Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
28-07-2011
Waar lag úw bakermat ?
Waar lag úw bakermat ?
Saartje Gal, de moeder van Wilhelmina Cornelia Gal, die getrouwd was met Johannes Cornelis Klercq uit Middelburg was baker in 's Gravenhage. Waarom zij met haar enige dochter, vermoedelijk rond 1820, naar Middelburg verhuisde is niet bekend. Wel weten we van Wilhelmina Gal dat geen vader bekend is. Niet dat zoiets opzienbarend is, maar het roept wel vragen op, waar uitbundig op gefantaseerd kan worden
Bekleedde de vader een belangrijke positie? Kwam zijn reputatie in gevaar bij het bekend worden van zijn escapades? Wel weten we dat Wilhelmina in goede doen verkeerde, ze bracht een klein vermogen in bij haar huwelijk. De oorsprong daarvan laat zich met een beetje fantasie niet moeilijk raden. Saartje is nooit getrouwd, ze heeft alleen kinderen van anderen op de wereld geholpen.
De baker naar een prent van W de Passe in 1636
Het oude beroep van baker is tot op zekere hoogte te vergelijken met de huidige kraamverzorgster. Ze begeleidde de vroedvrouw en was al een paar dagen vóór de bevalling in huis. Ieder dorp of stad had tot in de 20ste eeuw verschillende bakers. Een baker moest een vrouw zijn met veel ervaring, liefst met een kroost kinderen, maar moest vooral een lekker zacht lijf hebben om de boreling aangenaam te koesteren. Het begrip "baby" bestond nog lang niet, die Engelse term kwam na de oorlog pas in zwang.
Het waren toegewijde vrouwen, met een overtuigde gehechtheid aan beproefde methoden. De baker was daarom een rots in de branding, waaraan onervaren jonge ouders zich konden vastklampen. Vaak werd met open mond geluisterd naar haar verhalen uit de praktijk. De baker was alleen overdag aanwezig en nam de baby avonds mee naar huis, of zij woonde tijdelijk bij het gezin in.
Een bakermat (Vlechtmuseum Noordwolde)
De baker gebruikte de bakermat waarin zij het pasgeboren kindje verzorgde. Dat was een platte ovale mand met aan drie zijden een hoog opgevlochten wand, zodat de baby uit de tocht lag, of rechtop gezet kon worden na het inbakeren. Aan één zijde had de mand een lage versterkte kim. Later kwam de wieg in de mode.
Een voorbeeld van het inbakeren
Inbakeren is een oeroude traditie die tot het einde van de achtiende eeuw in Nederland werd toegepast. In sommige landen is het gebruik nog niet verdwenen, bijvoorbeeld in Rusland of China. Er waren verschillende redenen waarom werd ingebakerd. Bijvoorbeeld, kneuzingen opgelopen bij de geboorte zouden zo beter genezen. Ook kon een navelbreuk worden voorkomen. Door het strak inzwachtelen kreeg het kindje minder prikkels van buiten en werd daardoor rustig. Ook dacht men zo te voorkomen dat de zuigeling niet scheef kon groeien, wat niet zo'n vreemde gedachte was, omdat de baby's vaak in een krappe bedstee lagen. Of bij gebrek aan beter in een lade werden gestopt !! Waar het gezegde; "een ondergeschoven kind" van afkomstig is.
Ingebakerd zoals dat hoort voor rust en regelmaat
Het inbakeren gebeurde door de baker, waar ze haar beroepsnaam aan heeft te danken. De eerste drie maanden van hun leven lagen de baby's zo in lappen gewikkeld als een stijf poppetje. Omdat bakers ongeschoold waren, ontstond rond 1900 de behoefte het beroep te professionaliseren. Dat was aanvankelijk geen groot succes, omdat bijgeloof en bakerpraatjes hardnekkig bleven bestaan. De goedbedoelde raadgevingen waren niet medisch onderbouwd, met geregeld dramatische gevolgen. De kindersterfte was hoog, wat ook het gevolg was van een slechte hygiënische verzorging en smoezelige leefomstandigheden, zelfs bij de hogere burgerij.
Catharine de Klerck, geen familie, uit Dinteloord, die nota bene met dokter Carolus Smet was getrouwd en dus beter had moeten weten, beleefde aan haar optreden als vroedvrouw weinig plezier. Aangesteld als stadvroedvrouw in 1769 was zij meermalen omstreden, zo blijkt uit de verslagen van Albert de Lahaye in zijn geschrift "De Heeren XVII van Nassau Brabant"
Waar komt de baby vandaan??
Aan het bakeren zijn heel wat woorden ontleend. Heetgebakerd zijn wil wel verwijzen naar een driftig temperament, maar het kan ook betekenen dat het kind met koorts was ingebakerd, wat funest was voor de gezondheid. De bakermat van onze beschaving ligt in het stroomgebied van de Tigris en Eupfraat, het vroegere Mesopotanië, nu Irak.
Bakerpraatjes zijn er ook te over. Zo kon de baker voorspellen of er een jongetje of meisje op komst was, door vast te stellen dat bij een spitse buik het een jongetje werd en bij een bolle buik een meisje op komst was. Of als de aanstaande moeder vaak misselijk was, dat de voorspelling ook beslist een meisje moest zijn.
Tegenwoordig mag je wel veronderstellen dat niet meer wordt verteld dat kindertjes uit de boerenkool komen, of door de ooievaar worden gebracht. Mijn opoe wilde me dat nog wel wijsmaken, toen een broertje op komst was. Ik geloofde weinig van haar bewering over die boerenkool. En toen ik zei dat we in de tuin geen boerenkool hebben, stond ze met de mond vol tanden. Ook met de ooievaarsfabel kreeg ze me niet overtuigd, want die vlogen bij ons nooit rond het huis. "De ooievaar komt 's nachts en van verre," probeerde ze me op de mouw te spelden. "En als je zoveel vervelende vragen stelt, dan krijg je daar flaporen van." Maar eigenwijs als ik was, zei ik tegen opoe; "Maar ik heb al flaporen." Opoe liep met een ongemakkelijk gevoel naar de keuken, ik kreeg ze die dag niet meer te spreken.
Societé Coopérative Agricole de Vannerie in Villaines les Rochers levert boeken in de Franse taal en gereedschappen voor het maken van vlechtwerk in verschillende technieken en voor diverse doeleinden. Zowel voor fijnvlechtwerk voor huishoudelijk gebruik als ook voor grof vlechtwerk in tuinontwerpen en landbouw.
Societé Coopérative Agricole de Vannerie in Villaines les Rochers France, are selling books in French language, and tools for creating different braiding techniques to various purposes. Both for domestic use as well as coarsed wickerwork in garden design and agriculture.
Titel: La Vannerie (Manden maken) Materiaal: Rotan, pitriet en wilgenteen Auteur; Guy Barbier, Michèle Fichonnet Uitgever; Èdition Dessain et Tolra Prijs; 28,07 euro
Titel; L'Art de la Vannerie (De kunst van het mandenmaken) Materiaal: Wilgenteen uit de Perigord Auteur; Eva Seicenfaden Uitgever; Èdition Actes Sud Prijs; 44,08 euro
Titel; L'osier en plein air (Tuin vlechtwerk) Materiaal; Wilgenteen Auteur; Marlanne Mortensen Uitgever; Èdition Actes Sud Prijs; 44,08 euro
Titel; La vannerie sauvage (Vrije vlechtkunst) Materiaal; Divers riet, rotan, teen Auteur; Bernard Bertrand Uitgever; Èdition de Terran Prijs; 53,07 euro
Titel; La vannerie l'osier Materiaal; Wilgteen en diverse materialen Auteur; R. Duchesne, H. Ferrand, J. Thomas Uitgever; Ècole Nationale de Vannerie Prijs; 27, 99 euro
Bestellen; Alle boeken zijn verkrijgbaar via de site van http://www.vannerie.com Adres; Societé Coopérative Agricole de Vannerie 1 Rue de la Cheneillère Boite Postale 3 FR.37190 Villainnes les Rochers Telf. +33-(0)2.47.45.43.03 Fax. +33-(0)2.47.45.27.48
Villaines les Rochers, Het Franse mandenmakersdorp
Villaines les Rochers, Het Franse mandenmakersdorp bij uitstek
Op reis door Frankrijk, naar het lonkende zonnige zuiden, passeert u veel dorpen waarvan u de touristische wetenswaardigheid ongewild ontgaat. Het is u niet kwalijk te nemen. Frankrijk, het is een land met ontelbare historische plaatsen, waar u minstens een half leven voor nodig heeft om kennis te nemen van al die bijzonderheden wat Frankrijk tot een charmant vakantieland maakt.
Het bekende beeld hoe je een verstild Frans dorpje binnenrijd
Villaines les Rochers, langs de Indres gelegen, ongeveer 30 kilometer onder Tours aan de afslag van de A10, is zo'n dorp dat u per ongeluk moet ontdekken. Met amper 1000 inwoners valt het niet op in het heuvelachtig landschap, omsloten door drie valleien met rotspartijen, waar grotwoningen in zijn uitgehouwen. Van oudsher was de bevolking arm, door de karige inkomsten uit landbouw en wilgenteelt, wat er mede de oorzaak van is geweest dat de grotten werden benut voor bewoning. Ze bestaan nog steeds, sommige zijn zelfs in gebruik genomen door mandenmakers, omdat er de juiste temperatuur heerst voor het vlechten.
De kaart waar u Villaines les Rochers kunt vinden
De streek is rijk aan leemgrond en drassig gebied, waar vele soorten wilgenteen voorspoedig groeien. Het lag dan ook voor de hand dat de bevolking hier haar kostwinning aan heeft te danken, waaruit de mandenmakerij is ontstaan. Manden maken is nog ouder dan pottenbakken, het dateert zelfs van 10.000 jaar terug in de geschiedenis. Veel restanten zijn niet teruggevonden, omdat het vlechtmateriaal biologisch afbreekbaar is. Maar door de koolstof-14 techniek is de ouderdom van de vondst toch vast te stellen. Decoratieve afdrukken van vlechtwerk zijn terug gevonden op pre-historisch aardewerk, waaruit blijkt dat het manden vlechten een zeer oude ambacht betreft.
Volop ruimte om te wonen
Van riet en stro werden de eerste huizen gebouwd. De vlechttechniek is door de mensheid dus als eerste bouwmethode gebruik voor beschutting tegen weersomstandigheden. Afrikaanse stammen en nomadische volken gebruiken deze bouwwijze nog steeds. In de moderne architectuur komt de techniek weer terug. Daarvan treft u in een ander artikel enkele voorbeelden aan. Het wilgenvlechten is ook weer ontdekt in hedendaagse tuinontwerpen, waar het ecologisch aspekt op de voorgrond komt. Het is tegenwoordig modern een gevlochten schutting om het huis te hebben, dat daar spontaan verse blaadje aan ontspruiten is een aardige bijkomstigheid.
De Indres met watermolen en sluisje, een mooi thema voor een kunstschilder
Waar we nooit zo bij stilstaan, is dat de dijken ook beschermd worden door vlechtwerk. Enorme gevlochten rijsstukken liggen voor de kust, gevuld met basaltblokken. Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel. Alleen bij laag water komen ze in het zicht. Nu wordt deze methode vervangen door zware betonblokken. Helemaal kwijt zijn we het vlechten van riet aan de kust niet, want er worden nog wel stroken gevlochten om de duinen te beschermen tegen zandverstuiving. Zo blijft de meest oude bouwtechniek nog steeds is gebruik.
De troglodieten woningen, ofwel grotwoningen zoals ze beter bekend zijn
Villaines les Rochers dankt haar reputatie aan een oud verleden. Aanvankelijk door het maken van gebruiksmanden, wat nog steeds een bron van inkomsten betekent. Geen Franse bakker zal het in zijn hoofd halen, zijn stokbrood in een plastic mandje aan te bieden. Traditie en ambacht worden hoog gewaardeerd. Dat was wellicht de reden waarom de mandenmakers van Villaines les Rochers als eerste in Frankrijk een coöperatie hebben opgericht in 1849, dat nu ruim 160 jaar bestaat. En meer dan ooit springlevend is, doordat het nieuwe toepassingen heeft gevonden voor het aloude ambacht.
Mandenmaker aan het werk in een grotwoning, waar de juiste temperatuur heerst
Vindingrijk zoals de Fransen zijn, hebben ze naast het traditionele mandwerk, nieuwe bronnen aangeboord. Op groot formaat wordt decoratief vlechtwerk gemaakt voor de architectuur, tuinbouw, stadsversieringen met enorme pergola's, koepels in stadsparken of speciale opdrachten met een ludieke toepassing. Fransen houden nu eenmaal van experimenteren, of een onverwachtte toepassing zoals een trapleuning in gevlochten pitriet. Of wat te denken van een scooter of auto van rotan. Praktisch nut staat niet voorop, de beleving is de uitdaging.
Verzamelde indrukken van Villaines les Rochers
Het beroep van mandenmaker wint aan belangstelling, door workshops te houden. En het zou Frankrijk niet zijn, als er geen nationale opleiding is ontstaan, met minstens 60 leerlingen. Er blijkt zondermeer behoefte te bestaan een vak te leren waarbij je met de handen iets maakt waar je voldoening aan kunt beleven. Een produkt dat helemaal onder je eigen verantwoording tot stand komt, wat duurzaam is en niet het milieu belast. Een opvatting die meer en meer terrein wint.
Vlechtdemonstratie in het museum
Door al die ontwikkelingen is de behoefte ontstaan, aan het beroep een educatief element toe te voegen. Het publiek kennis te doen laten maken met een vak dat waardering verdient. Villaines les Rochers zocht naar een mogelijkheid voor een touristische attractie. In 2010 is een nieuw museum geopend, waar meer dan 170 voorwerpen ten toon worden gesteld, naast een historisch overzicht van de streek en de beroepsontwikkeling. Natuurlijk ontbreken moderne visuale presentaties met interactieve multimedia niet. Kinderen willen graag zelf ontdekken. En dat kunnen ze ervaren door aan een workshop deel te nemen.
Het vernieuwde mandenmakersmuseum van Villaines les Rochers, het is een bezoek waard
Uzelf kunt ook de geschiedenis van Villaines les Rochers beleven door de site van de gemeente aan te klikken, zie http://www.villaineslesrochers.com Hier treft u een verrassende videoclip aan over de streek Pays 'd Azay le Rideau.
Natuurlijk is ook de site van de mandenmakers coöperatie te bezoeken, zie; http://www.vannerie.com Op de frontpagina ziet u rechtsonder de maandelijks wisselende videoclip, heel leerzaam en aantrekkelijk op groot formaat beeld.
Wervings affiche van Musée de la Vannerie
Adresse; Musée de la Vannerie 22 Rue des Caves-Fortes F-37190 Villaines les Rochers Telf. ++33-(0)2-47-45.23.19 (Ginet Godeau)
Voor een genealogisch onderzoeker bestaat geen grotere voldoening, dan de vroegste voorvaderen op te sporen. Dit is het verslavend effect dat insluipt in wat men een hobby noemt, maar ook kenmerken vertoont van professioneel onderzoek.
Het is dan toch gelukt de "oudste" Klercq met zijn vrouw terug te vinden, tussen het "oud papier" van digitale archieven. En misschien hebben we ook nog wel broers en zussen van deze Klercq gevonden, maar dat vraagt opnieuw bevestigend onderzoek. We houden ons voor dit moment aan de hoofdlijn, dat met bronvermelding de feiten vastlegt.
De Oudste vondst Wat al eerder werd aangenomen, stamt de familie Klercq uit noordelijk West-Brabant, met de plaatsen Oudenbosch en Klundert als vertrekpunt. Het zijn de ouders van Cornelis de Clercqen en Seijke Lucia van Havenbeeck die aan de bron staan van wat uiteindelijk een zeer uitgebreide familie Klercq wordt, met drie hoofdtakken naar Dordrecht, Middelburg en Dinteloord, waaruit opnieuw verspreidingen zijn ontstaan, die nu niet vermeld worden omdat dan een onduidelijk overzicht ontstaat.
Varianten in familienamen Al in de vroege middeleeuwen ontstond, in stedelijke gebieden ook voor de lagere burgerij, een vorm van naamvermelding in kronieken, wat nodig was om handelszaken vast te leggen. Het merendeel van de namen verwezen naar afkomst van plaats of streek, een beroep, natuurlijke bron of eigenaardigheid. Zoals de familie Crombeen waarschijnlijk leed aan de z.g. Engelse ziekte, dat door gebrek aan vitamine vergroeiing in de benen veroorzaakte.
Alle Klercq-en zijn niet hetzelfde Namen werden direct, of pas veel later door de ambtenaar van schepenen en schouten opgeschreven. De naam werd genoteerd zoals men die kende of op gehoor op schrift omgezet, waardoor nogal wat varianten ontstonden in de naam, terwijl het wel dezelfde persoon betrof.
Zo ontstonden ook veel veranderingen in de naam Klercq. Het overtuigende bewijs dat de ene Clercq en de ander Klerck familie van elkaar is, kan alleen worden aangetoond met vergelijking van akten en archiefbronnen. Er bestaan ook families Klercq die in het geheel geen familie van elkaar zijn. Maar de onderstaande opgave is op alle feiten gecontroleerd. Met gerust hart kan aangenomen worden dat u hier de eerste Klercq-en verzameld ziet.
De ouders van Cornelis de Clercqen; Vader; Dirck Jacobsen de Clercq, Geb. Oudenbosch 1630 Moeder; Josijntje Jacobs, Geb. Oudenbosch 1632 Huwelijk; Ondertrouw 00-10-1653 te Oudenbosch. Bruidg. 23 jr. Bruid, 21 jr. Bron; Regionaal Archief West-Brabant Regis. Oudenbosch Trouwen NH 1652-1701, deel 9
Kind uit huwelijk 2 van Dirck Jacobsen de Clercqen; Cornelis de Clercqen Geb. 1685, Klundert, Ovrl. 1734 Klundert, ca. 39 jr
De ouders van Seijke Lucia van Havenbeek Vader; Laureijs Hendriksen van Havenbeek Geb. Klundert 1650 Moeder; Maeijken Voogden, Geb. Oud- Nieuw Gastel 1650 - 1689, 39 jr Huwelijk 1: 1675, Klundert. Bruidg. 25 jr. Bruid. 25 jr. Bron; J.C. Prince, Willemstad
Huwelijk 2 Vader; Laureijs Hendriksen van Havenbeek, Geb. Klundert 1650 Moeder; Lijsbeth Bartholomeussen, Geb. Klundert 1650 - Huwelijk 2; 05-11-1689 te Klundert, Bruidg. 39 jr. Bruid 39 jr. Bron; Klunder Schepenebank, Trouwen 1653-1808, deel 8
Kind uit dit huwelijk 2 van Laureijs Hendriksen van Havenbeek Seijke Lucia van Havenbeek, Geb. Klundert 1690 - 29-12-1758 Dordrecht, 68 jr.
Opm. Seijke Lucia heeft stiefzusters en broers
Huwelijk van Cornelis de Clercqen en Seijke Lucia van Havenbeek Ondertrouw; Roosendaal, 28-01-1713 Huwelijk 1; Roosendaal, 18-02-1713, Bruidg. 23 jr. Bruid, 23 jr. Bron; BHIC DTB Roosendaal Trouwen 1699 - 1714
Kinderen uit het huwelijk van Cornelis de Clercqen en Seijke Lucia van Havenbeek 01.- Pi(e)ternella de Clercq (Voorkind 00-06-1712) Doop; 14-05-1713 NG, Roosendaal Getuigen; Johan Swaans en echtgenote Swaans Bron; BHIC NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 02.- Cornelis Klercq Doop; 30-09-1714 NG, Roosendaal Getuigen Frans Lauwerijssen van Dongen en Maria Laurens Willemijntje van Havenbeek (stiefzus v. Seijke) Bron; BHIC, NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 30-06-1775, Dordrecht, 59 jr. gehuwd met Herrmijna Versteegh (tak Dordrecht) 03.- Laurijs (Louwerens of Lourens) de Clercq Doop; 24-05-1716 NG, Roosendaal Getuigen; Bron; BHIC, NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 17-06-1755, Rotterdam, 39 jr. gehuwd met Gouwetje Wijnkoop (tak Middelburg-Delft) 04.- Pi(e)ter de Clercq Doop; 22-07-1720 NG, Roosendaal Getuigen; Carel Perdanus en Maaijke van Havenbeek (zus v Seijke) Bron; BHIC NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 05.- Arnoldus Petrus de Klercq Doop; 02-04-1724 NG, Roosendaal Getuigen; Arnoldus van Nieuwenhuijsen en Jacoba Jan Derus Bron; BHIC NG Doopboek Roosendaal 1610-1810, Toeg.nr. 8100, Inv.nr. 16 Overl. 01-02-1807, Bergen op Zoom, 82 jr. gehuwd met Wilhelmina Picard (tak Dinteloord)
Opa Klercq had niet het geduld voor fijn vlechtwerk, zijn handen stonden daar niet naar was zijn mening. Hij vond het grove vlechtwerk meer geschikt voor zijn metier, zoals paardenvoermanden, aardappelmanden of kersenplukmanden. Pitrieten mandjes voor geroosterd brood, of theemutsenmandjes dat ook nog een wollig gevuld warmhoud kussentje nodig had, daarmee moest je niet bij hem aankomen. "Da's veel te moeilik, da's veel te veel waork. Daor' s geên cent an te verdiene." Dat laatste argument had hij niet zelf bedacht. Het kwam van zijn vrouw, die ook wel wist waar de kwaliteiten van Theeuwes lagen.
De Varkensmarkt met links het vroegere Logement Goes op de hoek, dat later de Blindeninrichting werd.
Het kwam hem goed uit. Voor dat fijne werk had hij een adresje in de stad. Aan de hand van opa trokken we samen op pad. Opa was zijn werkplaats dan even beu, zo kon hij er weer even tussenuit. Tegen zijn vrouw had hij gezegd; "k Moe eve naor d'n Blindenninrichting, vrouw. En 'k neem Appie mee." Voordat hij was uitgesproken stonden we al bij de voordeur, zodat opoe ons niet kon terugroepen. Want daar had ze wel een handje van, omdat opa zijn werk liet liggen.
De "Baas" van de Blindeninrichting
De Blindeninrichting lag aan de Varkensmarkt op de hoek van de Gortstraat. Aan de buitenkant kon je niet zien wat daar binnen gebeurde. De ramen waren matwit afgedekt, zodat getemperd licht naar binnen scheen. Toen we binnen stonden schrok ik wel even. Er zaten allemaal mannen op een rijtje, niet dat dat zo bijzonder is, maar ze keken niet uit hun ogen. Ze keken eigenlijk nergens naar. Hun ogen waren gesloten, halfgesloten, of als je wel een oog zag dan tolde dat raar heen en weer.
De Blindeninrichting uit vroegere dagen
Opa had daar geen moeite mee. Hij sprak met een man, die de baas bleek te zijn. De man "keek" een andere kant uit wanneer opa met hem sprak. Zou die man misschien ook een beetje doof zijn? Bedacht ik me. Ik stond er angstig en bedeesd bij, voor alle zekerheid bleef ik dicht bij opa staan. Niet dat die mannen iets van plan zouden zijn, dat niet. Want ze waren allemaal vrolijk. Toch raar..., niets kunnen zien en toch vrolijk zijn, dat is wel heel bijzonder.
Biezen stoelmatten vlechten
De blinde mannen waren allemaal aan het werk. De een zat pitrieten mandjes te vlechten. Er lag al een stapeltje broodmandje naast hem klaar. Een ander was bezig een mat te vlechten in een stoelzitting. Op de tast trok hij met een dun rietbandje door een ingewikkeld rietweefsel. Heel percies werk, waar je geen vergissing bij moet maken. Weer een ander draaide biezen tot strengen waar hij ook een stoelzitting mee vlocht, gaandeweg sloot het gat van de stoelzitting dicht.
De radio stond aan met leuke muziek. "Dat zijn de Arbeidsvitaminen," vertelde opa mij. Dus hier haalt opa de mandjes die hij niet zelf wil maken. Het werd me in één keer duidelijk, waarom hij graag naar de Blindeninrichting ging. Dat buurman Van Keulen, zijn concurrent in de straat, hier ook zijn mandjes liet maken, dat vond hij minder prettig. maar die gedachte zette hij voor het moment even uit zijn hoofd.
Het secure vlechtwerkje van rieten stoelmatting
De Blindeninrichting bleek een soort Sociale Werkplaats te zijn voor mensen met een visuele handicap. In Vlissingen en Goes was er ook één. En ook in andere plaatsen in het land. Het was zelfs zo, dat in 1254 de eerste blindeninrichting was gesticht in Parijs als l' Hospice des quinze-vingt, door koning Louis IX. In Palistina werden gevangen genomen kruisvaarders voor straf blind gemaakt. Bij terugkeer in Frankrijk vond de koning het zijn plicht zorg te hebben voor deze arme sloebers. Zodat hij het enorme Hospice liet bouwen voor de eerste 300 bewoners.
Ingang van het grote complex l' Hospice de quinze-vingt in Parijs, gebouwd in 1254
Nadat ik een beetje gewend was geraakt aan de vreemde sfeer in deze werkplaats, begon ik de mannen aardiger te vinden. Ze hadden gemerkt dat naast opa ook ik was meegekomen. Opa had me inmiddels voorgesteld. Eén van de mannen wilde een praatje met me maken. "En, Appie bin jie met joe opa op stap?" Toch verlegen, fluisterde ik zacht; "Ja meneer," en ook nog steeds een beetje bang, want echt kon ik niet wennen aan die holle ogen. "En gao jie straks een iesco met joe opa ete?" Terwijl ik een andere kant uitkeek, antwoordde ik verlegen; "Da' weet ik nog nie'"
Kapel-interieur van l' Hospice de quinze-vingt
De blinde man wilde nog veel meer van me weten. Hoe oud ik was, of ik broertjes of zusjes had, waar ik op school zat en of ik goed kon leren. Mijn antwoorden bleven bedeesd. Maar toen ik vertelde dat ik op de Gravenstraatschool zat, wist hij percies waar die is. "Jouw school ligt hier vlak om de hoek, dat weet ik wel. Ik loop daar elke dag langs."
Blinde borstelman met zijn dochterje bij l' Hospice in Parijs
Nu begreep ik wie die man was met zijn witte hond aan de lijn en zijn lange stok met rood-witte randjes, waarmee hij op straat tikte. Dus die man werkt hier. Ik kreeg een heel andere kijk op die man, waar sommige kinderen van school een beetje plagerig mee omgingen. Ze imiteerden hem zelfs met "blindemannetje" spelen. Ze moesten eens weten wat blind zijn echt betekent.
Blinde man met geleidehond
Opa was nu klaar met zijn boodschap. Met twee gevlochten stoelzittingen onder zijn arm, en mij een stapeltje broodmandjes in de hand geduwd, vertrokken we van mijn onverwachte ervaring, die ik ook heel leerzaam vond. Tegenover de Blindeninrichting kocht opa twee ijsco's bij bakker Rotte. Eén voor hemzelf en één voor mij. Opa hield er van zichzelf ook te verwennen. Gezellig zaten we samen het ijsje, op de hoge stoep, bij de voordeur van de Blindeninrichting heerlijk weg te likken.
The story of Nelis' Dutch Village began in Beverwijk Nederland in 1910, when Frederick Nelis asked his son Harry, who was 17 years at the time, to travel to America and search for some rich farm land. World War I was just over the horizon, and times were tough all over Europe. The Nelis family was hoping to make a new start in the "land of opportunity."
Plan of Nelis' Dutch Village in Holland Michigan. It includes buildings of authentic Dutch architecture, brick walkways, canals, gardens in special presentations depicting life in a typical village in the Netherlands. Your visit to this village, called Noordhuizen, brings history to life in a fun and friendly way. For attractions see site of Nelis' Dutch Village http://www.dutchvillage.com
Entrance to the park, with Carillon Bell Tower
Young Harry departed on the s.s. Noordam in October of 1910, three weeks later he arrived at Ellis Island at the coast of New York, the mainport for most of the immigrants to the U.S.A. Following his father's instructions, he traveled to Misourri, purchased land and began to grow vegetables. In September of 1911, the rest of the Nelis' family, which included 11 brothers and sisters, ranging in age from 6 months to 16 years joined brother Harry.
Growing vegetables proved to be unprofitable, so the family moved to Chicago in search of more opportunities. After working at various jobs for a few years, they heard about a settlement in Holland Michigan and decided to visit the young Dutch community. Upon arriving, they were impressed with the beauty of the area and decided to purchase 80 acres of land just north of the town.
A typical sight reminds to the province Noord Holland in the Netherlands.
In the early years, the Nelis family grew vegetables to sell their products locally, also they made frequently trips to the Chicago markets. During the Depression when markets broke down, the family switched from horticulture to the nusery business. Not long after being in this trade, a cousin in the Netherlands asked Frederick to plant daffodills, since he had run out of planting space in the "old country."
The making of deliscious Dutch cheese in a traditional way
That arragement dramatically changed life for the Nelis' family. They grew daffodills for a few years, but soon after they began to plant crops of tulips. By the late 1930's the tulip farm become a "hot spot," for tourist flocking to Holland for the new Tulip Time Festival, which grew out to an annually festival untill today, attracting millions of people. As time passed the tulip farm became increasingly popular and a large windmill and souvenir shop were added to the Nelis' market. Soon Holland souvenirs were as popular as the tulip bulbs.
The making of deliscious Dutch cheese in a traditional way
The present location of Nelis' Dutch Village was purchased in 1952, first it began as a retail for bulbs and souvenirs. The 40 acres were situated on a small two-lane road, which would later become US 31. At this time, Harry Sr.'s two sons, Fred and Harry Jr. joined the family company. Harry Jr. who had just returned from Naval duty in 1958 at the age of 24, and his older brother Fred recognised opportunities in building the first village houses, what would become the start of Nelis' Dutch Village, also called as Noordhuizen after the herritage of the family. The first year of the Village, many visitors travelling north stopped at the new Dutch market when they heard where tulip bulbs were to buy.
A reproduction of "De Magere Brug van Amsterdam. (The Skinny Bridge of Amsterdam)
The next year, claver as the brothers were to offer drinks and Dutch specialty foods, while costumers could shop, an Old-Dutch styled café was added. Every time in off-season a new building or attraction was build, so the expansion of the Village became a touristical attraction overpassing local importance. And even more, a wholesale division in the 70's for imported Dutch goods distributing nationwide, while in the 90's by internet a mail order department did business expand internationally.
For a drink or a snack The Hungry Dutchman café, welcomes all guests
Currently there are more than 30 structures in the Dutch Village, with architecture representing different provinces of the Netherlands, mainly wellknown reproducted brickwork houses in style of Holland en Zeeland. Beside you will find workshops for making cheese, wooden shoes. Outlets for selling chocolate, candies, cookies and other Dutch food specialities, who are popular among American costumers.
Street Organ De Gouden Engel (The Golden Angel)
Never a dull moment in the park. Dancing groups perform Old Dutch dances in costumes of different regions of the Netherlands. Each province and even a part of it, have by tradition or history a variation of dresses. Women are most colourfull dressed with beautyfull garments, which are difficult to obtain today, because these fabrics are made by a very small number of manufacters.
The Wooden shoe dance as an attraction (Klompendans)
The costumes are never ready-made to buy, women make their clothes themselves, complicated in form and sewing methods. By jewelry or special forms of caps you can see, weither the woman is a member of a protestant or catholic church, or she is married or might be still available for engagement. When a close member of the family dies, the women wears a mourningdress, all in black. Even her jewelry is mimimized to a black necklace. The period of mourning last for the loss of a father or mother at least one year. For others in the family is a half years of mourning, normally the standard.
In one of the souvenirshop you can buy original Delft Blue, always a gadget
A day at the park is for children always fun. At the mini-farm they can ride a pony, there is a interactive workshop, a cinema, children rides, an Ice cream parlour, street organs specially imported from Holland, where you can enjoy the sound of a complete mechanical orchestra. The fairytail of Pieter who saved Holland for floods by holding his finger into the dyke, is a never missing item for tourists.
Making wooden shoe's by hand is hard and specialised artcraft
The times I travelled to America, no greater pleasure I could present my friends by bringing chocolate, pepermunt, stroopwafels, or Zeeuwse boterbabbelaars. Sigars are nowadays out of favour, though the quality is superb. A piece of Delft blue opens doors where you wouldn't expect. It's nice to give a welcome gift to a friend.
Typical Dutch candies and cookies, popular all over the world.
Every country is wellknown by its speciality; Belgium by all kinds of high quality beer, of which is spoken as it is a delicate sort of wine, what's truly right. Germany is recognized by beer also, but even so by "Frankfurter Wurst," and "Schwartzwalder drindln," though its a stereotyped image, just as pizza belongs to Italians and croissant-bread to the France, what's not true.
And the Dutch's? What do they like the most....?.... Everything that can be sold!! Trade marks as Droste Pastilles, Heineken Beer, Hopjes, Delft Blue or Tulip Bulbs are worldwide associated with Holland. At the shop of Nelis you will find all those Dutch delicious quality food stuff. Do you feel home-sick? Help yourself to cure of it, go to Nelis.
A real Dutch Swing Ride, specially imported from Holland
Kermis, or Funfair in English, is by origin an annual-mass on devotionday of the patron of a village or city. Kermis is a degenaration of the word "Kerkmis or Kerke-misse." On that day, people flocked together to devote the saint patron in proccession to the church, afterwards finding amusement at the marketplace. Still, there is a connection with this religious festival and a procession in small villages. From that time on, all kinds of pleasure was offered by the "spullenbaas, or foorkramer," respectively called in Dutch and Flamish. A "Draaimolen, a Zweefcaroussel, a Bootschommel," childern spent all there saved money on a thrilling ride. Bagging grantmothers, fathers, mothers and aunts for more "centjes."
Holland is a city in the western region of the Lower Peninsula of the U.S. State of Michigan. It is situated near the eastern shore of Lake Michigan on Lake Macatawa, which is fed by the Macatawa River. Holland was settled in 1847 by Dutch Calvinist separatists, under the leadership of Dr. Albertus van Raalte, who were escaping from persecution in the Netherlands for their opposition to scientific and social advances (e.g. contraseption, vaccination, insurance, chemical fertilizers) in their homeland.
In Holland's early history, van Raalte was a spiritual leader, as well as overseeing political, educational and financial matters. In 1847 Van Raalte established a congregation of the Reformed Church in America, which would later be called the First Reformed Church of Holland.
Holland City Michigan in ancient times
The city is perhaps best known for its Dutch heritage, which serves not only as a part of the city's cultural identity, but the local economy as well; the Tulip Time Festival in May and various Dutch-themed attractions augment the nearby Lake Michigan shoreline in attracting thousands of tourists annualy.
About one million tourists visit Tulip Time Festival each year, for which the community finds innovative ways to enhance self-funded projects. It has been ranked as America's third largest town festival and was named Readers' Digest's best small town festival. The Tulip Time Festival has attracted big name acts in recent years such as; Christina Aguilera in 2000, O-town in 2001, The Verve Pipe, with Holland born, lead-singer Brian vander Ark in 2003, and Jars of Clay in 2006. Ed McMahon vistted Tulip Time in 2007 along with Bobby Vinton.
Tulips Time festival since 80 years an annual streetparade, (Volkparade, Muziekparade, Kinderparade)
Since 1929, the small city of Holland has blossomed with literally hundreds of thousands of tulips. Like most celebrations, the Tulip Festival started as a relatively small event, which was proposed by Miss Lida Rogers, a high school biology theacher. In 1927, Miss Rogers presented the idea of commemorating Holland's Dutch heritage, history and culture to the Women's Liberary Club. Her proposal was accepted, and in 1929, the City of Holland planted its first crop of 100.000 tulips. The overwhelming number of visitors to our small town resulted in the community's decision to repeat the event.
A vivid tradition of streetparade in Old Dutch costumes, over 1300 Dutch Dancers
As thousands of spectators soared to hunderds of thousands, the celibration lenghtened by days, and pageantry, costumes and parades and the popular Dutch Dancers were added to produce a week-long festival that is now over 80 years old. Visitors to the Tulip Time festival are invited to take some tulips home, in paper form. It's not allowed by city ordinance to pick live tulips from the parks.
Folkloristic streetsrcubbbers for ones in a year
The history of Dutch Dance began in 1935 with local high school girls performing at the Tulip Time Festival. They were dressed in costumes and were called "Klompen Dancers." The precursor to these Dancers began 2 years earlier when a high school gym teacher Ethel Perry trained twelve students to perform Dutch Folk dances. The Dancers, then called the "Dutch Villagers," performed to the tune of "When, Oh Where, Has My Little Dog Gone?" but did not perform as part of the Festival. Originally the dancers' costumes were Delft blue with white organdy caps and aprons.
The Michigan way of klompendans (wooden shoe dance)
In 1953 a compilation of Dutch Folk music was created. Dutch Dance as we know it was choreographed and standards for costumes were developed. Over the years, as information became available, additional costumes were added and revisions were made. Today's Dancers wear costumes patterned after the traditional dress of the Dutch Provinces. Each costume is handmade by local seamstresses and carefully inspected before it can be worn in the Dutch Dance performances. There are currently over 1300 Dutch Dancers.
The "klompendans" in a new fashion way in front of Holland Museum
Many Dutchmen left the Low Countries at the Northsee for a successful future elsewhere in the world, in course of time. It happened in all centuries. You will find Dutch familynames in Brazil, Argentina, South-Africa of course, in Australia, Canada and non of the least in America. In particuraly in the State of Michigan, Dutch immigrants estabished a settlement in 1847 as they called it Holland. It was Rev. Dr. A. C. van Raalte of Ommen, a small village of the province Overijssel in the Netherlands, with his Dutch Calvinist followers who found a place of free worship near Lake Macatawa. They felt at home easely, the landscape, rivers, the high sky with impressive coulds, reminded them to their homeland.
Beach of Lake Macatawa with the Big Red Lighthouse
In years following, Holland developed to an agglomerate of villages with names remembering the descent of citizens like; Harlem, New Holland, Noordeloos, Zutphen, Vriesland, Drenthe, Overisel, Graafschap, Groningen and Zeeland. It's not difficult to guess at where they came from. Many from the province of Noord-Holland, famous for tulipfields. Others came from the eastern part of the Netherlands or from Zeeland. The province of a gathering of islands and sub-islands, shaped by overfloods during centuries, rich of history, people who have been sailing all over the world, leaving their marks back in language, such as Jersey Dutch.
Aerial view of Port Holland Michigan
Nowadays most people of Holland don't speak Dutch anymore, nevertheless some words remain. The typical Dutch soup called "snert" is known as pea-soup, after the old-fashion recipe it will taste as it should be. Expressions like "it's benauwd" will sound familiar when the weather is moisty or clammy. Even the police serves surprisingly under the aphorism; "God zy met ons," and "Eendragt maakt magt."
The historic Big Red Lighthouse of Holland Michigan
Holland is not a harbour for fishingboats anymore. The Lighthouse is out off order, though it's still a remarkeble landmark, modern navigation systems has taken over the secure guidance for privateboats. A committee is been formed to restore the lighthouse and to replace the 100 years old French reflecting lamp. When you want to see more about this wonderful building click on http://vimeo.com Item Big Red.
Lonely at the beach on a sunny day
Never a crowded place on the beach, who would'nt like to have a whole beach for themselfs. A luxery for big-city people.
After 1 mile many Dutchman feeling home at this exit
Neeltje Klercq and her husband Cornelis Jacobus Doorn took the decision to leave Den Helder for a future in America. Presumably they knew relatives or friends in the new country. At those times there were economic and political worries in Europe. Social life was diplorable, labor hard to find, the economy was in decline. Den Helder was a marineplace, with an economic mono-culture, life perspective was not prosperious. Den Helder, situated up country of Noord-Holland, would never grow out to a thriving city. All together the decision was easy to make.
Is this Holland Michigan? It even could be the tulipfields near Amsterdam
Neeltje, born 19 jan. 1882 Den Helder, was the youngest daugther of Jacobus Anthonie Klercq and his wife Maayke van der Dusse. Father was born in Middelburg, Zeeland. Mother's background laid back in Overschie, near Rotterdam. Ten children were born out of this marriage, only Neeltje left her father and mother. She would never see them again. It was a struggle to herself as well for her father, who was plagued by many troubles in his life. His first wife, Maria Donk died soon after his marriage, as wel as their first born son after two weeks. Mother and child were buried in the same grave in The Hague. Jacobus was inconsolable.
Where else grow tulips the best? (Remark; Welcome is written in Dutch !!)
Father Jacobus Anthonie Klercq was a most faithfull "dominee" of the Christian Reformed Church, after his study at The Hague he ministered churches in Bruinisse, Zuid Beyerland, Den Helder and Huizen. He was a socialy concerned clergyman who established together with local officials a "School with the Bible" in Den Helder, the school still exist to this day. For many people he had a word of attention, his preaches were a comfort to a worried soul. Altruistic as he was, he helped people in needs. His dead was a long struggle of servere illness during more than two years, while a daughter nursed her father all that time, till his last breath. Of these last hours exist a dramatic report by an elderman of his church, written in beautyfull 19th century notation.
Friendly Holland City in Springtime
The life of Neeltje and Cornelis Jacobus Doorn in Holland City is rather unkown to the family. Contact was lost after so many years. A new generation was born. They adapted a different way of life, descendants became American. The name of Klercq is vanished, only the Doorn's set on their name. On this blog you will find a complete view of the family of Jacobus Anthonie and his wife Maayke. (See Klercq Middelburg, left columm, scroll down to <De kinderen van de Dominee>.)
Flower makes your day happy. (News) After an intensive and succesfull search after all, I found Neeltje and her husband Cornelis in the files of Ellis Island Records. Old papers open easely by the blessings of modern communication today. It must has been 26th of november 1910 when Neeltje and Cornelis shipped in on the ss Nieuw Amsterdam, a Holland-Amerika Line passengersvessel and set sail to New York with her first born child Jacob, where they arrived about 11 days later on the 5th of December 1910. On festivalday of St. Nicolaas, when children are spoid with small presents. For baby Jacob there where no presents, father had too little money with him. The $30,-- in his pocket was aimed for other purposes. Neeltje Klercq was at the time 29 years, her husband Cornelis Jacobus 27 years and little Jacob had just became 1 year old.
It was three years after their marriage, they came to the decision to immigrate to Amerika. Why they choose for Holland Michigan is unclear, non of the thirty immigrants, from Hungary, Austria, Russia, Holland and Germany, on board travelled further on to this region, so wellknown in The Netherlands. This arrival must have feld as a kind of coming home for this young couple full of plans and ideals. Its thanks to the records of the immigration board we now know how they looked like. A family in fair complexion, husband 182 cm tall, blond hair, brown eyes. Wife 172 cm tall, blond hair, blue eyes, the boy looked alike his father.
Cornelis Jacobus Doorn was a printer at the time, his mother Hendrikje Visser possessed the bookstore of her husband Jacob Doorn, who was a printer as well and publisher together in Huizen, an old city near the IJsselmeer not far from Amsterdam. Cornelis and Neeltje have lived for a short period in Naarden, because as we know son Jacob was born there. How Neeltje met Cornelis is not difficult to image. Father Jacobus Anthonie Klercq was pastor in Huizen at the Christian Reformed Church.
Here ends the story of Neeltje and Cornelis, after their departure from The Netherlands, nothing more came to the knowledge of the family in the homeland. Only the mourning card of Neeltje's father is telling us, that his beloved daughter was moved to the USA, what set me to this never lasting search. We don't know if there has been born more children, weither son Jacob has married, or descendants will still live in Holland Michigan. I won't be surprised, one of these days a Doorn pops-up on Facebook.
(News) There is news again, from the archive of Family Search this time. After Neeltje and Cornelis arrived in America, there aim was to find a job in Michigan, not without a reason they choose for Grand Rapids, Kent, because members of the Doorn-family moved before them to the United States in particulary to this area.
Two children are born after son Jacob. A sister Marie (P) Doorn born presumably on 16th of March 1916 in Grand Rapids, where she died at the repectable age of 91 years on the day of 31 january 2008. A year after the birth of Marie a brother joined the family, Henry Doorn he was called in 1917. Where he lived or died is not known untill now.
A city without flowers is a dull city
There is much more to tell about the Klercq-dynasty. The earliest Klercq found until now is Louwerens Klercq, born in 1711, Roosendaal, Noord Brabant. By four brothers the Klercq's spread out in the second generation to Dordrecht, Willemstad, Dinteloord, Roosendaal and Rotterdam. Surprising connections are found, for example in Dordrecht, the famous Dutch painter Johannes Vermeer is connected sidewise to the family. In New York (Nieuw Amsterdam) we discovered Alexander Klercq who married Femmetje van Borsum, he lived for many years at south side of Wallstreet, where the NYSE is build. Among his friends are early members of the Roosevelt family. (See story; A Klercq in New York)
Two clergymen are in the family; Jacobus Anthonie of Middelburg and Willem Klercq of Dinteloord, many more "dominee's" joined the family by marriages. One of the sons of Louwerens Klercq is Cornelis Klercq, a coppersmith and fire-enginemaker appointed in 1782 to the Abbey of Middelburg. Jacobus Anthonie is his grandson. In a way, more or less, most of the Klercq's are of Zeeland descent.
Nelis' Dutch Village, a themed touristic park, at James street Holland
Kent u ze nog? De straatmuzikanten die van stad naar dorp, van kermis naar jaarmarkt trokken, best veel bekijks kregen maar slecht werden beloond. Ze speelden de sterren van de hemel, het mansenbakje kregen ze nauwelijks gevuld. De passanten keken snel de andere kant uit, wanneer een kleine bijdrage werd gevraagd voor de muzikale arbeid.
Vaak is de opvatting dat muzikanten "spelen." Moet je daarvoor betalen? Het werkwoord "spelen" geeft al aan dat er niet serieus gewerkt wordt, en toch is het arbeid. Zelfs met hart en ziel, want anders komt er niets van terecht. Mina van 't Urgel en Rinus Flohil uit Middelburg wisten wel beter. Het gesjouw met de Arabier, het zware straatdraaiorgel dat nog op de echte manier werd bespeeld, zoals het hoort. Dus het orgel met de hand draaien, wat al een kunst op zich is omdat het tempo exact gelijk moet zijn. En niet zoals tegenwoordig een luidruchtig benzinemotortje de hele sfeer verpest.
Het Nieuwe Damplein in Middelburg met de Lange Jan.
Straatmuzikanten zijn zo oud als de middeleeuwen. Koperen Ko is voor Nederland één van de bekendste geworden, omdat hij door het hele land trok. Hij had het vak van zijn vader geleerd. Vader Wilhelm Leiendecker kwam uit Duitsland, later vestigde hij zich in Nederland. Zijn zoon Johannes Willem Leiendecker volgde hem letterlijk in zijn voetsporen op. Net als zijn vader vormde hij in zijn ééntje een éénmansorkest, zoiets was nog zelden vertoond. Minstens drie tot vier instrumenten tegelijk bespelen gaf een ware sensatie, speciaal bij kinderen die dan ook te hoop liepen wanneer Koperen Ko in de straat verscheen.
Snel rende ik naar huis om een paar dubbeltjes te halen. Soms gaf dat een scène, mijn moeder kon het geld wel beter gebruiken, zei ze. Waarop ik aan mijn spaarpotje rammelde, in de hoop dat op tijd wat muntjes eruit rolden. Op een holletje rende ik Koperen Ko achterna. Hij was er niet de man naar, die op een paar centen stond te wachten, waardig liep hij al spelend verder. Hijgend deed ik mijn centjes in zijn bakje. Een genadig knikje kon er net vanaf, nog meer schudden met zijn hoofd zou zijn koperen bellenpuntmuts doen klinken, en dat was nu ook weer niet de bedoeling.
Vader Wilhelm Leiendecker speelde ver voor de oorlog in Duitsland (Die Lustige Tiroler)
Koperen Ko is legendarisch geworden door de creatie van Nikkelen Nelis door Wim Sonneveld, met het liedje "Zij kon het lonken niet laten." De creatie heeft Johan nooit erg bevallen, en nog minder het liedje. Hij was van mening dat het "lonken" op zijn vrouw Martha sloeg, die aan een oogziekte leed waardoor ze ongewild voortdurend met haar ogen knipperde.
De beroemde staatiefoto van Johannes Willem Leiendecker, alias Koperen Ko. (1909-1982)
Het bleek een toevallige samenloop te zijn. Friso Wiegersma, die het liedje had geschreven, wist niets van dat mankement af. Bovendien besloot Wim Sonneveld pas veel later zich uit te dossen als Nikkelen Nelis. Het heeft Koperen Ko alleen nog meer populariteit bezorgd, maar ook schimpscheuten bij zijn latere optredens. Na schrale inkomsten in al die jaren daarvoor, ging het hem daarna beter voor de wind.
Na het overlijden van zijn vrouw Martha is hij uit Middelburg naar Rotterdam verhuisd, waar je hem geregeld op de Lijnbaan al muciserend kon aantreffen. Vanaf zijn 13de jaar is Koperen Ko zijn musikantenvak 55 jaar lang trouw gebleven. In Oosterhout is hij op 18 april 1982, op 73-jarige leeftijd overleden. Daarmee is een einde gekomen aan drie generaties straatmuzikanten. Zijn zonen hebben hem nooit opgevolgd. Het straatmusikantenvak veranderde van stijl, amateurs en gelegenheid spelers probeerden een graantje mee te pikken.
De koperen bellenpuntmuts wordt nu bewaard in een Rotterdams streekmuseum.
Nooit zal meer een Koperen Ko door de straten musiceren. Zo uniek als Johan was, kan geen ander zijn plaats innemen. Zijn koperen muts wordt niet meer gepoetst. De Lange Jan weerspiegeld nooit meer op zijn glanzende muts, de belletjes zullen niet meer vrolijk klinken. Zijn accordeon is stilgevallen, zijn dikke trom ligt te verstoffen. Bedankt Koperen Ko, je was uniek.
Het rechter huis is bewoond geweest door de familie Leiendecker, het is een herdenkingsplaquette waard.
Koperen Ko woonde lange tijd met zijn vrouw Martha in Middelburg, niet ver van ons huis in de Bellinkstraat in een groot huis, wat wel nodig was want hij had een heel stel kinderen. In de jaren '50 en '60 was het een wat onderkomen straatje, met her en der onbewoonbaar verklaarde woningen, terwijl die toch bewoond werden. De straat stond op de nominatie gesloopt of gerestaureerd te worden. Het is gelukkig niet tot sloop gekomen. Nu zijn alle huizen in die straat voorbeeldig gerestaureerd. Ook het huis van Koperen Ko is voor verval gespaard gebleven.
Toby Rix met zijn toeterix
Op de schnabbeltoer bezochten veel varieté artiesten ook Middelburg. Ze werden welwillend aangehoord, hoe zeer ze ook hun best deden het publiek te vermaken, niemand werd daar merkbaar enthousiast van. Of het nu van radio en televisie bekende Coctail Trio was, de Wama's of Toby Rix, in een feesttent of op de Markt kwam er wel nieuwsgierig volk op af, toch bleef het publiek soïstijns luisteren. Een koud applausje kon er nog net vanaf. Je kon het op de gezichten aflezen; "Doe maar gewoon, ons zul je zo gek niet krijgen."
Radeloos werden de artiesten hiervan, net als de standwerkers op de Donderdagse Marktdag. Ik heb een standwerker zijn tong binnen een uur zien verslijten bij de aanprijzen van "wonderpannen" waarbij hij met een vogelfluitje in zijn mond de omstanders probeerde te verleiden. Al zijn getjilp, het nadoen van parende vinken, tot jubelend gekwetter van een parkiet, zelfs met al zijn acteertalent waren zijn toehoorders niet enthousiast te krijgen. Laat staan de portemonee te trekken voor een unieke éénmalige aanbieding die het leven van moeder-de-vrouw zo zorgeloos kon maken.
Verbijsterd heb ik die man zich zien omdraaien, de handdoek in de ring gooien, kwaad weglopen naar het dichtbijzijnde cafë, nog net van hem te horen; "Die stomme Zeeuwen, er is geen cent aan te verdienen." Even zo verdwaasd liep het volk uiteen, met de gedachte "Het zal wel. Ik geloof er niks van, volgens mij worden we bedonderd door die Hollander."
Toby Rix nog steeds envogue, nu internationaal beroemd.
Toby Rix heb ik ook zien verdwijnen van het podium. De Toeterix eenzaam achterlatend, na een serie toppers te hebben gespeeld, zoals; "Als een heer in het verkeer, Mijn vader is een mooie...., of Malle Vent Ja." Het publiek stond erbij en keek er naar....., niet vroóólijk te krijgen. Moedeloos liet hij zijn toeschouwers bedremmeld achter. Ze wisten ook niet wat ze met die guitigheid moesten aanvangen. Het Coctail Trio en de Wama's hadden dezelfde ervaring. De Middelburgers waren nog niet bevrijd van een knellend keurslijf. De verlossing zou pas vele jaren later komen, na de roerige jaren '60.
Familiefoto genomen bij het huwelijk van Ko Davidse en Nel Klercq, Feestzaal Patrimonium Giststraat te Middelburg
Een oude familiefoto geeft een prachtige weergave van een tijdsbeeld, echter zorgt het reconstrueren van een opstelling voor problemen nu niet alle personen bij naam meer bekend zijn. Een poging wordt gewaagd met deze vermelding.
01- Ko Davidse Bruidegom, 02- Nel Klercq, Bruid. 03- Vader Davidse, vader bruidegom, 04- Moeder Davidse moeder bruidegom 05- Piet Davidse, 06- Stoffel Davidse, 07- Adrie Davidse, 08- Sien Boon, 09- Gillis Boon, 10- Koos Davidse, 11- Tan Davidse 12- Jaantje Davidse, 13- Neel Davidse, 14- Dien Davidse, 15- Adrie de Poorte, 16- Lein Davidse, 17- Kees Davidse, 18- Wim Davidse, 19.- Een tante Davidse ? 20- Een tante Davidse? 21- Een tante Davidse,
22.- Theeuwes Klercq, vader bruid, 23- Betje Klercq-Joosse, moeder bruid 24- Jans van Iwaarden-Joosse, 25- Jaap van Iwaarden, 26- Niet bekend, 27- Leu Joosse, 28- Niet bekend, 29- Dina Joosse-Auer 30- Dien Willeboordse, 31- Joost Klercq, 32- Louw Joosse? 33- Joost Joosse, 34- Corrie Klercq, 35- Vrouw Blok, 36- Groenteman 37- Heer Blok, 38- Niet bekend, 39- Niet bekend, 40 Vrouw Groenteman, 41- Berber Visser, 42- Niet bekend, 43- Piet Buijs 44- Lenie Klercq, 45- Johannes (Joop) Klercq
Ontbrekende of verscholen personen zijn; a.- Rinus Klercq en zijn vrouw Betje Simonse b.- Cornelis Klercq de barbier c.- Willemien Joosse d.- Leintje Joosse en Arjaan de Visser
De namen zijn familiair gehouden, zonder officiële geboortenamen. Wie kan mij verder helpen.
Op de Vlasmarkt was het bericht ook doorgedrongen welk een misère te wachten stond, nu de dijken doorgebroken zouden worden voor de bevrijding van Walcheren. In Middelburg ontstond een nerveuze stemming. Met de aanstormende Engelse en Canadese legers viel niet te spotten. Maar wat zouden de Duitsers gaan doen, nu ze in het nauw gedreven werden? De Duitse Wehrmacht raakte in paniek, ze wisten niet waar ze hun troepen moesten samentrekken.
Maar nog meer bang waren ze voor de gevolgen wanneer ze verslagen zouden worden. Geruchten deden de ronde dat Duitsers afgeslacht konden worden, hun toekomst zag er somber uit. Het deed hun magen ineen krimpen van de zenuwen. Want hoe arrogant of krijgshaftig ze ook waren, bijna allemaal waren het maaglijders. Het IJzeren Kruis bood daar geen redemie voor.
De invasie is aanstaande
Tante Leintje met haar man Arjaan de Visser en hun zoon Cassaan, woonden op de Grôôte Abêêle, even buiten Middelburg, zij begrepen dat het nu menens werd. Hun land en boerderij kwam zonder twijfel onder water te staan. In optocht zijn ze met koeien, paarden en het spekvarken te voet naar Middelburg vertrokken. Het vee stond, her en der in de stad, tijdelijk gestald in allerhaast opgetrokken stallen van de gemeentebedrijven.
Landingsvaartuigen aan de Walcherse kust
Op de Vlasmarkt kon familie de Visser bij de zuster van Leintje, een kamertje op zolder krijgen. Betje en Theeuwes kregen het druk in huis. Niet alleen woonden drie van de vier kinderen nog thuis. Nu bevolkte ook zwager Jaap met zijn vrouw Jans, en broer Louw met zijn Leu het huis, terwijl hun zoon Joost met Martje een plekje in de winkel hadden gekregen. De winkelvoorraad was zo sterk geslonken dat er wel een woon-slaapkamer van gemaakt kon worden.
Niet alleen was het inschuiven op de Vlasmarkt. Voor Middelburg was de toestroom van gezinnen uit omliggende dorpen zo groot, dat in korte tijd het inwonertal verdubbelde. Terwijl er toch al grote woningnood heerste als gevolg van het bombardement in mei 1940, toen de hele binnenstad in puin geschoten was. Ieder huis zat nu tjokvol met ooms, neven, nichten, tantes en hele stellen "ghuus."
Het was dus krap geworden in 't clijn Paradijs. Dat betekende inschikken, bestaande onenigheden even vergeten, maar ook niet teveel over elkaars onhebbelijkheden zeuren. Arjaan en Cassaan aten op hun boers, broer Louw stoorde zich daar stevig aan, Bure de Troye stond erop dat ze met zilver bestek en linnen servet aan tafel zat. Jaap had op z'n tijd een neut nodig, Martje zette de schoenen van Joost buiten op de gang, waarop Betje ze even prompt weer binnen zette, en Martje vervolgens die zweetvoetengeur weer buiten de deur zette. De plee zat regelmatig verstopt, de mannen verveelden zich en de vrouwen deden het huishouden. Op de binnenplaats was een grote tafel neergeplant waar gezamelijk werd gegeten. Achteraf vond iedereen het de mooiste tijd.
Een jonge Duitse soldaat in benarde positie
Het water kwam. De dijk bij Westkapelle was na zware bombardementen doorgebroken, met desestreuze gevolgen voor een deel van de inwoners. Meer dan 42 mensen zijn omgekomen in de molen aan de dijk. Toch bleek de overstroming niet snel genoeg te gaan, waarop enkele dagen later bij Veere en Vlissingen ook gaten in de zeewering werden geslagen. Walcheren stond nu blank, Middelburg bleef droog, omdat het hoger is gelegen.
Arjaan was niet gerust over de toestand van zijn achtergelaten boerderijtje. De eerste nacht kon hij de slaap al niet vatten. Hij had Leintje in haar slaap aangestoten, slaperig vroeg ze wat aan de hand was. "Mien gheld bin 'k vergete mee te neme," zei Arjaan klaarwakker. De volgende morgen moest en zou hij naar de Grôôte Abêêle gaan. Zijn vrouw probeerde hem van dat hachelijk avontuur af te houden. De tocht zou veel te gevaarlijk zijn, want overal hadden zich Duitsers verschanst, die van de zenuwen op alles en iedereen konden schieten wat verdacht was.
Het enige vervoermiddel
"Doe ét nie, Arjaan, 't is veel te gevaerlik, ze kunne je wel doôd schiete," smeekte Leintje. Haar dringend beroep bereikte Arjaans gezond verstand niet. "Kan me niks schele, ze schiete me toch nie raek. Ik kiek wel uut. En as ze schiete gae 'k bukke." Koppig als een Zeeuwse boer liet Arjaan zich niet van de wijs brengen. "Mae' as ze joe noe wel doód schiete, dan 'eb ik joe nie' meer." Leintje probeerde nu op zijn gevoel in te werken, ook daar liet Arjaan zich niet door verleiden. "Dan 'eb jie mien 'gheld te minste nog. 'k Gae toch."
Arjaan leende een roeiboot en vertrok, de hele familie in grote onrust achterlatend. Ze hadden hem nog nageroepen; "Arjaan....., en jie kan nie eens zwemme." Arjaan hoorde die laatste waarschuwing niet meer. Zijn geld vond hij veel belangrijker. In kortdate overmoed roeide hij het hele eind van Middelburg naar de Grôôte Abêêle, over wegen die nu onder water lagen.
De overstroming bracht onbeschrijfelijke ellende
Het huis stond er gelukkig nog, de schuur had wel wat schade opgelopen, dat deerde hem minder. Het water stond tot halverwege deurhoogte. Door de waterdruk en aangespoeld wrakhout kreeg hij de deur niet open. De ronddrijvende dode kippen en de verdronken hond van de buurman zag hij gemakshalve over het hoofd. De stank van ontbinding was niet te harden.
Dan maar door het raam, de ruiten waren toch al gesneuveld. Voor zijn geld had Arjaan alles over. Strompelend en duikelend in de koude novemberwater bereikte hij zijn doel; de kast naast de bedstee in de woonkamer. Het geldkistje was er gelukkig nog, en de papieren van de verzekering ook. Drijfnat klauterde Arjaan weer in zijn bootje. Op zijn gemak roeide hij terug naar Middelburg. De kogels hadden hem niet rond de oren gevlogen. "Zie je wel, dacht Arjaan, alle zeurg om niks gewest."
Op de Vlasmarkt stond de familie Arjaan nieuwsgierig op te wachten, van al die belangstelling was hij niet gediend. Met zijn kistje stevig onder zijn arm, joeg hij iedereen de kamer uit. Jaap had hem nog plagerig gevraagd; "En, Arjaan wat zit er allemaal in je kistje?" Dat was genoeg reden om niemand tot de woonkamer toe te laten. Arjaan moest "zien gheld" tellen. Daar had hij geen pottenkijkers bij nodig. Gelukkig... alles zat er nog in, alleen waren de papieren flink doorweekt, maar wel bruikbaar.
Arm verweesd paard, door kou bevangen
Rond de kachel spande Arjaan een paar touwtjes, waar hij met wasknijpers het geld te drogen hing. Geduldig zat hij al die tijd te wachten tot het geld droogde. Dat duurde wel een tijdje. Alle aanbiedingen van een kopje koffie, tot een sneetje zoete koek wees hij resoluut van de hand. Voor alle verleidingen bleef de deur op slot. Op een gegeven moment ging de deur dan toch op een kiertje open. Arjaan had een strijkplank en strijkbout nodig, het nut daarvan was niet moeilijk te raden.
Benieuwd naar de uitkomst van de operatie, zat de familie in de keuken verbannen, in afwachting van Arjaans mededeling over zijn rijkdom. Die nieuwsgierigheid werd niet beloond. Arjaan opende voor geen goud zijn kistje en zijn mond bleef zo gesloten als een oester. Rijk is Arjaan niet gestorven, maar "an zien gheld" moest niemand komen.
Zeeuwen hebben eeuwenlang over alle wereldzeeën gezworven, koloniën gesticht, hun gewoonten en taal achtergelaten in gebieden waar dat zelfs nu nog is terug te vinden, zowaar tot in New York. Tot eind 20ste eeuw werd het Jersey Dutch nog gesproken door Creoolse Amerikanen, zonder te weten dat het rare taaltje van Zeeuwse oorsprong was. Ook op Barbados en in Brazilië zijn nog residuën van de Zeeuwse taal te horen. In het Drents is het nooit zover gekomen.
Dit uitzicht moesten de Zeeuwse Drentenaren met node hebben gemist.
Maar wat zoekt een Zeeuw, die een wijds uitzicht gewend is, in Drenthe? Eigenlijk helemaal niets, maar door de diepe ellende half 19de eeuw door grote werkeloosheid gedreven, zijn een aantal Westkapelse gezinnen "overgeplant" naar de veenkoloniën op de grens van Drenthe en Groningen. Hoe is dat zo gekomen?
De rode stip geeft het Zeelandstreekje op de grens van Drenthe en Groningen aan.
De opmerkelijk verhuizing was een goed bedoeld initiatief van de toenmalige president van het Walcherse dijkbestuur Jhr. Mr. Jacob Lodewijk Snouck Hurgronje, die met lede ogen de armoede en werkeloosheid van Westkapelse dijkwerkers voor ogen zag en naar mogelijkheden zocht om het lot van deze gezinnen te verbeteren. Hij was tevens lid van de Tweede Kamer en kwam met zijn collega, de oud-burgemeester van Assen, Mr. Gerrit Kniphorst tot overstemming om aan deze mensen werk te bieden. Daar zag Kniphorst wel brood in, of liever gezegd; winst in, want hij bezat uitgestrekte veengebieden die nog te ontginnen waren. Deze regent was goed geïnformeerd over de noeste werklust van de dijkwerkers uit Westkapelle. Zwaar werk waren ze gewend en een beetje concurentie tussen Drenten en Zeeuwen kon geen kwaad, was zijn mening.
Mr. Gerrit Kniphorst grootgrondbezitter van het Zeelandstreekje.
In 1844 werden vier gezinnen uit Westkapelle overgebracht naar Drouwenermond in de gemeente Borger-Odoorn, op de grens met Stadskanaal. De uitgekorene waren de families; Bosselaar, Brasser, Toutenhoofd en Westerbeke. Bij goede resultaten zouden nog meer gezinnen worden uitgezonden. Toch bleek al gauw dat het experiment geen succes was. In de briefwisselingen van de "kolonisten" met de achtergebleven familie in Zeeland, schreven de teleurgestelde emigranten, dat het leven zwaar en karig was. De situatie in het kale veengebied niet het uitzicht bood wat ze gewend waren. Kortom de grote belofte van een mooie toekomst viel hun bitter tegen. Ze verlangden hevig naar de frisse zeewind, storm aan de kust, kuieren over het strand, of verse scharretjes van een Aernemuuds viswuuf.
Impressie van ontvening door schilder, Jacobus Sibrandi Macadan.
Het grote cultuurverschil tussen de Westkappelaren en de Drentenaren bracht hen ook niet dichter bij elkaar. 't 'Is de tael, hé," schreven ze naar 'uus." Helaas, er was geen weg meer terug. Het loon was karig, de reis naar Westkapelle niet te betalen. Het is bij deze éne poging gebleven. De streek heeft er wel een bijnaam door gekregen, wat nauwelijks bekend is. Weinigen weten dat in Nederland het "Zeelandstreekje" bestaat in een uithoek van Drenthe. Met een symbolisch monument, dat bestaat uit een hardstenen logge vleugellamme Zeeuwse meeuw, vier populieren en dertien esdoorns, is in 2006 aandacht besteed aan de overplanting van deze vier Zeeuwse gezinnen met hun dertien kinderen. De symboliek is goed getroffen.
De Tweeling Hunnebed tussen Borger en Buinen.
Kort na het experiment van deze kleine volksverhuizing overleden de beide initiatiefnemers. Snouck Hurgronje stierf op 19 november 1845 en Kniphorst vijf jaar later op 6 januari 1850, het is er daardoor nooit meer van gekomen nog meer Westkapelaren uit te zenden. Er zou ook verzet van zijn gekomen. Nog altijd wonen nakomelingen van deze gezinnen in dit gebied.
Het verhaal over "Het ijdele melkmeisje," is een legende uit Oost-Souburg, of beter gezegd van de Groôte Abeêle, een gehucht tussen Middelburg en Vlissingen. Keetje woonde daar en was de enige dochter van een hardwerkende, maar arme boer. Thuis hadden ze slechts drie magere koeien, die niet veel melk gaven.
Zeeuwse streekdracht omstreeks 1830
Elke dag trok ze er met de hondenkar er op uit, melk te venten in Midelburg. Keetje was een fris en aantrekkelijk meisje, die haar klanten vrolijk bediende, en voor iedereen wel een aardig woordje over had. Ze hielp ook mensen in nood, maar was wel een ijdel meisje, wat op zich geen ondeugd hoeft te zijn. Ze lacht om verhaaltjes dat achter elke spiegel een duivel huist. Tijdens de kermis leert ze Arjaan kennen, de zoon van een welgestelde boer. Ze komt elke dag langs zijn boerderij en ze worden smoor verliefd op elkaar. Het verschil in geld en goed telt niet. Keetje wil echter gouden krullen aan haar muts inplaats van zilveren, waar andere meisje haar voor uitlachen.
Hollands melkmeisje door veldwachter gecontroleerd
Ze verdunt de melk met water uit het Ronde Putje op het erf van haar vader en houdt zo elke dag enkele stuivers over. In het begin een klein beetje water, later met veel meer water. Ze kan de verleiding niet weerstaan, dat ze door haar truc steeds meer geld overhoudt. Haar klanten beginnen te mopperen over de kwaliteit van de melk, maar ze heeft altijd wel een opgewekt smoesje klaar. Zo spaart ze genoeg geld bijeen voor gouden krullen. Bij de beste goudsmid in Middelburg bestelt ze gouden krullen. Vol trots bekijkt ze in het spiegelbeeld van het Ronde Putje haar fraaie muts met krullen. Het staat haar prachtig, maar opeens vliegen haar krullen in het water. Met een stok zoekt ze naar haar verloren sieraad, maar helaas...., ze vindt het niet.
Domburgs melkmeisje
Keetje kan ook niet om hulp vragen, want dan moet ze vertellen hoe ze aan haar gouden krullen is gekomen. In de put hoort ze de stem van Ossaert, de spottende watergeest; "Wat is van mij, keert tot mij. Zoek maar niet meer, het komt nooit weer." Het melkmeisje schrikt van deze onzichtbare plaaggeest, die je kunt bespringen en je voor altijd doet verstijven. Keetje is nu gestrafd, ze heeft haar lesje geleerd. Ze doet nooit meer water bij de melk en trouwt ondanks haar eenvoudige afkomst toch met Arjaan. Pas op het koperen bruiloftsfeest durft ze Arjaan te vertellen over de gouden krullen die ze op een vreemde manier is kwijtgeraakt.
Het "Gedoetje" van Tante Leintje op d'n Abeele. Tek. Kees de Plaa
Op de Groôte Abeêle woonde tante Leintje met haar man Arjaan en zoon Cassaan. Het is niet dat ik tante Leintje verdenk van zulke ijdelheid, daarvoor was ze een oprechte boerenvrouw. Eén met de natuur, de eenvoud zelve, ze sprak nooit grote woorden, alleen wat "nuudig" was kwam over haar lippen. Ze was de zuster van opoe Klercq. Een vrouw met een hart van goud, gul in de hand. Een "beetje" eigenwijs, met bijzondere gebruiken. Het "Gedoetje" waar ze woonde, daarvan is een tekening gevonden, helaas is het huis nu verdwenen. Er valt niet aan te ontkomen over haar, Arjaan en zoon Cassaan, en niet te vergeten over buurman Kaljouw een paar verhaaltjes te schrijven. (Op blog 't clijn Paradijs kun je er al een paar lezen) Binnenkort komen ze er aan.
Koning Willem II (1792-1849) regeerde slechts korte tijd als constitutioneel vorst. na het overlijden van zijn lievelingszoon Alexander ging zijn gezondheid snel achteruit. Ook de problemen met zijn oudste zoon, de latere Koning Willem III, gingen hem niet in de koude kleren zitten. Kroonprins Willem was het namelijk helemaal niet eens met de grondwetswijziging waar zijn vader mee had ingestemd. Hij deed zelfs schriftelijk afstand van zijn rechten op de troon, wat hij later weer introk.
Inhuldiging van Koning Willem II op 7 oktober 1840 in de Ridderzaal te 's Gravenhage.
Toen Koning Willem II op 13 februari 1849 voor het eerst de nieuwe Tweede Kamer toesprak, merkte men op dat hij er slecht uitzag en zijn stem zwak was. Begin maart wenste de koning zich voor korte tijd terug te trekken in het door hem geliefde Tilburg. Zijn lijfarts raadde hem dit af, maar de koning zette zijn wil door. Op 13 maart nam hij afscheid van zijn vrouw en reed naar Rotterdam.
In Rotterdam was Willem gekleed in een lange mantel met als hoofddeksel zijn typische Russische muts. In de haven wilde hij het in zijn opdracht in aanbouw zijnde stoomjacht bezichtigen. Bij het aflopen van de trap raakte hij met zijn laars verward in zijn mantel en viel van zes treden af. Onmiddelijk stond hij weer op en op de ontstelde vragen reageerde hij met een geruststellend; "Het is niets." Toen de koning via Geertruidenberg naar Tilburg reisde werd hij door de menigte toegejuicht. Maar tegen de gewoonte in werd er vanuit het rijtuig niet gerageerd. Het slechte weer deed de koning geen goed en hij had de mantel dicht om zich heen geslagen.
Het jonge gezin van Willem II. vlnr. Prins Alexander, Prins Willem, Koning Willem II, Koningin Anna Paulowna, Prinses Sophie, Prins Hendrik
In Tilburg aangekomen verergerde de gezondheidsproblemen. Willem II was ook niet meer in staat om stukken te bestuderen. Twee dagen lang was de koning ernstig kortademig. Op 16 maart kwam zijn jongste zoon Hendrik op bezoek, waardoor zijn gemoed enigzins verbeterde. Toen koningin Anna Paulowna kort daarna ook arriveerde, werd zij niet meer toegelaten. Zij luisterde van achter de deur gespannen of zij zijn dierbare stem hoorde.
Op 17 maart werd zijn toestand zeer kritiek. Rond drie uur kreeg Willem II een ernstige aanval van kortademigheid, waarbij hij zijn arts in de armen vloog. Deze zette hem weer terug in zijn stoel, waarna hij stierf. Koningin Anna Paulowna was zo geschrokken dat zij zich gillend op zijn levenloze lichaam wierp. Enkele dagen heeft zij urenlang bij zijn lijk gezeten.
Het lichaam werd naar 's konings wens niet gebalsemd en in een zinken kist gelegd. De kist was voorzien van een glazen plaat. Op 3 april werd koning Willem II uit Tilburg opgehaald om de volgende dag bijgezet te worden in de grafkelder van de Oranjes in Delft.
Koning Willem II
De Nieuwe Rotterdamsche Courant doet op 4 april 1849 verslag;
Aankomst van het stoffelijk overschot van Z.M. Willem II
Het stoffelijk overschot van Z.M. koning Willem II, moest heden binnen deze stad van Geertruidenberg worden aangebragt; daartoe was de stoomboot Stad Geertruidenberg uitgekozen, die voor deze gelegenheid geheel en al de zwarte rouwkleur had aangenomen; op het achterste gedeelte van het met zwarte kleeden bedekte verdek, was eene katafalk geplaatst; ook deze was met zwart laken, met zilver afgezet, bekleed over welke eene zwarte tent, van af het achterschip tot den schoorsteen, was aangebracht.
Heden avond ten 6 uren nadere die boot, met haren treurigen last beladen, deze stad. Nauwelijks was zij in het gezigt, of 's lands oorlogsbrik Pegasus heesch vlag en wimpel ter halve stok, de equipage paradeerde in het want en op hetzelfde oogenblik werd een koninklijk saluut van 101 minuutschoten gedaan, door de Pegasus, twee kanonneerbooten en de batterij aan de werf. Onder het plegtig stilzwijgen der vergaderde menigte, liep de boot de haven aan 's rijks werf binnen, ten einde de ontscheping te bewerkstelligen. ten 3½ ure was Z.M. de koning met den generaal majoor Jhr. A.R.J. Klercq en ten 5 ure Z.K.H. Prins Frederik met H.D. adjudant gearriveerd, ten einde deze plegtigheid bij te wonen.
Het laatste uur van Koning Willem II in zijn verblijf in Tilburg
Toen de boot aan den wal was bevestigd, verscheen H.M. de koningin-weduwe, H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach en Z.K.H prins Hendrik, met gevolg, op het verdek. H.M. de koningin-weduwe begaf zich naar de katafalk en bleef daar in eene biddende houding staan. Onmiddelijk daarop begaf zich Z.M. koning Willem III aan boord der stoomboot, ging naar H.D. moeder toe en omarmde haar teederlijk. Bij de lijkkist van den overleden vorst, omhelsden elkander toen al de leden van het koninklijke huis en stelden een tafereel daar, dat ieder, die er bij tegenwoordig was, met aandoening vervulde.
Het koninklijk lijk werd daarop ontscheept en ontvangen door Z.K.H. prins Frederik, eene deputatie uit de stedelijke regering, den vice-admiraal en buitengewoon adjudant Rijk, als minister van marine, en den opperstalmeester graaf van Rechteren, als groot-officier van 's konings huis; terwijl tot datzelfde einde aldaar tegenwoordig waren de gouverneur der provincie Zuid-Holland, en de generaal majoor JhrA.R.J.Klercq, buitengewoon adjudant des konings, waarnemende provinciale kommandant.
Het stoomschip de Stadt Geertruidenberg, schilder Jan Baptist van der Hulst
De lijkkist werd gedragen en begeleid naar de rouwzaal, aan de woning van den directeur der marine, door heeren officieren der Rotterdamsche schutterij der marine en van het korps mariniers, bijgestaan door de bazen en kommandeurs van 's rijks werf. Achter de lijkkist volgde Z.M. de koning, H.M. de koningin-weduwe aan de arm geleidende; vervolgens Z.K.H. prins Frederik, geleidende H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach aan zijn regterarm, terwijl Z.K.H. prins Hendrik aan hare regterzijde ging; voorts volgde de stedelijke deputaties, officieren van alle wapenen,. enz.
In de rouwzaal werd de lijkkist nedergezet en in de buitenkist overgeplaatst, waarvan de deksel open bleef staan. H.M. de koningin-weduwe, waarna zij nederknielde, een kort gebed deed, zich weder oprigte en diep bewogen een kus op den lauwerkrans drukte; H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saken Weimar Eisenach naderde mede de kist en drukte hare lippen op de lauwerkrans. De buitendeksel werd daarop digt gesloten, waarop H.M. de koningin-weduwe aan het hoofdeinde van de kist, op de zilveren plaat, bevattende de woorden; Waterloo, Quatrebas, Leuven en Hasselt, nogmaals een lauwerkrans legde.
Begrafenisplechigheid in de Grote Kerk van Delft
Niet minder bewogen dan zijne moeder nam koning Willem III de met eene witte panache prijkende muts zijns overleden vaders en plaatse haar in het midden van den lauwerkrans, waarna de kist door heeren officieren der Rotterdamsche schutterij op de estrade van den troon werd nedergezet. De zaal was thans met waskaarsen verlicht, terwijl de rijkssieraden benevens de ridderorden van den ontslapene, op tabouretten waren gelegd.
Onbeschrijfelijk indrukwekkend was toen de aanblik van dit geheel met zwart laken omhangen vertrek, langs welke wanden de zes reusachtige met zwart bekleede, kandelabres, slechts een flauw schijnsel wierpen. Treffend was toen de aanblik van de lijkkist, welke het stoffelijk overschot bevatte van den koning, eenmaal de trots van zijn volk; van den man, beweend door duizenden, die hij met het koninklijk huis bij het lijk van koning Willem II; van de gemalin, de zonen, de dochter en den broeder, bij het ziellos ligchaam van hunen echtgenoot, vader en broeder!
De bewaring van het koninklijk lijk werd daarna toevertrouwd aan de opperkamerheer en aan de dienstdoende adjudanten van wijlen den koning. H.M. de koningin-weduwe, H.K.H. de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach en Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden, benevens een talrijk gevolg, zullen den nacht in de woning van den directeur der marine doorbrengen en dus onder hetzelfde dak, hetwelk het lijk van den overleden koning bedekt.
De Orangerie aan de Kneuterdijk (Huidige Raad van State)
Koning Willem II bezat behalve een grote schilderijencollectie ook een verzameling van ruim drieduizend exotische planten. Deze verzameling werd na zijn dood in 1850 geveild. Onder de hamer gingen onder meer destijds populaire planten als palmen, varens, bromelia's, citrusbomen en zeldzame boomvarens. Zodat deze subtropische planten de Hollandse winters konden overleven, bouwde de koning aan zijn paleis op de Keuterdijk in Den Haag ruime kassen. Tijdgenoten van de koning hebben beschreven hoe men tijdens een bal aan het hof in deze wintertuin verbleef. Dit paste in de traditie aan andere hoven, zoals in Wenen en St. Petersburg, waar orangerieën en palmenhuizen favoriet waren voor het houden van feesten.
Noot; Tekst, levensbeschrijving Koning Willem II, afkomstig van Wikipedia, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_II-der_Nederlanden Verslag, Rotterdamsche Courant 4 april 1949, afkomstig van Historische Kranten, zie http://kranten.kb.nl Jhr A.R.J. Klercq is niet bekend binnen één van de stambomen. Vermoedelijk moet dit zijn; Jhr. A.R.J. Lek van der Klercq.
't clijn Paradijs op de Vlasmarkt stamt uit de 17de eeuw, waarschijnlijk gebouwd rond 1680, of zelfs veel eerder, want bewijsstukken van de bouw ontbreken. Het is wel duidelijk dat hier sprake is van koppelbouw, omdat het pand bestaat uit een voor- en achterhuis, wat verbonden wordt met een binnenplaats. De achtergevel op de binnenplaats is dus de eerste fase van het huis, met vermoedelijk een overdekte houten trappartij, zodat de verdiepingen bereikbaar waren. Dat spaarde ruimte in huis, bovendien was het eenvoudiger te construeren.
Het huis is gebouwd in Vlaamse Renaissance stijl met een trapgeveltje, dat op het hoogste punt vertikaal is versterkt met ingekast metselwerk. Een paar huizen verderop, richting Markt op de hoek bij de Penninghoek, staat een huis met nagenoeg identieke gevel, genoemd; Het Paeken, eveneens een 17de eeuws pandje. Schuin aan de overkant van de straat, woonde voor de oorlog Mauritz Cohen met zijn gezin, de Joodse koosjere slager en huidenhandelaar. In de oorlog is de familie weggevoerd en nooit meer weergekeerd, alleen zijn dochter wist alle oorlogs ellende te overleven. Eva Louise is later naar Amerika geëmigreerd.
Uiterst links 't clijn Paradijs, rond 1890, nog vóór de periode "Klercq"
Dat de trapgevel behouden is gebleven mag uitzonderlijk worden genoemd, want in de 18de en 19de eeuw verdwenen deze typische Hollandse- Vlaamse trapgevels vaak, om plaats te maken voor lijstgevels. Eén van de redenen was dat veel van deze gevels scheef trokken, of dreigden om te vallen vanwege de verzwakte constructie. Buiten dat raakten ze ook uit de mode. En als men het zich enigzins kon veroorloven werden die vervangen door fraaie krullerige rococolijsten aan de gootlijn.
De Vlasmarkt vanaf de Markt gezien. rechts de winkel van Van Keulen, verderop Mandenmakerij Klercq, 1935
De gevel is opgetrokken in Zeeuwse moppen, een kloeke metselsteen van lichtrood bakkende klei. De stenen werden aangevoerd uit de omgeving of uit het Vlaamse land. Horizontaal lopen zogenaamde speklagen van een harde zandsteensoort. Boven de ramen zijn gebogen rollagen ingemetseld en het bovenste raam wordt extra versierd met een kroonrollaag, waardoor de druklast op de vensters wordt verminderd. De kozijnen zijn fors uitgevoerd met zogenaamde blokstijlen en dorpels, waarin schuiframen zijn opgenomen met een grote roedeverdeling.
Het schilderwerk is uitgevoerd in traditioneel streekgebonden kleuren. Zandgeel voor de kozijnen, melkwit voor de ramen en aan de ondergevel is gebruik gemaakt van groen-blauwe olieverf bij de voordeur. Olieverf heeft de eigenschap dat het na verloop van tijd, door de zon een prachtige matte patina krijgt, maar ook blazen kan gaan vertonen, wat voor kwajongens aanleiding geeft de bollende blazen door te prikken.
Het pand heeft slechts twee verdiepingen, daardoor is het geen indrukwekkend patriciërshuis. Maar door vorm en verhouding past het allercharmantst in het straatbeeld. De stoep is gelegd in gezoete dikke Naamse hardstenen platen, die door de druk van de tijd zijn gaan verzakken en scheuren.
Vlasmarkt 1940, net voor het bombardement. Tegenover van Keulen lag de slagerij Cohen.
Het huis is na vertrek van opoe en opa Klercq drastisch verbouwd door hun opvolger, meneer Versluis. Een man die van buiten Middelburg kwam, uit de Alblasserwaard. Hij had geen enkele binding met 't clijn Paradijs. Radicaal heeft hij huis gehouden, alle ingewanden, kamers, alkoven heeft hij laten verwijderen. Het moest modern en praktisch worden. Zelfs de zo legendarische binnenplaats moest eraan geloven, de plek waar gefeest was, waar tijdens de watersnood de geëvacueerde families samen kwamen om te eten.
Dit was ook de plek waar verliefde stelletjes hadden staan keuvelen en maar geen afscheid van elkaar konden nemen, bij het zwakke schijnsel van een petroleumlampje. Totdat opoe het genoeg vond en zei; "t Is tied 'oor!" waarna ze demonstratief het lampje uitblies. Hier stond het ook elke donderdag volgestald met degelijke boerenfietsen, want opoe had op de marktdag er nog een handeltje bij.
De sloop gaf heel wat tumult, vooral bij opa Theeuwes. Maar tja...., hij had er niets meer over te vertellen. Het huis moet van al dat verwoestend geweld hebben gekermd van de pijn. Alle aangekleefde verhalen, alle emoties van groot en klein leed, het plezier, de lol, de geest van alle voorgaande bewoners, wat ons huis tot een thuis maakte, het is met ziel en karakter verloren gegaan. Het verleden is met puin en gruis naar een onbekende bestemming afgevoerd.
Weg was nu ook de spookachtige plek op de trap, waar ik oude geesten vermoedde en daarom op een holletje, bijna struikelend over de treden, snel toevlucht zocht in de bedstee. Rap de dekens over mijn hoofd trok, in de hoop veilig te zijn voor nog engere wezens. In de strakke nieuwbouw hoef je daar niet meer bang voor te zijn. De spoken zijn vermoord.
Restaurauratie 1977, samenvoeging Vlasmarkt 46-44
Veel later is opnieuw de sloper het huis binnengetrokken. Toen is de achterbouw flink ingekort en teruggebracht naar de oudst bekende achtergevel. En of dat nog niet genoeg was is in de jaren '70 de rechter zijgevel verwijderd, waardoor het huis is samengevoegd met dat van de dames Mattena. Nu bestaat nog slechts de oorspronkelijke voorgevel als kitscherig decorstuk, van een ontmanteld verleden. Hoever kun je gaan tot aanvaardbare geschiedenis vervalsing?
Mijn moeder Corrie Klercq, bij haar geboortehuis, nu een wat rommelige meubelwinkel, 1994
In Middelburg wordt op 23 september 1838 Jacobus Anthonie Klercq geboren. Zijn ouders zijn welgesteld, doordat zijn moeder Wilhelmina Cornelia Gal, geboren in 's Gravenhage, enig kapitaal inbrengt bij het huwelijk met haar man, Johannes Cornelis Klercq, die huisschilder is. Haar moeder Saartje Gal, ook afkomstig van 's Gravenhage verdient haar brood als baker. De verhuizing uit Den Haag zal niet zonder reden zijn geweest. Moeder Saartje heeft haar dochter zonder erkende vader gekregen. Waardoor het sterke vermoeden rijst dat zij met een gunstige financiële regeling naar Zeeland is gezonden, zodat compromiterende ontmoetingen uitgesloten werden. Met andere woorden; de vader moest geheim blijven. Hij zal waarschijnlijk een belangrijke positie hebben bekleed.
Het Bolwerk in Middelburg met de Koepoort aan de Veersesingel
De jonge Jacobus doorloopt voorspoedig de lagere school. Zijn vader besluit dat het timmervak voor zijn zoon een goede toekomst biedt. Maar daar is de zoon niet van overtuigd. Hij wil verderop komen. Hij bezoekt de Teekenschool in Middelburg, de voorloper van een latere Academie voor Kunstonderwijs, want Jacobus wil architekt worden. Hier doet zich een opmerkelijk treffende vergelijking voor met het verloop van mijn wens om architekt te worden. Ook ik werd door mijn vader voorbestemd om timmerman te worden, ook ik wilde verderop komen. Na een aantal middelbare opleidingen, werd ik toegelaten tot de Stadsacademie van Maastricht, op de afdeling Interieurarchitectuur. Toch niet zonder vaak de veronderstelling te wekken dat ik student theologie zou zijn, door mijn empathisch luisterend oor.
De Protestantse St. Petruskerk aan het Hofplein, gesloopt, nu staat daar de Hofpleinkerk
In het archief van de Gereformeerde kerk is veel documentatie over Jacobus Antonie bewaard gebleven. Uit verschillende bronnen zijn beschrijvingen van zijn leven terug te vinden, ook is te lezen hoe hij tot het ambt van predikant is gekomen, wat op een bloemrijke 19de eeuwse schrijfwijze is vastgelegd, waarvan ik u de authentieke tekst niet wil onthouden.
Reeds in zijn prille jeugd woonde de vreeze Gods in zijn hart, en was hij werkzaam om het heil zijner ziel, en toen hij nu op jongelingsleeftijd tot geloofsverzekering voor zichzelve kwam, en in het bloed des Kruises vrede vond, werd een besef van roeping ook de sterke begeerte levendig, om den Heere in Zijn Evangelie te mogen dienen.
Toch durfde hij daarover niet tot anderen te spreken, vanwege de heiligheid van het ambt en het gevoel van eigen onwaardigheid en onbekwaamheid. Doch ziet wat gebeurd? Er was groote behoefte in die dagen aan Dienaren des Woords, en ds. M. Keulemans, destijds predikant bij de Gereformeerde Gemeente onder het Kruis te Middelburg, die ook in den gebede hiermede werkzaam was, werd kennelijk door den Heere op broeder Klercq gewezen. Toen de vraag hem werd voorgelegd, of hij lust had tot het predikantsambt, kon hij niets anders antwoorden dan: "Dat hij deze begeerte reeds geruime tijd koesterde. sedert hij tot zekerheid des geloofs was gekomen, doch dat hij er niet over had durven spreken."
Zo kon broeder Jacobus Anthonie Klercq in 1866 reeds worden uitgezonden om een stichtelijk woord te spreken, en trad hij gedurende twee-en-halfjaar te Meerkerk, Alblasserdam en andere plaatsen in dien omtrek op, waar hij reeds voor menige ziel ten zegen is geweest.
Leerbroek de geboorteplaats van Maria Donk
Jacobus Anthonie verblijft tijdens zijn studietijd in Zuid-Holland, waar hij in 's Gravenhage door ds. Smit wordt onderwezen in de leer van de Gereformeerde kerk. Het is ook de periode dat hij Maria Donk leert kennen, geboren in Leerbroek wat niet veel meer was dan een verzameling huizen en enkele boerderijen aan de oude waterloop van de Leer. Een moerasachtig gebied waar de plaatsnaam aan ontleend is. Leer staat voor het riviertje, Broek voor moeras, waaruit de samenvoeging Leerbroek is ontstaan. Oud is de plaats zondermeer, omdat de stichting door Jan I van Arkel reeds in 1020 wordt vermeld, later gaat in 1428 het eigendom over op het geslacht van Egmond.
Oud straatbeeld van Leerbroek
Maria is van eenvoudige afkomst, haar vader Schalk Donk is landbouwer, haar moeder Aartje Boon runt het huishouden. Maria werkt als dienstbode in Meerkerk, het gebruikelijke beroep voor een jonge vrouw in die tijd. De bevolking in de streek is streng protestant, het geloof in God is groot, het leven wordt daar sterk door bepaald. Een vroom leven is het streven, de langzame strofe gezangen klinken nadrukkelijk door de dikke muren van de middeleeuwse kerk ten hemel. Het is de sfeer waar twee vrome mensen elkaar op 28 november 1866 de gelofte van eeuwige trouw bevestigen door het huwelijk. Jacobus Anthonie en Maria zijn getrouwd.
De Hersteld Hervormde kerk van Leerboek
Het is ook de tijd dat overal in het land de gevreesde runderpest uitbreekt. De ziekte breekt het eerst uit in het Arrondissement Leiden. Benoorden de Rhijn worden 74 runderen afgemaakt, drie worden gespaard, maar bezwijken zeer spoedig. Oostelijk heerst de ziekte nog voornamelijk in Oegstgeest, om vervolgens de kop op te steken in Woerden, Bodegraven, Aarlanderveen, Zevenhoven en Papekop. Als een vliegende pest is het nergens meer tegen te houden. De omstreken van de Krimpenerwaard, Alblasserwaard, Overschie, Rotterdam, Gorinchem en in het Vijfheerenland, waar Leerbroek onder valt wordt evenmin gespaard. De kranten staan vol met tabellen van aangetaste, gestorven en afgemaakte dieren. De melk van de koeien is niet meer te vertrouwen, de volksgezondheid is in gevaar.
Annonce, Dagblad voor Zuid-Holland en 's Gravenhage 30-10-1867
Het jonge echtpaar woont na het huwelijk in 's Gravenhage, Jacobus Anthonie heeft zijn studie nog niet afgerond. Elf maanden na het huwelijk wordt een kind geboren. Jacobus Anthonie en Maria zijn zeer verheugd met de komst van het jongetje. Heel gebruikelijk wordt het vernoemd naar zijn opa Johannes Cornelis Klercq uit Middelburg. Toch is de geboorte zorgelijk. Moeder is ziek, de gezondheid van het kind gaat zienderoog achteruit. Veertien dagen na de geboorte bezwijkt Maria aan de gevolgen van de zware bevalling. Met de begrafenis van moeder Maria overlijd ook haar twee weken oud zoontje op 4 november 1867. Jacobus Anthonie is ontroostbaar, zijn huwelijk heeft slechts elf maanden geduurd. De ingehouden hartekreet waar hij kennis van geeft in de annonces spreekt voor zichzelf. Zijn Godsvertrouwen wordt zwaar op de proef gesteld.
Annonce, Dagblad voor Zuid-Holland en 's Gavenhage 4-11-1867
Gezinsblad Jacobus Anthonie Klercq - Maria Donk
IV.1.- Jacobus Anthonie Klercq Geb. 23-09-1838, Middelburg. Ovrl. 26-04-1911, Huizen, 72 jr Zv; Johannes Cornelis Klercq - Wilhelmina Cornelia Gal Huwt 1 met; Maria Donk, op 28-11-1866 te Leerbroek Z-H. Brg. 28 jr Brd. 27 jr Huw. 11 mdn Maria Donk Geb. 28-02-1839 Leerboek. Ovrl. 30-10-1867, 's Gravenhage, 28 jr Dv; Schalk Donk - Aartje Boon
Kinderen uit dit huwelijk; 1 kind, Generatie V V. 1.- Johannes Cornelis Klercq Geb. 16-10-1867, s'Gravenhage. Ovrl. 04-11-1867 's Gravenhage, 14 dgn.
Nederland is door de eeuwen heen geteisterd door vele rampen. De meeste rampen werden veroorzaakt door natuurgeweld, een hevige stadsbrand of munitie-explosie zorgden voor minder slachtoffers. Het ongeluk in 1275 toen de eerste Romeinse brug in Maastricht instortte tijdens een boete-processie, waren daar 400 doden te betreuren, de datum 12 juli van dat jaar zal niemand iets zeggen.
Van al die rampspoed is maar weinig in ons hedendaags geheugen bewaard gebleven. Dat is maar goed ook, je zou moedeloos worden van al die ellende die over ons land is heengespoeld. Niet voor niets wordt Nederland door de Fransen Les Pays Bas genoemd. De Lage Landen aan de Noordzee, onder zeeniveau.
De allervroegst bekende ramp gebeurde in het jaar 838, toen tijdens een Stormvloed een aanzienlijk deel van Noord-West Nederland onder water liep. Een groot aantal plaatsen verdween van de landkaart. Meer dan 100.000 slachtoffers heeft dat gekost, heden ten dage is dat wereldnieuws. Er zullen er nog veel van zulke rampen volgen. In 1170 breekt bij de Eerste Allerheiligenvloed de zee door bij de duinenrij tussen Texel en Huisduinen, Den Helder. Het Marsdiep ontstaat dan.
De Scheveningen Sch. 169 vaart uit ondanks het slechte weer.
Bij de Sint-Luciavloed van 1287 is de schade nog veel groter. Niet alleen vallen zo'n 80.000 mensen ten prooi aan het gulzige water, ook wordt nu West Friesland van Friesland en Groningen gescheiden. De Zuiderzee ontstaat door dit watergeweld. Het drama heeft ook een taalkundige catastrofe tot gevolg, want de Friese taal verdwijnt grotendeels uit Noord-Holland. De arme Friesen beklagen zich met het credo; "God doe sende ene vloet also groot, daer vele volx in bleef doot."
Naast de grote vloedrampen, die ons land en de eilanden in vorm en omvang herhaaldelijk heeft doen veranderen, waren er ook de kleine rampen. In 1457 ontstond een grote brand in Dordrecht, 600 huizen, waaronder ook de Grote Kerk werden verwoest. Later zou 's Hertogenbosch ook voor een aanzienlijk deel door een hevige stadsbrand worden getroffen. In elke eeuw gebeurd er wel iets waar we nu niet meer bij stil staan.
In de nacht van 26 op 27 novermber 1790 vergaat bij de Koog de klipper Negotie. Het schip breekt in stukken; 238 doden. En dan een kort berichtje waar nu niemand meer van opkijkt, maar mij wel aan het denken zet. 18 oktober 1888, "Brand in de Korte Delft in Middelburg; 5 doden." Het is de straat waar ik heb gewoond.
De bomschuit Sch 168, schilder Henk Dekker 1897-1974 . Wanneer ik spreek over de winter van 1888-1889 zal niemand daar van opveren uit z'n stoel. Onze zaliger overgrootouders lagen er wel wakker van. Het hele leven was ontwricht door de meest barre winter.
De krant; Het Nieuws van de Dag, meldt; Zware regenbuien, windstoten, sneeuwstormen, ijsschotsen op de Zuiderzee en rivieren. Al die narigheid zorgde voor verlamming van het dagelijks leven.
De scheepvaart in Friesland was grotendeels gestremd. Door een snel invallende strenge vorst moest de dienst op de lijn Zevenaar - Kleef - Keulen andermaal worden gestaakt. Bij Lobith is het vaartuig van schipper Koek, geladen met steenkool, bestemd voor Rotterdam lek geslagen en gezonken. Met moeite zijn de opvarenden gered.
De sneltrein welke Zaterdag van Maastricht naar Aken om 4.09 uur vertrok, is tusschen Simpelveld en Aken in de nabijheid van Bochholtz, in de sneeuw blijven steken. Onmiddelijk werden van alle zijden werklieden ontboden om den in nood verkeerende trein te helpen. De locomotief, welke des avonds ter hulp gezonden werd, kwam, daar men door de sneeuwjacht den ingesneeuwden trein niet kon zien, in botsing met dezen, zodat de ingenieur, de Heer Coenegracht, van de hulplocomotief geslingerd werd, waardoor hij zijn schouder ontwrichtte, en een reiziger en een paar spoorwegbeambten licht gekneusd werden.
Schipbreuk bij stormweer, de nachtmerrie voor iedere zeeman.
Het schip Marie, toebehorende aan Dolham te Maastricht en geladen met steenkolen, is Zaterdag op het zijkanaal tusschen Maastricht en Luik gezonken. De opvarenden zijn gered.
Op het 3de blad van de krant staat nog te lezen. Men seint ons uit Keulen; Tengevolge van sneeuwstorm is het verkeer op de spoorweg-trajekten van de spoorweg-directie (Links Reinische) voor het ogenblik gestremd; Cöln - Bonn, Cöln - Trier, Eifellinie, Cöln - Neuss, Neuss - M. Gladbach en Aachen - Bleiberg.
Door de storm van Vrijdag en Zaterdag is de voet van de duinen te noorden van Petten geheel weggenomen. Dit is ook het geval met de duinen ten zuiden van Kamp. Het voorkomen van de kust is daardoor geheel veranderd; de anders afhellende zandheuvels gelijken nu steile rotsen.
In de Wieringerwaard (N-H) is zaterdag de dienstbode van de landbouwer P. levenloos uit het water opgehaald. Men vermoedt dat zij, terwijl zij een emmer water wilde scheppen, bij ongeluk voorover is gevallen. Zaterdag is te Petten het lijk aangespoeld van een man met zwarten baard. de weinige nog overgebleven kleeding was niet gemerkt.
Voormalige Chr. Geref. Kerk, Steengracht te Den Helder, waar ds. J.A. Klercq beroepen was.
Hoewel de kranten volstaan met verontrustende berichten, terwijl het weer in al haar grilligheid te keer gaat, varen toch vissers uit. Gedreven door reders of uit noodzaak vis te vangen, want zonder vis geen inkomsten en zonder inkomsten geen brood, geen monden te vullen van de kinderen thuis. De geharde visserslui, getaand, gelooid door zon, zilt en zeelucht zoeken dicht bij de kust viswateren op, die evenwel gevaarlijk en verradelijk zijn, vanwege zeestromingen, zandbanken of waar bij stormweer sterke slaggolven te keer gaan.
Op 9 februari 1889 vaart de bomschuit Scheveningen Sch. 169 toch uit. Het koerst met volle equipage richting Nieuwediep, komt in zwaar weer terecht, stuurman Krijn Dijkhuizen probeert het schip drijvende te houden door de netten met balast uit te werpen zodat De Vier Gebroeders, van reeder M.J. Tuyt, niet kapseist. Het is hem niet gelukt, de natuurelementen bleken sterker, dan zijn noest vergaarde kennis als zeeman. De krant Het Nieuws van de Dag doet op 9 februari hiervan verslag; Het schip, De Vier Gebroeders, is in de zware Februaristorm omgeslagen, alle zeven bemaningsleden zijn jammerlijk verdronken. Vier dagen later is de Sch. 169 geborgen. Een dag later lezen we dat; eenig hout en ook een zwaard, afkomstig van de SCH. 169 aangespoeld wordt teruggevonden in Scheveningen. Op 13 februari zal bij gunstig weder de Scheveningsche bomschuit SCH 169, wier bemanning door het omslaan van het vaartuig in den Februaristorm zoo jammerlijk omkwam, van Nieuwediep met eigen tuigage naar Scheveningen komen zeilen.
De Chr. Geref. predikanten van Den Helder
In die dagen is Johannes Anthonie Klercq, zoon van Johannes Cornelis Klercq en Wilhelmina Cornelia Gal uit Middelburg, predikant in Den Helder. Hij is een geliefde dominee om zijn trouw en medeleven met zijn gemeente, toegevelijk om bezwaren weg te nemen, geen groot redenaar.
Begraafplaats Huisduinen in Den Helder, waar oude zeemansgraven zijn te vinden
Het ongeval met de vissersboot raakt zijn ziel diep, zijn medeleven met de door het noodlot bezochtte families is groot. Op het kerkhof te Huisduinen spreekt hij innig bemoedigende woorden, bij de teraardebestelling van de zes omgekomen schepelingen die daar begraven worden. Het zevende bemanningslid blijkt later de man met de zwarte baard te zijn. Aangespoeld in Scheveningen, vlak bij huis. Hoe tragisch kan het lot zijn loop hebben.
Vredige rust in Huisduinen
Tot slot nog dit. Bij het speuren in historische kranten kom je naast alle boven beschreven misère ook hilarische berichten tegen. Hiervan zou je een aparte rubriek kunnen maken, ter lering en vermaak. Zo stond in de krant op 13 maart 1889 landelijk het volgende te lezen.
Dat de hedendaagsche methode van huizen bouwen - een geheele reeks woningen van binnen als van buiten sprekend op elkaar gelijken - somtijds eigenaardige bezwaren kan hebben, bleek dezer dagen te Dordrecht. In eene der woningen van de "Vereeniging" aan den Godfried Schalkensingel, kwam een tamelijk beneveld persoon des avonds half elf thuis; althans zoo meende hij. Hij begaf zich regelrecht naar het slaapvertrek en bemerkte niet, dat hij gekomen was in de slaapkamer zijner reeds rustende buurvrouw, die vergeten had hare huisdeur van binnen te sluiten. De vrouw, die terstond zag, dat deze man met baard niet haar baardloze echtgenoot was, dien zij van een vergadering thuis verwachtte, schrikte hevig en snelde terstond de kamer uit. Gelukkig ontmoette zij reeds aan de deur haar eigen man, die nu den verdwaalde indringer op tamelijk onzachte wijze de deur uitwierp.
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641