Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
23-09-2011
De Legende van Saeftinghe
De Legende van Saeftinghe Ontpolderen NEE !!
De familie van Elisabeth Joosse, de vrouw van Theeuwes Klercq, wijd en zijd bekend als Betje van Theeuwes van de Vlasmarkt, stamt van oorsprong uit een zeer oud geslacht, dat ver terugvoert in de geschiedenis. Opoe Betje zal dat niet hebben geweten. Was dat wel het geval geweest, dan zou het haar neus hebben doen krullen van voornaamheid. De vroegste sporen van haar voorfamilie zijn rond 1558 terug te vinden in het Land van Saeftinghe, toen ene Adriaan Joos in deze streek leefde. Het gebied waar Adriaan woonde bestond uit vele losse polders, welke tijdelijk aan elkaar slibden om vervolgens door overstromingen weer van elkaar verwijderd te raken.
Het Verdronken Land van Saeftinghe, nu beschermd natuurgebied
Doordat Zeeland een deltagebied is waar rivieren uitmonden, de zee met eb en vloed haar krachten doet gelden kon het niet uitblijven dat sinds mensenheugenis land gewonnen en verloren is geworden. Delen van Zuid-Beveland zijn aan het water ten prooi gevallen, zoals het Land van Reimerswaal. De Braakmanpolder is lange tijd een deel van de Westerschelde geweest. Axel heeft tijden gekend dat het een eiland was. Op Schouwen-Duiveland zijn ook stukken land in het water verdwenen. Tot aan Dordrecht en Goeree-Overflakkee heeft de bevolking uit alle macht strijd gevoerd, land te behouden tegen de gulzigheid van de zee. Vele malen zijn eilanden op drift geraakt en van vorm veranderd. Vele dorpen, kleine steden, kastelen en gehuchten zijn voorgoed kopje onder gegaan. Van meer dan 117 dorpen is bekend dat ze ooit hebben bestaan. Onderstaand kaartje laat de situatie zien rond het jaar 1580.
Kaart van Zeeland anno 1580, ten tijde van Adriaan Joos, getekend door Jacob van Deventer
In 1594, tijdens de Tachtig Jarige Oorlog, staken Nederlandse troepen onder bevel van prins Maurits om tactische redenen de laatst overgebleven dijken door, waardoor de Spaanse troepen werden verdreven. Zeeuws Vlaanderen is al eeuwen van strategisch belang gebleken, omdat met het bezit van dit landsdeel ook de vaarroute op de Schelde wordt gecontroleerd.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam dat opnieuw aan de orde toen de Belgen, Zeeuws Vlaanderen wilden annexeren omdat Nederland neutraal was gebleven. Maar niet alleen om die reden. Koningin Wilhelmina had vrijgeleide gegeven over Nederlands grondgebied aan de toenmalige Duitse troepen. Bovendien schonk ze haar oom, Onkel Willie, de Duitse keizer Wilhelm asiel in Nederland. Dat had bij onze zuiderburen veel ergernis opgeroepen. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Zeeuws Vlaanderen nog zwaarder getroffen. Voor de bevrijding van Zeeland moest het Duitse leger verdreven worden. Door de geallieerden troepen is zwaar gevochten. Nagenoeg geen dorp is gespaard gebleven voor bijna totale vernietiging. Ook toen ging de strijd om invloed op de Westerschelde.
Reimerswaal gaat verdrinken
Mensen in de streek van Saeftinghe kwamen er goed aan de kost door landbouw, turfsteken en zoutwinning. Adriaan woonde in Saeftinghe, waar in de buurt nog enkele dorpen lagen, zoals Namen, Sint Laureins en Casuwele. De dorpen waren omringd door afgelegen gehuchten, waaronder Auwersluis. Tijdens de Grote Allerheiligenvloed van 1570 kon de primitieve bedijking niet verhinderen dat de streek bijna geheel onder water kwam te staan.
Vier jaar later reikte het "Verdronken Land" tot Verrebroek en zelfs tot aan Kallo, niet ver van Antwerpen. Alleen Saeftinghe en nog enkele andere stukken land bleven als eilandjes boven water. Ook de toren van Namen bleef gespaard. De klokken werden uit de toren gehaald en opnieuw opgehangen in het nabijgelegen dorp Grauw. Het fort van Namen bleef tijdelijk dienst doen als tolhuis. Belasting betalen is zo oud als de mensheid.
Detailkaart rond 1580 van het Land van Saeftinghe
Uiteindelijk kwam Saeftinghe ook onder water te staan. Soms gunt de Westerschelde ons nog een blik op restanten van verdwenen dorpen. Door het schurende effect van het water komen zo nu en dan nog restanten van huizen en kerken even bloot te leggen. Helaas zorgt het stijgende zeeniveau ervoor dat de kans er iets bloot komt te liggen steeds kleiner wordt.
Legendarische zeemeerminnen en zeermeermannen
Dat deze gebeurtenissen aanleiding geeft tot legenden bewijst ook het volksverhaal over het gebied van Saeftinghe. Zo gaat het verhaal dat de bewoners van Saeftinghe ijdel en hoogmoedig waren, wat in de middeleeuwen ook al tot een doodzonde werd beschouwd. Op een dag ving een visser een zeemeermin. De zeemeerman wilde natuurlijk zijn vrouw terug. De visser weigerde zijn bijzondere buit af te staan, waarop de zeemeerman met de vloek dreigde; "Het Land van Saeftinghe zal vergaan, alleen zijn torens blijven bestaan." De verwensing kwam uit. Het land van Saeftinghe verdween inderdaad onder water. De legende verteld verder dat bij ontijdige dagen men in het gebied nog steeds mysterieuze witte gedaanten in de mist ziet opdoemen. Dat zouden de geesten van verdronken mensen zijn, die spookachtig blijven ronddwalen.
Mysterieus landschap nabij Saeftinghe
Er is geen grote fantasie voor nodig, geloof te hechten aan deze fabel wanneer een zware lage mist over dit uitstrekte landschap neerdaalt op een naargeestige herfstdag. De eenzame wandelaar, omringd door nevelen, zal zich ongetwijfeld bewust raken van rusteloze dwalende zielen, die nooit tot het hiernamaals zijn toegelaten. Deze legende spreekt niet alleen over Saeftinghe, ook op Schouwen-Duiveland bestaat een soortgelijk verhaal, zelfs in de Zuid-Hollandse polders wordt over een dergelijk voorval bericht.
Hoe nietig kan een mens zich voelen?
Adriaan Joos moest dus het Land van Saeftinghe verlaten. Hij koos voor Axel, toch een niet al te veilige plek omdat het aan het water gelegen was. Hulst zou veiliger zijn geweest, maar dat viel kennelijk vaak in Spaanse handen. In Axel heeft Adriaan sporen achter gelaten. Van hem is bekend dat hij en ook zijn familie veel grondstukken, landhuisjes en stadse huizen hebben gekocht en ook weer verkocht. Armlastig was de familie Joos blijkbaar niet, tijdens een periode toen regelmatig strijdende partijen door het land joegen, daarbij dood en verderf zaaiend. Voor de familie Joos was dit geen reden voor vertrek naar een rustiger oord, bijvoorbeeld Walcheren. Men wist om te gaan met de onzekerheid van het bestaan en er zelfs munt uit te slaan.
Want een zoon van Adriaan; Adriaan Pieter Joos, soldaat onder de Compagnie van kapitein Jacques de Chartreuse, heer van Baarland en hoogbaljuw van het Vrije Sluis, moet in zijn positie vermogen hebben vergaard. Zo blijkt uit de vele kopen en verkopen van huizen in Axel. In 1638 trouwt hij met Catharina Sachsen uit Hanau bij Frankfurt. Hoe komt deze Duitse dame in vredesnaam in Zeeuws Vlaanderen terecht? Was zij een marketenster bij huurlingen die onder bevel stonden van de Prinsen van Oranje?
Het beroep van marketenster was eerzamer dan de verhalen doen geloven. Meestal was dit een vrouw, die getrouwd was met een militair beneden de rang van onderofficier. Legereenheden die ten velde trokken werden vergezeld van deze dames, die de soldaten tijdens een rustpauze van een borreltje en hartig hapje voorzagen. Maar er ook voor zorgden dat de was werd gedaan. Zo verkregen ze inkomen en waren ze verzorgd en beschermd in woelige tijden.
De ware toedracht hoe Adriaan Pieter Joos en Catharina elkaar hebben leren kennen zal helaas nooit aan het licht komen. Lang heeft het huwelijk niet geduurd. Catharina stierf enkele jaren na de geboorte van haar eerste kind. Daarna trad Adriaan Pieter in het huwelijk met Geertien Arents Nijssen, wat niet kinderloos is gebleven.
Belegering van Aardenburg in 1672
Zijn broer, Hijbrecht Pieter Joos genaamd, blijkt een levensgenieter te zijn, zo niet te spreken van een rokkenjager. In die zin dat hij vijf meisjes op de wereld heeft geholpen. Het zou niet zo opzienbarend zijn geweest, ware het niet dat hier sprake is van veelwijverij. Want elke dochter is verwekt bij een andere vrouw. Elk meisje kreeg de voornaam Elijsabeth, maar wel met de achternaam van de moeder. Na deze opzienbarende dadendrang is niets meer van onze Hijbrecht vernomen. Hij had zijn best gedaan om vervolgens in vergetelheid ten onder te gaan.
Droogvallende slikken Land van Saeftinghe
Pas na 1715 vertrekken de mannen Joosse, want hun naam in ondertussen aangepast van Joos naar Joosse, naar Kleverskerke op Walcheren en 's Heer Hendrikskinderen op Zuid-Beveland. Over de naam Joos valt nog wel het een en ander te vertellen. De één verklaart dat het de van oorsprong Bretons-Keltische naam Jodocus betreft. Weer anderen beweren dat de naam haar oorsprong heeft in de Belgische Kempen.
Maar als kind heb ik dat anders ervaren. Opoe Betje sprak altijd met een nadrukkelijk slepende dubbele "ssj." Deze fonothiek tref je ook aan bij de Spaanse en Griekse taal. In mijn verbeelding moest opoe wel van Spaanse afkomst zijn. Haar diepzwarte ogen, haar ravenzwart haar kon niets anders verklaren. Niets van dat al blijkt nu waar te zijn. Haar kunstgebit zat een beetje losjes. Hoe moet je zo'n teleurstelling verwerken? In stilte hoop ik nog steeds dat ooit een Spaanse edelman invloed heeft gehad op de verspreiding van Joosse. Je weet het maar nooit. Servicepoint;
Nieuw; Bij veel verhalen zijn nu Videoclips toegevoegd, vol verrassingen. Ook op site 't clijn Paradijs New;Videoclips added to many topics, full of surprises. Also at site 't clijn Paradijs (Little Paradise) http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs
"Riengkrieje" in het Zeeuws, betekent voor de goede verstaander in het Nederlands "Ringrijden." Voor de Zeeuwen is het een onverwoestbare traditie dat ver teruggaat in de geschiedenis. Aanvankelijk een sport dat in de Middeleeuwen door de adel werd beoefend. Strijdbare nobele jongelingen traden met hun paard in een tournooi aan om een trofee in de wacht te slepen.
Een jonkvrouw stelde haar ring ter beschikking dat aan een koord werd opgehangen en vervolgens met een lans moest worden losgestoken. Dat gebeurde in galop op een ongezadeld paard. Degene die deze kunst tot driemaal toe met succes behaalde werd door zijn mededingers eerst gejonasd en daarna naar de jonkvrouwe begeleid. In deemoed moest hij voor haar neerknielen, daarna kreeg hij het trofee in ontvangt. De hoogst haalbare beloning was toch wel de omhelzing met kus van de edele jonkvrouwe.
In de 17de eeuw is het tournooispel een volkssport geworden onder jonge boerenzonen. In de laatste eeuw zelfs een serieuze sport waar regels aan verbonden zijn. Zo is het verplicht dat bij officiële wedstrijden de deelnemers in het wit gekleed zijn. Van witte pet tot witte sokken en witte schoenen. Een oranje sjerp rechts over de schouder gehangen, en het groene ZRV embleem links op het hemd genaaid. Het paard moet versierd zijn op de manen en staart. Met prachtig gevlochten creaties steken de ruiters elkaar de loef af. Het paard moet volgens traditie nog steeds ongezadeld worden bereden.
Middelburg met Abdij, waar op het Abdijplein of Molenwater wordt Ringgereden.
Bij demonstraties, feestelijkheden en folkoristische evenementen is het verplicht in Zeeuws costuum aan te treden. Dat geldt ook voor vrouwen, die de laatste jaren zijn toegelaten tot de wedstrijden. Ze zijn inmiddels een geduchte concurrent voor de mannen. Vrouwen trekken ook wel het Zeeuws mannencostuum aan, omdat het beter zit bij het paardrijden, dan de veelvoud aan rokken dat bij de streekklederdracht hoort. Maar er zijn natuurlijk weer uitzonderingen. Er zijn dames bij die uit overtuiging geen concessies willen doen. Wel rokken dragen, maar de overmuts thuis laten. De Zuid-Bevelandse schelpmuts vangt nogal veel wind in galop, dus niet zo geschikt voor het paardrijden.
Waar kijken ze naar?
Waar praten ze het over?
Zal ze de mannen aftroeven?
Voor taalpuristen blijft de term "Ringrijden" een moeilijk te verteren begrip. Je rijdt weleenswaar op een paard, maar je steekt de ring af bij het ringpoortje. Dus taalkundig zijn die het er overeens dat hier sprake is van "Ringsteken." De volkstaal is hardnekkiger in het gebruik. Zeeuwen blijven kijken naar "t Ringkriejen," ze zien daar geen verschil in. Laat deze puriteinen zich maar eens druk maken over het massale misbruik van de meervoud "s." Want ik vind het hebben van gedachtes een verfoeilijke manier van denken. Laat staan dat je beloftes doet, die je niet nakomt. De voors en tegens van deze opvatting zal nog lang beroering geven.
Feestelijke staartjes
Een paard wil ook ijdel zijn
Niet alledaagse paardestaarten
Het oudste document waarin het Ringrijden wordt vermeld dateert van 7 juni 1687. Hier is een klacht gemeld van de Middelburgse kerkeraad; "Dat voorleden Pinkster op verscheidene dorpen op Walcheren van den boerse jeugd en andere, dien het minst betaamt, den ring gestoken is en bij gevolge van dien vele wulpsche- en ongerijmheden van danserijen, drinkerijen enz. gepleegd worden, ook met verachting van der predikanten daartegen."
Predikanten en kerkeraden van die tijd zetten zich sterk af tegen het ringrijden, dat vaak in combinatie met kermissen werd gehouden. Ringrijderijen ontaardden vaak in uitbundige uitspattingen met veel alcohol. Maar het is de kerken nooit gelukt het ringrijden te laten verbieden, omdat het nooit op zondagen werd gehouden.
Ringrijden op het Abdijplein
Raaááák
Aanstormend geweld
De Nieuwlandse ringrijdersvereniging is de oudste van Zeeland, opgericht in 1824. De meeste andere verenigingen zijn pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. De overkoepelende organisatie ZRV, de Zeeuwse Ringrijders Vereniging, kwam tot stand in 1950. Het 50-jarig bestaan is in 2000 uitbundig gevierd. Onder andere met de onthulling van het standbeeld "de Ringrijder" dat op het Abdijplein in Middelburg is te vinden. Het kunstwerk te gemaakt door Gerard Brouwer uit Katwijk.
En de Winnaar....is.....
Hoog jonassen voor de jongste winnaar
De Ringopsteker
Leden van het Koninklijk Huis hebben door de jaren heen veelvuldig belangstelling getoond voor het ringrijden. Soms woonden ze in hoogst eigen persoon wedstrijden bij, waarbij ze kostbare prijzen ter beschikking stelden. In 1786 schonk Stadhouder Willem V in Domburg twee gouden medailles. Koning Willem III was een trouwe bezoeker tot 1862 en kwam niet met lege handen. Prijzen als een zilveren tabaksdoos, een zilveren zweep ter waarde van toen 400 gulden!! Gouden horloges met ketting, of gouden hemsknopen, waren zeer gewilde trofeeën.
Koningin Wilhelmina zette deze traditie voort, ook met kostbare prijzen in het verschiet. De koninklijke wisselbeker werd ingevoerd. Die werd eigendom van de winnaar na drie maal achtereen de eerste prijs te hebben gewonnen. Koningin Juliana moest zelfs tweemaal een zilveren wisselbeker schenken, omdat die opnieuw in de kast van een fortuinlijke winnaar verdween. Koningin Beatrix brengt ook een wisselbeker in, met daarnaast een bronzen beeldje uit haar atelier. Dit is nu de meest begeerde prijs.
In volle concentratie
Machtig zicht
Dat moet lukken !!
Een niet weg te denken prijs bij het ringrijden is de Pollepel. Tegenwoordig is de Pollepel een zeer gewilde ereprijs, maar vroeger was het juist een schandeprijs. Hij was bestemd voor de ringrijder die de hele dag geen ring had afgestoken. Dit schandeteken kwam af van de gewoonte, dat op boerderijen in de zomer 's avonds karnemelksepap werd gegeten. De jongste knecht of koewachter moest deze pap roeren met een grote houten pollepel. Dat paproeren was geen populair baantje en de "papkoker" zoals die spottend werd genoemd, werd niet voor vol aangezien. Zodoende stond de pollepel symbool voor onhandigheid of onbekwaamheid, dus ook bij het ringrijden.
Zeeuwse babbelaars te paard
Dit noem je Man en Paard
Bij deze Pollepel-prijs hoort een fles jenever, soms ook nog een paar klompen. Degene die de pollepel wint, giet de jenever in de grote lepel en gaat alle deelnemers langs om uit de pollepel te drinken. Een andere traditie die nog op sommige dorpen in ere wordt gehouden is het rondgaan met de "suukerkomme" Dit is een kom gevuld met brandewijn en zoute bolletjes. De suukerkomme gaat rond onder de ringrijders, tot die helemaal leeg is.
BRON VERMELDING
Tekst; Afkomstig en bewerkt van; De Zeeuwse Ringrijders Vereniging De Zeeuwse Ringrijders Vereniging zie; http://www.ringrijden.nl
Vigo in the province Pontevedra within the region Galicia, generally not well known as the 15th metropolis of Spain, is an important city of industry, tourism and harbour for import and export. Also a port of call to cruiseships.
Excavations have shown that Galicia has been inhabited since the Paleoliticum. The first major settlements were built in the sixth century BC by the Celts. The Romans arrived in 138 BC in the Northwest of Spain, but it was not until Emperor Augustus who incorporated Galicia into Hispania in 63 BC. The Roman influence is reflected particular in agriculture and mining.
PO cruise ship Oriana in Port Vigo
Port of Vigo Galicia, a popular embarkment for cruises
In the fifth century, during the Great Wandering, the province was occupied by the Vandals and Sueben. The Sueben were expeled half a century later by the Visgoths, who introduced Christianity. Regularly, Galicians revolted against kings of neighboring kingdoms in ancient centuries. This has led to a strong national consciousness, which in the 20th century brought Galicia to independence within the Kingdom of Spain.
Shoppingstreet of Vigo
Rua dos cesteiros
In the past, the remote region of Galicia was poor of industry. The population mainly earned income from fishing and agriculture or forestry. From 1842 to 1900 the population grew gradualy from 7.000 to 23.000 inhabitants. Prosparity sett in from 1910 to 1960, the population grew up to 145.000 residents. The advanced position of Vigo situated directly at the Atlantic Ocean was an important argument for many international compagny to establish factories. The city harbours one of the large Citroën carplants, what has led to the development of Roll-on-Roll-off harbour facilities. especially for car transportation to Flushing in the Netherlands.
The main industry is still fishing. Vigo is therefore the hometown of Pescanova, the worlds largests fishingcompagny. This firm is also one of the main producers of algae. mussels and oisters. Dairy has grown out to subtantional proportion after opening European markets. Inditex is a giant firm for textile products and Fadesa has become a construction company for international markets. All together the region went through an explosion of wealth between the years 1970 and 2010, what resulted in an increase of population to 297.000 people, including the suburbs even up till 423.821 residents.
Rua dos cesteiros
Rua dos cesteiros
Nevertheless, a large part of the population is working still in agriculture. livestock and forestry. Its not surprising, wickerwork survived all modern technology. Baskets for fishing or industry are not on demand as in former times. Nowadays its a product of domestic use in all kinds of varieties. As elsewhere in the world, this profession is practised by single artisans, mainly living in the country-side or small villages. The handcraftsmen of Galicia has not developed a special style, their baskets reflect an equal manner as their colleagues in France, Portugal or Italy. However all work is of high quality.
Cesteiro Antonio Martiñez
Cesteiro Antonio Martiñez
Walking through the small streets and alleys of the touristic inner city of Vigo you will find Rua dos Cesteiros. Its unmistakely all worth to pass by. The pittoresk shops in this special street of basketsmakers display their articles in an alluring way outside. You will find allways something you like to buy. Even more attractive, you can see a Cesteiro (Spanish for basketmaker) at work on a marketplace. You will be surprised how with skill, patient and dedication a basket grows under the hands of the craftsman. Its an endurable product, not burdening the enviroment, lasting for a long time.
The FIAT 500 was introduced in 1957 as a successor to the Topolino (Italian for mouse). The designer was Dante Giacosa, a designer who would become an automotive legend for his contribution to the industry. The FIAT 500 was a two-seater, rear engine, utility car that was built as an economical means of transportation void of luxery items or sports-car intentions. It featured a 479cc overhead valve engine mated to a four speed gearbox. With 13 horsepower, the FIAT 500 never set any land speed records. It had a top speed of 85 km/h.
The succesful FIAT Topolino, with suicide wind catching doors
The FIAT 600 Jolly was introduced in 1957-1958. The coachwork is a concept by Ghia. Carrozzeria Ghia Spa. was established in 1915 in Turino, Italy and was noted for their famous Italian design and coachbuilding firms. The Jolly is noted for its canvas surrey top and wicker seats. The FIAT Jolly was marketed for resort areas and used for sight-seeing. This remarkeble funny car has a top speed of about 60 mph, just as much as the spin-off of the FIAT 500, 85 km/h
The Jolly Fiat 500 with fringed canvas roof and wicker seats are seldom to see on the road today.
With a cost of nearly as double of a standard "500," they were made in a very limited production. It is believed that fewer than 100 exist today, each one being unique. 32 Jolly cars were used as taxis on the island of Catalina off the coast of Los Angeles in the USA in the years 1958-1962. Featuring wicker seats and the option of a fringed top to shield its occupants from the sun, these cars were originally made for use on large yachts of the wealthy. Aristoles Onassis and Jacky Kennedy owned one.
The American version of the Jolly Fiat 500 Ghia
The original FIAT 600 Multipla were based on a FIAT 600's drivetrain. Model 1100 coil and wishbone independent front suspension, and sat 6 people in a footprint just 50 cm longer than the original Mini Cooper. The driver compartment was moved forward over the front axle. elimating the boot in effect but giving the body a very minivan-like "one-box" look. Behind the front seat the vehicle could be arranged with a flat floor area or a choice of one or two bench seats. Until the 1970's this car was widely used as a taxi in many parts of Italy, as well as in Poland, where a similar type was produced
In 1956 Pininfarina designed a remarkable open topped Multipla prototype called the "Marinella" with wooden slat wraparound bench in the rear. Later on re-designed in wicker seating. This Multipla was also marketed as a resort and sight-seeing car. A few has been produced. Nowadays it wil be one of the classic cars, just as the Jolly, who many would like to have to make a wonderful drive with.
FIAT Mulipla 600 produced in Poland as taxis, The FIAT Multpla Marinella designed by Pininfarina
Naast deze succesvolle weblog Le Cercle Klercq, bestaat ook de zustersite 't clijnParadijs. Hier treft u ook leuke verhalen aan, foto's van schitterende streekklederdracht en recepten voor heerlijke Zeeuwse gerechten en snoepjes. S.v.p. ga naar; http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs/ Ik wens u veel lees- en kijkplezier
Bookmarket at the Marketplace every year
In addition to these succesfull blog Le Cercle Klercq, excists the sistersite "t clijn Paradijs (In Little Paradise) Here you will find also nice stories, photo's of local Zeelandian costums and recipes for delicious food and candies. Please, just click on http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs/ I wish you joyfull reading, or watching pictures
Les belle charme des costumes Zélandais
Neben diesen erfolgreichen Blog Le Cercle Klercq, excistiert die Schwester Site 't clijn Paradijs (Das Kleines Paradies) Hier finden Sie erhohlende Geschichten, Foto's von Zeeland, Trachten und Rezepten für leckere Gerichten Bitte bezuchen Sie; http://blog.seniorennet.be/t_clijn_Paradijs/ Viel Spass beim Lesen und Geniessen Sie den Foto's
Who is mein Geld ? Where is my money? Où est mon argent?
En plus de ces succes le Blog Le Cercle Klercq, est le site soeur 't clijn Paradijs (Le Petite Paradis) Ici vous trouverez de belles histoires, des photos de costumes historique locaux, et des recettes délicieuses de cuisine Zèlandais S.v.p. cliquez à http://blog.seniorennet.be/t_clijn_paradijs/ Bonne lecture et à regarder les photo's magnifique
Servicepoint: Kijk voor toeristische informatie naar; See for tourist information; in English Besuchen Sie für touristische informationen; In Deutch Voir pour information touristique; en Françias http://www.vvvzeeland.nl
Top designer from the Phillipines, Kenneth Cobonpue
Kenneth Cobonpue, born 1968 Cebu City, the Phillipines is an industral, furniture designer who is best known for his unique style, using natural forms with rattan, bamboo, buri and abaca.
Kenneth Cobonpue
His youngest creative talent was developed at his mother's furniture factory at Cebu City, it was the start of a dazzling carreer. Cobonpue is project and furniture designer for filmsets, exclusive hotels and holiday resorts. He also is the favorite designer for many Hollywood stars. Brad Pitt bought a Lolah cocoonbed after a visit at Cobonpue's showroom in Los Angelos. Kenneth's remarkeble furniture is used in films and televison serials, such as Ocean 11, and the remake of Total Recall. He was assigned to decorate Ninoy Aquino International Airport and Mactan-Cebu International Airport.
Presentation of Bloom chair, Chiquita tabouret, Lolah chair, Cloud lamp by Hive
In the late eighties he studied industrial design at the Pratt Institute of Design in New York. After been graduated Kenneth travelled to Europe to gaine more experience in designing. In Germany and Italy he found work as a teacher at various schools and workshops. In 1994 he moved to the United States to find an appointment at one of the large design studios. Two years later in 1996, troubled by lack of work he returned to the Phillipines
Yoda serie of. dining chairs, sofa's, tabourette's, table's and accessories
Back home, full of new ideas, he took over the leadership of his mother's factory at the age of 28 years. He changed the policy of the firm, that at those times was recognized by manufacturing traditional rattan home-furniture. The swing to experimental new designs was a breaktrough, with his collection of Yin-Yang. The beds and chairs of this collection were made of rattan strips on steelframes and wickerwork with round and square forms.
The experimental Phoenix Car
An other much praised collection was a range of furniture he called the Lolah-collection, where Cobonpue used traditional techniques of local shipbuilding. In this serie he experimented with rattan to the most flexibilty of the material, what he shaped to sensual forms. This also, brought him to the idea to design an enviromental friendly car, ofcourse in the basic material of rattan in combination with automotive technques.
The Phoenix Car, Chiquita tabouret, Dragnet Chair, the Noodle Lamp
At exhibitions all around the world, Cobonpue made a remarkeble statement with this car. Many international glossy magazines wrote about this experimental vehicle for short distances. His name was worldwide settled among wellknown designers. He proved that rattan is a natural material with unexpectable applications, not seen before.
Dragnet Chairs in red, well fitting at a swimmingpool
Kenneth Cobonpue received several international awards. In France, at the HongKong Design Centre and the Singapare International Furniture Design, he won first prizes. A number of his designs were choosen for three consecutive editions of the leading International Design Yearbook. Great fame he achieved with the Voyage-collection, including the Cocoon-shaped beds. With the Opera petsofa he created furore again. Inspirated by The Sydney Operahouse, dog-lovers buy it by hunderds in Hollywood.
The Phillipines, Panglao Island, for tourists a tropical paradise
Panglao is an island in the Phillipines located southwest of the islands of Bohol and east of Cebu. Currently Panglao is one of the top tourist destinations in the Phillipines, famous for its beautiful dive spots, as well as many several islet ideal for beach bathing at Gak-ang and Pontod. The island Cebu is the centre of industry in producing bamboo furniture
Where Bamboo comes from Bamboo is the Malaysian name for a large number of plant varieties, that a tribe forms of grass species. The stems consist of dence parallel fiber bundles; they are hollow inside and at regular distances interrupted by growingknots of leaves or branches. Most bamboo flourish rarely, some annually, other species are blooming not more than every three years. Bamboo is one of the fastest growing plants, the stem can grow from a few millimeters to 25-30 centimeters in diameter and reach a tallness as easely as up to 35 meters.
The plant is found in diverse climates, of cold mountain areas, to hot tropical regions. It spread itselfs mainly underground through their roots in a wide range around the stem. There are certain kinds of bamboo that grows 1 meter a day. This is three times as fast as the fastest growing tree. Bamboo is also the only nourishment for Panda-bears, their lives depend on this plant.
All kinds of applications In recent years, bamboo has become increasingly popular for its applications in garden design, as wel as for interior purposes in western countries. For example for tabletops, parquet, kitchendoors, ceilingssystems. Even in textile, bamboo fibers are used for clothing, just as cotton is applicated for a super-white shirt. Children playes with bamboo toys. Bamboo can be used to strenghten concrete, what's essential in areas where earthquakes occure. Houses of bamboo survive earthquakes better because of the strenghts and flexibilty of the material. Some bamboo plants are raw pulpmaterial for the production of ordinary dailypaper to fine paper for artists.
For less peacefull use, mankind makes weapens, spears for fishing and fishing rods of bamboo since early times. But also musical instruments like panflutes, allready known in Greece times. In China and Japan, bambooflutes belong to their heritage classical music instruments, and in the Indonesian Archipel the music made by an angklung orchestra is a touristical attraction as well.
Bamboo braiding as old as mankind But most of all, bamboo is used for braiding baskets in all kinds, all forms, different sizes, to a wide range of purposses in household, transportation, luxery and artworks. Wickerwork and bambo braiding is as old as mankind, even older than earlierest pottery. The oldest wickerwork found is dated 10.000 years ago.
Valuable bamboo arts In East Asia, the Phillipines, Thailand, Indonesia, China and especially Japan, braiding with bamboo has reached a highly developed level of art. Very refined and delicate of forms, beautiful designed by tradition, Japanese bamboo boxes, baskets etc, are in favour as collector items, of which are paid high prices at the time. A simple basket generate at an auction $600 or up to thousands of dollars.
How to make a nice basket
Raw material, ready for claevage into strips
Cleaving bamboo to strips is a delicate work, experience is essential Making bamboo strips on measure and right thickness for braiding
Nearly ready made basket of bamboo strips, not yet finished Finishing touch by making the top trims, hinges and handle
Price worthy, beautiful hand-basket, varnished, ready for long-time use
Phillipine basket-seller on tour, to sell enviromental friendly products
Wonen in de binnenstad van historische steden is aantrekkelijk geworden, nu veel leegstaande bovenwoningen verbouwd zijn tot appartementen. Dat betekent ook dat de oorspronkelijke indeling verloren raakt, waardoor het "historisch wonen" betrekkelijk is. Het kan haast niet anders. We slapen niet meer in een alkoof, we wassen ons niet meer aan de gootsteen. Een volwaardige badkamer is onontbeerlijk, compleet met massagedouche, bidet, tweepersoonsbad en als het even kan ruimte voor een solarium en de fitnessfiets, die je met geen mogelijkheid vooruit krijgt.
De Vlasmarkt anno 2010. Het is een horeca-annex winkelstraat geworden.
Het huis van opoe en opa Klercq, met de lieflijke naam 't clijn Paradijs, is evenmin ontkomen aan modieuze restauratie opvattingen. Meermalen verbouwd sinds 1954, ingekort, samengevoegd met de naastgelegen woning van de dames Mattena, om daarna weer een zelfstandig leven te leiden. Is het pand eerst in gebruik geweest, na het vertrek van Klercq, als mandenmakerswinkel door Versluis en van der Ven. Een aantal jaren heeft het dienst gedaan als makelaarskantoor van Dijk. Het is ook het adres geweest voor verkoop van trendy grenenhouten meubelen, om vervolgens door verwaarlozing en leegstand bijna ten onder te gaan. Het heeft nu de bestemming van winkel-appartement gekregen, waarmee één van de oudste panden van Middelburg is gered van verder verval. Echter, alleen de gevel is bewaard gebleven, van de oude indeling is niets meer terug te vinden.
Vlasmarkt 46 in oorspronkelijke staat, omstreeks 1954.(Foto I.Lamain)
In de oude situatie trof je aan je rechterhand de winkel aan wat ooit een woonkamer moet zijn geweest, want het restant van de schoorsteenmantel was duidelijk aanwezig. Daarachter lag de werkplaats van Theeuwes Klercq. Het was er donker en intiem, de juiste sfeer waar hij zo op gesteld was. Slechts één petiterig lampje aan het plafond van 60 watt moest voldoende zijn voor de noodzakelijke verlichting. "Groôte pitte" vond zijn vrouw niet nodig, dat kostte stroom, dus geld. Het voordeel was het grote raam aan de zijde van de overdekte binnenplaats, dat gaf overdag voldoende daglicht, 's avonds werkte Theeuwes niet.
De vloer was belegd met dikke eikenhouten planken, die wekelijks met zilverzand blank werden geschrobd. Aanvankelijk moeten de wanden warmgeel of lichtgroen zijn geweest, die door de jaren heen van kleur waren veranderd in bruin-rood vanwege de sigarenrook. En niet alleen daardoor. Midden in zijn werkplaats stond de schouw met daarboven een ingelijst schilderijtje, voorstellende een ploegende boer met Zeeuws trekpaard, dat natuurlijk net zo verkleurd was geraakt als de wanden.
Hier stond opa's grote passie. Het rood verbrandde potkacheltje op een stalen vloerplaat. Deze laatste voorziening was wel nodig, want hij stookte dat kacheltje op tot de hoogste haalbare temperatuur, zodanig dat het soms stond te trillen van zalig geluk. Alles wat maar branden kon verdween in zijn grote hobby; vuurtje stoken. Geen jaargetijde weerhield hem daarvan. Met kinderlijk genoegen zat hij in de vlammetjes te staren. Hij moet er poëzie in hebben gezien. Opoe wist van deze afwijking bij haar man, daarom wierp ze af en toe een inspekterende blik door het raam. Op een ander moment tikte ze driftig tegen het venster en riep; "Theeuwes moe' jie nie' werreke?" Gedwee schoof hij dan weer op zijn bokje.
In de hoek naast het grote raam was een houten muurkast ingebouwd. Je kon het bijna niet zien, omdat het was verwerkt in de wandbetimmering. Met een houten wervelknop sloot hij de kast af, daaronder zat het echte slot met een sleutel. Die sleutel bewaarde hij op een veilige plek. Zijn vrouw wist daarvan, maar liet hem begaan. Deze kast heeft voor menigeen een belangrijke rol gespeeld. Het grootste belang lag bij opa zelf. Hier bewaarde hij alles wat hij voor Betje verborgen moest houden; zijn sigaren, zijn snoeptrommetje en zijn centjes om weg te geven aan zijn kinderen. Hij moest toch ook wat voor zichzelf hebben, Betje hield haar man soms wel erg kort.
Plattegronden van de oorspronkelijke indeling, wat geheel is verdwenen
De binnenplaats was belegd met hardstenen tegels in verschillende soorten en van wisselend formaat. Blijkbaar een restantpartijtje dat een goede bestemming had gekregen. Overigens lagen ze schots en scheef, door de verzakte ondergrond, waar later de waterput de oorzaak van bleek te zijn. Deze ruimte was het centrale punt in huis. Van hier liep je rechts naar de woonkamer, links lag de gang naar de keuken en de tuin. Verscholen in een hoek was de trap naar de verdiepingen gebouwd. En daarnaast trof je de waterpomp aan met een loeizware hardstenen stortbak, zo zwaar dat die met geen mogelijkheid te vertillen was.
Schets van de binnenplaats
De pomp leverde water voor het huishouden en het weken van de wissen. Boven de pomp hing een duivenkastje met één duif erin. Het beest had nagenoeg geen ruimte zich te bewegen. Door het duivenvoer was ze moddervet geworden. Vliegen had ze allang verleerd. De enige taak waartoe ze was veroordeeld, dat ze van tijd tot tijd "Koekeroe" moest roepen. Maar, o wee...., als ze daarvoor te lui was. Opa pakte een rotanstokje en pookte wat in het kooitje; "Ze leeft nog," zei hij dan tevreden.
De duif van jeanette-justjeanette.blogspot.com
De keuken was intact gebleven zoals die ooit was ingericht. De grote schouw met kookkachel voor dagelijks gebruik. Daarnaast een kolenkast en een kist voor het aanmaakhout. Een beetje rommelig en vuil hoekje was het eigenlijk. Een muizennisje kon je best wel zeggen, waar inderdaad soms een nieuwsgierig muizensnuitje nerveus speurde of de kust wel veilig was. Aan de kast hing ook opoe's scheurkalender, waar ze de dagelijkse bemoediging vond in een stichtelijke spreuk.
Meer van dat scheurwerk hing daar. De krant spaarde ze op, die ze tot reepjes scheurde. Met een touwtje bijeen gebonden hing dat klaar voor het aanmaakhout aan te steken met papier en een scheut petroleum. Nog zo'n bundeltje krantenpapier hing in het "Gemak," om je kont ermee af te vegen. Het toilethuisje met de poepdoos, waar het in de winter bitter koud was. In de zomer was je daar nooit alleen, dikke vette strontvliegen cirkelden om je hoofd, die uit eigen belang nooit rust zochten op een kleverige vliegenvanger. Opoe onderhield het huisje goed. Op gezette tijd kreeg het een verfbeurt, maar dat weerhield me er niet van om dit gemak zoveel mogelijk te mijden. Het was het grote diepe zwarte gat, waar ik als kind angst voor had.
Vergelijkbare waterpomp op een binnenplaats
In de keuken, links naast de schouw stond het terrazzo aanrecht met gootsteen, van binnen bekleed met geelzwarte mozaïktegeltjes. Een koudwaterkraan aan de wand leverde water. Onder het aanrecht had in het verleden een nijverige timmerman een paar kastjes en schappen geknutsteld. De schappen waren afgedekt met een bont kleedje op een spiraaltje gespannen. Hier bewaarde opoe haar schoonmaakspullen. Een groot raam in de achtergevel bracht daglicht binnen. Tegenover het aanrecht stond een grote uitschuiftafel met links en rechts een rieten stoel. Voor opoe een knopstoel met een hoge rugleuning. Opa moest tevreden zijn met een laag model. Opoe hield van onderscheid. Dit was ook de plek waar opoe de krant zat te lezen, zich verdiepte in De Spiegel of Margriet, of 's middags een dutje deed.
Plattegrond in oorspronkelijke staat.
De achtertuin was rondom omgeven met hoge witgekalkte muren dat het zonlicht reflekteerde, wat in de zomer een heerlijk subtropisch gevoel gaf. De tuin lag een flinke stap hoger dan de keuken. Het lagere deel bij de achtergevel had de bestemming gekregen van weekbak voor de wissen. Door gebrek aan een echte grote weekbak, gebruikte opa dit stukje tuin voor dit doel. Wat zo goed en kwaad waterdicht gemaakt was met forse hardstenen platen. In feite was het een provisorische oplossing, maar het funktioneerde prima. Het waterpeil werd op hoogte gehouden met een forse afdeksteen op de afvoerput.
Het achterhuis is verdwenen
Theeuwes nam de voorbereiding voor het mandvlechten heel serieus. Het wilgenteen, of de wissen zoals hij dat plachtte te noemen, moest minstens een nacht in het water weken, zodat het de volgende dag soepel genoeg was om te vlechten. Al de wissen die hij nodig had spreidde hij uit in de weekbak. Wie in de buurt was kon er op rekenen dat hij of zij moest helpen emmers water aan te dragen. Eén persoon werd aangesteld bij de waterpomp op de binnenplaats, de anderen stonden in meer of min brandweerman formatie de emmers door te geven. "Waoter, waoter, 'k moe nog meer waoter 'ebbe," commandeerde opa gespannen. Flinke hoeveelheden water werden over de wissen geplensd, totdat het lichtelijk ging drijven. Op dat moment was zijn doel bereikt. Theeuwes spande een zeildoek over de wissen, verzwaarde het hele zwikje met enkele zware stenen, opdat alles op orde bleef. Klaar was Kees. Opa trok zich terug in zijn rookfauteuil. Voor hem zat de dag erop.
De tuin met het "Gemak" berging en kippenhok, op de voorgrond de weekbak
Dat zoiets een broeiplaats van ongedierte wordt mag wel duidelijk zijn. Om de haverklap liet een brutale rat zijn kop zien, en was even zo snel weer verdwenen. De kat die in huis was opgenomen, om dit soort van haar mededieren te bestrijden, liet de rat wijselijk lopen. De ratten waren zulke grote joekels van beesten, dat ze er schrik voor had. Trouwens, ze bezat maar één oog en zal het andere oog op dat moment hebben dichtgeknepen. Die verwonding had ze aan zichzelf te danken.
Een professionele weekbak voor wissen, in zink of hardsteen
Op haar strooptochten naar lekkere hapjes sloeg ze nooit de naastgelegen tuin van buurman slager Leijnse over. Dat kon die slager niet langer verdragen, hij pakte zijn windbuks en schoot een partij hagel op poesje Mina af. En dat was goed raak ook. Strompelend, als een strijder die het slagveld verlaat, zocht ze haar toevlucht bij opoe, die de hagel uit haar oog pulkte. Uit eeuwige dankbaarheid zat poesje Mina voortaan bij opoe op schoot te spinnen en te kroelen. Met het schot van de slager, had ze ook haar natuurlijke jachtdrift verloren.
Familie van poesje Mina?
Maar goed, daarmee was de rattenplaag niet opgelost. Op een dag zat weer zo'n hondsbrutale rat uitdagend op het afvoerputje opa te beloeren. Een hevige driftbui overviel Theeuwes. Zo'n grote onbeschoftheid kon hij niet langer tolereren. Hij greep naar zijn klomp, gooide die met olympisch gebaar van een discuswerper naar het verfoeilijke beest en meende een doodsklap te hebben uitgedeeld. Niets van dat al bleek waar. De rat was rapper dan opa's projectiel.
Ratten in hun sas, Foto PZC
Van schrik was hij nu wel voorgoed vertrokken, tot een neefje van de rat hetzelfde pandoer opvoerde. Rattenvallen zetten hielp niet, zo slim als ratten zijn kennen ze uit ervaring de gevolgen van deze menselijke verlokking. Er zat niets anders op, dan te moeten leven met dit onderaards gespuis.
Saartje Gal, de moeder van Wilhelmina Cornelia Gal, die getrouwd was met Johannes Cornelis Klercq uit Middelburg was baker in 's Gravenhage. Waarom zij met haar enige dochter, vermoedelijk rond 1820, naar Middelburg verhuisde is niet bekend. Wel weten we van Wilhelmina Gal dat geen vader bekend is. Niet dat zoiets opzienbarend is, maar het roept wel vragen op, waar uitbundig op gefantaseerd kan worden
Bekleedde de vader een belangrijke positie? Kwam zijn reputatie in gevaar bij het bekend worden van zijn escapades? Wel weten we dat Wilhelmina in goede doen verkeerde, ze bracht een klein vermogen in bij haar huwelijk. De oorsprong daarvan laat zich met een beetje fantasie niet moeilijk raden. Saartje is nooit getrouwd, ze heeft alleen kinderen van anderen op de wereld geholpen.
De baker naar een prent van W de Passe in 1636
Het oude beroep van baker is tot op zekere hoogte te vergelijken met de huidige kraamverzorgster. Ze begeleidde de vroedvrouw en was al een paar dagen vóór de bevalling in huis. Ieder dorp of stad had tot in de 20ste eeuw verschillende bakers. Een baker moest een vrouw zijn met veel ervaring, liefst met een kroost kinderen, maar moest vooral een lekker zacht lijf hebben om de boreling aangenaam te koesteren. Het begrip "baby" bestond nog lang niet, die Engelse term kwam na de oorlog pas in zwang.
Het waren toegewijde vrouwen, met een overtuigde gehechtheid aan beproefde methoden. De baker was daarom een rots in de branding, waaraan onervaren jonge ouders zich konden vastklampen. Vaak werd met open mond geluisterd naar haar verhalen uit de praktijk. De baker was alleen overdag aanwezig en nam de baby avonds mee naar huis, of zij woonde tijdelijk bij het gezin in.
Een bakermat (Vlechtmuseum Noordwolde)
De baker gebruikte de bakermat waarin zij het pasgeboren kindje verzorgde. Dat was een platte ovale mand met aan drie zijden een hoog opgevlochten wand, zodat de baby uit de tocht lag, of rechtop gezet kon worden na het inbakeren. Aan één zijde had de mand een lage versterkte kim. Later kwam de wieg in de mode.
Een voorbeeld van het inbakeren
Inbakeren is een oeroude traditie die tot het einde van de achtiende eeuw in Nederland werd toegepast. In sommige landen is het gebruik nog niet verdwenen, bijvoorbeeld in Rusland of China. Er waren verschillende redenen waarom werd ingebakerd. Bijvoorbeeld, kneuzingen opgelopen bij de geboorte zouden zo beter genezen. Ook kon een navelbreuk worden voorkomen. Door het strak inzwachtelen kreeg het kindje minder prikkels van buiten en werd daardoor rustig. Ook dacht men zo te voorkomen dat de zuigeling niet scheef kon groeien, wat niet zo'n vreemde gedachte was, omdat de baby's vaak in een krappe bedstee lagen. Of bij gebrek aan beter in een lade werden gestopt !! Waar het gezegde; "een ondergeschoven kind" van afkomstig is.
Ingebakerd zoals dat hoort voor rust en regelmaat
Het inbakeren gebeurde door de baker, waar ze haar beroepsnaam aan heeft te danken. De eerste drie maanden van hun leven lagen de baby's zo in lappen gewikkeld als een stijf poppetje. Omdat bakers ongeschoold waren, ontstond rond 1900 de behoefte het beroep te professionaliseren. Dat was aanvankelijk geen groot succes, omdat bijgeloof en bakerpraatjes hardnekkig bleven bestaan. De goedbedoelde raadgevingen waren niet medisch onderbouwd, met geregeld dramatische gevolgen. De kindersterfte was hoog, wat ook het gevolg was van een slechte hygiënische verzorging en smoezelige leefomstandigheden, zelfs bij de hogere burgerij.
Catharine de Klerck, geen familie, uit Dinteloord, die nota bene met dokter Carolus Smet was getrouwd en dus beter had moeten weten, beleefde aan haar optreden als vroedvrouw weinig plezier. Aangesteld als stadvroedvrouw in 1769 was zij meermalen omstreden, zo blijkt uit de verslagen van Albert de Lahaye in zijn geschrift "De Heeren XVII van Nassau Brabant"
Waar komt de baby vandaan??
Aan het bakeren zijn heel wat woorden ontleend. Heetgebakerd zijn wil wel verwijzen naar een driftig temperament, maar het kan ook betekenen dat het kind met koorts was ingebakerd, wat funest was voor de gezondheid. De bakermat van onze beschaving ligt in het stroomgebied van de Tigris en Eupfraat, het vroegere Mesopotanië, nu Irak.
Bakerpraatjes zijn er ook te over. Zo kon de baker voorspellen of er een jongetje of meisje op komst was, door vast te stellen dat bij een spitse buik het een jongetje werd en bij een bolle buik een meisje op komst was. Of als de aanstaande moeder vaak misselijk was, dat de voorspelling ook beslist een meisje moest zijn.
Tegenwoordig mag je wel veronderstellen dat niet meer wordt verteld dat kindertjes uit de boerenkool komen, of door de ooievaar worden gebracht. Mijn opoe wilde me dat nog wel wijsmaken, toen een broertje op komst was. Ik geloofde weinig van haar bewering over die boerenkool. En toen ik zei dat we in de tuin geen boerenkool hebben, stond ze met de mond vol tanden. Ook met de ooievaarsfabel kreeg ze me niet overtuigd, want die vlogen bij ons nooit rond het huis. "De ooievaar komt 's nachts en van verre," probeerde ze me op de mouw te spelden. "En als je zoveel vervelende vragen stelt, dan krijg je daar flaporen van." Maar eigenwijs als ik was, zei ik tegen opoe; "Maar ik heb al flaporen." Opoe liep met een ongemakkelijk gevoel naar de keuken, ik kreeg ze die dag niet meer te spreken.
Societé Coopérative Agricole de Vannerie in Villaines les Rochers levert boeken in de Franse taal en gereedschappen voor het maken van vlechtwerk in verschillende technieken en voor diverse doeleinden. Zowel voor fijnvlechtwerk voor huishoudelijk gebruik als ook voor grof vlechtwerk in tuinontwerpen en landbouw.
Societé Coopérative Agricole de Vannerie in Villaines les Rochers France, are selling books in French language, and tools for creating different braiding techniques to various purposes. Both for domestic use as well as coarsed wickerwork in garden design and agriculture.
Titel: La Vannerie (Manden maken) Materiaal: Rotan, pitriet en wilgenteen Auteur; Guy Barbier, Michèle Fichonnet Uitgever; Èdition Dessain et Tolra Prijs; 28,07 euro
Titel; L'Art de la Vannerie (De kunst van het mandenmaken) Materiaal: Wilgenteen uit de Perigord Auteur; Eva Seicenfaden Uitgever; Èdition Actes Sud Prijs; 44,08 euro
Titel; L'osier en plein air (Tuin vlechtwerk) Materiaal; Wilgenteen Auteur; Marlanne Mortensen Uitgever; Èdition Actes Sud Prijs; 44,08 euro
Titel; La vannerie sauvage (Vrije vlechtkunst) Materiaal; Divers riet, rotan, teen Auteur; Bernard Bertrand Uitgever; Èdition de Terran Prijs; 53,07 euro
Titel; La vannerie l'osier Materiaal; Wilgteen en diverse materialen Auteur; R. Duchesne, H. Ferrand, J. Thomas Uitgever; Ècole Nationale de Vannerie Prijs; 27, 99 euro
Bestellen; Alle boeken zijn verkrijgbaar via de site van http://www.vannerie.com Adres; Societé Coopérative Agricole de Vannerie 1 Rue de la Cheneillère Boite Postale 3 FR.37190 Villainnes les Rochers Telf. +33-(0)2.47.45.43.03 Fax. +33-(0)2.47.45.27.48
Villaines les Rochers, Het Franse mandenmakersdorp
Villaines les Rochers, Het Franse mandenmakersdorp bij uitstek
Op reis door Frankrijk, naar het lonkende zonnige zuiden, passeert u veel dorpen waarvan u de touristische wetenswaardigheid ongewild ontgaat. Het is u niet kwalijk te nemen. Frankrijk, het is een land met ontelbare historische plaatsen, waar u minstens een half leven voor nodig heeft om kennis te nemen van al die bijzonderheden wat Frankrijk tot een charmant vakantieland maakt.
Het bekende beeld hoe je een verstild Frans dorpje binnenrijd
Villaines les Rochers, langs de Indres gelegen, ongeveer 30 kilometer onder Tours aan de afslag van de A10, is zo'n dorp dat u per ongeluk moet ontdekken. Met amper 1000 inwoners valt het niet op in het heuvelachtig landschap, omsloten door drie valleien met rotspartijen, waar grotwoningen in zijn uitgehouwen. Van oudsher was de bevolking arm, door de karige inkomsten uit landbouw en wilgenteelt, wat er mede de oorzaak van is geweest dat de grotten werden benut voor bewoning. Ze bestaan nog steeds, sommige zijn zelfs in gebruik genomen door mandenmakers, omdat er de juiste temperatuur heerst voor het vlechten.
De kaart waar u Villaines les Rochers kunt vinden
De streek is rijk aan leemgrond en drassig gebied, waar vele soorten wilgenteen voorspoedig groeien. Het lag dan ook voor de hand dat de bevolking hier haar kostwinning aan heeft te danken, waaruit de mandenmakerij is ontstaan. Manden maken is nog ouder dan pottenbakken, het dateert zelfs van 10.000 jaar terug in de geschiedenis. Veel restanten zijn niet teruggevonden, omdat het vlechtmateriaal biologisch afbreekbaar is. Maar door de koolstof-14 techniek is de ouderdom van de vondst toch vast te stellen. Decoratieve afdrukken van vlechtwerk zijn terug gevonden op pre-historisch aardewerk, waaruit blijkt dat het manden vlechten een zeer oude ambacht betreft.
Volop ruimte om te wonen
Van riet en stro werden de eerste huizen gebouwd. De vlechttechniek is door de mensheid dus als eerste bouwmethode gebruik voor beschutting tegen weersomstandigheden. Afrikaanse stammen en nomadische volken gebruiken deze bouwwijze nog steeds. In de moderne architectuur komt de techniek weer terug. Daarvan treft u in een ander artikel enkele voorbeelden aan. Het wilgenvlechten is ook weer ontdekt in hedendaagse tuinontwerpen, waar het ecologisch aspekt op de voorgrond komt. Het is tegenwoordig modern een gevlochten schutting om het huis te hebben, dat daar spontaan verse blaadje aan ontspruiten is een aardige bijkomstigheid.
De Indres met watermolen en sluisje, een mooi thema voor een kunstschilder
Waar we nooit zo bij stilstaan, is dat de dijken ook beschermd worden door vlechtwerk. Enorme gevlochten rijsstukken liggen voor de kust, gevuld met basaltblokken. Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel. Alleen bij laag water komen ze in het zicht. Nu wordt deze methode vervangen door zware betonblokken. Helemaal kwijt zijn we het vlechten van riet aan de kust niet, want er worden nog wel stroken gevlochten om de duinen te beschermen tegen zandverstuiving. Zo blijft de meest oude bouwtechniek nog steeds is gebruik.
De troglodieten woningen, ofwel grotwoningen zoals ze beter bekend zijn
Villaines les Rochers dankt haar reputatie aan een oud verleden. Aanvankelijk door het maken van gebruiksmanden, wat nog steeds een bron van inkomsten betekent. Geen Franse bakker zal het in zijn hoofd halen, zijn stokbrood in een plastic mandje aan te bieden. Traditie en ambacht worden hoog gewaardeerd. Dat was wellicht de reden waarom de mandenmakers van Villaines les Rochers als eerste in Frankrijk een coöperatie hebben opgericht in 1849, dat nu ruim 160 jaar bestaat. En meer dan ooit springlevend is, doordat het nieuwe toepassingen heeft gevonden voor het aloude ambacht.
Mandenmaker aan het werk in een grotwoning, waar de juiste temperatuur heerst
Vindingrijk zoals de Fransen zijn, hebben ze naast het traditionele mandwerk, nieuwe bronnen aangeboord. Op groot formaat wordt decoratief vlechtwerk gemaakt voor de architectuur, tuinbouw, stadsversieringen met enorme pergola's, koepels in stadsparken of speciale opdrachten met een ludieke toepassing. Fransen houden nu eenmaal van experimenteren, of een onverwachtte toepassing zoals een trapleuning in gevlochten pitriet. Of wat te denken van een scooter of auto van rotan. Praktisch nut staat niet voorop, de beleving is de uitdaging.
Verzamelde indrukken van Villaines les Rochers
Het beroep van mandenmaker wint aan belangstelling, door workshops te houden. En het zou Frankrijk niet zijn, als er geen nationale opleiding is ontstaan, met minstens 60 leerlingen. Er blijkt zondermeer behoefte te bestaan een vak te leren waarbij je met de handen iets maakt waar je voldoening aan kunt beleven. Een produkt dat helemaal onder je eigen verantwoording tot stand komt, wat duurzaam is en niet het milieu belast. Een opvatting die meer en meer terrein wint.
Vlechtdemonstratie in het museum
Door al die ontwikkelingen is de behoefte ontstaan, aan het beroep een educatief element toe te voegen. Het publiek kennis te doen laten maken met een vak dat waardering verdient. Villaines les Rochers zocht naar een mogelijkheid voor een touristische attractie. In 2010 is een nieuw museum geopend, waar meer dan 170 voorwerpen ten toon worden gesteld, naast een historisch overzicht van de streek en de beroepsontwikkeling. Natuurlijk ontbreken moderne visuale presentaties met interactieve multimedia niet. Kinderen willen graag zelf ontdekken. En dat kunnen ze ervaren door aan een workshop deel te nemen.
Het vernieuwde mandenmakersmuseum van Villaines les Rochers, het is een bezoek waard
Uzelf kunt ook de geschiedenis van Villaines les Rochers beleven door de site van de gemeente aan te klikken, zie http://www.villaineslesrochers.com Hier treft u een verrassende videoclip aan over de streek Pays 'd Azay le Rideau.
Natuurlijk is ook de site van de mandenmakers coöperatie te bezoeken, zie; http://www.vannerie.com Op de frontpagina ziet u rechtsonder de maandelijks wisselende videoclip, heel leerzaam en aantrekkelijk op groot formaat beeld.
Wervings affiche van Musée de la Vannerie
Adresse; Musée de la Vannerie 22 Rue des Caves-Fortes F-37190 Villaines les Rochers Telf. ++33-(0)2-47-45.23.19 (Ginet Godeau)
Voor een genealogisch onderzoeker bestaat geen grotere voldoening, dan de vroegste voorvaderen op te sporen. Dit is het verslavend effect dat insluipt in wat men een hobby noemt, maar ook kenmerken vertoont van professioneel onderzoek.
Het is dan toch gelukt de "oudste" Klercq met zijn vrouw terug te vinden, tussen het "oud papier" van digitale archieven. En misschien hebben we ook nog wel broers en zussen van deze Klercq gevonden, maar dat vraagt opnieuw bevestigend onderzoek. We houden ons voor dit moment aan de hoofdlijn, dat met bronvermelding de feiten vastlegt.
De Oudste vondst Wat al eerder werd aangenomen, stamt de familie Klercq uit noordelijk West-Brabant, met de plaatsen Oudenbosch en Klundert als vertrekpunt. Het zijn de ouders van Cornelis de Clercqen en Seijke Lucia van Havenbeeck die aan de bron staan van wat uiteindelijk een zeer uitgebreide familie Klercq wordt, met drie hoofdtakken naar Dordrecht, Middelburg en Dinteloord, waaruit opnieuw verspreidingen zijn ontstaan, die nu niet vermeld worden omdat dan een onduidelijk overzicht ontstaat.
Varianten in familienamen Al in de vroege middeleeuwen ontstond, in stedelijke gebieden ook voor de lagere burgerij, een vorm van naamvermelding in kronieken, wat nodig was om handelszaken vast te leggen. Het merendeel van de namen verwezen naar afkomst van plaats of streek, een beroep, natuurlijke bron of eigenaardigheid. Zoals de familie Crombeen waarschijnlijk leed aan de z.g. Engelse ziekte, dat door gebrek aan vitamine vergroeiing in de benen veroorzaakte.
Alle Klercq-en zijn niet hetzelfde Namen werden direct, of pas veel later door de ambtenaar van schepenen en schouten opgeschreven. De naam werd genoteerd zoals men die kende of op gehoor op schrift omgezet, waardoor nogal wat varianten ontstonden in de naam, terwijl het wel dezelfde persoon betrof.
Zo ontstonden ook veel veranderingen in de naam Klercq. Het overtuigende bewijs dat de ene Clercq en de ander Klerck familie van elkaar is, kan alleen worden aangetoond met vergelijking van akten en archiefbronnen. Er bestaan ook families Klercq die in het geheel geen familie van elkaar zijn. Maar de onderstaande opgave is op alle feiten gecontroleerd. Met gerust hart kan aangenomen worden dat u hier de eerste Klercq-en verzameld ziet.
De ouders van Cornelis de Clercqen; Vader; Dirck Jacobsen de Clercq, Geb. Oudenbosch 1630 Moeder; Josijntje Jacobs, Geb. Oudenbosch 1632 Huwelijk; Ondertrouw 00-10-1653 te Oudenbosch. Bruidg. 23 jr. Bruid, 21 jr. Bron; Regionaal Archief West-Brabant Regis. Oudenbosch Trouwen NH 1652-1701, deel 9
Kind uit huwelijk 2 van Dirck Jacobsen de Clercqen; Cornelis de Clercqen Geb. 1685, Klundert, Ovrl. 1734 Klundert, ca. 39 jr
De ouders van Seijke Lucia van Havenbeek Vader; Laureijs Hendriksen van Havenbeek Geb. Klundert 1650 Moeder; Maeijken Voogden, Geb. Oud- Nieuw Gastel 1650 - 1689, 39 jr Huwelijk 1: 1675, Klundert. Bruidg. 25 jr. Bruid. 25 jr. Bron; J.C. Prince, Willemstad
Huwelijk 2 Vader; Laureijs Hendriksen van Havenbeek, Geb. Klundert 1650 Moeder; Lijsbeth Bartholomeussen, Geb. Klundert 1650 - Huwelijk 2; 05-11-1689 te Klundert, Bruidg. 39 jr. Bruid 39 jr. Bron; Klunder Schepenebank, Trouwen 1653-1808, deel 8
Kind uit dit huwelijk 2 van Laureijs Hendriksen van Havenbeek Seijke Lucia van Havenbeek, Geb. Klundert 1690 - 29-12-1758 Dordrecht, 68 jr.
Opm. Seijke Lucia heeft stiefzusters en broers
Huwelijk van Cornelis de Clercqen en Seijke Lucia van Havenbeek Ondertrouw; Roosendaal, 28-01-1713 Huwelijk 1; Roosendaal, 18-02-1713, Bruidg. 23 jr. Bruid, 23 jr. Bron; BHIC DTB Roosendaal Trouwen 1699 - 1714
Kinderen uit het huwelijk van Cornelis de Clercqen en Seijke Lucia van Havenbeek 01.- Pi(e)ternella de Clercq (Voorkind 00-06-1712) Doop; 14-05-1713 NG, Roosendaal Getuigen; Johan Swaans en echtgenote Swaans Bron; BHIC NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 02.- Cornelis Klercq Doop; 30-09-1714 NG, Roosendaal Getuigen Frans Lauwerijssen van Dongen en Maria Laurens Willemijntje van Havenbeek (stiefzus v. Seijke) Bron; BHIC, NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 30-06-1775, Dordrecht, 59 jr. gehuwd met Herrmijna Versteegh (tak Dordrecht) 03.- Laurijs (Louwerens of Lourens) de Clercq Doop; 24-05-1716 NG, Roosendaal Getuigen; Bron; BHIC, NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 17-06-1755, Rotterdam, 39 jr. gehuwd met Gouwetje Wijnkoop (tak Middelburg-Delft) 04.- Pi(e)ter de Clercq Doop; 22-07-1720 NG, Roosendaal Getuigen; Carel Perdanus en Maaijke van Havenbeek (zus v Seijke) Bron; BHIC NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 05.- Arnoldus Petrus de Klercq Doop; 02-04-1724 NG, Roosendaal Getuigen; Arnoldus van Nieuwenhuijsen en Jacoba Jan Derus Bron; BHIC NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 01-02-1807, Bergen op Zoom, 82 jr. gehuwd met Wilhelmina Picard (tak Dinteloord)
Opa Klercq had niet het geduld voor fijn vlechtwerk, zijn handen stonden daar niet naar was zijn mening. Hij vond het grove vlechtwerk meer geschikt voor zijn metier, zoals paardenvoermanden, aardappelmanden of kersenplukmanden. Pitrieten mandjes voor geroosterd brood, of theemutsenmandjes dat ook nog een wollig gevuld warmhoud kussentje nodig had, daarmee moest je niet bij hem aankomen. "Da's veel te moeilik, da's veel te veel waork. Daor' s geên cent an te verdiene." Dat laatste argument had hij niet zelf bedacht. Het kwam van zijn vrouw, die ook wel wist waar de kwaliteiten van Theeuwes lagen.
De Varkensmarkt met links het vroegere Logement Goes op de hoek, dat later de Blindeninrichting werd.
Het kwam hem goed uit. Voor dat fijne werk had hij een adresje in de stad. Aan de hand van opa trokken we samen op pad. Opa was zijn werkplaats dan even beu, zo kon hij er weer even tussenuit. Tegen zijn vrouw had hij gezegd; "k Moe eve naor d'n Blindenninrichting, vrouw. En 'k neem Appie mee." Voordat hij was uitgesproken stonden we al bij de voordeur, zodat opoe ons niet kon terugroepen. Want daar had ze wel een handje van, omdat opa zijn werk liet liggen.
De "Baas" van de Blindeninrichting
De Blindeninrichting lag aan de Varkensmarkt op de hoek van de Gortstraat. Aan de buitenkant kon je niet zien wat daar binnen gebeurde. De ramen waren matwit afgedekt, zodat getemperd licht naar binnen scheen. Toen we binnen stonden schrok ik wel even. Er zaten allemaal mannen op een rijtje, niet dat dat zo bijzonder is, maar ze keken niet uit hun ogen. Ze keken eigenlijk nergens naar. Hun ogen waren gesloten, halfgesloten, of als je wel een oog zag dan tolde dat raar heen en weer.
De Blindeninrichting uit vroegere dagen
Opa had daar geen moeite mee. Hij sprak met een man, die de baas bleek te zijn. De man "keek" een andere kant uit wanneer opa met hem sprak. Zou die man misschien ook een beetje doof zijn? Bedacht ik me. Ik stond er angstig en bedeesd bij, voor alle zekerheid bleef ik dicht bij opa staan. Niet dat die mannen iets van plan zouden zijn, dat niet. Want ze waren allemaal vrolijk. Toch raar..., niets kunnen zien en toch vrolijk zijn, dat is wel heel bijzonder.
Biezen stoelmatten vlechten
De blinde mannen waren allemaal aan het werk. De een zat pitrieten mandjes te vlechten. Er lag al een stapeltje broodmandje naast hem klaar. Een ander was bezig een mat te vlechten in een stoelzitting. Op de tast trok hij met een dun rietbandje door een ingewikkeld rietweefsel. Heel percies werk, waar je geen vergissing bij moet maken. Weer een ander draaide biezen tot strengen waar hij ook een stoelzitting mee vlocht, gaandeweg sloot het gat van de stoelzitting dicht.
De radio stond aan met leuke muziek. "Dat zijn de Arbeidsvitaminen," vertelde opa mij. Dus hier haalt opa de mandjes die hij niet zelf wil maken. Het werd me in één keer duidelijk, waarom hij graag naar de Blindeninrichting ging. Dat buurman Van Keulen, zijn concurrent in de straat, hier ook zijn mandjes liet maken, dat vond hij minder prettig. maar die gedachte zette hij voor het moment even uit zijn hoofd.
Het secure vlechtwerkje van rieten stoelmatting
De Blindeninrichting bleek een soort Sociale Werkplaats te zijn voor mensen met een visuele handicap. In Vlissingen en Goes was er ook één. En ook in andere plaatsen in het land. Het was zelfs zo, dat in 1254 de eerste blindeninrichting was gesticht in Parijs als l' Hospice des quinze-vingt, door koning Louis IX. In Palistina werden gevangen genomen kruisvaarders voor straf blind gemaakt. Bij terugkeer in Frankrijk vond de koning het zijn plicht zorg te hebben voor deze arme sloebers. Zodat hij het enorme Hospice liet bouwen voor de eerste 300 bewoners.
Ingang van het grote complex l' Hospice de quinze-vingt in Parijs, gebouwd in 1254
Nadat ik een beetje gewend was geraakt aan de vreemde sfeer in deze werkplaats, begon ik de mannen aardiger te vinden. Ze hadden gemerkt dat naast opa ook ik was meegekomen. Opa had me inmiddels voorgesteld. Eén van de mannen wilde een praatje met me maken. "En, Appie bin jie met joe opa op stap?" Toch verlegen, fluisterde ik zacht; "Ja meneer," en ook nog steeds een beetje bang, want echt kon ik niet wennen aan die holle ogen. "En gao jie straks een iesco met joe opa ete?" Terwijl ik een andere kant uitkeek, antwoordde ik verlegen; "Da' weet ik nog nie'"
Kapel-interieur van l' Hospice de quinze-vingt
De blinde man wilde nog veel meer van me weten. Hoe oud ik was, of ik broertjes of zusjes had, waar ik op school zat en of ik goed kon leren. Mijn antwoorden bleven bedeesd. Maar toen ik vertelde dat ik op de Gravenstraatschool zat, wist hij percies waar die is. "Jouw school ligt hier vlak om de hoek, dat weet ik wel. Ik loop daar elke dag langs."
Blinde borstelman met zijn dochterje bij l' Hospice in Parijs
Nu begreep ik wie die man was met zijn witte hond aan de lijn en zijn lange stok met rood-witte randjes, waarmee hij op straat tikte. Dus die man werkt hier. Ik kreeg een heel andere kijk op die man, waar sommige kinderen van school een beetje plagerig mee omgingen. Ze imiteerden hem zelfs met "blindemannetje" spelen. Ze moesten eens weten wat blind zijn echt betekent.
Blinde man met geleidehond
Opa was nu klaar met zijn boodschap. Met twee gevlochten stoelzittingen onder zijn arm, en mij een stapeltje broodmandjes in de hand geduwd, vertrokken we van mijn onverwachte ervaring, die ik ook heel leerzaam vond. Tegenover de Blindeninrichting kocht opa twee ijsco's bij bakker Rotte. Eén voor hemzelf en één voor mij. Opa hield er van zichzelf ook te verwennen. Gezellig zaten we samen het ijsje, op de hoge stoep, bij de voordeur van de Blindeninrichting heerlijk weg te likken.
The story of Nelis' Dutch Village began in Beverwijk Nederland in 1910, when Frederick Nelis asked his son Harry, who was 17 years at the time, to travel to America and search for some rich farm land. World War I was just over the horizon, and times were tough all over Europe. The Nelis family was hoping to make a new start in the "land of opportunity."
Plan of Nelis' Dutch Village in Holland Michigan. It includes buildings of authentic Dutch architecture, brick walkways, canals, gardens in special presentations depicting life in a typical village in the Netherlands. Your visit to this village, called Noordhuizen, brings history to life in a fun and friendly way. For attractions see site of Nelis' Dutch Village http://www.dutchvillage.com
Entrance to the park, with Carillon Bell Tower
Young Harry departed on the s.s. Noordam in October of 1910, three weeks later he arrived at Ellis Island at the coast of New York, the mainport for most of the immigrants to the U.S.A. Following his father's instructions, he traveled to Misourri, purchased land and began to grow vegetables. In September of 1911, the rest of the Nelis' family, which included 11 brothers and sisters, ranging in age from 6 months to 16 years joined brother Harry.
Growing vegetables proved to be unprofitable, so the family moved to Chicago in search of more opportunities. After working at various jobs for a few years, they heard about a settlement in Holland Michigan and decided to visit the young Dutch community. Upon arriving, they were impressed with the beauty of the area and decided to purchase 80 acres of land just north of the town.
A typical sight reminds to the province Noord Holland in the Netherlands.
In the early years, the Nelis family grew vegetables to sell their products locally, also they made frequently trips to the Chicago markets. During the Depression when markets broke down, the family switched from horticulture to the nusery business. Not long after being in this trade, a cousin in the Netherlands asked Frederick to plant daffodills, since he had run out of planting space in the "old country."
The making of deliscious Dutch cheese in a traditional way
That arragement dramatically changed life for the Nelis' family. They grew daffodills for a few years, but soon after they began to plant crops of tulips. By the late 1930's the tulip farm become a "hot spot," for tourist flocking to Holland for the new Tulip Time Festival, which grew out to an annually festival untill today, attracting millions of people. As time passed the tulip farm became increasingly popular and a large windmill and souvenir shop were added to the Nelis' market. Soon Holland souvenirs were as popular as the tulip bulbs.
The making of deliscious Dutch cheese in a traditional way
The present location of Nelis' Dutch Village was purchased in 1952, first it began as a retail for bulbs and souvenirs. The 40 acres were situated on a small two-lane road, which would later become US 31. At this time, Harry Sr.'s two sons, Fred and Harry Jr. joined the family company. Harry Jr. who had just returned from Naval duty in 1958 at the age of 24, and his older brother Fred recognised opportunities in building the first village houses, what would become the start of Nelis' Dutch Village, also called as Noordhuizen after the herritage of the family. The first year of the Village, many visitors travelling north stopped at the new Dutch market when they heard where tulip bulbs were to buy.
A reproduction of "De Magere Brug van Amsterdam. (The Skinny Bridge of Amsterdam)
The next year, claver as the brothers were to offer drinks and Dutch specialty foods, while costumers could shop, an Old-Dutch styled café was added. Every time in off-season a new building or attraction was build, so the expansion of the Village became a touristical attraction overpassing local importance. And even more, a wholesale division in the 70's for imported Dutch goods distributing nationwide, while in the 90's by internet a mail order department did business expand internationally.
For a drink or a snack The Hungry Dutchman café, welcomes all guests
Currently there are more than 30 structures in the Dutch Village, with architecture representing different provinces of the Netherlands, mainly wellknown reproducted brickwork houses in style of Holland en Zeeland. Beside you will find workshops for making cheese, wooden shoes. Outlets for selling chocolate, candies, cookies and other Dutch food specialities, who are popular among American costumers.
Street Organ De Gouden Engel (The Golden Angel)
Never a dull moment in the park. Dancing groups perform Old Dutch dances in costumes of different regions of the Netherlands. Each province and even a part of it, have by tradition or history a variation of dresses. Women are most colourfull dressed with beautyfull garments, which are difficult to obtain today, because these fabrics are made by a very small number of manufacters.
The Wooden shoe dance as an attraction (Klompendans)
The costumes are never ready-made to buy, women make their clothes themselves, complicated in form and sewing methods. By jewelry or special forms of caps you can see, weither the woman is a member of a protestant or catholic church, or she is married or might be still available for engagement. When a close member of the family dies, the women wears a mourningdress, all in black. Even her jewelry is mimimized to a black necklace. The period of mourning last for the loss of a father or mother at least one year. For others in the family is a half years of mourning, normally the standard.
In one of the souvenirshop you can buy original Delft Blue, always a gadget
A day at the park is for children always fun. At the mini-farm they can ride a pony, there is a interactive workshop, a cinema, children rides, an Ice cream parlour, street organs specially imported from Holland, where you can enjoy the sound of a complete mechanical orchestra. The fairytail of Pieter who saved Holland for floods by holding his finger into the dyke, is a never missing item for tourists.
Making wooden shoe's by hand is hard and specialised artcraft
The times I travelled to America, no greater pleasure I could present my friends by bringing chocolate, pepermunt, stroopwafels, or Zeeuwse boterbabbelaars. Sigars are nowadays out of favour, though the quality is superb. A piece of Delft blue opens doors where you wouldn't expect. It's nice to give a welcome gift to a friend.
Typical Dutch candies and cookies, popular all over the world.
Every country is wellknown by its speciality; Belgium by all kinds of high quality beer, of which is spoken as it is a delicate sort of wine, what's truly right. Germany is recognized by beer also, but even so by "Frankfurter Wurst," and "Schwartzwalder drindln," though its a stereotyped image, just as pizza belongs to Italians and croissant-bread to the France, what's not true.
And the Dutch's? What do they like the most....?.... Everything that can be sold!! Trade marks as Droste Pastilles, Heineken Beer, Hopjes, Delft Blue or Tulip Bulbs are worldwide associated with Holland. At the shop of Nelis you will find all those Dutch delicious quality food stuff. Do you feel home-sick? Help yourself to cure of it, go to Nelis.
A real Dutch Swing Ride, specially imported from Holland
Kermis, or Funfair in English, is by origin an annual-mass on devotionday of the patron of a village or city. Kermis is a degenaration of the word "Kerkmis or Kerke-misse." On that day, people flocked together to devote the saint patron in proccession to the church, afterwards finding amusement at the marketplace. Still, there is a connection with this religious festival and a procession in small villages. From that time on, all kinds of pleasure was offered by the "spullenbaas, or foorkramer," respectively called in Dutch and Flamish. A "Draaimolen, a Zweefcaroussel, a Bootschommel," childern spent all there saved money on a thrilling ride. Bagging grantmothers, fathers, mothers and aunts for more "centjes."
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641