De Blindeninrichting
Opa Klercq had niet het geduld voor fijn vlechtwerk, zijn handen stonden daar niet naar was zijn mening. Hij vond het grove vlechtwerk meer geschikt voor zijn metier, zoals paardenvoermanden, aardappelmanden of kersenplukmanden. Pitrieten mandjes voor geroosterd brood, of theemutsenmandjes dat ook nog een wollig gevuld warmhoud kussentje nodig had, daarmee moest je niet bij hem aankomen. "Da's veel te moeilik, da's veel te veel waork. Daor' s geên cent an te verdiene." Dat laatste argument had hij niet zelf bedacht. Het kwam van zijn vrouw, die ook wel wist waar de kwaliteiten van Theeuwes lagen.
De Varkensmarkt met links het vroegere Logement Goes op de hoek, dat later de Blindeninrichting werd.
Het kwam hem goed uit. Voor dat fijne werk had hij een adresje in de stad. Aan de hand van opa trokken we samen op pad. Opa was zijn werkplaats dan even beu, zo kon hij er weer even tussenuit. Tegen zijn vrouw had hij gezegd; "k Moe eve naor d'n Blindenninrichting, vrouw. En 'k neem Appie mee." Voordat hij was uitgesproken stonden we al bij de voordeur, zodat opoe ons niet kon terugroepen. Want daar had ze wel een handje van, omdat opa zijn werk liet liggen.
De "Baas" van de Blindeninrichting
De Blindeninrichting lag aan de Varkensmarkt op de hoek van de Gortstraat. Aan de buitenkant kon je niet zien wat daar binnen gebeurde. De ramen waren matwit afgedekt, zodat getemperd licht naar binnen scheen. Toen we binnen stonden schrok ik wel even. Er zaten allemaal mannen op een rijtje, niet dat dat zo bijzonder is, maar ze keken niet uit hun ogen. Ze keken eigenlijk nergens naar. Hun ogen waren gesloten, halfgesloten, of als je wel een oog zag dan tolde dat raar heen en weer.
De Blindeninrichting uit vroegere dagen
Opa had daar geen moeite mee. Hij sprak met een man, die de baas bleek te zijn. De man "keek" een andere kant uit wanneer opa met hem sprak. Zou die man misschien ook een beetje doof zijn? Bedacht ik me. Ik stond er angstig en bedeesd bij, voor alle zekerheid bleef ik dicht bij opa staan. Niet dat die mannen iets van plan zouden zijn, dat niet. Want ze waren allemaal vrolijk. Toch raar..., niets kunnen zien en toch vrolijk zijn, dat is wel heel bijzonder.
Biezen stoelmatten vlechten
De blinde mannen waren allemaal aan het werk. De een zat pitrieten mandjes te vlechten. Er lag al een stapeltje broodmandje naast hem klaar. Een ander was bezig een mat te vlechten in een stoelzitting. Op de tast trok hij met een dun rietbandje door een ingewikkeld rietweefsel. Heel percies werk, waar je geen vergissing bij moet maken. Weer een ander draaide biezen tot strengen waar hij ook een stoelzitting mee vlocht, gaandeweg sloot het gat van de stoelzitting dicht.
De radio stond aan met leuke muziek. "Dat zijn de Arbeidsvitaminen," vertelde opa mij. Dus hier haalt opa de mandjes die hij niet zelf wil maken. Het werd me in één keer duidelijk, waarom hij graag naar de Blindeninrichting ging. Dat buurman Van Keulen, zijn concurrent in de straat, hier ook zijn mandjes liet maken, dat vond hij minder prettig. maar die gedachte zette hij voor het moment even uit zijn hoofd.
Het secure vlechtwerkje van rieten stoelmatting
De Blindeninrichting bleek een soort Sociale Werkplaats te zijn voor mensen met een visuele handicap. In Vlissingen en Goes was er ook één. En ook in andere plaatsen in het land. Het was zelfs zo, dat in 1254 de eerste blindeninrichting was gesticht in Parijs als l' Hospice des quinze-vingt, door koning Louis IX. In Palistina werden gevangen genomen kruisvaarders voor straf blind gemaakt. Bij terugkeer in Frankrijk vond de koning het zijn plicht zorg te hebben voor deze arme sloebers. Zodat hij het enorme Hospice liet bouwen voor de eerste 300 bewoners.
Ingang van het grote complex l' Hospice de quinze-vingt in Parijs, gebouwd in 1254
Nadat ik een beetje gewend was geraakt aan de vreemde sfeer in deze werkplaats, begon ik de mannen aardiger te vinden. Ze hadden gemerkt dat naast opa ook ik was meegekomen. Opa had me inmiddels voorgesteld. Eén van de mannen wilde een praatje met me maken. "En, Appie bin jie met joe opa op stap?" Toch verlegen, fluisterde ik zacht; "Ja meneer," en ook nog steeds een beetje bang, want echt kon ik niet wennen aan die holle ogen. "En gao jie straks een iesco met joe opa ete?" Terwijl ik een andere kant uitkeek, antwoordde ik verlegen; "Da' weet ik nog nie'"
Kapel-interieur van l' Hospice de quinze-vingt
De blinde man wilde nog veel meer van me weten. Hoe oud ik was, of ik broertjes of zusjes had, waar ik op school zat en of ik goed kon leren. Mijn antwoorden bleven bedeesd. Maar toen ik vertelde dat ik op de Gravenstraatschool zat, wist hij percies waar die is. "Jouw school ligt hier vlak om de hoek, dat weet ik wel. Ik loop daar elke dag langs."
Blinde borstelman met zijn dochterje bij l' Hospice in Parijs
Nu begreep ik wie die man was met zijn witte hond aan de lijn en zijn lange stok met rood-witte randjes, waarmee hij op straat tikte. Dus die man werkt hier. Ik kreeg een heel andere kijk op die man, waar sommige kinderen van school een beetje plagerig mee omgingen. Ze imiteerden hem zelfs met "blindemannetje" spelen. Ze moesten eens weten wat blind zijn echt betekent.
Blinde man met geleidehond
Opa was nu klaar met zijn boodschap. Met twee gevlochten stoelzittingen onder zijn arm, en mij een stapeltje broodmandjes in de hand geduwd, vertrokken we van mijn onverwachte ervaring, die ik ook heel leerzaam vond. Tegenover de Blindeninrichting kocht opa twee ijsco's bij bakker Rotte. Eén voor hemzelf en één voor mij. Opa hield er van zichzelf ook te verwennen. Gezellig zaten we samen het ijsje, op de hoge stoep, bij de voordeur van de Blindeninrichting heerlijk weg te likken.
De welbekende verleidelijke ijscokar
© 2011 Albert Prins
Servicepoint;
|