toch bleek al gauw dat het experiment geen succes was. In de briefwisselingen van de "kolonisten" met de achtergebleven familie in Zeeland, schreven de teleurgestelde emigranten, dat het leven zwaar en karig was. De situatie in het kale veengebied niet het uitzicht bood wat ze gewend waren. Kortom de grote belofte van een mooie toekomst viel hun bitter tegen. Ze verlangden hevig naar de frisse zeewind, storm aan de kust, kuieren over het strand, of verse scharretjes van een Aernemuuds viswuuf.
Impressie van ontvening door schilder, Jacobus Sibrandi Macadan.
Het grote cultuurverschil tussen de Westkappelaren en de Drentenaren bracht hen ook niet dichter bij elkaar. 't 'Is de tael, hé," schreven ze naar 'uus." Helaas, er was geen weg meer terug. Het loon was karig, de reis naar Westkapelle niet te betalen. Het is bij deze éne poging gebleven. De streek heeft er wel een bijnaam door gekregen, wat nauwelijks bekend is. Weinigen weten dat in Nederland het "Zeelandstreekje" bestaat in een uithoek van Drenthe. Met een symbolisch monument, dat bestaat uit een hardstenen logge vleugellamme Zeeuwse meeuw, vier populieren en dertien esdoorns, is in 2006 aandacht besteed aan de overplanting van deze vier Zeeuwse gezinnen met hun dertien kinderen. De symboliek is goed getroffen.
De Tweeling Hunnebed tussen Borger en Buinen.
Kort na het experiment van deze kleine volksverhuizing overleden de beide initiatiefnemers. Snouck Hurgronje stierf op 19 november 1845 en Kniphorst vijf jaar later op 6 januari 1850, het is er daardoor nooit meer van gekomen nog meer Westkapelaren uit te zenden. Er zou ook verzet van zijn gekomen. Nog altijd wonen nakomelingen van deze gezinnen in dit gebied.
Het verhaal over "Het ijdele melkmeisje," is een legende uit Oost-Souburg, of beter gezegd van de Groôte Abeêle, een gehucht tussen Middelburg en Vlissingen. Keetje woonde daar en was de enige dochter van een hardwerkende, maar arme boer. Thuis hadden ze slechts drie magere koeien, die niet veel melk gaven.
Zeeuwse streekdracht omstreeks 1830
Elke dag trok ze er met de hondenkar er op uit, melk te venten in Midelburg. Keetje was een fris en aantrekkelijk meisje, die haar klanten vrolijk bediende, en voor iedereen wel een aardig woordje over had. Ze hielp ook mensen in nood, maar was wel een ijdel meisje, wat op zich geen ondeugd hoeft te zijn. Ze lacht om verhaaltjes dat achter elke spiegel een duivel huist. Tijdens de kermis leert ze Arjaan kennen, de zoon van een welgestelde boer. Ze komt elke dag langs zijn boerderij en ze worden smoor verliefd op elkaar. Het verschil in geld en goed telt niet. Keetje wil echter gouden krullen aan haar muts inplaats van zilveren, waar andere meisje haar voor uitlachen.
Hollands melkmeisje door veldwachter gecontroleerd
Ze verdunt de melk met water uit het Ronde Putje op het erf van haar vader en houdt zo elke dag enkele stuivers over. In het begin een klein beetje water, later met veel meer water. Ze kan de verleiding niet weerstaan, dat ze door haar truc steeds meer geld overhoudt. Haar klanten beginnen te mopperen over de kwaliteit van de melk, maar ze heeft altijd wel een opgewekt smoesje klaar. Zo spaart ze genoeg geld bijeen voor gouden krullen. Bij de beste goudsmid in Middelburg bestelt ze gouden krullen. Vol trots bekijkt ze in het spiegelbeeld van het Ronde Putje haar fraaie muts met krullen. Het staat haar prachtig, maar opeens vliegen haar krullen in het water. Met een stok zoekt ze naar haar verloren sieraad, maar helaas...., ze vindt het niet.
Domburgs melkmeisje
Keetje kan ook niet om hulp vragen, want dan moet ze vertellen hoe ze aan haar gouden krullen is gekomen. In de put hoort ze de stem van Ossaert, de spottende watergeest; "Wat is van mij, keert tot mij. Zoek maar niet meer, het komt nooit weer." Het melkmeisje schrikt van deze onzichtbare plaaggeest, die je kunt bespringen en je voor altijd doet verstijven. Keetje is nu gestrafd, ze heeft haar lesje geleerd. Ze doet nooit meer water bij de melk en trouwt ondanks haar eenvoudige afkomst toch met Arjaan. Pas op het koperen bruiloftsfeest durft ze Arjaan te vertellen over de gouden krullen die ze op een vreemde manier is kwijtgeraakt.
Het "Gedoetje" van Tante Leintje op d'n Abeele. Tek. Kees de Plaa
Op de Groôte Abeêle woonde tante Leintje met haar man Arjaan en zoon Cassaan. Het is niet dat ik tante Leintje verdenk van zulke ijdelheid, daarvoor was ze een oprechte boerenvrouw. Eén met de natuur, de eenvoud zelve, ze sprak nooit grote woorden, alleen wat "nuudig" was kwam over haar lippen. Ze was de zuster van opoe Klercq. Een vrouw met een hart van goud, gul in de hand. Een "beetje" eigenwijs, met bijzondere gebruiken. Het "Gedoetje" waar ze woonde, daarvan is een tekening gevonden, helaas is het huis nu verdwenen. Er valt niet aan te ontkomen over haar, Arjaan en zoon Cassaan, en niet te vergeten over buurman Kaljouw een paar verhaaltjes te schrijven. (Op blog 't clijn Paradijs kun je er al een paar lezen) Binnenkort komen ze er aan.
Koning Willem II (1792-1849) regeerde slechts korte tijd als constitutioneel vorst. na het overlijden van zijn lievelingszoon Alexander ging zijn gezondheid snel achteruit. Ook de problemen met zijn oudste zoon, de latere Koning Willem III, gingen hem niet in de koude kleren zitten. Kroonprins Willem was het namelijk helemaal niet eens met de grondwetswijziging waar zijn vader mee had ingestemd. Hij deed zelfs schriftelijk afstand van zijn rechten op de troon, wat hij later weer introk.
Inhuldiging van Koning Willem II op 7 oktober 1840 in de Ridderzaal te 's Gravenhage.
Toen Koning Willem II op 13 februari 1849 voor het eerst de nieuwe Tweede Kamer toesprak, merkte men op dat hij er slecht uitzag en zijn stem zwak was. Begin maart wenste de koning zich voor korte tijd terug te trekken in het door hem geliefde Tilburg. Zijn lijfarts raadde hem dit af, maar de koning zette zijn wil door. Op 13 maart nam hij afscheid van zijn vrouw en reed naar Rotterdam.
In Rotterdam was Willem gekleed in een lange mantel met als hoofddeksel zijn typische Russische muts. In de haven wilde hij het in zijn opdracht in aanbouw zijnde stoomjacht bezichtigen. Bij het aflopen van de trap raakte hij met zijn laars verward in zijn mantel en viel van zes treden af. Onmiddelijk stond hij weer op en op de ontstelde vragen reageerde hij met een geruststellend; "Het is niets." Toen de koning via Geertruidenberg naar Tilburg reisde werd hij door de menigte toegejuicht. Maar tegen de gewoonte in werd er vanuit het rijtuig niet gerageerd. Het slechte weer deed de koning geen goed en hij had de mantel dicht om zich heen geslagen.
Het jonge gezin van Willem II. vlnr. Prins Alexander, Prins Willem, Koning Willem II, Koningin Anna Paulowna, Prinses Sophie, Prins Hendrik
In Tilburg aangekomen verergerde de gezondheidsproblemen. Willem II was ook niet meer in staat om stukken te bestuderen. Twee dagen lang was de koning ernstig kortademig. Op 16 maart kwam zijn jongste zoon Hendrik op bezoek, waardoor zijn gemoed enigzins verbeterde. Toen koningin Anna Paulowna kort daarna ook arriveerde, werd zij niet meer toegelaten. Zij luisterde van achter de deur gespannen of zij zijn dierbare stem hoorde.
Op 17 maart werd zijn toestand zeer kritiek. Rond drie uur kreeg Willem II een ernstige aanval van kortademigheid, waarbij hij zijn arts in de armen vloog. Deze zette hem weer terug in zijn stoel, waarna hij stierf. Koningin Anna Paulowna was zo geschrokken dat zij zich gillend op zijn levenloze lichaam wierp. Enkele dagen heeft zij urenlang bij zijn lijk gezeten.
Het lichaam werd naar 's konings wens niet gebalsemd en in een zinken kist gelegd. De kist was voorzien van een glazen plaat. Op 3 april werd koning Willem II uit Tilburg opgehaald om de volgende dag bijgezet te worden in de grafkelder van de Oranjes in Delft.
Koning Willem II
De Nieuwe Rotterdamsche Courant doet op 4 april 1849 verslag;
Aankomst van het stoffelijk overschot van Z.M. Willem II
Het stoffelijk overschot van Z.M. koning Willem II, moest heden binnen deze stad van Geertruidenberg worden aangebragt; daartoe was de stoomboot Stad Geertruidenberg uitgekozen, die voor deze gelegenheid geheel en al de zwarte rouwkleur had aangenomen; op het achterste gedeelte van het met zwarte kleeden bedekte verdek, was eene katafalk geplaatst; ook deze was met zwart laken, met zilver afgezet, bekleed over welke eene zwarte tent, van af het achterschip tot den schoorsteen, was aangebracht.
Heden avond ten 6 uren nadere die boot, met haren treurigen last beladen, deze stad. Nauwelijks was zij in het gezigt, of 's lands oorlogsbrik Pegasus heesch vlag en wimpel ter halve stok, de equipage paradeerde in het want en op hetzelfde oogenblik werd een koninklijk saluut van 101 minuutschoten gedaan, door de Pegasus, twee kanonneerbooten en de batterij aan de werf. Onder het plegtig stilzwijgen der vergaderde menigte, liep de boot de haven aan 's rijks werf binnen, ten einde de ontscheping te bewerkstelligen. ten 3½ ure was Z.M. de koning met den generaal majoor Jhr. A.R.J. Klercq en ten 5 ure Z.K.H. Prins Frederik met H.D. adjudant gearriveerd, ten einde deze plegtigheid bij te wonen.
Het laatste uur van Koning Willem II in zijn verblijf in Tilburg
Toen de boot aan den wal was bevestigd, verscheen H.M. de koningin-weduwe, H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach en Z.K.H prins Hendrik, met gevolg, op het verdek. H.M. de koningin-weduwe begaf zich naar de katafalk en bleef daar in eene biddende houding staan. Onmiddelijk daarop begaf zich Z.M. koning Willem III aan boord der stoomboot, ging naar H.D. moeder toe en omarmde haar teederlijk. Bij de lijkkist van den overleden vorst, omhelsden elkander toen al de leden van het koninklijke huis en stelden een tafereel daar, dat ieder, die er bij tegenwoordig was, met aandoening vervulde.
Het koninklijk lijk werd daarop ontscheept en ontvangen door Z.K.H. prins Frederik, eene deputatie uit de stedelijke regering, den vice-admiraal en buitengewoon adjudant Rijk, als minister van marine, en den opperstalmeester graaf van Rechteren, als groot-officier van 's konings huis; terwijl tot datzelfde einde aldaar tegenwoordig waren de gouverneur der provincie Zuid-Holland, en de generaal majoor JhrA.R.J.Klercq, buitengewoon adjudant des konings, waarnemende provinciale kommandant.
Het stoomschip de Stadt Geertruidenberg, schilder Jan Baptist van der Hulst
De lijkkist werd gedragen en begeleid naar de rouwzaal, aan de woning van den directeur der marine, door heeren officieren der Rotterdamsche schutterij der marine en van het korps mariniers, bijgestaan door de bazen en kommandeurs van 's rijks werf. Achter de lijkkist volgde Z.M. de koning, H.M. de koningin-weduwe aan de arm geleidende; vervolgens Z.K.H. prins Frederik, geleidende H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach aan zijn regterarm, terwijl Z.K.H. prins Hendrik aan hare regterzijde ging; voorts volgde de stedelijke deputaties, officieren van alle wapenen,. enz.
In de rouwzaal werd de lijkkist nedergezet en in de buitenkist overgeplaatst, waarvan de deksel open bleef staan. H.M. de koningin-weduwe, waarna zij nederknielde, een kort gebed deed, zich weder oprigte en diep bewogen een kus op den lauwerkrans drukte; H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saken Weimar Eisenach naderde mede de kist en drukte hare lippen op de lauwerkrans. De buitendeksel werd daarop digt gesloten, waarop H.M. de koningin-weduwe aan het hoofdeinde van de kist, op de zilveren plaat, bevattende de woorden; Waterloo, Quatrebas, Leuven en Hasselt, nogmaals een lauwerkrans legde.
Begrafenisplechigheid in de Grote Kerk van Delft
Niet minder bewogen dan zijne moeder nam koning Willem III de met eene witte panache prijkende muts zijns overleden vaders en plaatse haar in het midden van den lauwerkrans, waarna de kist door heeren officieren der Rotterdamsche schutterij op de estrade van den troon werd nedergezet. De zaal was thans met waskaarsen verlicht, terwijl de rijkssieraden benevens de ridderorden van den ontslapene, op tabouretten waren gelegd.
Onbeschrijfelijk indrukwekkend was toen de aanblik van dit geheel met zwart laken omhangen vertrek, langs welke wanden de zes reusachtige met zwart bekleede, kandelabres, slechts een flauw schijnsel wierpen. Treffend was toen de aanblik van de lijkkist, welke het stoffelijk overschot bevatte van den koning, eenmaal de trots van zijn volk; van den man, beweend door duizenden, die hij met het koninklijk huis bij het lijk van koning Willem II; van de gemalin, de zonen, de dochter en den broeder, bij het ziellos ligchaam van hunen echtgenoot, vader en broeder!
De bewaring van het koninklijk lijk werd daarna toevertrouwd aan de opperkamerheer en aan de dienstdoende adjudanten van wijlen den koning. H.M. de koningin-weduwe, H.K.H. de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach en Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden, benevens een talrijk gevolg, zullen den nacht in de woning van den directeur der marine doorbrengen en dus onder hetzelfde dak, hetwelk het lijk van den overleden koning bedekt.
De Orangerie aan de Kneuterdijk (Huidige Raad van State)
Koning Willem II bezat behalve een grote schilderijencollectie ook een verzameling van ruim drieduizend exotische planten. Deze verzameling werd na zijn dood in 1850 geveild. Onder de hamer gingen onder meer destijds populaire planten als palmen, varens, bromelia's, citrusbomen en zeldzame boomvarens. Zodat deze subtropische planten de Hollandse winters konden overleven, bouwde de koning aan zijn paleis op de Keuterdijk in Den Haag ruime kassen. Tijdgenoten van de koning hebben beschreven hoe men tijdens een bal aan het hof in deze wintertuin verbleef. Dit paste in de traditie aan andere hoven, zoals in Wenen en St. Petersburg, waar orangerieën en palmenhuizen favoriet waren voor het houden van feesten.
Noot; Tekst, levensbeschrijving Koning Willem II, afkomstig van Wikipedia, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_II-der_Nederlanden Verslag, Rotterdamsche Courant 4 april 1949, afkomstig van Historische Kranten, zie http://kranten.kb.nl Jhr A.R.J. Klercq is niet bekend binnen één van de stambomen. Vermoedelijk moet dit zijn; Jhr. A.R.J. Lek van der Klercq.
Nederland is door de eeuwen heen geteisterd door vele rampen. De meeste rampen werden veroorzaakt door natuurgeweld, een hevige stadsbrand of munitie-explosie zorgden voor minder slachtoffers. Het ongeluk in 1275 toen de eerste Romeinse brug in Maastricht instortte tijdens een boete-processie, waren daar 400 doden te betreuren, de datum 12 juli van dat jaar zal niemand iets zeggen.
Van al die rampspoed is maar weinig in ons hedendaags geheugen bewaard gebleven. Dat is maar goed ook, je zou moedeloos worden van al die ellende die over ons land is heengespoeld. Niet voor niets wordt Nederland door de Fransen Les Pays Bas genoemd. De Lage Landen aan de Noordzee, onder zeeniveau.
De allervroegst bekende ramp gebeurde in het jaar 838, toen tijdens een Stormvloed een aanzienlijk deel van Noord-West Nederland onder water liep. Een groot aantal plaatsen verdween van de landkaart. Meer dan 100.000 slachtoffers heeft dat gekost, heden ten dage is dat wereldnieuws. Er zullen er nog veel van zulke rampen volgen. In 1170 breekt bij de Eerste Allerheiligenvloed de zee door bij de duinenrij tussen Texel en Huisduinen, Den Helder. Het Marsdiep ontstaat dan.
De Scheveningen Sch. 169 vaart uit ondanks het slechte weer.
Bij de Sint-Luciavloed van 1287 is de schade nog veel groter. Niet alleen vallen zo'n 80.000 mensen ten prooi aan het gulzige water, ook wordt nu West Friesland van Friesland en Groningen gescheiden. De Zuiderzee ontstaat door dit watergeweld. Het drama heeft ook een taalkundige catastrofe tot gevolg, want de Friese taal verdwijnt grotendeels uit Noord-Holland. De arme Friesen beklagen zich met het credo; "God doe sende ene vloet also groot, daer vele volx in bleef doot."
Naast de grote vloedrampen, die ons land en de eilanden in vorm en omvang herhaaldelijk heeft doen veranderen, waren er ook de kleine rampen. In 1457 ontstond een grote brand in Dordrecht, 600 huizen, waaronder ook de Grote Kerk werden verwoest. Later zou 's Hertogenbosch ook voor een aanzienlijk deel door een hevige stadsbrand worden getroffen. In elke eeuw gebeurd er wel iets waar we nu niet meer bij stil staan.
In de nacht van 26 op 27 novermber 1790 vergaat bij de Koog de klipper Negotie. Het schip breekt in stukken; 238 doden. En dan een kort berichtje waar nu niemand meer van opkijkt, maar mij wel aan het denken zet. 18 oktober 1888, "Brand in de Korte Delft in Middelburg; 5 doden." Het is de straat waar ik heb gewoond.
De bomschuit Sch 168, schilder Henk Dekker 1897-1974 . Wanneer ik spreek over de winter van 1888-1889 zal niemand daar van opveren uit z'n stoel. Onze zaliger overgrootouders lagen er wel wakker van. Het hele leven was ontwricht door de meest barre winter.
De krant; Het Nieuws van de Dag, meldt; Zware regenbuien, windstoten, sneeuwstormen, ijsschotsen op de Zuiderzee en rivieren. Al die narigheid zorgde voor verlamming van het dagelijks leven.
De scheepvaart in Friesland was grotendeels gestremd. Door een snel invallende strenge vorst moest de dienst op de lijn Zevenaar - Kleef - Keulen andermaal worden gestaakt. Bij Lobith is het vaartuig van schipper Koek, geladen met steenkool, bestemd voor Rotterdam lek geslagen en gezonken. Met moeite zijn de opvarenden gered.
De sneltrein welke Zaterdag van Maastricht naar Aken om 4.09 uur vertrok, is tusschen Simpelveld en Aken in de nabijheid van Bochholtz, in de sneeuw blijven steken. Onmiddelijk werden van alle zijden werklieden ontboden om den in nood verkeerende trein te helpen. De locomotief, welke des avonds ter hulp gezonden werd, kwam, daar men door de sneeuwjacht den ingesneeuwden trein niet kon zien, in botsing met dezen, zodat de ingenieur, de Heer Coenegracht, van de hulplocomotief geslingerd werd, waardoor hij zijn schouder ontwrichtte, en een reiziger en een paar spoorwegbeambten licht gekneusd werden.
Schipbreuk bij stormweer, de nachtmerrie voor iedere zeeman.
Het schip Marie, toebehorende aan Dolham te Maastricht en geladen met steenkolen, is Zaterdag op het zijkanaal tusschen Maastricht en Luik gezonken. De opvarenden zijn gered.
Op het 3de blad van de krant staat nog te lezen. Men seint ons uit Keulen; Tengevolge van sneeuwstorm is het verkeer op de spoorweg-trajekten van de spoorweg-directie (Links Reinische) voor het ogenblik gestremd; Cöln - Bonn, Cöln - Trier, Eifellinie, Cöln - Neuss, Neuss - M. Gladbach en Aachen - Bleiberg.
Door de storm van Vrijdag en Zaterdag is de voet van de duinen te noorden van Petten geheel weggenomen. Dit is ook het geval met de duinen ten zuiden van Kamp. Het voorkomen van de kust is daardoor geheel veranderd; de anders afhellende zandheuvels gelijken nu steile rotsen.
In de Wieringerwaard (N-H) is zaterdag de dienstbode van de landbouwer P. levenloos uit het water opgehaald. Men vermoedt dat zij, terwijl zij een emmer water wilde scheppen, bij ongeluk voorover is gevallen. Zaterdag is te Petten het lijk aangespoeld van een man met zwarten baard. de weinige nog overgebleven kleeding was niet gemerkt.
Voormalige Chr. Geref. Kerk, Steengracht te Den Helder, waar ds. J.A. Klercq beroepen was.
Hoewel de kranten volstaan met verontrustende berichten, terwijl het weer in al haar grilligheid te keer gaat, varen toch vissers uit. Gedreven door reders of uit noodzaak vis te vangen, want zonder vis geen inkomsten en zonder inkomsten geen brood, geen monden te vullen van de kinderen thuis. De geharde visserslui, getaand, gelooid door zon, zilt en zeelucht zoeken dicht bij de kust viswateren op, die evenwel gevaarlijk en verradelijk zijn, vanwege zeestromingen, zandbanken of waar bij stormweer sterke slaggolven te keer gaan.
Op 9 februari 1889 vaart de bomschuit Scheveningen Sch. 169 toch uit. Het koerst met volle equipage richting Nieuwediep, komt in zwaar weer terecht, stuurman Krijn Dijkhuizen probeert het schip drijvende te houden door de netten met balast uit te werpen zodat De Vier Gebroeders, van reeder M.J. Tuyt, niet kapseist. Het is hem niet gelukt, de natuurelementen bleken sterker, dan zijn noest vergaarde kennis als zeeman. De krant Het Nieuws van de Dag doet op 9 februari hiervan verslag; Het schip, De Vier Gebroeders, is in de zware Februaristorm omgeslagen, alle zeven bemaningsleden zijn jammerlijk verdronken. Vier dagen later is de Sch. 169 geborgen. Een dag later lezen we dat; eenig hout en ook een zwaard, afkomstig van de SCH. 169 aangespoeld wordt teruggevonden in Scheveningen. Op 13 februari zal bij gunstig weder de Scheveningsche bomschuit SCH 169, wier bemanning door het omslaan van het vaartuig in den Februaristorm zoo jammerlijk omkwam, van Nieuwediep met eigen tuigage naar Scheveningen komen zeilen.
De Chr. Geref. predikanten van Den Helder
In die dagen is Johannes Anthonie Klercq, zoon van Johannes Cornelis Klercq en Wilhelmina Cornelia Gal uit Middelburg, predikant in Den Helder. Hij is een geliefde dominee om zijn trouw en medeleven met zijn gemeente, toegevelijk om bezwaren weg te nemen, geen groot redenaar.
Begraafplaats Huisduinen in Den Helder, waar oude zeemansgraven zijn te vinden
Het ongeval met de vissersboot raakt zijn ziel diep, zijn medeleven met de door het noodlot bezochtte families is groot. Op het kerkhof te Huisduinen spreekt hij innig bemoedigende woorden, bij de teraardebestelling van de zes omgekomen schepelingen die daar begraven worden. Het zevende bemanningslid blijkt later de man met de zwarte baard te zijn. Aangespoeld in Scheveningen, vlak bij huis. Hoe tragisch kan het lot zijn loop hebben.
Vredige rust in Huisduinen
Tot slot nog dit. Bij het speuren in historische kranten kom je naast alle boven beschreven misère ook hilarische berichten tegen. Hiervan zou je een aparte rubriek kunnen maken, ter lering en vermaak. Zo stond in de krant op 13 maart 1889 landelijk het volgende te lezen.
Dat de hedendaagsche methode van huizen bouwen - een geheele reeks woningen van binnen als van buiten sprekend op elkaar gelijken - somtijds eigenaardige bezwaren kan hebben, bleek dezer dagen te Dordrecht. In eene der woningen van de "Vereeniging" aan den Godfried Schalkensingel, kwam een tamelijk beneveld persoon des avonds half elf thuis; althans zoo meende hij. Hij begaf zich regelrecht naar het slaapvertrek en bemerkte niet, dat hij gekomen was in de slaapkamer zijner reeds rustende buurvrouw, die vergeten had hare huisdeur van binnen te sluiten. De vrouw, die terstond zag, dat deze man met baard niet haar baardloze echtgenoot was, dien zij van een vergadering thuis verwachtte, schrikte hevig en snelde terstond de kamer uit. Gelukkig ontmoette zij reeds aan de deur haar eigen man, die nu den verdwaalde indringer op tamelijk onzachte wijze de deur uitwierp.
Het is een jaar na het huwelijk van Betje en Theeuwes toen de kranten volstonden met verontrustende berichten. Op de Balkan giste het van verlangen naar onafhankelijkheid. Het Ottomaanse Rijk en de Oostenrijks-Hongaarse monarchie overheersten grote delen van Europa. Daar kwam verzet tegen door een groeiend nationalisme in veel landen. De lont stak in het kruitvat, het was wachten op het fatale moment dat niet kon uitblijven.
Op 28 juni 1914 verscheen een alarmerend bericht in de krant waarvan de gevolgen nog lang niet te overzien zouden zijn. "Moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk!!" Op die dag bracht troonopvolger aartshertog Frans Ferdinand met zijn vrouw Sophie Chotek, Grävin von Chotava, een bezoek aan Sarajevo, de hoofdstad van de Oostenrijks-Hongaarse provincie Bosnië-Herzegovina. De jonge nationalistische Bosnisch-Servische student Gavrilo Princip (Prins) schoot eerst Sophie, daarna Frans Ferdinand met een pistool neer. De laatste woorden van de aartshertog waren; "Sophie ga niet dood, blijf er voor de kinderen."
Kort voor het fatale moment dat Frans Ferdinand en zijn vrouw Sophie worden vermoord
Aanloop naar de Eerste Wereldoorlog De publieke opinie in Europa schaarde zich aan de kant van Wenen en niet aan de kant van Servië. Zelfs de Russen trokken de handen van Servië af, ondanks hun Slavische verwantschap. De aanslag leek in eerste instantie met een sisser af te lopen. Oosterijk scheen niet te reageren, maar achter de schermen overlegde Wenen succesvol met Berlijn. Pas op 23 juli stelde Wenen aan Servië een 48-uurs ultimatum, dat kortweg stelde, dat de zaak tot op de bodem zou worden uitgezocht, ondermeer door het toelaten van Oostenrijkse politieagenten in Servië. Servië stemde met alle eisen toe, behalve met het toelaten van Oostenrijkse agenten op hun grondgebied. Dat beschouwde ze als een inbreuk op hun souvereiniteit. Servië kondigde hierop een gedeeltelijke mobilisatie af, waarop Oostenrijk een gelijke maatregel nam.
Tijdens het kroonoverleg op 25 juli in Krasnoje Selo besloot Rusland, Servië toch te steunen. Tegelijk werd door Rusland, Duitsland en Engeland een bemiddelingsconferentie voorgesteld. Dit voorstel bleef onbeantwoord. Twee dagen daarna, op 27 juli, volgde de eerste fase van mobilisatie van het Russische leger. De ontwikkelingen volgden elkaar snel op. Een dag later, op 28 juli 1914, verklaarde Oostenrijk de oorlog aan haar kleine buurland. De dag daarop beschoot de Oostenrijkse artillerie de Servische hoofdstad.
Een bezwerende brief van de Duitse keizer Wilhelm III aan zijn neef de Tsaar Nicolaas II om niet tot een algehele mobilistaie over te gaan, tegen het advies in van zijn generale staf, bleef ook zonder effect. Toen een antwoord uitbleef, verklaarde op 1 augustus 1914 Duitsland aan Rusland de oorlog. Op hun beurt besloot Frankrijk hierop ook tot mobilisatie over te gaan, om haar verbond met Rusland gestand te doen. Frankrijk had na de Frans-Pruische oorlog van 1870 Elzas-Lotharingen aan Duitsland verloren, waardoor het verlangen bestond dit landsdeel terug te krijgen, wat ook door sterke Frans nationalistische stromingen werd ingegeven..
De Oostenrijks-Hongaarse monarchie vóór de Eerste Wereldoorlog
Het Duitse plan voorzag in een omtrekkende beweging door België om Frankrijk aan te vallen. België weigerde deze doortocht waarop Duitsland op 4 augustus de neutraliteit van België schond. Binnen nog geen anderhalve maand waren grote delen van Europa in oorlog, waarvan de gevolgen jaren later nog zouden naklinken
Nederland blijft buiten schot De Nederlandse regering was tot alles bereid om neutraliteit te bewaren. Grove schendingen, zoals het torpederen van tientallen Nederlandse vrachtschepen in 1915 werden stilzwijgend geslikt. Toen de geallieerden met een Brits vliegtuig in 1817 per "ongeluk" Zierikzee bombardeerden, reageerde de Nederlanders nauwelijks. De geallieerden wisten goed dat de stemming in Nederland over het algemeen pro-Duits en anti-Engels was, toen de aartsvijand van Nederland.
Dat laatste had nog steeds te maken met het optreden van de Britten, vijftien jaar eerder tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. In die periode bezochten Louis Botha en Koos de la Rey onder andere Middelburg om steun te verkrijgen, waar niet veel van terecht kwam. Zelfs Paul Kruger kreeg geen asiel in Nederland na zijn vlucht uit de Boerenrepubliek, weliswaar met een Nederlands schip in opdracht van Koningin Wilhelmina, teleurgesteld in de Nederlandse houding overleed hij in Zwitserland.
Bezoek van de Boerengeneraals, Louis Botha en Koos de la Rey aan Middelburg in oktober 1902
Onkel Willie Tijdens de oorlogsjaren heeft het er enkele malen om gespannen of Nederland toch de kant van de Duitsers zou kiezen. Opperbevelhebber Snijders was daar een verklaard voorstander van. Steeds opnieuw ruzieëde hij daarover met de regering, die strikte neutraliteit wilde handhaven. Het is verwonderlijk dat de regering deze eigenzinnige generaal niet de laan uitstuurde. De enige reden daarvoor was dat koningin Wilhelmina, toen 35 jaar, bij die conflicten consequent de zijde van haar opperbevelhebber koos. De reden dat de koningin wellicht pro-Duits was, kwam doordat Wilhelmina in haar jeugd door haar moeder Emma vaak naar "Onkel Willie" in Berlijn werd gestuurd. Der Kaiser organiseerde dan grote militaire parades om het kind te laten zien, dat niet te spotten viel met de slagkracht van het Duitse leger.
Kaiser Wilhelm III (Onkel Willie) en zijn neef Tsaar Nicolaas II
Theeuwes moet aan de slag De bruiloft was voorbij. Het normale leven dient zich aan bij Theeuwes. Betje was ontslagen als dienstmeid. Dat was zo de regel, een getrouwde vrouw hoorde bij haar man te zijn, haar taak was een gezin te stichten en daar voor te zorgen. Het huis in Zanddijk bij Veere was niet groot, maar de huur moest wel worden betaald. Dus Theeuwes moest aan de slag.
Voor een ambtenaarsbaantje was hij niet bijster geschikt, op het land werken vond Betje beneden alle waardigheid, trouwens zijn gestel was daar niet op gebouwd. Betje had in haar zakelijk visie een ander plan in gedachte. Als Theeuwes nu eens een vak ging leren, dat hij aan huis kon uitoefenen. een beroep waar altijd vraag naar zal zijn, bijvoorbeeld mandenmaker. Boeren gebruikten manden, bakkers, slagers, vissers ook, en huisvrouwen hadden behoefte aan luxe boodschappenmandjes. De manden gingen ook weleens stuk, zodat er reparatiewerk aan te pas kwam. Dat was een profijtelijke vorm van klantenbinding.
In Veere had Theeuwes met Jacob de Bruijn een vriend leren kennen, die mandenmaker was. Jacob had eens tegen Theeuwes gezegd; "Die vrouw van jou, is een pienter wuuf, die kan zo een winkel beginnen." Dat had Jacob goed gezien, daarom was Jacob bereid, Theeuwes het mandenmakersvak te leren. Ook kon hij Theeuwes al wat opdrachten geven zodat inkomsten van begin af aan gegarandeerd waren. Het klonk Betje als muziek in oren. Een betere start kon niet worden gemaakt, want er was een kind op komst.
Theeuwes en Betje met hun eerste kind Nel
Donkere wolken trekken over Veere Toch trokken al snel donkere wolken boven het vredige Veere samen. Het onbezorgde leven werd zwaar verstoord door onheilspellende berichten in de krant, die ook Veere bereikten. De gebeurtenissen op de Balkan waren bekend, maar dat was zover weg. Wat zou dat voor invloed hebben op hun leven? Toch helemaal niets!? De daarop volgende ontwikkelingen van oorlogsdreiging in Duitsland, Rusland en Frankrijk begon wel zorgwekkender te worden. En toen Duitsland de oorlog verklaarde aan het neutrale België, toen werd de toekomst niet meer zo rooskleurig. Nederland begon ook de mobilisatie af te kondigen. het was gedaan met de opleiding voor mandenmaker.
Theeuwes (2de rij helemaal links) met zijn kornuiten in mobilisatietijd
Enkele weken voor zijn verjaardag werd Theeuwes Klercq voor mobilsatie opgeroepen. Eén van zijn broers en ook een broer van zijn vrouw, met nog enkele neven, moest hij zich melden bij de kazerne in Middelburg. De hele situatie kwam hem zeer ongelegen, en dat met hem voor vele Nederlanders. Er waren 500.000 mannen gemobiliseerd, die hun gezin en werk in de steek moesten laten. De economie leed er zwaar onder.
Theeuwes trok zijn burgerkleding uit, in uniform kwam hij thuis. Betje stelde met trots vast dat het hem "pront" stond. Een dag later vertrok hij naar zijn onderdeel aan de Belgische grens vlakbij Koewacht, niet lang daarna werd hij overgeplaats naar Clinge. Er zat niets anders op dan zich te schikken in zijn lot. Betje had hem gezegd, dat het allemaal wel goed zou komen, daar vertrouwde hij dan ook op. Ook een slechte tijd komen we wel door, had ze hem voorspeld.
Op zijn post in Clinge was het niet geweldig spannend, de kleine compagnie waar hij was ingedeeld verbleef in een tentenkampje even buiten het dorp. Bij mooi weer geen probleem, maar bij regen, wind en sneeuw verkeerde de eenheid in een modderpool van ellende. Toch heerste er een ontspannen sfeer, wat een aantal foto's laat zien.
Ook in Westkappelle was een legeronderdeel neergestreken
"De Draad," het eerste IJzeren Gordijn. Helaas was het aan de overkant van de grens niet zo ontspannen. In oktober vluchtten duizenden Belgen voor het oprukkende Duitse leger, vooral veel Antwerpenaren vluchtten de eerste dagen naar de noorderburen. Op Walcheren was Middelburg één van de opvangplaatsen, waar ze zo goed en kwaad werden opgevangen. In totaal wisten één miljoen Belgen hun land te ontvluchten, een groot deel keerde later terug, nadat de rust in België was weergekeerd.
Dit was een reden voor de Duitsers om het land af te sluiten. Langs de hele Belgisch-Nederlandse grens van Vaals tot aan Knokke aan Zee, werd door de Duitse bezetter, aan de Belgische kant een draadversperring opgetrokken van ruim 220 kilometerlang van wel twee tot drie meter hoog, soms in dubbele rijen. Om de 50 meter werd stroom toegevoerd met een spanning van 2000 Volt. Hoe vernuftig oorlogsvoering ook kan zijn blijkt uit dit eerste IJzeren Gordijn. Het monsterlijk bouwsel kreeg in de volksmond al snel de naam "De Draad."
Afschrikwekkend beeld van een Draad-slachtoffer
Het bleek voor de Duitsers een inventief middel om de Belgen binnnen de landsgrenzen te houden. Bovendien spaarde het arbeidsintensieve grenswachten, de soldaten konden beter worden ingezet aan het front. "De Draad" liep door dorpen, over pleinen, door weilanden en boomgaarden, de afscheiding werd zelfs over sloten en ondiepe rivieren doorgetrokken. Wie "De Draad" aanraakte was daardoor opslag dood. Dagelijks stond in de krant wie nu weer "doodgebliksemd" was. De verkrampte, zwartgeblakerde lijken werden ter afschrikking dagenlang te kijk gelegd. Tienduizenden Belgen zijn om het leven gekomen door "De Draad."
Doodgebliksemd aan "De Draad"
De dappere, elegante Edith Cavell In het bezette België stond de doodstraf op het "de vijand toevoeren van manschappen", een ambtelijke taal wat hierop neerkwam dat de vluchteling was overlopen naar de veilige overkant. Met regelmaat verschenen aanplakbiljetten aan openbare gebouwen, met vermelding van terechtgestelden die vluchtelingen hadden geholpen. De bekendste onder hen was de charmante Engelse Edith Cavell. Deze vrome en strenge directrice van een Brusselse verpleegstersopleiding bekende na haar gevangschap en brute martelingen aan de Duitsers, dat zij een leidende rol had gespeeld bij het opzetten van een ondergrondse spoorweg. Ze had meer dan 200 Belgische soldaten helpen ontsnappen naar Engeland.
In de vroege ochtend van de 12de oktober 1915 werd Edith Cavell, door de Duitsers gefusilleerd, samen met de Brusselse architect Philippe Baucq, die ook deel had uitgemaakt van haar ondergrondse organisatie. Eén van de Duitse soldaten die weigerde aan de executie deel te nemen, werd vervolgens zelf ook door een vuurpeleton doodgeschoten. Graaf d' Oultremont daar en tegen ontsnapte aan de Duitsers. Na de oorlog richtte hij in de Voerstreek, bij Sippenaken, het monument op ter herinnering aan de vluchtingen, voor wie "De Draad" dodelijk bleek.
Edith Louisa Cavell
Edith Louisa Cavell is geboren in Swardeston, Norfolk op 4 december 1865, gefusilleerd op 12 oktober 1915, 49 jaar. Ze was een Britse verpleegster die in Brussel leiding gaf aan een verpleeginstituut. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hielp ze veel dienstplichtige Belgische, Britse en Franse soldaten over de Nederlandse grens. Haar dood veroorzaakte in 1915 internationale verontwaardiging. Na haar dood werd haar stoffelijk overschot gerepatrieerd naar Westminster Abby voor een plechtigeheid. Hierna werd ze overgebracht naar de kathedraal van Norwich, waar ze nu begraven ligt in het oostelijk gedeelte. Voor haar heldendaden kreeg ze een standbeeld in Londen, in de buurt van de National Portait Gallery. In Ukkel is een ziekenhuis naar Edith Cavell genoemd.
Belgische vluchtelingen
Het leven wordt duurder, de toekomst wordt niet beter. De oorlog is voorbij. Theeuwes keert terug naar Veere, waar hij zijn beroep weer opneemt. Het gezin is nu uitgebreid met een zoontje. Joost is geboren. Betje begint zich zorgen te maken over de toekomst. Niet over wat in de kranten staat, al die grote gebeurtenissen, van onrust in Duitsland en Rusland, trekken aan het gezin voorbij. Eerder is ze bezorgd over de prijsstijgingen, het riet wordt duurder, de boodschappen ook. In welke tijd komt dit niet voor? Het werk is ook minder geworden. Waar ze opgerekend had dat veel aanloop van klanten zou zou zijn, viel dat toch tegen. Het grootste deel van de klanten waren vissers, daar waren de inkomsten ook sterk teruggelopen. Jacob de Bruijn had de donkere bui zien aankomen, hij was naar Vlissingen vertrokken.
Betje begreep dat in Veere verder weinig voorspoed te verwachten was. Het stadje was klein en bleef dat. Middelburg lonkte, daar was van oudsher meer bedrijvigheid, dus ook meer klanten te vinden. Bovendien woonden de meeste familieleden van Theeuwes en ook van Betje in en rond Middelburg. Een reden te meer om terug te keren naar haar geboortestad. Een niet alleen om die reden, Betje wilde een rol spelen in het verenigingsleven. Er was weinig voor nodig Theeuwes voor haar plan te winnen. Wat Betje goed vond, dat was ook goed voor Theeuwes.
Tuberculose is een ernstige en zeer besmettelijke ziekte, dat in het begin van 1900 op grote schaal slachtoffers maakte, met doorgaans een dodelijke afloop. De bacteriële infectieziekte sluimert in stilte nog steeds onder ons en steekt onverwacht de kop weer op.
TBC poster
In de jaren twintig van de 20ste eeuw stierven er in Nederland ongeveer 10.000 patiënten per jaar aan deze ziekte, wat een ware gesel voor de bevolking was. In de familie Klercq maakte deze ziekte ook slachtoffers, vaak op jonge leeftijd. Bij Rinus, een broer van Theeuwes, en Bets Klercq was hun dochtertje Keetje ook aan de ziekte overleden. Een andere broer van opa, Cornelis Klercq, die getrouwd was met de Friese Berber Visser, werd wel het zwaarst bezocht door de dood.
Hun eerste kindje Minkje leefde nog geen jaar. Het daarop volgende meisje werd in navolging van haar overleden zusje Minkje Pieternella genoemd. Na de voorspoedige geboorte van Minkje Pieternella werd het gezin verheugd met de gezegende komst van vier zonen, zoals broeder Louw van opoe Betje dat zo plechtig kon verklaren. Het zaad ter verspreiding van het ware geloof had vruchtbare bodem gevonden, stelde hij goedkeurend vast, uit zijn professie als voorzanger in de kerk.
Helaas was deze zegening van korte duur. Van alle kinderen van Cornelis en Berber is er maar één in leven gebleven. Minkje, Johan, Cornelis en later Pieter stierven allemaal aan de tering, zoals de ziekte zo plastisch in de volksmond werd genoemd. Minkje werd maar 21 jaar. Twee van haar broers overleden toen ze 20 en 18 jaar waren. Cornelis was nog kapper geworden en Pieter jongste kantoorbediende. Het één na jongste kind leefde slechts 9 maanden. Alleen Johannes is verschoond gebleven van deze akelige ziekte.
Corrie is verschillende keren op bezoek geweest bij haar nichtje Minkje, ze vond haar toestand zielig. Hevig ontdaan was Corrie toen Minkje stierf. Zelf was ze nog maar zeven jaar, maar begreep al te goed dat die ziekte ook haar zou kunnen overkomen. Zelfs Evert, de broer van haar moeder moest die ziekte met de dood bekopen, toen hij uit militaire dienst kwam. Evert had ook een tbc-infectie opgelopen. Zijn ziekte verliep wel zo snel, dat de familie erover sprak dat hij was overleden aan de "vliegende tering." Een vorm van tbc die razensnel je longen verwoest, of zich elders in je lichaam nestelt met fatale gevolgen. Evert was pas getrouwd en jong, nog maar 18 jaar, toen zijn vrouw in verwachting was van hun eerste kind. Joost, zijn zoon, zou zijn vader nooit kennen.
Een tbc-tuinhuisje. alias een lichthalletje.
De behandeling bestond uit langdurige rust en het isoleren van de patiënt. Om die reden stond in de tuin van Cornelis een tuinhuisje als onderkomen voor Minkje, later deed dit ook dienst voor haar broers. Het isolement betekende een zware belasting voor het gezinsleven. Het was zelfs ingrijpender voor de patiënt zelf, want naar school gaan was er niet meer bij. Spelen met vriendjes of vriendinnetjes al evenmin. Gesprekken werden gevoerd met een mondkapje op, als de dood zo bang zelf ook geïnfecteerd te raken.
Veruit de belangrijkste wijze van besmetting gebeurde door het inademen van kleine in de lucht zwevende tuberculosebacteriën bevattende druppeltjes die door de patiënt door hoesten verspreid werden. Maar een andere vorm van besmetting kon ook veroorzaakt zijn door het drinken van melk van koeien die aan rundertuberculose leden. Welke vorm van besmetting in Nederland het meest voorkwam, omdat de melk niet gepasteuriseerd werd. Nadat het pasteuriseren uitgevonden was en er antibiotica voor runderen ontwikkeld was, is de veestapel tbc-vrij gemaakt.
Voorlopig moest Minkje bedrust houden, schone frisse lucht en zonneschijn kwam haar tuinhuisje binnen door grote uitklapbare ramen. En het aardige van dit huisje was dat het kon meedraaien met de zonnestand. Een strandhuisje op wielen, leek het wel. Speciaal voor Minkje hadden haar ouders, wat een luxe was, een radio voor haar gekocht, zodat ze zich niet zo eenzaam hoefde te voelen. Van de zon kreeg Minkje een gezond kleurtje waardoor ze eigenlijk niet ziek leek te zijn. Schone schijn bedriegt, haar longen waren weldegelijk behoorlijk aangetast. Dat kon je niet zien, maar wel aan haar merken, omdat ze zo hevig lag te hoesten.
De Buitensociëteit op het Molenwater, de eerste tbc-kliniek van Middelburg
Voor de toen nauwelijks behandelbare longziekte ontstonden door het hele land sanatoria, waarvan het Zeehospitium Zonneveld, opgericht en nagelaten door de rijke ongehuwde dame Elisabeth van den Broecke, in Oostkapelle het bekendst is geworden voor Walcheren. De bos- en zeelucht betekende hier de remedie, naast een gezonde voeding, de weg naar herstel. Niet voor niets werden deze sanatoria dan ook wel herstellingsoorden genoemd. In elke provincie werden er wel één of meerdere gebouwd, in vaak idyllische bosrijke omgevingen. In Middelburg werd in 1923 een buitensanatorium geopend vlak naast het Gasthuis op het lommerrijke Molenwater.
Het oude Bagijnhof in Middelburg, inmiddels lang geleden gesloopt
Hoe kwam het toch dat die ziekte zich zo snel kon ontwikkelen? Over het algemeen was het slecht gesteld met de hygiëne. Het water voor eten en drinken werd opgepompt uit waterputten bij het huis. Niet overal was de luxe van een waterleiding aangelegd. De riolering bestond uit afgedekte geulen en op z'n best uit keramiek buizen, die evenwel lekten. Maar bovenal was de huisvesting allerbelabberst. Op oude foto's is te zien hoe verschillende straten in Middelburg verkrot waren. De oogwaarschijnlijk pittoreske straatbeelden zouden een inspratieborn voor Anton Pieck hebben kunnen zijn. De werkelijkheid was anders. Binnenshuis was de armoe troef, geld voor een frisse opknapbeurt was er nooit. Het volk was allang blij werk te hebben om de kinderen te eten te geven.
Verkrot huis aan het Bastion Veerse Bolwerk
Laat staan dat dagelijks een wasbeurt op het program stond. Van een douche of badkuip hadden die mensen nog nooit gehoord. Jawel...misschien drong het door dat "d'n rieke luu." over een badkuip beschikte. Die burgerlijke welvaart stond wel zover af van het gewone volk, dat het ondenkbaar was ooit die luxe te mogen beleven. Men waste zich aan de gootsteen en eens per week werd een grote zinken teil uit de kast gehaald voor de grote lichamelijke wasbeurt.
De drie gezusters Emily, Charlotte en Anne Brontë.
Omdat de ziekte het meest slachtoffers maakte onder jonge mensen, en de oorzaak daarvan onbekend was, werd het beschouwd als een lot dat niet te ontlopen viel. De tragiek sloeg vooral ook toe bij jonge kunstenaars, die onder dramatische omstandigheden uit hun kring werden weggerukt, wat soms tot mytische legendes heeft geleid. Voorbeelden te over zijn hier te noemen.
Emily Jane Brontë, de middelste van de drie Brontë-zusters, de Britse schrijfster van de vermaarde roman Wuthering Heights, overleed op 19 december 1848 in Haworth. Haar oudste zuster Charlotte heeft het boek na de dood van Emily gepubliceerd. Charlotte die getrouwd raakte met de hulppredikant van haar vader; Arthur Bell Nichols, onder wiens pseudoniem ze als Currer Bell beroemd is geworden met haar roman Jane Eyre, stierf ook aan tuberculose. Anne Brontë de jongste van de drie gezusters schreef minder bekende romans, waaronder Agnes Grey, 1847 en The Tenant ofWildfell Hall, 1848. Romans die een weergave geven van het betere Victoriaanse milieu, waarin zij leefde.
Ook van Franz Kafka en George Orwell is bekend had ze door tuberculose zijn geveld. Albert Camus leed ook aan deze ziekte, maar is bij een auto-ongeval om het leven gekomen. Het dramatische thema van ziekte en dood is in vele opera's gebruikt. Giacomo Puccini voert dit thema op in zijn serie-opera La Bohème, waar Mimi een zo tragische rol vervuld. In de beroemde opera La Traviata van Giuseppe Verdi vertolkt Violetta een aangrijpende sterfscene in het bijzijn van haar geliefde Alfredo Germont, waar zijn vader, Dottore Grenvil en de trouwe dienstmeid Annina het droevig einde van Violetta delen.
Vorig jaar; 17 mei, was het 70 jaar geleden dat Middelburg hetzelfde lot trof als Rotterdam. Na de capitulatie van Nederland bleef Zeeland standhouden op bevel van Koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering. De vrije vaart naar Antwerpen moest zolang mogelijk behouden blijven. Het was noodzakelijk de aanwezige geallieerde troepen in België de gelegenheid te geven zich opnieuw te formeren. Franse troepen, vergezeld van Marokkaanse eenheden, trokken in de eerste dagen van mei Zeeuws-Vlaanderen binnen. Bij Vlissingen staken ze de Westerschelde over, waarna ze posities innamen in Westelijk Noord-Brabant. De stellingen bij Bath en Zanddijk zouden de Duitse opmars moeten tegenhouden. De Duitsers braken door, in grote verwarring en totale paniek trokken de Franse troepen terug, richting Walcheren op de linie van de Sloedam. Hier werden de SS-troepen teruggeslagen, onverwacht leden ze zware verliezen, waaronder de compagnie-commandant sneuvelde.
De Middelburgse Markt van vóór 1940.
Voor veel Middelburgers was de oorlogsituatie een onbekende ervaring, zo naïef als ze waren trok het zelfs veel bekijks alsof het een vuurwerkshow betrof. Op de Hoge Brug bij het station stonden zowaar toeschouwers de beschietingen op Lewedorp te volgen. De kogels vlogen hen soms letterlijk om de oren. De Duitse artillerie richtten hun vuur vervolgens op Middelburg, waarvan ze het vermoeden hadden dat de stad als hoofdkwartier van de Fransen diende. Deze veronderstelling zou fataal worden voor de stad. Het bombardement op Rotterdam in gedachtte, besloten de Duitsers een soortgelijke tactiek op Middelburg toe te passen.
Enkele dagen voor de komst van de Duitse troepen had het gemeentebestuur de bevolking instructies gegeven; hoe te handelen bij beschietingen en branden. Van iedereen werd verlangd op zolder emmers met water en zand op te slaan, opdat bij een inslag de daarop volgende brand snel geblust kon worden. Toch beducht op een grootschalige aanval besloot burgemeester van Walré de Bordes, de bevolking het bevel te geven de stad te verlaten. Daaraan werd vanzelfsprekend massaal gevolg gegeven, zodat nagenoeg alle inwoners vertrokken naar familie buiten de stad. Braaf deed iedereen de deur op slot.
De deftige winkelstraat, De Lange Delft bij de Markt van vóór de oorlog.
Op 17 mei 1940 werden de beschietingen vanaf de Sloedam ingezet. In de pauzes vlogen onder sonoor aanzwellend geluid Heinkel bommenwerpers over de stad, de luiken werden geopend, de bommen daalden gierend en fluitend neer op het middeleeuwse hart van Middelburg. Het prachtige stadhuis in laat Vlaams gotische stijl werd zwaar getroffen. Ter nauwernood konden de burgemeester incluis de gemeenteraad een veilige schuilplek vinden. Hoewel de stad nagenoeg was uitgestorven bleek toch nog een koene klant bij Old England een paar collars voor zijn overhemd te bestellen. Bij barbier Julianus op de Markt zat zelfs een klant in de scheerstoel. Hoe laconiek kan men zijn bij de grootste doodsbedreiging?
Het Stadhuis waarvan zelfs Albrecht Dürer, bij zijn bezoek in 1520 aan de stad zijn waarneming omschreef als; "Eine gute Stadt; hat ein überschön rathausz mit einem köstliche thurm, do is an alle Dingen viel kunst an." Inpandig ging het hele stadhuis in vlammen op, slechts de buitenmuren en de toren bleven overeind. Alles wat kostbaar was, ook het archief uit de middeleeuwen, de ziel van de Middelburgse historie, vervloog in as. Overal in de stad dreunde de aarde, het was tot in de verre omtrek te horen. Dikke vette rookpluimen stegen op ten hemel. De mensen die gevlucht waren stonden verbijsterd aan de grond genageld. Een macaber schouwspel, wat ze eerder in kranten hadden gezien op foto's van bombardementen in Spanje of Finland, zagen ze nu zelf vol ongeloof voor hun ogen voltrekken. Waar hadden de Middelburgers dit aan verdiend?
Het meest schokkende moment was toen de Lange Jan getroffen werd. Onder donderend geraas viel het bovenste deel van de abbdijtoren ter aarde. De klokken lieten voor het laatst erbarmelijke klanken horen. Sommige mensen meenden uit die spontane carillonklanken; "Alle Menschen werden Brüder," te horen. Een verbeelding die voeding geeft aan een onzinnige legende. Door de hitte van de brand verbogen de wijzerplaten in eeuwige krampachtigheid. Kilometersver, zelfs tot in Oostkappelle, was de doodsmak van de trotse elegante toren te horen.
Luchtfoto van het bombardement op Middelburg 17 mei 1940
Het gezin Klercq besloot ook gehoor te geven aan de oproep van de burgemeester. Maar waarheen konden ze vluchten? Opoe vertrok samen met haar zus Willemien naar Oostkapelle, waar ze onderdak vonden in kasteel Westhove. Nel en haar man, die in Souburg woonden, hadden hun huis ook moeten verlaten. Het huis was in puin geschoten. Ditmaal niet door de Duitsers maar door de Fransen, die onnauwkeurig vuurden. Nel wist een adres in Biggekerke, ze zouden daar nog lang tot na de oorlog blijven wonen. Lenie zat hoog en droog met een vriendin in Vrouwepolder. Corrie was bij familie van haar verloofde op St. Laurens terecht gekomen. Opa en Joost moesten achterblijven, omdat opa Klercq lid was van de vrijwillige brandweer en zijn zoon Joost hem een hand kon helpen,
De puinhopen van de Markt na het bombardement
Overal ontstonden branden. In de Lange Delft verdwenen statige historische panden, de Burg, de Botermarkt, de Gravenstraat, een deel van de Lange Noordstraat met de Rooms Katholieke kerk veranderden in rokende puinhopen. Onzuiver neergedaalde bommen sloegen in op de Rotterdamse en Rouaanse kaai, waardoor het West-Indisch Compagniegebouw werd getroffen, dat tot laat in dat jaar bleef nasmeulen. Ook het er tegenover liggende Renaissancehuis "De Steenrots" werd vernietigend getroffen. Enkele huizen buiten het centrum zoals, in de Brakstraat en op de Herengracht werden ook getroffen
De brandweer kon de veelheid aan branden onmogelijk bestrijden, laat staan beginnende branden in de kiem smoren, want alle huizen waren keurig op slot. Tot overmaat van ramp ontstaat bij dit soort omvangrijke branden een aanzuigende werking door luchtstromen, zodat de branden steeds heviger worden en nagenoeg onblusbaar zijn. De historische panden, die in hoofdzaak bestonden uit zeer brandbare en krukdroge materialen, bovendien ook nog volgestouwd waren met voorraden, vormden een dankbare voedingsbron voor brandhaarden. Door de droogteperiode begin mei stond het waterpeil laag, de waterdruk was matig en er was gebrek aan materieel. Het tekort aan bluswater werd hals over kop opgevangen door water te betrekken uit grachten en singels.
Overzicht van de brandhaarden en vernielde straten.
Het mocht allemaal niet baten. De verwoestingen waren zo groot, dat de branden zelfs wekenlang aanhielden. Bij De Gruyter smeulde de koffie en chocolade dagenlang na. De geur van verbrande koffie dreef over de hele stad, het was beslist geen aanmoediging voor een koffiepauze. Op andere plaatsen was de stank van verbrande goederen zo intens dat het niet te verdragen was. Diepe kraters waren geslagen rondom de Markt. In nog geen halfuur tijd was het hart van de stad veranderd in wijdse puinhopen, een desolaat landschap met vergezichten over straten die ooit hadden bestaan. Hier en daar stond een geblakerd gevelstuk monumentaal overeind.
Tot ieders verbazing en opluchting waren ook delen van de binnenstad gespaard gebleven. De Vlasmarkt was intact gebleven, ook een deel van de Markt. Wonderlijk genoeg was Sociëteit De Vergenoeging niet geraakt, net zomin als de Lange Viele, de Korte Delft en het grootste deel van de Dam. De muziekkiosk op de Markt, die klaar stond voor een concert, overleefde de ramp wonderwel zonder een schrammetje. Bij terugkomst vonden veel burgers hun huis niet meer terug. De ultieme menselijke waanzin die oorlog heet, had Middelburg zwaar getroffen.
Direct na het bombardement werd met puinruimen begonnen.
De Nazi-Duitse troepen trokken de stad binnen. Er stond geen juichende mensenmassa langs de straten. De nieuwsgierige blikken achter de ramen waren verstard van ingehouden woede. NSB-ers durfden zich ook nauwelijks te vertonen. De soldaten moeten de vijandigheid in de nek hebben gevoeld, nadat ze de enorme verwoestingen, die hun medebroeders hadden aangericht, nu met eigen ogen konden aanschouwen.
Collectief zou het Duitse volk, op vakantie in Zeeland, tot in lengte van jaren er fijntjes aan herinnert worden welk noodlot ze de Zeeuwen hadden aangedaan. De huur van een vakantiehuisje was beduidend duurder voor Duitse gasten. Een vriendin van mij, die met een Duitser is getrouwd en een vakantie doorbracht in Domburg, maakte het mee dat een Duitse klant vóór haar één gulden meer moest betalen voor een brood. Het was een klein protest van "Wiedergutmachung," zonder substantieel gevolg. Maar goed, het gaf de sfeer aan.
Nadat de Duitsers Middelburg hadden ingenomen stonden ze snel aan de kust van Vlissingen. De meeste soldaten waren simpele lieden die zelden een verre reis hadden ondernomen, en waarschijnlijk nooit verder kwamen dan de omgeving van hun dorp of stad in het Sauerland, Brandenburg of het Emsland. Opgejut om Engeland te veroveren stonden de soldaten op de Boulevard van Vlissingen. Aan de horizon zagen ze land opdoemen uit een lage mist. Juichend en joelend stonden ze te scanderen; "Wir fahren nach England, wir sollen Siegen!" Het was slechts de kust van Zeeuws-Vlaanderen met het sillouette van Breskens. Wat wisten ze beter?
In 1940 werd al spoedig aanvang genomen met de herbouw van de stad.
In de oorlogsjaren kwam regelmatig een Duitse soldaat bij Theeuwes Klercq over de vloer. Hij was opgeroepen voor zijn nummer en beslist geen fanatieke SS-soldaat. Liever was hij thuis gebleven. Hij had geen keuze, op dienstweigeren stond de doodstraf. Vluchten naar het buitenland was ook geen optie, nergens zou een Duitser met open armen ontvangen worden. Het Duitse volk had voor een verfoeilijk regime gekozen, waar iedereen zich naar moest schikken.
De jongeman was bevriend geraakt met Joost, die bij de Onda-fanfare trombone speelde. Ze hadden elkaar ontmoet bij een concert, de Duitse knaap speelde verschillende instrumenten, zo waren ze aan de praat geraakt waaruit een vriendschap was ontstaan. Kurt, zo heette de jongeman, was afkomstig uit Noord-Duitsland, ergens aan de kust van Ost-Friesland bij het stadje Dornum. Een moerasachtige streek waar riet en biezen groeit. Toeval of niet, Kurt was mandenmaker, zodoende kon hij goed opschieten met Theeuwes. Samen zaten ze geregeld hele verhalen aan elkaar te vertellen, op een wijze dat alleen vakgenoten doen. De taal bleek geen onoverkomelijk probleem, want het Neder-Saksische dialect dat Kurt sprak kent een woordenschat die sterk verwant is aan het Nederlands.
Kurt voelde zich op zijn gemak bij de familie Klercq. De warme huiselijkheid die hij hier aantrof deed hem aan thuis denken. Na het eten, want daar werd hij ook meermalen voor uitgenodigd, speelde Kurt op het harmonium Lutherse liederen. Opoe Betje, die aanvankelijk niet zo gecharmeerd was van zijn bezoeken, raakte haar vooroordeel kwijt door de ontroerende wijze waarop Kurt zijn stichtelijke liederen zong. Kurt die niet gewend was zo ver van huis te zijn kreeg steeds vaker last van heimwee. Opoe moest hem aan de borst troosten bij zijn onbedaarlijke huilbuien. De vriendelijke zachtaardige jongen verafschuwde de oorlog en de verwoestingen die zijn landgenoten hadden aangericht. Het beeld dat alle Duitsers nazi-gezind waren is daarom niet terecht. Op een gegeven moment kwam Kurt niet meer opdagen. Zijn eenheid zou verplaatst zijn, misschien naar het gevreesde Ostfront of de Atlantikwall. Nooit is meer iets van Kurt vernomen. Ook niet na de oorlog, toen sommige Duitsers voorzichtig kontakten probeerden te herstellen. Aangenomen mag worden dat de arme Kurt naamloos, roemloos is gesneuveld. Opgelost in het stof van miljoenen oorlogsslachtoffers, weggedreven in het zwarte gat van het niets in de geschiedenis.
Van Kurt bestaat geen foto, deze jongeman zou Kurt kunnen zijn.
Nu, Middelurg onder Duits gezag stond was ook hun invloed op de herbouw voelbaar. Merkwaardig genoeg streefden ze ernaar historische steden in traditionele stijl te herstellen, na die eerst kapot geschoten te hebben! Niet voor niets plaatsten de Duitsers borden bij de resten van verwoeste monumentale gebouwen, met de aankondiging dat de puinhopen onder hoogst persoonlijke bescherming stonden van Der Fuhrer. Een grotesker cynisme is haast niet denkbaar. De herbouw werd in 1940 al snel ter hand genomen, tot de aanvoer van materialen wegens geldgebrek begin 1942 werd stilgelegd. Inmiddels waren toen al veel gebouwen rond de Markt en op de Burg gereed gekomen. Op 't Zand was zelfs een hele nieuwe woonwijk aan de stad toegevoegd.
Op grote schaal een nieuwe stijl invoeren in een zwaar gehavende stad, dat door de eeuwen heen naar behoefte op organische wijze was gebouwd. Waar vele monumentale gebouwen hun karakter en charme uitstraalden in het straatbeeld, wanneer hier een breuk zou ontstaan met de bouw van monotone moderne gebouwen, dan betekende dat verlies aan historisch karakter. Het kenmerkende beeld van elke middeleeuwse stad is de vermenging van kleinschaligheid naast imponerende gebouwen met een stratenpatroon van smalle stegen, beschutte pleintjes, kronkelige straten en grachtengordels, waardoor intimiteit ontstaat.
De bouwcommissie voor wederopbouw stond voor de keuze, welke bouwstijl de voorkeur zou hebben. Veel tijd voor overwegening was er niet. Men was het er wel overeens dat de "Middelburgse sfeer" moest terugkeren. Voorstanders voor de opvatting van Modern Functioneel Bouwen of de principes van het Bauhaus bleven in de minderheid. Het is niet gekomen tot grootschalig transparant bouwen met veel glas, beton en staal, zoals in Rotterdam. Aan een reeks architekten in het land werden opdrachten verstrekt, ontwerpen te leveren in de stijl van de Delftse- en Bossche school. De ambachtelijke bouwstijl die in de jaren '20 en '30 tot bloei was gekomen. Hierdoor keerden de Hollandse trap- en tuitgeveltjes weer terug, zij het in een moderne sobere vertaling
De Middelburgse Markt rond 1965
Aanvankelijk bestond kritiek op deze conservatieve opvatting, de stad op dit bouwprincipe te herbouwen. Waardoor de schrijver Henri Knap ooit verzuchtte; "Er is wel mooi herbouwd, maar aan sfeer heeft het niet gewonnen." Toch is door het consequent doortrekken van deze ambachtelijke bouwstijl een goede aansluiting ontstaan tussen de breuk met het verleden en het naoorlogse Middelburg. De argeloze toerist ziet het verschil bijna niet. Fraaie details in metsel- en timmerwerk kunnen het oog weer verwennen. De tijd heeft over de herbouwde binnenstad een patina getrokken, waardoor nu geconcludeerd kan worden dat indertijd de juiste beslissing is genomen.
Het gedenktegeltje aan elk herbouwd pand
17 mei 2010 kwamen ooggetuigen van het bombardement op Middelburg bijeen in het stadhuis van Middelurg. Het zal de laatste keer zijn geweest, want het overgrote deel van de gasten bestond uit hoogbejaarden. De langstlevende brandweerman, die deel had genomen aan de blussingswerken, was kort daarvoor overleden. Nu rest de oude garde. Evert Blaas die een ruime dokumentatie bezit met uniek filmmateriaal. Gerard de Voogd, verslaggever van de toenmalige Middelburgse Courant, mijn moeder Corrie Klercq die vele herinnneringen aan de eerste oorlogsdagen levendig kan navertellen.
Na afloop van de herdenking zaten we gezellig op een terrasje met koffie en iets lekkers erbij. Naast en achter ons zaten Duitse toeristen uitgebreid te verkondigen hoe heerlijk het vertoeven is in Zeeland. "Keine Ahnung" wat wij enkele minuten eerder te herdenken hadden. Het ontging hen volkomen welke rampspoed hun voorfamilie had aangericht. Hen is niets te verwijten, we moeten er maar eens mee ophouden het anti-Duits gevoel te cultiveren.
De oude garde oorlogsgetuigen
Middelburg anno heden is een bloeiende stad, vol culturele evenementen, een internationale universiteitsstad met de Roosevelt University, een stad die het bezoeken waard is, waar stenen een roemrijke geschiedenis vertellen, waar mensen vriendelijk zijn, waar meer zon schijnt dan in de rest van Nederland, waar men met de tijd meegaat. Waar niet haastig wordt geleefd.
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641