Waar lag úw bakermat ?
Saartje Gal, de moeder van Wilhelmina Cornelia Gal, die getrouwd was met Johannes Cornelis Klercq uit Middelburg was baker in 's Gravenhage. Waarom zij met haar enige dochter, vermoedelijk rond 1820, naar Middelburg verhuisde is niet bekend. Wel weten we van Wilhelmina Gal dat geen vader bekend is. Niet dat zoiets opzienbarend is, maar het roept wel vragen op, waar uitbundig op gefantaseerd kan worden
Bekleedde de vader een belangrijke positie? Kwam zijn reputatie in gevaar bij het bekend worden van zijn escapades? Wel weten we dat Wilhelmina in goede doen verkeerde, ze bracht een klein vermogen in bij haar huwelijk. De oorsprong daarvan laat zich met een beetje fantasie niet moeilijk raden. Saartje is nooit getrouwd, ze heeft alleen kinderen van anderen op de wereld geholpen.
De baker naar een prent van W de Passe in 1636
Het oude beroep van baker is tot op zekere hoogte te vergelijken met de huidige kraamverzorgster. Ze begeleidde de vroedvrouw en was al een paar dagen vóór de bevalling in huis. Ieder dorp of stad had tot in de 20ste eeuw verschillende bakers. Een baker moest een vrouw zijn met veel ervaring, liefst met een kroost kinderen, maar moest vooral een lekker zacht lijf hebben om de boreling aangenaam te koesteren. Het begrip "baby" bestond nog lang niet, die Engelse term kwam na de oorlog pas in zwang.
Het waren toegewijde vrouwen, met een overtuigde gehechtheid aan beproefde methoden. De baker was daarom een rots in de branding, waaraan onervaren jonge ouders zich konden vastklampen. Vaak werd met open mond geluisterd naar haar verhalen uit de praktijk. De baker was alleen overdag aanwezig en nam de baby avonds mee naar huis, of zij woonde tijdelijk bij het gezin in.
Een bakermat (Vlechtmuseum Noordwolde)
De baker gebruikte de bakermat waarin zij het pasgeboren kindje verzorgde. Dat was een platte ovale mand met aan drie zijden een hoog opgevlochten wand, zodat de baby uit de tocht lag, of rechtop gezet kon worden na het inbakeren. Aan één zijde had de mand een lage versterkte kim. Later kwam de wieg in de mode.
Een voorbeeld van het inbakeren
Inbakeren is een oeroude traditie die tot het einde van de achtiende eeuw in Nederland werd toegepast. In sommige landen is het gebruik nog niet verdwenen, bijvoorbeeld in Rusland of China. Er waren verschillende redenen waarom werd ingebakerd. Bijvoorbeeld, kneuzingen opgelopen bij de geboorte zouden zo beter genezen. Ook kon een navelbreuk worden voorkomen. Door het strak inzwachtelen kreeg het kindje minder prikkels van buiten en werd daardoor rustig. Ook dacht men zo te voorkomen dat de zuigeling niet scheef kon groeien, wat niet zo'n vreemde gedachte was, omdat de baby's vaak in een krappe bedstee lagen. Of bij gebrek aan beter in een lade werden gestopt !! Waar het gezegde; "een ondergeschoven kind" van afkomstig is.
Ingebakerd zoals dat hoort voor rust en regelmaat
Het inbakeren gebeurde door de baker, waar ze haar beroepsnaam aan heeft te danken. De eerste drie maanden van hun leven lagen de baby's zo in lappen gewikkeld als een stijf poppetje. Omdat bakers ongeschoold waren, ontstond rond 1900 de behoefte het beroep te professionaliseren. Dat was aanvankelijk geen groot succes, omdat bijgeloof en bakerpraatjes hardnekkig bleven bestaan. De goedbedoelde raadgevingen waren niet medisch onderbouwd, met geregeld dramatische gevolgen. De kindersterfte was hoog, wat ook het gevolg was van een slechte hygiënische verzorging en smoezelige leefomstandigheden, zelfs bij de hogere burgerij.
Catharine de Klerck, geen familie, uit Dinteloord, die nota bene met dokter Carolus Smet was getrouwd en dus beter had moeten weten, beleefde aan haar optreden als vroedvrouw weinig plezier. Aangesteld als stadvroedvrouw in 1769 was zij meermalen omstreden, zo blijkt uit de verslagen van Albert de Lahaye in zijn geschrift "De Heeren XVII van Nassau Brabant"
Waar komt de baby vandaan??
Aan het bakeren zijn heel wat woorden ontleend. Heetgebakerd zijn wil wel verwijzen naar een driftig temperament, maar het kan ook betekenen dat het kind met koorts was ingebakerd, wat funest was voor de gezondheid. De bakermat van onze beschaving ligt in het stroomgebied van de Tigris en Eupfraat, het vroegere Mesopotanië, nu Irak.
Bakerpraatjes zijn er ook te over. Zo kon de baker voorspellen of er een jongetje of meisje op komst was, door vast te stellen dat bij een spitse buik het een jongetje werd en bij een bolle buik een meisje op komst was. Of als de aanstaande moeder vaak misselijk was, dat de voorspelling ook beslist een meisje moest zijn.
Tegenwoordig mag je wel veronderstellen dat niet meer wordt verteld dat kindertjes uit de boerenkool komen, of door de ooievaar worden gebracht. Mijn opoe wilde me dat nog wel wijsmaken, toen een broertje op komst was. Ik geloofde weinig van haar bewering over die boerenkool. En toen ik zei dat we in de tuin geen boerenkool hebben, stond ze met de mond vol tanden. Ook met de ooievaarsfabel kreeg ze me niet overtuigd, want die vlogen bij ons nooit rond het huis. "De ooievaar komt 's nachts en van verre," probeerde ze me op de mouw te spelden. "En als je zoveel vervelende vragen stelt, dan krijg je daar flaporen van." Maar eigenwijs als ik was, zei ik tegen opoe; "Maar ik heb al flaporen." Opoe liep met een ongemakkelijk gevoel naar de keuken, ik kreeg ze die dag niet meer te spreken. Text © 2011 Albert Prins
Source photo; Wikipedia, Vlechtmuseum Noordwolde
|