Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
22-10-2011
Luitenant ter zee Klercq
Luitenant ter zee Klercq in oorlogstijd
Het feit dat Zeeuwse veerboten in de prelude naar de Tweede Wereldoorlog dienst hebben gedaan als mijnenlegger is weinig bekend. Nog minder bekend is dat een Klercq commando heeft gevoerd op een van deze schepen en veel meer andere marineschepen in oorlogstijd.
Het is Arnoldus Petrus Klercq, geboren in Soerabaya, zoon van Franciscus Gijsberthus Klercq en Jacoba Cornelia Sara Modderman, die op zeer jonge leeftijd zijn ouders verloor, naar Nederland vertrok en later in de familietraditie een militaire carrière opbouwde bij de Koninklijke Nederlandse Marine.
PSD veerboot Prins Willem I
PSD veerboot Koningin Emma
De twee veerboten die verbinding onderhielden op de Westerschelde werden in 1939 op de Kon. Werf De Schelde in Vlissingen omgebouwd. De marine gaf beide schepen dan ook de naam Hulpmijnenlegger I en II. Ze hebben nooit onder de oorspronkelijke naam in dienst van de marine gevaren. In 1939 werden de schepen voor een "geheime opdracht" ingezet op 11 en 12 november. Juist op de dag dat premier De Geer in zijn beroemde radiotoespraak het volk geruststellend meedeelde dat er "geen enkele reden tot ongerustheid" was.
Op die dag waren de schepen uitgevaren richting de Wielingen vergezeld van andere marineschepen. In het geheim werden zeemijnen gelegd. Het scheepvaartverkeer werd gestremd. De aanleiding was een acute veiligheidsdreiging waarvoor de vaarweg werd versperd. Nadat de "spanning" was afgenomen werden de zeemijnen weer geruimd.
Vanuit de ligplaats Buitenhaven Vlissingen werd de rest van dat jaar 1939 met beide hulpmijnenleggers geoefend. Op het achterdek lagen wel actieve zeemijnen klaar, tot lanceren kwam het meestal niet. De oefeningen betrof doorgaans het vaststellen van strategische locaties voor mijnversperringen op de Westerschelde.
Het was luitenant ter zee 3de kl A.P. Klercq die het commando voerde over de voormalige Prins Willem I. Omdat de vaaroefeningen uiterst saai verliepen vroeg kapitein Klercq wat voetbalspullen aan bij de marineleiding, om de tijd te doden en fit te blijven. Pas eind januari 1940 werd zijn verzoek gehononeerd en kon hij met zijn bemanning een partijtje voetballen aan boord.
Op 16 februari kwam de Hulpmijnenlegger I pas echt in actie. Er werd een los drijvende zeemijn model 1907 gesignaleerd in de Deurloo. De reddingsboot werd gestreken, niet zonder gevaar voor eigen leven werd de mijn op zee gedemonteerd. Want in de bitter koude winter van 1940 lag de Westerschelde vol ijsvorming. Het was dan ook niet de periode dat de commandant zwemoefeningen van zijn bemanning hoefde te rapporteren, wat doorgaans als noodzaak werd gezien.
Eind februari zat de taak voor kapitein Klercq er op, na nog een tweedaagse actie met beide schepen in de buurt van Hansweert. A.P. Klercq werd gepromoveerd tot 2de Luitenant ter zee. Zijn schip werd terug gegeven aan de PSD en kon weer dienst doen als veerboot. Alleen de Hulpmijnenlegger II bleef nog een tijd dienst doen bij de marine.
De oorlogsdreiging neemt toe, op 27 april 1940 wordt de Prins Willem I weer gevorderd en opnieuw ingezet als hulpmijnenlegger. Na het verwoestende bombardement op Rotterdam capituleert Nederland. Maar in Zeeland gaat de strijd door. Op 17 mei wordt Middelburg hevig beschoten, de brisantbommen uit de Henkell bommenwerpers richten enorme schade aan, vergelijkbaar met de vernietiging van de Rotterdamse binnenstad.
Tot 18 mei wordt op Walcheren gevochten door geallieerde Frans-Marrokaanse troepen. De weerstand wordt gebroken en de Fransen moeten via Zeeuws Vlaanderen de aftocht blazen. In de haven van Breskens worden de veerboten tot zinken gebracht, om niet in Duitse handen te vallen. Ook de Prins Willem I ontkomt niet aan dit lot, nadat het de Franse troepen heeft overgezet. Alleen de Hulpmijnenlegger II alias de Koningin Emma komt ongeschonden uit de strijd. Ze wordt tijdens de Duitse bezetting in de vaart gehouden.
Hr. Ms. Bloemendaal
Hr. Ms Hydrograaf
Het is in de verwarrende periode van mei 1940, dat het maritiem hydrografisch opnemingsvaartuig de ss. Hydrograaf in de haven van Vlissingen ligt. De werkzaamheden voor zeebodem metingen zijn stilgelegd. Alle schepen buitengaats en alle in Nederlandse havens gelegen kustvaarders zetten koers naar Engeland. De Hydrograaf stoomt ook op richting Groot Britannië, met naar alle waarschijnlijkheid A.P.Klercq aan boord, want in die mei-dagen is het reizen door militair personeel over land een hachelijke zaak.
Arnold Klercq zal Nederland in de oorlogsjaren dan ook niet meer terug zien. Hij moet zijn vrouw in Den Haag achterlaten. De Nederlandse Regering in ballingschap in Londen vordert alle beschikbare schepen voor marine doeleinden. Tientallen visserstrawlers worden op Engelse werven omgebouwd tot patrouilleboot, of mijnenvegers. In korte tijd ontstaat een kleine vloot goed bewapende zeer wendbare schepen dat onder Brits bevel staat.
Op meer dan 11 schepen voert Arnold Klercq het gezag tot oktober 1945, zelfs voor een paar weken over de ss. Hydrograaf. De in beslag genomen vissersschepen uit IJmuiden, Urk, Scheveningen of van elders heten nu niet meer SCH 169, UK 12, of IJM 124. Ze varen nu onder Hare Majesteits naam Hr. Ms Eveline, Hr. Ms. Jacqueline Clasine of Hr. Ms. Isabel. Na de oorlog worden deze schepen weer overgedragen aan de eigenaren. Tenminste wanneer is niet door oorlogsgeweld zijn gezonken.
Hr. Ms. Vinkingbank
De Prins Willem I is op 16 augustus 1941 gelicht in de haven van Breskens, het daarop volgend jaar naar Vlissingen gesleept voor herstel. Tijdens een luchtaanval door de R.A.F. is het schip op 31 mei 1943 getroffen en doormidden gebroken. Op 19 juni van dat jaar is het wrak gelicht met drijvende bokken, aan wal gezet en opnieuw hersteld. Het duurde tot 29 augustus 1946 eer de veerboot weer te water werd gelaten, ditmaal in een verlengde versie. In 1972 is de Prins Willem I verkocht en in 1974 gesloopt.
Met de Hydrograaf is het beter afgelopen. Na enige tijd dienst te hebben gedaan als Zeekadetschip kwam het in handen van de "Stichting Het Varend Museumschip." Geheel gerestaureerd, nu voorzien van dieselmotoren, in plaats van stoom aandrijving, doet het kajuitschip nu dienst als partyboot. Op de Sail Amsterdam 1985 verscheen het ms Hydrograaf voor het eerst weer in volle glorie.
Bij veel kinderen staat de boot bekend als "De Boot van Sinterklaas." Ieder jaar doet deze "Sinterklaasboot" een andere haven aan, waar honderden kinderen nerveus en vol spanning op de intocht van de Goed-Heiligman staan te wachten. Een geweldig vrolijke traditie dat nergens ter wereld wordt geëvenaard.
Meer verhalen, meer foto's meer videoclip? Bezoek mijn Archief in Rechter Kolom Mehr Geschichten, Mehr Photo's, Mehr Videoclips? Besuchen Sie mein Archiv im Rechter Seite More Stories, More Photo's More Videoclips? Visit mine Archive at Right Site En plus des Histoires, En plus les Photo's. En plus des Videoclips? Visitez mon Archive en Droit
Menig oud-Middelburger zal het zich nog wel herinneren dat de Vlasmarkt voor de oorlog en ook kort daarna een klein universum betekende in het hart van de stad. Alles wat in het dagelijks leven nodig was voor mens en dier, lag binnen een paar stappen voor handen. Twee, drie grutters, een Joodse slager, een zadelmaker, een drogist voor giftige en geurige goedjes, een dirigent van internationale allure, een kunstenaar, de nonnetjes voor geestelijke bijstand, meneer Jansen leverde trappen en kozijnen, bij Pieterse Bottelarij rook het sterk naar siroop en alcohol, bij de Bank Hondius kon je spaarcentjes veilig deponeren. De kapper knipte iedereen naar hetzelfde model. En bij Abrahamse, die eigenlijk Van Keulen heette stond het winkeltje volgestouwd met allerlei spullen voor de huishouding. En zo was nog veel meer op te noemen. Zelfs aan de kleintjes was gedacht.
Op Vlasmarkt nr. 8, vlak naast Dronkers Kolonialewaren, was een Fröbelschool ingericht. Het bestond al een paar jaar toen in 1926 de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen dit schooltje en ook dat in de Schuitvlotstraat officieel onder haar hoede nam. Achter de grote groene deur lag een sombere gang met een wit marmeren vloer, een imposante trap leidde naar een donkere geheimzinnige verdieping. Aan het einde van de gang scheen de zon door de ruiten van de achterdeur. Daar moest een speeltuin gelegen zijn dat tot aan het Simpelhuisstraatje reikte.
Voor de kleutertjes waren twee zijkamers ingericht waar ze bezig werden gehouden met spelletjes en kleur- of plakwerk. Zo was de situatie toen Corrie Klercq (x) dit bewaarschooltje bezocht. Hoeveel van deze kindertjes de huidige tijd nog beleven, is moeilijk te zeggen. Ze moeten nu als overgrootmoeder of -vader vast over 90 jaar zijn.
Kleuterschoolklas 1924 Vlasmarkt Middelburg
Kunt u namen verder invullen? Uw opgave is zeer welkom
De eerste school voor christelijk onderwijs in Middelburg werd gesticht door de Christelijk Afgescheiden Gemeente. Deze school op gereformeerde grondslag was gelegen in de Gravenstraat op nr. 63 en werd op 15 september 1880 geopend. Het lag dan ook voor de hand dat deze school in de volksmond als de Gravenstraatschool bekend stond.
Middelburg kende van oudsher een uitgebreid en ingewikkeld klasse-systeem met onderling vele gelaagdheden. Dit systeem is tegenwoordig sterk aan slijtage onderhevig, hoewel restanten daarvan zich nog steeds doen gelden. Zo kreeg deze school de bijnaam "Klompenschool," vanwege het feit dat veel leerlingen afkomstig waren uit Middelburg Ambacht, een landelijk gelegen buitenwijk. Deze boerenkinderen gingen op klompen over onverharde wegen naar school. Waarmee aangegeven werd dat dit geen school was voor kinderen van rijke ouders.
In de jaren twintig van de vorige eeuw kwam al snel sleet in deze bijnaam, omdat daarna ook leerlingen afkomstig waren uit het burgelijke milieu. Maar toch bleef er onderscheid bestaan. De Herengrachtschool, een pedant van een soortgelijk schoolbestuur, bleek kinderen aan te trekken van een onderscheidend hoger milieu uit de middenstand. Dit klasseverschil heeft stand gehouden tot in de jaren vijftig.
Het bord dat het jongetje op de voorgrond toont, vermeld dat groep VI poseert. Naar alle waarschijnlijkheid is dit onjuist, omdat ook jongere kinderen in de groep aanwezig zijn. Het verschil in leeftijd tussen Nel en Corrie Klercq is 6 jaar, wat er op duidt dat beide zussen nooit in dezelfde klas hebben gezeten.
Klassefoto Geref. Gravenstraatschool GHL, Groep 3 en 6, Lokatie Binnenplaats, Klassejaar 1927
Op de voorgevel van de Gravenstraatschool prijken de drie symbolen van Geloof, Hoop en Liefde. Drie van de zeven christelijke deugden. Met deze symbolen stond de school bekend om haar streng en gedegen onderwijs, dat tot het einde van deze school gehandhaafd bleef. In 1965 is de school gesloten. Nu doet dit gebouw dienst als atelier en expositieruimte van de kunstenaarsgroep GHL-MAS. Kennelijk zien de kunstenaars inspiratie in deze deugden.
Het interieur is nagenoeg onveranderd gebleven. Het doet oud-leerlingen plezier het schoolgebouw aan te treffen in de herinnering zoals ze die ooit hebben verlaten. Ook al zal de herkenning soms doen terugdenken aan onaangename momenten. De lagere schooltijd blijft een onuitwisbare periode.
De houten banken met het inktpotje, de inktlap van opoe, de kroontjespen, het ijverig leren schoonschrijven met het puntje van de tong uit de mond. Voor straf, vol schaamte, voor de klas staan in de hoek van het lokaal. Ademloos naar verhalen luisteren van de meester over de Tachtig-jarige oorlog, terwijl het denkbeeldige bloed van martelaren door de klas vloeide. Zo levendig kon meester Dijke vertellen. Het psalmversje dat je uit je hoofd moest leren en 's maandags moest opzeggen wanneer je pardoes een beurt kreeg, terwijl je eigenlijk onder de schoolbank wilde wegkruipen van angst, omdat je die volkomen onbegrijpelijke tekst niet goed kon onthouden. In al die klassen ligt kinderleed verborgen.
De foto toont de derde klas, gelegen in de hoek van het gebouw, met uitzicht op het schoolplein en verbinding met de vierde klas. De klas had de beschikking over een eigen toiletgroep, wat wel zo handig was bij snel opkomende buikpijn of hoge nood.
Het onderwijzend personeel bestond vanaf 1920 uit; bovenmeester T de Winter, meester P. Pouwer, handwerkjuffrouw J.A.S. Flipse, juffrouw A.P. van Dijk, M. Goote, A, Kasse. In de latere jaren kwamen meneer P. Schoonaard, juffrouw P.C.J. van Schaik, juffrouw C. Baarschers, meneer Strikwerda, meneer Dijke, meneer Barth, juffrouw Kasemier en hoofdonderwijzer B.H. Lavooij, die als grote zoetekauw bekend stond.
Klassefoto Geref. Gravenstraatschool GHL Middelburg, Klaslokaal 3 Jaar 1931
01.- Saar Borstelaar 02.- 03.- Jan Verhage 04.- Jan Vader 05.- Moes 06.- Neeltje Schutte 07.- Corrie Klercq 08.- Wim Ouwerkerk 09.- 10.- Simons 11.- Piet Tange 12.- 13.- 14.- 15.- 16.- Nel 17.- Too Post
Fête de la Vannerie à Vallabrègues 2011 - 1 Le jour du Paniers
Le jour du Paniers, wordt ieder jaar gevierd in Vallabrègues. Een klein dorpje, met ongeveer 1300 inwoners, in het zonnige zuiden van Frankrijk in het stroomgebied van de Rhône. Op de route van Avignon naar Arles vindt u het halverwege in het departement Gard van de regio Languedoc-Roussillon.
Grauw wilgenteen
Vallabrègues in de Gard
Provençaalse mandenmaker
Toevallig is het niet dat ook deze regio bekend staat als mandenmakersstreek. Het wilgenteen dat het materiaal is voor manden maken groeit namelijk in gebieden waar permanent een redelijk hoog grondwaterpeil staat. Zoals dat ook voorkomt in de streek Indres-Loire, Normandië, de Franse Ardennen, Perigod, of Ardeche en andere Franse landstreken. Daarmee is Frankrijk een typisch mandenmakersland, ondanks dat vanuit het Verre Oosten, Afrika en Oost-Europese landen een stevige lage lonen concurrentie bestaat.
Zonnig en kleurrijk
De beroemde lavendelvelden
Fête de la Vannerie
Al in de 13de eeuw ontstond een mandenmakers gemeenschap tussen Arles en Vallabrègues, dat in hoofdzaak werd gevormd door rondtrekkende zigeuners, die rond 1467 dit dorpje aan de Rhône als vaste woonplaats kozen. Door de behoefte aan mandwerk voor de wijn- en landbouw beleefde het ambacht een voorspoedige ontwikkeling. Niet alleen was de vraag naar druivenplukmanden groot, ook rond de z.g. bobbels, de grote glazen wijnflessen van 5 en 10 liter, moest een mandje worden gevlochten. Je vindt deze bobbels nog wel eens in een Brocanterie.
Overal manden
Gevel decoratie
Nog meer manden
In de volksmond wordt weleenswaar gesproken van een rieten mandje. Maar dat is feitelijk onjuist. Riet groeit namelijk in de sloot of brakwater plassen. Riet heeft een holle stengel, is breekbaar en dus niet geschikt voor mandvlechten. Wel wordt riet gebruikt voor dakbedekking of als matten samengebonden voor tuinafscheidingen. De hardnekkigheid van dit misvatting zal voorlopig wel blijven bestaan.
Signe
Rue du Panier
Bazar du Panier
Toch is het goed te weten dat manden van wilgenteen wordt gemaakt. Het is een snelgroeiende twijgvormige plant, die in het najaar wordt geoogst. De plant komt in een aantal soorten en kleuren voor. Na het sorteren op lengte en dikte, worden de twijgen machinaal ontdaan van topresten. Ongeschild wordt gesproken van grauwe teen, dat gebruikt wordt voor ordinair mandwerk. De geschilde takken worden kunstmatig of door zonlicht gebleekt. In mandenmakersstreken zijn dan ook hele velden te zien waar geschild wilgenteen op tafels "bloot" ligt te "zonnen." Ook kun je bossen gebleekt wit wilgenteen uitgestald zien langs gevels. Het vormt een ware toeristische attractie.
De Mairie van Vallabrègues
l' Église Saint-André van Vallabrègues
In Frankrijk is de "Artisant" een gerespecteerd ambachtsman, maar even zo goed wordt dit vak steeds vaker beoefend door vrouwen. Want een vak is het beslist. Voor de vele vormen, verschillende doeleinden, of het omgaat met allerlei soorten wilgenteen, daar is wel een opleiding voor nodig. Het mandenmakersvak kan geleerd worden door in de leer te gaan bij een ervaren mandenmaker.
Maar het zal Frankrijk niet zijn, als hier juist een gedegen beroepsopleiding voor bestaat. Het Lycee Horticulture in Fayl-Billot is de nationale school waar mandenmakers worden opgeleid sinds 1905. Niet alleen wordt in deze school het traditionele vak geleerd. Ook wordt geëxperimenteerd met nieuwe en onverwachte toepassingen van vlechttechnieken. Door vindingrijkheid en creativiteit wordt een nieuwe impuls aan dit eeuwenoude beroep gegeven. Kunstenaars hebben dit vak inmiddels ook ontdekt en gebruiken steeds vaker vlechtmethoden met uiteenlopende materialen.
Musée de la Vannerie
Een Provencaalse droomplek
Wanneer je Vallabrègues binnenrijdt zal het niemand ontgaan dat dit dorp haar bekendheid ontleent aan locale mandenmakers. In de typisch Provençaalse smalle straatjes hangt het vol met allerlei soorten manden en mandjes. Het plaatsje heeft zelfs een mandenmakersmuseum, dat bijna het gehele jaar geopend is. 22 jaar geleden vond men dat niet genoeg. De "Dag van de Mand in Vallabrègues" werd uitgeroepen tot een jaarlijks terugkerend driedaags festival in de tweede week van augustus.
Vlijtig aan het werk
Mandenmakers atelier
Het festival is uitgegroeid tot een nationaal bekend evenement, compleet met nostalgische optochten, wat elk jaar meer publiek trekt. De charmante Provençaalse streekdracht wordt op die dagen met trots en grote zwier gedragen. Uit heel Europa komen mandenmakers. Overal in het dorp geven zo'n 80 ambachtslieden en kunstenaars demonstraties. Naast Franse vaklieden, tonen ook collega's uit Duitsland, Engeland, Spanje, Denemarken, Israel en zelfs Rusland en Polen hun vakmanschap.
De geheimzinnigheid die lange tijd aan het leven van August Adolf Klercq kleeft wordt langzamerhand ontrafelt. Tot volledige helderheid zal het waarschijnlijk nooit komen. Maar toch, zijn raadselachtige dood in 1914 ergens in Chicago, daar zijn nu de feiten van bekend.
August Adolf, zoon van Willem Frederik Karel Klercq en Johanna Adriana van Gendt is op 19 januari 1873 in Bergen op Zoom geboren. Zijn loopbaan stond van begin af aan min of meer vast. Hij zou net als zijn vader in militaire dienst treden, wat tot een lange familietraditie behoort. Zijn grootvader was luitenant-kolonel, van hem is moedig optreden bekend tijdens de strijd rond het Citadel van Antwerpen gedurende de Belgische Opstand in 1830. Zijn vader diende volk en vaderland als majoor bij de infanterie. En zijn oom Franciscus Gijsberthus vertrok als KNIL-militair naar het toenmalige Nederlands Indië, waar hij in 1915 op jonge leeftijd is overleden aan een gevreesde ziekte. Oom Arnoldus Petrus was plaatselijk commandant van Amsterdam.
Adelborsten in opleiding bij de KMA
Vader W.F.K Klercq
Gala en ordinaire tenue's van cadetten KMA
Binnen de familie stond de ambitie voor maatschappelijke dienstbaarheid hoog aangeschreven. Ook aangetrouwde familieleden waren van onkreukbare reputatie die op belangrijke posities in de samenleving hun stempel hebben gedrukt. Een tante was getrouwd met Cornelis Droogleever Fortuin, die gezagvoerder was bij de Nederlandse Stoomvaartmaatschappij. Hun zoon Willem Droogleever Fortuin was op zijn beurt ook militair die gelegerd was in Maastricht. Hij woonde in een chique herenhuis met vrouw en twee kinderen op het Keizer Karelplein.
Als vanzelfsprekend heeft August Adolf zijn opleiding gevolgd aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Een krantbericht meldt op 1 augustus 1889, August is dan 25 jaar; Dat tengevolge van den uitslag van het onlangs gehouden vergelijkend examen der aspiranten voor eene plaatsing als cadet aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, komen voor eene plaatsing bij die inrichting tegen 1 September e.k. in aanmerking;
Infanterie hier ten lande; J.M. Sluys, H.K. Hardenberg, C.C. de Gelder, H. van Maaren, A.A. Klercq, jhr. A.G. van Nispen, jhr. J.A. Tulleken, J.H.L. le Cocq d' Armandville, jhr. M.C.F.J. de Rotte, jhr. E.W. van Holthe. W.O.T. van Oudheusden en 14 andere toegelaten candidaten. Het adelijke gehalte lag destijds ruimschoots boven het gemiddelde. Met J.N.A. Baron Taets van Amerongen als gouverneur van de Academie zal vooraf een ballotage zijn ingevoerd.Ook was de baron aangetrouwd binnen de familie van Gendt, dus dat zal ook wel van invloed zijn geweest.
Koninklijke Militaire Academie te Breda
Kasteel Breda met bijgebouwen KMA
Wat nu niet meer in de krant verschijnt, was het vroeger wel gebruikelijk om melding te publiceren van overplaatsingen van militairen. Onder het kopje MARINE EN LEGER werd aangekondigd wie van standplaats veranderde. Het Nieuws van de Dag weet op 6 februari 1902 te melden dat; De 1ste luit. A. A. Klercq van het 1ste Reg. Inf. te Leeuwarden is overgeplaatst bij het 8ste Reg. van dat wapen teDoesburg. August Adolf is dan 29 jaar. Even later in datzelfde jaar meldt dezelfde krant dat; De 1ste luit. A.A. Klercq van het 1ste bat. 8ste Reg.Inf te Doesburg wordt 1 October a.s. gedetacheerd bij de Normaal-schietschool te 's-Gravenhage.
Prins Frederik Kazerne Leeuwarden en RK kerk
Prins Maurits Kazerne Doesburg
Toch blijft August Adolf voor verwarring zorgen in zijn geschiedenis. Hij trouwt met een tot nu toe onbekende dame. Het is zelfs niet eens bekend of kinderen uit dit huwelijk zijn voortgekomen. De ambitie voor zijn militaire carrière blijkt ook al af te nemen.
De laatste melding over zijn militaria verschijnt bij koninklijk besluit No.50 van 28 januari 1907. Dan wordt gemeld dat; bij het leger in Nederland en wel bij het 41ste Regiment Infanterie, de eerste luitenant G.W. van Ginkel, van het leger in Nederlandsch-Indië, en zulks met bepaling, dat zijn ouderdom in rang bij het leger hier ten lande zal rekenen van 12 Augustus 1901 en dat hij in de ranglijst van de eerste-luitenant der infanterie van dat leger zal worden gerangschikt onmiddelijk onder den eersten luitenant A.A. Klercq.
Infanterie op veldtocht
Kampement infanterie
Enkele dagen na zijn aanstelling in Den Haag blijkt August Adolf op 2 februari eervol ontslag te hebben genomen in zijn legerplaats Haarlem. Twee weken later op 16 februari 1907 scheept hij in op de ss Rijndam. Hij vertrekt vanuit Rotterdam naar New York. Met slechts $30,-- op zak passeert hij 11 dagen later op 27 februari de douane op Ellis Island. Volgens de Immigration Records is August een ongehuwde (wat niet waar is) forse jongeman van bijna 1,90 m, met bruine ogen en donker haar. Zijn bestemming blijkt voorlopig St.Paul, Minnesota te zijn, maar niet voor lang. Wat heeft hij in hemelsnaam daar te zoeken?
Wat is hieraan vooraf gegaan?? Waarom brak August zijn militaire carrière zo schielijk af, waarom zo hals over kop het land verlaten? Is zijn huwelijk stukgelopen? Heeft hij grote schulden gemaakt?? Of ontvlucht hij Nederland om een heel andere reden, misschien lokken de grote kansen in de Nieuwe Wereld hem wel? August is nog maar 34 jaar, dat is veel te jong om het leger met pensioen te verlaten. Niemand van de familie kan daar iets van vertellen, zijn familietak is uitgestorven. Een diepgravend onderzoek zou opheldering kunnen brengen, maar dat laten we voorlopig rusten. Zijn leven eindigt al tragisch genoeg.
Zijn reisdoel is in 1909 uiteindelijk Chicago, de meest roerige en beruchte stad in die tijd. Hij neemt na wat omzwervingen in 1913 zijn intrek downtown op 603 N. Clarkstreet, midden in het bedrijvige stadscentrum dat gestaag dichtgroeit met wolkenkrabbers. Hij moet aan de kost zien te komen. August gooit het roer volledig om, aan zijn bekwaamheden als militair heeft hij hier niets. Hij wordt klerk!! August Adolf Klercq, klerk van beroep, wonende in N. Clarkstreet. Als dit geen drievoudige toevalligheid is?
Gesloopt Plaza Hotel Chicago 603 N Clarkstreet-W.Ohio str.
Om en nabij N. Clarkstreet en N Dearbornstreet
Hoe vergaat het August Adolf in Chicago? Kan hij wel wennen aan de anonimiteit van deze nooit rustende wereldstad, ver weg van huis, van familie, vrienden, zijn vrouw misschien? Stijgt het heimwee hem naar de keel, vervalt hij in depressies? Is zijn werk bij Mandel & Klein Department Store of het Plaza Hotel deprimerend, of heeft hij elders werk gevonden? Het zijn allemaal speculatieve veronderstellingen.
Vast staat dat hij zijn leven niet meer in de hand heeft. Ruim zeven jaar na zijn aankomst in Amerika overlijd August op dramatische wijze. Eenzaam en alleen, goed en wel bijna één jaar op zijn nieuw woonadres op de 7de verdieping Ward 21. Ver weg van zijn vrouw en familie. Het Certificate and Record of Death van de lijkschouwer is er duidelijk over; Verstikking door gas, zelfmoord!! Althans dat is de aangenomen conclusie.
Overlijdensverklaring August Adolf Klercq
Na meer dan 97 jaar is nu de toedracht bekend geworden. August is overleden op 10 januari 1914, negen dagen voor zijn verjaardag om ongeveer 4 uur in de morgen. Anderhalve dag later is hij gevonden door Ben Lauxlois, waarschijnlijk een bevriende kennis uit 887 N. LaSallestreet, een bloc verwijderd van zijn appartement.
Hoe eenzaam en tragisch August moet zijn geweest blijkt wel uit de kille registratie van de autopsie arts Peter Em. Hoffmann die er geen twijfel over laat bestaan, dat een aantal zaken niet duidelijk zijn. Voor de dokter is niet bekend of de overledene gehuwd is, hoelang hij in Amerika verblijft of hoe oud hij werkelijk is. Zelfs de geboorteplaats van August is fout genoteerd. Germany is geen woonplaats, dus de identiteitskaart zorgt ook al voor verwarring. Wel werd een schamele $16,-- in zijn colbert gevonden. Een afscheidsbriefje is niet bekend.
Begraafplaats Elmwood River Grove Chicago
Familie annonce overlijden August A. Klercq
Drie dagen na het overlijden wordt August Adolf Klercq ten grave gedragen, zonder familie. Misschien was een vriend, collega of huisgenoot uit piëteit aanwezig, we weten het niet. Het moet een korte plechtigheid zijn geweest in de bittere winterkou, op Cementry Elmwood aan River Grove op 13 januari 1914 om 10 uur 's morgens. In Nederland weet op dat moment van de familie nog niemand wat August is overkomen. Want ongeveer een maand later dringt het droeve bericht in Den Haag door dat Zoon, Broer en Behuwdbroer August Adolf is overleden.
Een onverklaarbaar deja vú overviel me, toen ik in de winter van 1971 Chicago bezocht en in de Observatory op de 94ste verdieping van het John Hancock Building stond. Een vreemde gedachte bekroop me, bij het overzien van het imponerend panorama over deze stad, waar ik van het opkomend gevoel op dat moment geen beeld kon vormen.
Rainforest Café op 603 N Clarkstreet Chicago
Huidige situatie oud woonadres August A Klercq
De plek waar August Adolf heeft gewoond is onherkenbaar veranderd. Er is niets meer terug te vinden van het gebouw waar hij zijn leven heeft gelaten. Het hele bloc is afgebroken, inclusief het oude Plaza Hotel en de kantoor-woontoren op de hoek van W. Ohio en N. Clarkstreet. In 1968 is alles met de grond gelijk gemaakt.
Disneyficatie heeft hier genadeloos toegeslagen. De straat is verlegd, zelfs breder geworden, 603 N Clarkstreet wordt nu ergens halverwege de straat, op de hoek van W. Ohiostreet, aangemerkt door Google Map. Uitbundig thema amusement in American style kun je er nu vinden in een Hard Rock Café en het Rainforest Café, naast een enorm McDonald restaurant en de bekende Excaliber Club. Het verkeer raast je hier in alle richtingen voorbij. Niemand heeft hier gehoord van August Adolf Klercq. "Who the hell is Aoguost Klurck??"
Nederland staat bekend om haar poldermodel. Het Nederlandse consensusmodel waar menig ander land, met wisselend succes, een voorbeeld aan wil nemen. Het overlegmodel waarin werkgevers, vakbonden en de overheid met elkaar aan tafel zit om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en lonen. In andere sectoren, zoals de gezondheidszorg, bij de omroep en in het onderwijs wordt dit model ook toegepast voor overleg in beleid en regelgeving tussen verschillende belangenorganisaties, hun koepels en de overheid.
Netherland is kown for its poldermodel. The Dutch consensus model of what some countries tries to implement obtain this example with varying succes. The consultation model in which employers, unions and government together negotiate for working conditions and wages. In other sectors, such as healthcare, broadcasting and education, this model is also used for consultation on policy and regulatory interests between different bodies, their domes and the government.
Kerstvloed, Christmasflood 1717
Kerstvloed, Christmasflood 1717
Dit consensusmodel bestaat echter al veel langer. Het gaat terug tot de middeleeuwen. Toen moesten boeren, edelen, stedelingen en alle overige burgers samenwerken om dijken te bouwen, zodat have en goed behouden bleef, de voeten droog. De strijd tegen het machtige water is vaak verloren, maar ook overwonnen, zowel aan de kust als ook in het binnenland. De vele overstromingen overwinnen was alleen mogelijk door verplichte samenwerking, ongeacht afkomst of stand. De mindere klasse deed het zware werk, de hogere stand gaf leiding aan de waterkering.
However, this consensus model exists much longer. It goes back to medieval times, when farmers, noblemen, townpeople and all other citizens had to work together to build dikes, in order to safeguard their goods and harvest, keep their feet dry. The struggle against the mighty, powerfull sea is often lost or conquered, both at the coast and inlands. Overcoming floods was only possible through coöperation mandatory, irrespective of origin or status. The lower class did the heavy work, the upper class led the project.
Uit die tijd stamt ook de oprichting van Waterschappen of Hoogheemraadschappen. Het behoort tot één van de oudste bestuurlijke instituties van Nederland. Het eerste officiële waterschap was het Hoogheemraadschap van Rijnmond, dat in 1255 werd ingesteld door graaf Willem II van Holland. Al eerder werkten dorpen en buurtschappen samen om de waterhuishouding te regelen. De oudst bekende samenwerking vond plaats in Utrecht omstreeks 1122, toen 20 buurtschappen de afdamming van de Kromme Rijn realiseerden.
From this time on, also dates the establishment of waterbaords. These boards are one of the oldest forms of government in Holland. Officially installed by Count Willem II of Holland in 1255. Villages and hamlets have been previously worked together to arrange the waterlevels at inlands. The oldest coöperation took place in Utrecht around 1122, when 20 hamlets dammed of the Kromme Rhine.
Willem Klercq uit Dinteloord was betrokken bij de waterschappen van Oude Prinsenland en de Koningspolder bij Dinteloord. Hij heeft daar als gezworene en secretaris-penningmeester vanaf 1794 tot zijn dood in 1813 een belangrijke rol gespeeld. Ook de tweede man van zijn vrouw, Daniël van Opstall, was bestuurder van deze waterschappen.
Willem Klercq from Dinteloord was involved in the boards of Oud Prinsenland and Koningspolder near Dinteloord. He has served as juror and Secretary-Treasurer from 1794 until his death in 1813 in an important role. After his decease, his wife remarried to Daniël van Opstall also a governor in the waterboard.
Impressie ramp 1953, Impression disaster 1953
Watersnoodramp 1953
Waterschappen vormen letterlijk de basis van het poldermodel. Het "polderen" is een uniek Nederlands werkwoord geworden. Zo uniek zelfs dat het een deel van onze nationale genen is geworden. want zodra meer dan twee Nederlanders elkaar treffen beginnen ze al te overleggen. Buitenlanders kijken daar onbegrijpelijk vreemd van op.
Waterboards are literally the foundation of the "poldermodel." The expression "Polderen" has become an unique untranslatable Dutch verb. So unique even, that its has become a part of Dutch national genes. Because when more then two Dutchmen meet together, they start consulting. Foreigners looking at it straingly.
Overstroomde gebieden in 1953, Overfled areas during flooddisaster 1953
Eeuwenlang is Zeeland getroffen door overstromingen, waardoor het land herhaaldelijk door de zee is weggespoeld of elders ongevraagd nieuwe eilandjes heeft opgeworpen. Dat ging vaak ten koste van vele mensenlevens. Huizen,. boerderijen, vliedheuvels of dorpen werden niet gespaard. Ook het vee dreef doelloos weg naar een gewisse dood. Van een aantal dorpen is bekend dat ze hebben bestaan. Van andere bewoningen is niets meer bekend, tenzij een toevallige archeologische vondst wordt gedaan. Bovenstaand kaartoverzicht geeft een beeld waar verdronken dorpen hebben gelegen. Meer dan 117 dorpen zijn in Zeeland verdwenen of verplaatst.
For centuries Zealand has been hit by numerous floods that the country has repeatedly washed away by sea, or the sea elsewhere unsolicited raised new islands. Often to the expence of many lives. Homes, farms, villages, or fleehills were not spared, even the cattle drifted aimlessly into a certain death. Of a number of villages is known to have been existed. About other settlements is nothing known any more, unless an accidental archaelogical discovery is made. The chart above provide an image of drowned villages and settlements.
Hoe groot de verliezen aan mensenlevens in het verleden is geweest valt in een onderstaand staatje af te lezen aan de hand van een niet volledig overzicht aan overstromingsrampen in Nederland.
1288 Sint Aagthenvloed, Saint Aagthenflood; Duizenden slachtoffers, Thousands of casualties 1322 Stormvloed, landsdelen verloren, Stormflood Parts of land lost, Duizenden slachtoffers Thousands of casualties 1334 Sint Clementsvloed, Saint Clementsflood, Duizenden slachtoffers, Thousands of casualties 1362 Sint Marcellusvloed, Saint Marcellusflood, 25.000-40.000 slachtoffers, casualties 1372 Stormvloed, Stormflood landsdelen verloren, Parts of land lost, 100.000 slachtoffers, casualties 1404 Sint Elisabethvloed, Saint Elisabethflood, 3000 ha land verloren, land lost 1321 Sint Elisabethvloed, Saint Elisabethflood, 100.000 slachtoffers, casualties 1324 Sint Elisabethvloed, Saint Elisabethflood, 2.000 slachtoffers, casualties 1530 Sint Felixvloed 23 dorpen verdronken, 23 villages drowned, 100.000 slachtoffers, casualties 1532 Aller Heiligenvloed, All Saintsflood, 16 dorpen verdronken, 16 villages drowned, 60.000 slachtoffers, casualties For a complete schedule see; Portal Information at Wikipedia, clickpoint below
Oosterschelde stormvloedkering
Deltaplan
Oosterschelde
Hoe spannend en fantastisch zwaar stormweer ook mag lijken, de kracht van water is immens. Met geen mogelijkheid valt zo snel te vluchten. Het water omringd je in geen mum van tijd, het sleurt je mee zonder dat je er ook maar iets tegen kunt inbrengen. Met één grote sterke golf ben je verzwolgen. Het koude zilte water onderkoelt je binnen enkele minuten, waardoor je alle macht verloren hebt. Gevoelloos zink je weg naar een kille dood.
Dit is het beeld dat me voor ogen staat uit de radioreportage bij de eerste dagen van de watersnoodramp van 1953. In de nacht van 31 januari op 1 februari rammelde de wind flink aan de ramen. Toch viel ik geruststellend in slaap. Tot de volgende morgen. Het was zondag, het was stil op straat, de storm was gaan liggen, in de kerk zaten weinig kerkgangers. Maar het werd wel heel snel duidelijk wat die nacht was gebeurd.
De dominee sprak in rouwstemming, uit de radio klonk continue huiveringwekkende berichten. Niet alleen Zeeland was getroffen, ook West-Brabant en Zuid-Holland, bij Katwijk waren duinen weggeslagen. In Engeland, België en Noord Duitsland waren ook veel slachtoffers te betreuren. Meer dan 1800 mensen waren verdronken, duizenden dieren en 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. De dramatische gebeurtenissen betekende een keerpunt in de Nederlandse geschiedenis.
Ebb and flow tides remains
Oosterschelde Storm Surge Barrier
Movable doors
How exciting and wonderful heavy stormweather may seem, the power of water is immense. There is no way to escape in a rush. The water surrounds you within non matter of time. It pulls you along without any resistence you can contribute to. In a flash, a large powerful wave engulfes you. The cold salty water cools down in a few minutes, so you lose all power. Sinking away to a chilly death.
This is the image I remember of radioreports in the first days of the flood in 1953. On the night of January 31 and February 1, the wind rattled continuously the windows of my sleepingroom. Still, I fell asleep reassuring. Until the next morning. It was Sunday, the storm was over, it was quiet in the street. In the church were few churchvisitors. But it became clear very quickly what had happened that night.
The pastor spoke in a mourning mood, from the radio sounded continuous chilling reports. Not only Zealand was effected. Also West-Brabant and Zuid-Holland. Dunes near Katwijk were washed away. The Holland provinces are situated 6 meters below sealevel, the threat to overflow the economic heart of Holland was realistic. In England, Belgium and Northern Germany were many casualties to mourn for. Over 1800 men, women, children were drowned, thousands of animals and 100.000 inhabitants had lost their homes and belongings. This event would marked a dramatic turning point in Dutch history.
No comment
Closed Oosterschelde Storm Surge Barrier
No comment
Al voor de watersnoodramp van 1953 was de regering al begonnen met een Deltaplan om Nederland te beschermen tegen extreem hoog water. De ramp bespoedigde de uitvoering. Langs de hele kust werden indrukwekkende waterwerken gebouwd, de kust werd met 700 km ingekort waar de zee geen invloed meer op zou hebben. Ruim 57 jaar is vanaf 1950 gewerkt aan zeewaterkeringen, sluizen, versterkte en verhoogde dijken. In 2010 is het laatste kunstwerk afgebouwd. Een keermuur van ongeveer 500 meter lang en bijna 7 meter boven NAP. Deze muur moet Harlingen beschermen tegen stormen zo sterk als eens in de 4000 jaar.
Tijdens de bouw en ontwikkeling van de Deltawerken zijn ecologische aspekten een belangrijke rol gaan spelen. Het getuigt van moed van de regering en de politiek de veel duurdere voorzieningen te treffen voor het behoud van het water leven in de Oosterschelde. Met de bouw van de Maeslantkering en Oosterschelde stormvloedkering blijven de getijden van eb en vloed behouden. Deze bouwwerken trekken internationaal grote aandacht. Ze zijn door de American Society of Civil Engineers tot de zeven moderne wereldwonderen verklaard.
Kaart van Waterschappen Chart of Waterboards
Nederland onder water The Netherlands overfled
Even before 1953, the government has begun implementing a Deltaplan to protect the Netherlands from extreme high tides. The disaster of 1953 spurred the implementattion. All along the coast a number of impressive waterworks has been built since. The coastline is shortened by 700 km, so the sea would have less influence. More than 57 years since 1950 has been built on Seabarrages, sluices, waterlocks and dyke risings. In 2010 the final structure was finished. A concrete wall of approximately 500 meters and 7 meters above sealevel. This wall must protect Harlingen against storms as strong as once every 4000 years.
During the construction and development of the Deltaworks, ecological aspects began to play an important role. Its to credit government and politicians for the courage to spent in several cases as double as was calculated for waterworks to save aquatic life in the Oosterschelde. With the construction of the Maeslant Barrier and Oosterschelde Storm Surge Barrier remain the tides of ebb and flow. These enormous Deltaworks are subject of international attention. By the American Society of Civil Engineers, they are declared as one of the seven modern wonders of the world.
Dijkdoorbraak, Dyke breaktrough Holland 6 m below sealevel
De familie van Elisabeth Joosse, de vrouw van Theeuwes Klercq, wijd en zijd bekend als Betje van Theeuwes van de Vlasmarkt, stamt van oorsprong uit een zeer oud geslacht, dat ver terugvoert in de geschiedenis. Opoe Betje zal dat niet hebben geweten. Was dat wel het geval geweest, dan zou het haar neus hebben doen krullen van voornaamheid. De vroegste sporen van haar voorfamilie zijn rond 1558 terug te vinden in het Land van Saeftinghe, toen ene Adriaan Joos in deze streek leefde. Het gebied waar Adriaan woonde bestond uit vele losse polders, welke tijdelijk aan elkaar slibden om vervolgens door overstromingen weer van elkaar verwijderd te raken.
Het Verdronken Land van Saeftinghe, nu beschermd natuurgebied
Doordat Zeeland een deltagebied is waar rivieren uitmonden, de zee met eb en vloed haar krachten doet gelden kon het niet uitblijven dat sinds mensenheugenis land gewonnen en verloren is geworden. Delen van Zuid-Beveland zijn aan het water ten prooi gevallen, zoals het Land van Reimerswaal. De Braakmanpolder is lange tijd een deel van de Westerschelde geweest. Axel heeft tijden gekend dat het een eiland was. Op Schouwen-Duiveland zijn ook stukken land in het water verdwenen. Tot aan Dordrecht en Goeree-Overflakkee heeft de bevolking uit alle macht strijd gevoerd, land te behouden tegen de gulzigheid van de zee. Vele malen zijn eilanden op drift geraakt en van vorm veranderd. Vele dorpen, kleine steden, kastelen en gehuchten zijn voorgoed kopje onder gegaan. Van meer dan 117 dorpen is bekend dat ze ooit hebben bestaan. Onderstaand kaartje laat de situatie zien rond het jaar 1580.
Kaart van Zeeland anno 1580, ten tijde van Adriaan Joos, getekend door Jacob van Deventer
In 1594, tijdens de Tachtig Jarige Oorlog, staken Nederlandse troepen onder bevel van prins Maurits om tactische redenen de laatst overgebleven dijken door, waardoor de Spaanse troepen werden verdreven. Zeeuws Vlaanderen is al eeuwen van strategisch belang gebleken, omdat met het bezit van dit landsdeel ook de vaarroute op de Schelde wordt gecontroleerd.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam dat opnieuw aan de orde toen de Belgen, Zeeuws Vlaanderen wilden annexeren omdat Nederland neutraal was gebleven. Maar niet alleen om die reden. Koningin Wilhelmina had vrijgeleide gegeven over Nederlands grondgebied aan de toenmalige Duitse troepen. Bovendien schonk ze haar oom, Onkel Willie, de Duitse keizer Wilhelm asiel in Nederland. Dat had bij onze zuiderburen veel ergernis opgeroepen. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Zeeuws Vlaanderen nog zwaarder getroffen. Voor de bevrijding van Zeeland moest het Duitse leger verdreven worden. Door de geallieerden troepen is zwaar gevochten. Nagenoeg geen dorp is gespaard gebleven voor bijna totale vernietiging. Ook toen ging de strijd om invloed op de Westerschelde.
Reimerswaal gaat verdrinken
Mensen in de streek van Saeftinghe kwamen er goed aan de kost door landbouw, turfsteken en zoutwinning. Adriaan woonde in Saeftinghe, waar in de buurt nog enkele dorpen lagen, zoals Namen, Sint Laureins en Casuwele. De dorpen waren omringd door afgelegen gehuchten, waaronder Auwersluis. Tijdens de Grote Allerheiligenvloed van 1570 kon de primitieve bedijking niet verhinderen dat de streek bijna geheel onder water kwam te staan.
Vier jaar later reikte het "Verdronken Land" tot Verrebroek en zelfs tot aan Kallo, niet ver van Antwerpen. Alleen Saeftinghe en nog enkele andere stukken land bleven als eilandjes boven water. Ook de toren van Namen bleef gespaard. De klokken werden uit de toren gehaald en opnieuw opgehangen in het nabijgelegen dorp Grauw. Het fort van Namen bleef tijdelijk dienst doen als tolhuis. Belasting betalen is zo oud als de mensheid.
Detailkaart rond 1580 van het Land van Saeftinghe
Uiteindelijk kwam Saeftinghe ook onder water te staan. Soms gunt de Westerschelde ons nog een blik op restanten van verdwenen dorpen. Door het schurende effect van het water komen zo nu en dan nog restanten van huizen en kerken even bloot te leggen. Helaas zorgt het stijgende zeeniveau ervoor dat de kans er iets bloot komt te liggen steeds kleiner wordt.
Legendarische zeemeerminnen en zeermeermannen
Dat deze gebeurtenissen aanleiding geeft tot legenden bewijst ook het volksverhaal over het gebied van Saeftinghe. Zo gaat het verhaal dat de bewoners van Saeftinghe ijdel en hoogmoedig waren, wat in de middeleeuwen ook al tot een doodzonde werd beschouwd. Op een dag ving een visser een zeemeermin. De zeemeerman wilde natuurlijk zijn vrouw terug. De visser weigerde zijn bijzondere buit af te staan, waarop de zeemeerman met de vloek dreigde; "Het Land van Saeftinghe zal vergaan, alleen zijn torens blijven bestaan." De verwensing kwam uit. Het land van Saeftinghe verdween inderdaad onder water. De legende verteld verder dat bij ontijdige dagen men in het gebied nog steeds mysterieuze witte gedaanten in de mist ziet opdoemen. Dat zouden de geesten van verdronken mensen zijn, die spookachtig blijven ronddwalen.
Mysterieus landschap nabij Saeftinghe
Er is geen grote fantasie voor nodig, geloof te hechten aan deze fabel wanneer een zware lage mist over dit uitstrekte landschap neerdaalt op een naargeestige herfstdag. De eenzame wandelaar, omringd door nevelen, zal zich ongetwijfeld bewust raken van rusteloze dwalende zielen, die nooit tot het hiernamaals zijn toegelaten. Deze legende spreekt niet alleen over Saeftinghe, ook op Schouwen-Duiveland bestaat een soortgelijk verhaal, zelfs in de Zuid-Hollandse polders wordt over een dergelijk voorval bericht.
Hoe nietig kan een mens zich voelen?
Adriaan Joos moest dus het Land van Saeftinghe verlaten. Hij koos voor Axel, toch een niet al te veilige plek omdat het aan het water gelegen was. Hulst zou veiliger zijn geweest, maar dat viel kennelijk vaak in Spaanse handen. In Axel heeft Adriaan sporen achter gelaten. Van hem is bekend dat hij en ook zijn familie veel grondstukken, landhuisjes en stadse huizen hebben gekocht en ook weer verkocht. Armlastig was de familie Joos blijkbaar niet, tijdens een periode toen regelmatig strijdende partijen door het land joegen, daarbij dood en verderf zaaiend. Voor de familie Joos was dit geen reden voor vertrek naar een rustiger oord, bijvoorbeeld Walcheren. Men wist om te gaan met de onzekerheid van het bestaan en er zelfs munt uit te slaan.
Want een zoon van Adriaan; Adriaan Pieter Joos, soldaat onder de Compagnie van kapitein Jacques de Chartreuse, heer van Baarland en hoogbaljuw van het Vrije Sluis, moet in zijn positie vermogen hebben vergaard. Zo blijkt uit de vele kopen en verkopen van huizen in Axel. In 1638 trouwt hij met Catharina Sachsen uit Hanau bij Frankfurt. Hoe komt deze Duitse dame in vredesnaam in Zeeuws Vlaanderen terecht? Was zij een marketenster bij huurlingen die onder bevel stonden van de Prinsen van Oranje?
Het beroep van marketenster was eerzamer dan de verhalen doen geloven. Meestal was dit een vrouw, die getrouwd was met een militair beneden de rang van onderofficier. Legereenheden die ten velde trokken werden vergezeld van deze dames, die de soldaten tijdens een rustpauze van een borreltje en hartig hapje voorzagen. Maar er ook voor zorgden dat de was werd gedaan. Zo verkregen ze inkomen en waren ze verzorgd en beschermd in woelige tijden.
De ware toedracht hoe Adriaan Pieter Joos en Catharina elkaar hebben leren kennen zal helaas nooit aan het licht komen. Lang heeft het huwelijk niet geduurd. Catharina stierf enkele jaren na de geboorte van haar eerste kind. Daarna trad Adriaan Pieter in het huwelijk met Geertien Arents Nijssen, wat niet kinderloos is gebleven.
Belegering van Aardenburg in 1672
Zijn broer, Hijbrecht Pieter Joos genaamd, blijkt een levensgenieter te zijn, zo niet te spreken van een rokkenjager. In die zin dat hij vijf meisjes op de wereld heeft geholpen. Het zou niet zo opzienbarend zijn geweest, ware het niet dat hier sprake is van veelwijverij. Want elke dochter is verwekt bij een andere vrouw. Elk meisje kreeg de voornaam Elijsabeth, maar wel met de achternaam van de moeder. Na deze opzienbarende dadendrang is niets meer van onze Hijbrecht vernomen. Hij had zijn best gedaan om vervolgens in vergetelheid ten onder te gaan.
Droogvallende slikken Land van Saeftinghe
Pas na 1715 vertrekken de mannen Joosse, want hun naam in ondertussen aangepast van Joos naar Joosse, naar Kleverskerke op Walcheren en 's Heer Hendrikskinderen op Zuid-Beveland. Over de naam Joos valt nog wel het een en ander te vertellen. De één verklaart dat het de van oorsprong Bretons-Keltische naam Jodocus betreft. Weer anderen beweren dat de naam haar oorsprong heeft in de Belgische Kempen.
Maar als kind heb ik dat anders ervaren. Opoe Betje sprak altijd met een nadrukkelijk slepende dubbele "ssj." Deze fonothiek tref je ook aan bij de Spaanse en Griekse taal. In mijn verbeelding moest opoe wel van Spaanse afkomst zijn. Haar diepzwarte ogen, haar ravenzwart haar kon niets anders verklaren. Niets van dat al blijkt nu waar te zijn. Haar kunstgebit zat een beetje losjes. Hoe moet je zo'n teleurstelling verwerken? In stilte hoop ik nog steeds dat ooit een Spaanse edelman invloed heeft gehad op de verspreiding van Joosse. Je weet het maar nooit. Servicepoint;
Nieuw; Bij veel verhalen zijn nu Videoclips toegevoegd, vol verrassingen. Ook op site 't clijn Paradijs New;Videoclips added to many topics, full of surprises. Also at site 't clijn Paradijs (Little Paradise) http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs
"Riengkrieje" in het Zeeuws, betekent voor de goede verstaander in het Nederlands "Ringrijden." Voor de Zeeuwen is het een onverwoestbare traditie dat ver teruggaat in de geschiedenis. Aanvankelijk een sport dat in de Middeleeuwen door de adel werd beoefend. Strijdbare nobele jongelingen traden met hun paard in een tournooi aan om een trofee in de wacht te slepen.
Een jonkvrouw stelde haar ring ter beschikking dat aan een koord werd opgehangen en vervolgens met een lans moest worden losgestoken. Dat gebeurde in galop op een ongezadeld paard. Degene die deze kunst tot driemaal toe met succes behaalde werd door zijn mededingers eerst gejonasd en daarna naar de jonkvrouwe begeleid. In deemoed moest hij voor haar neerknielen, daarna kreeg hij het trofee in ontvangt. De hoogst haalbare beloning was toch wel de omhelzing met kus van de edele jonkvrouwe.
In de 17de eeuw is het tournooispel een volkssport geworden onder jonge boerenzonen. In de laatste eeuw zelfs een serieuze sport waar regels aan verbonden zijn. Zo is het verplicht dat bij officiële wedstrijden de deelnemers in het wit gekleed zijn. Van witte pet tot witte sokken en witte schoenen. Een oranje sjerp rechts over de schouder gehangen, en het groene ZRV embleem links op het hemd genaaid. Het paard moet versierd zijn op de manen en staart. Met prachtig gevlochten creaties steken de ruiters elkaar de loef af. Het paard moet volgens traditie nog steeds ongezadeld worden bereden.
Middelburg met Abdij, waar op het Abdijplein of Molenwater wordt Ringgereden.
Bij demonstraties, feestelijkheden en folkoristische evenementen is het verplicht in Zeeuws costuum aan te treden. Dat geldt ook voor vrouwen, die de laatste jaren zijn toegelaten tot de wedstrijden. Ze zijn inmiddels een geduchte concurrent voor de mannen. Vrouwen trekken ook wel het Zeeuws mannencostuum aan, omdat het beter zit bij het paardrijden, dan de veelvoud aan rokken dat bij de streekklederdracht hoort. Maar er zijn natuurlijk weer uitzonderingen. Er zijn dames bij die uit overtuiging geen concessies willen doen. Wel rokken dragen, maar de overmuts thuis laten. De Zuid-Bevelandse schelpmuts vangt nogal veel wind in galop, dus niet zo geschikt voor het paardrijden.
Waar kijken ze naar?
Waar praten ze het over?
Zal ze de mannen aftroeven?
Voor taalpuristen blijft de term "Ringrijden" een moeilijk te verteren begrip. Je rijdt weleenswaar op een paard, maar je steekt de ring af bij het ringpoortje. Dus taalkundig zijn die het er overeens dat hier sprake is van "Ringsteken." De volkstaal is hardnekkiger in het gebruik. Zeeuwen blijven kijken naar "t Ringkriejen," ze zien daar geen verschil in. Laat deze puriteinen zich maar eens druk maken over het massale misbruik van de meervoud "s." Want ik vind het hebben van gedachtes een verfoeilijke manier van denken. Laat staan dat je beloftes doet, die je niet nakomt. De voors en tegens van deze opvatting zal nog lang beroering geven.
Feestelijke staartjes
Een paard wil ook ijdel zijn
Niet alledaagse paardestaarten
Het oudste document waarin het Ringrijden wordt vermeld dateert van 7 juni 1687. Hier is een klacht gemeld van de Middelburgse kerkeraad; "Dat voorleden Pinkster op verscheidene dorpen op Walcheren van den boerse jeugd en andere, dien het minst betaamt, den ring gestoken is en bij gevolge van dien vele wulpsche- en ongerijmheden van danserijen, drinkerijen enz. gepleegd worden, ook met verachting van der predikanten daartegen."
Predikanten en kerkeraden van die tijd zetten zich sterk af tegen het ringrijden, dat vaak in combinatie met kermissen werd gehouden. Ringrijderijen ontaardden vaak in uitbundige uitspattingen met veel alcohol. Maar het is de kerken nooit gelukt het ringrijden te laten verbieden, omdat het nooit op zondagen werd gehouden.
Ringrijden op het Abdijplein
Raaááák
Aanstormend geweld
De Nieuwlandse ringrijdersvereniging is de oudste van Zeeland, opgericht in 1824. De meeste andere verenigingen zijn pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. De overkoepelende organisatie ZRV, de Zeeuwse Ringrijders Vereniging, kwam tot stand in 1950. Het 50-jarig bestaan is in 2000 uitbundig gevierd. Onder andere met de onthulling van het standbeeld "de Ringrijder" dat op het Abdijplein in Middelburg is te vinden. Het kunstwerk te gemaakt door Gerard Brouwer uit Katwijk.
En de Winnaar....is.....
Hoog jonassen voor de jongste winnaar
De Ringopsteker
Leden van het Koninklijk Huis hebben door de jaren heen veelvuldig belangstelling getoond voor het ringrijden. Soms woonden ze in hoogst eigen persoon wedstrijden bij, waarbij ze kostbare prijzen ter beschikking stelden. In 1786 schonk Stadhouder Willem V in Domburg twee gouden medailles. Koning Willem III was een trouwe bezoeker tot 1862 en kwam niet met lege handen. Prijzen als een zilveren tabaksdoos, een zilveren zweep ter waarde van toen 400 gulden!! Gouden horloges met ketting, of gouden hemsknopen, waren zeer gewilde trofeeën.
Koningin Wilhelmina zette deze traditie voort, ook met kostbare prijzen in het verschiet. De koninklijke wisselbeker werd ingevoerd. Die werd eigendom van de winnaar na drie maal achtereen de eerste prijs te hebben gewonnen. Koningin Juliana moest zelfs tweemaal een zilveren wisselbeker schenken, omdat die opnieuw in de kast van een fortuinlijke winnaar verdween. Koningin Beatrix brengt ook een wisselbeker in, met daarnaast een bronzen beeldje uit haar atelier. Dit is nu de meest begeerde prijs.
In volle concentratie
Machtig zicht
Dat moet lukken !!
Een niet weg te denken prijs bij het ringrijden is de Pollepel. Tegenwoordig is de Pollepel een zeer gewilde ereprijs, maar vroeger was het juist een schandeprijs. Hij was bestemd voor de ringrijder die de hele dag geen ring had afgestoken. Dit schandeteken kwam af van de gewoonte, dat op boerderijen in de zomer 's avonds karnemelksepap werd gegeten. De jongste knecht of koewachter moest deze pap roeren met een grote houten pollepel. Dat paproeren was geen populair baantje en de "papkoker" zoals die spottend werd genoemd, werd niet voor vol aangezien. Zodoende stond de pollepel symbool voor onhandigheid of onbekwaamheid, dus ook bij het ringrijden.
Zeeuwse babbelaars te paard
Dit noem je Man en Paard
Bij deze Pollepel-prijs hoort een fles jenever, soms ook nog een paar klompen. Degene die de pollepel wint, giet de jenever in de grote lepel en gaat alle deelnemers langs om uit de pollepel te drinken. Een andere traditie die nog op sommige dorpen in ere wordt gehouden is het rondgaan met de "suukerkomme" Dit is een kom gevuld met brandewijn en zoute bolletjes. De suukerkomme gaat rond onder de ringrijders, tot die helemaal leeg is.
BRON VERMELDING
Tekst; Afkomstig en bewerkt van; De Zeeuwse Ringrijders Vereniging De Zeeuwse Ringrijders Vereniging zie; http://www.ringrijden.nl
Vigo in the province Pontevedra within the region Galicia, generally not well known as the 15th metropolis of Spain, is an important city of industry, tourism and harbour for import and export. Also a port of call to cruiseships.
Excavations have shown that Galicia has been inhabited since the Paleoliticum. The first major settlements were built in the sixth century BC by the Celts. The Romans arrived in 138 BC in the Northwest of Spain, but it was not until Emperor Augustus who incorporated Galicia into Hispania in 63 BC. The Roman influence is reflected particular in agriculture and mining.
PO cruise ship Oriana in Port Vigo
Port of Vigo Galicia, a popular embarkment for cruises
In the fifth century, during the Great Wandering, the province was occupied by the Vandals and Sueben. The Sueben were expeled half a century later by the Visgoths, who introduced Christianity. Regularly, Galicians revolted against kings of neighboring kingdoms in ancient centuries. This has led to a strong national consciousness, which in the 20th century brought Galicia to independence within the Kingdom of Spain.
Shoppingstreet of Vigo
Rua dos cesteiros
In the past, the remote region of Galicia was poor of industry. The population mainly earned income from fishing and agriculture or forestry. From 1842 to 1900 the population grew gradualy from 7.000 to 23.000 inhabitants. Prosparity sett in from 1910 to 1960, the population grew up to 145.000 residents. The advanced position of Vigo situated directly at the Atlantic Ocean was an important argument for many international compagny to establish factories. The city harbours one of the large Citroën carplants, what has led to the development of Roll-on-Roll-off harbour facilities. especially for car transportation to Flushing in the Netherlands.
The main industry is still fishing. Vigo is therefore the hometown of Pescanova, the worlds largests fishingcompagny. This firm is also one of the main producers of algae. mussels and oisters. Dairy has grown out to subtantional proportion after opening European markets. Inditex is a giant firm for textile products and Fadesa has become a construction company for international markets. All together the region went through an explosion of wealth between the years 1970 and 2010, what resulted in an increase of population to 297.000 people, including the suburbs even up till 423.821 residents.
Rua dos cesteiros
Rua dos cesteiros
Nevertheless, a large part of the population is working still in agriculture. livestock and forestry. Its not surprising, wickerwork survived all modern technology. Baskets for fishing or industry are not on demand as in former times. Nowadays its a product of domestic use in all kinds of varieties. As elsewhere in the world, this profession is practised by single artisans, mainly living in the country-side or small villages. The handcraftsmen of Galicia has not developed a special style, their baskets reflect an equal manner as their colleagues in France, Portugal or Italy. However all work is of high quality.
Cesteiro Antonio Martiñez
Cesteiro Antonio Martiñez
Walking through the small streets and alleys of the touristic inner city of Vigo you will find Rua dos Cesteiros. Its unmistakely all worth to pass by. The pittoresk shops in this special street of basketsmakers display their articles in an alluring way outside. You will find allways something you like to buy. Even more attractive, you can see a Cesteiro (Spanish for basketmaker) at work on a marketplace. You will be surprised how with skill, patient and dedication a basket grows under the hands of the craftsman. Its an endurable product, not burdening the enviroment, lasting for a long time.
The FIAT 500 was introduced in 1957 as a successor to the Topolino (Italian for mouse). The designer was Dante Giacosa, a designer who would become an automotive legend for his contribution to the industry. The FIAT 500 was a two-seater, rear engine, utility car that was built as an economical means of transportation void of luxery items or sports-car intentions. It featured a 479cc overhead valve engine mated to a four speed gearbox. With 13 horsepower, the FIAT 500 never set any land speed records. It had a top speed of 85 km/h.
The succesful FIAT Topolino, with suicide wind catching doors
The FIAT 600 Jolly was introduced in 1957-1958. The coachwork is a concept by Ghia. Carrozzeria Ghia Spa. was established in 1915 in Turino, Italy and was noted for their famous Italian design and coachbuilding firms. The Jolly is noted for its canvas surrey top and wicker seats. The FIAT Jolly was marketed for resort areas and used for sight-seeing. This remarkeble funny car has a top speed of about 60 mph, just as much as the spin-off of the FIAT 500, 85 km/h
The Jolly Fiat 500 with fringed canvas roof and wicker seats are seldom to see on the road today.
With a cost of nearly as double of a standard "500," they were made in a very limited production. It is believed that fewer than 100 exist today, each one being unique. 32 Jolly cars were used as taxis on the island of Catalina off the coast of Los Angeles in the USA in the years 1958-1962. Featuring wicker seats and the option of a fringed top to shield its occupants from the sun, these cars were originally made for use on large yachts of the wealthy. Aristoles Onassis and Jacky Kennedy owned one.
The American version of the Jolly Fiat 500 Ghia
The original FIAT 600 Multipla were based on a FIAT 600's drivetrain. Model 1100 coil and wishbone independent front suspension, and sat 6 people in a footprint just 50 cm longer than the original Mini Cooper. The driver compartment was moved forward over the front axle. elimating the boot in effect but giving the body a very minivan-like "one-box" look. Behind the front seat the vehicle could be arranged with a flat floor area or a choice of one or two bench seats. Until the 1970's this car was widely used as a taxi in many parts of Italy, as well as in Poland, where a similar type was produced
In 1956 Pininfarina designed a remarkable open topped Multipla prototype called the "Marinella" with wooden slat wraparound bench in the rear. Later on re-designed in wicker seating. This Multipla was also marketed as a resort and sight-seeing car. A few has been produced. Nowadays it wil be one of the classic cars, just as the Jolly, who many would like to have to make a wonderful drive with.
FIAT Mulipla 600 produced in Poland as taxis, The FIAT Multpla Marinella designed by Pininfarina
Naast deze succesvolle weblog Le Cercle Klercq, bestaat ook de zustersite 't clijnParadijs. Hier treft u ook leuke verhalen aan, foto's van schitterende streekklederdracht en recepten voor heerlijke Zeeuwse gerechten en snoepjes. S.v.p. ga naar; http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs/ Ik wens u veel lees- en kijkplezier
Bookmarket at the Marketplace every year
In addition to these succesfull blog Le Cercle Klercq, excists the sistersite "t clijn Paradijs (In Little Paradise) Here you will find also nice stories, photo's of local Zeelandian costums and recipes for delicious food and candies. Please, just click on http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs/ I wish you joyfull reading, or watching pictures
Les belle charme des costumes Zélandais
Neben diesen erfolgreichen Blog Le Cercle Klercq, excistiert die Schwester Site 't clijn Paradijs (Das Kleines Paradies) Hier finden Sie erhohlende Geschichten, Foto's von Zeeland, Trachten und Rezepten für leckere Gerichten Bitte bezuchen Sie; http://blog.seniorennet.be/t_clijn_Paradijs/ Viel Spass beim Lesen und Geniessen Sie den Foto's
Who is mein Geld ? Where is my money? Où est mon argent?
En plus de ces succes le Blog Le Cercle Klercq, est le site soeur 't clijn Paradijs (Le Petite Paradis) Ici vous trouverez de belles histoires, des photos de costumes historique locaux, et des recettes délicieuses de cuisine Zèlandais S.v.p. cliquez à http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs/ Bonne lecture et à regarder les photo's magnifique
Servicepoint: Kijk voor toeristische informatie naar; See for tourist information; in English Besuchen Sie für touristische informationen; In Deutch Voir pour information touristique; en Françias http://www.vvvzeeland.nl
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641