Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
11-06-2011
De dood van een koning
De dood van een koning
Koning Willem II (1792-1849) regeerde slechts korte tijd als constitutioneel vorst. na het overlijden van zijn lievelingszoon Alexander ging zijn gezondheid snel achteruit. Ook de problemen met zijn oudste zoon, de latere Koning Willem III, gingen hem niet in de koude kleren zitten. Kroonprins Willem was het namelijk helemaal niet eens met de grondwetswijziging waar zijn vader mee had ingestemd. Hij deed zelfs schriftelijk afstand van zijn rechten op de troon, wat hij later weer introk.
Inhuldiging van Koning Willem II op 7 oktober 1840 in de Ridderzaal te 's Gravenhage.
Toen Koning Willem II op 13 februari 1849 voor het eerst de nieuwe Tweede Kamer toesprak, merkte men op dat hij er slecht uitzag en zijn stem zwak was. Begin maart wenste de koning zich voor korte tijd terug te trekken in het door hem geliefde Tilburg. Zijn lijfarts raadde hem dit af, maar de koning zette zijn wil door. Op 13 maart nam hij afscheid van zijn vrouw en reed naar Rotterdam.
In Rotterdam was Willem gekleed in een lange mantel met als hoofddeksel zijn typische Russische muts. In de haven wilde hij het in zijn opdracht in aanbouw zijnde stoomjacht bezichtigen. Bij het aflopen van de trap raakte hij met zijn laars verward in zijn mantel en viel van zes treden af. Onmiddelijk stond hij weer op en op de ontstelde vragen reageerde hij met een geruststellend; "Het is niets." Toen de koning via Geertruidenberg naar Tilburg reisde werd hij door de menigte toegejuicht. Maar tegen de gewoonte in werd er vanuit het rijtuig niet gerageerd. Het slechte weer deed de koning geen goed en hij had de mantel dicht om zich heen geslagen.
Het jonge gezin van Willem II. vlnr. Prins Alexander, Prins Willem, Koning Willem II, Koningin Anna Paulowna, Prinses Sophie, Prins Hendrik
In Tilburg aangekomen verergerde de gezondheidsproblemen. Willem II was ook niet meer in staat om stukken te bestuderen. Twee dagen lang was de koning ernstig kortademig. Op 16 maart kwam zijn jongste zoon Hendrik op bezoek, waardoor zijn gemoed enigzins verbeterde. Toen koningin Anna Paulowna kort daarna ook arriveerde, werd zij niet meer toegelaten. Zij luisterde van achter de deur gespannen of zij zijn dierbare stem hoorde.
Op 17 maart werd zijn toestand zeer kritiek. Rond drie uur kreeg Willem II een ernstige aanval van kortademigheid, waarbij hij zijn arts in de armen vloog. Deze zette hem weer terug in zijn stoel, waarna hij stierf. Koningin Anna Paulowna was zo geschrokken dat zij zich gillend op zijn levenloze lichaam wierp. Enkele dagen heeft zij urenlang bij zijn lijk gezeten.
Het lichaam werd naar 's konings wens niet gebalsemd en in een zinken kist gelegd. De kist was voorzien van een glazen plaat. Op 3 april werd koning Willem II uit Tilburg opgehaald om de volgende dag bijgezet te worden in de grafkelder van de Oranjes in Delft.
Koning Willem II
De Nieuwe Rotterdamsche Courant doet op 4 april 1849 verslag;
Aankomst van het stoffelijk overschot van Z.M. Willem II
Het stoffelijk overschot van Z.M. koning Willem II, moest heden binnen deze stad van Geertruidenberg worden aangebragt; daartoe was de stoomboot Stad Geertruidenberg uitgekozen, die voor deze gelegenheid geheel en al de zwarte rouwkleur had aangenomen; op het achterste gedeelte van het met zwarte kleeden bedekte verdek, was eene katafalk geplaatst; ook deze was met zwart laken, met zilver afgezet, bekleed over welke eene zwarte tent, van af het achterschip tot den schoorsteen, was aangebracht.
Heden avond ten 6 uren nadere die boot, met haren treurigen last beladen, deze stad. Nauwelijks was zij in het gezigt, of 's lands oorlogsbrik Pegasus heesch vlag en wimpel ter halve stok, de equipage paradeerde in het want en op hetzelfde oogenblik werd een koninklijk saluut van 101 minuutschoten gedaan, door de Pegasus, twee kanonneerbooten en de batterij aan de werf. Onder het plegtig stilzwijgen der vergaderde menigte, liep de boot de haven aan 's rijks werf binnen, ten einde de ontscheping te bewerkstelligen. ten 3½ ure was Z.M. de koning met den generaal majoor Jhr. A.R.J. Klercq en ten 5 ure Z.K.H. Prins Frederik met H.D. adjudant gearriveerd, ten einde deze plegtigheid bij te wonen.
Het laatste uur van Koning Willem II in zijn verblijf in Tilburg
Toen de boot aan den wal was bevestigd, verscheen H.M. de koningin-weduwe, H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach en Z.K.H prins Hendrik, met gevolg, op het verdek. H.M. de koningin-weduwe begaf zich naar de katafalk en bleef daar in eene biddende houding staan. Onmiddelijk daarop begaf zich Z.M. koning Willem III aan boord der stoomboot, ging naar H.D. moeder toe en omarmde haar teederlijk. Bij de lijkkist van den overleden vorst, omhelsden elkander toen al de leden van het koninklijke huis en stelden een tafereel daar, dat ieder, die er bij tegenwoordig was, met aandoening vervulde.
Het koninklijk lijk werd daarop ontscheept en ontvangen door Z.K.H. prins Frederik, eene deputatie uit de stedelijke regering, den vice-admiraal en buitengewoon adjudant Rijk, als minister van marine, en den opperstalmeester graaf van Rechteren, als groot-officier van 's konings huis; terwijl tot datzelfde einde aldaar tegenwoordig waren de gouverneur der provincie Zuid-Holland, en de generaal majoor JhrA.R.J.Klercq, buitengewoon adjudant des konings, waarnemende provinciale kommandant.
Het stoomschip de Stadt Geertruidenberg, schilder Jan Baptist van der Hulst
De lijkkist werd gedragen en begeleid naar de rouwzaal, aan de woning van den directeur der marine, door heeren officieren der Rotterdamsche schutterij der marine en van het korps mariniers, bijgestaan door de bazen en kommandeurs van 's rijks werf. Achter de lijkkist volgde Z.M. de koning, H.M. de koningin-weduwe aan de arm geleidende; vervolgens Z.K.H. prins Frederik, geleidende H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach aan zijn regterarm, terwijl Z.K.H. prins Hendrik aan hare regterzijde ging; voorts volgde de stedelijke deputaties, officieren van alle wapenen,. enz.
In de rouwzaal werd de lijkkist nedergezet en in de buitenkist overgeplaatst, waarvan de deksel open bleef staan. H.M. de koningin-weduwe, waarna zij nederknielde, een kort gebed deed, zich weder oprigte en diep bewogen een kus op den lauwerkrans drukte; H.K.H de erfgroothertogin Sophie van Saken Weimar Eisenach naderde mede de kist en drukte hare lippen op de lauwerkrans. De buitendeksel werd daarop digt gesloten, waarop H.M. de koningin-weduwe aan het hoofdeinde van de kist, op de zilveren plaat, bevattende de woorden; Waterloo, Quatrebas, Leuven en Hasselt, nogmaals een lauwerkrans legde.
Begrafenisplechigheid in de Grote Kerk van Delft
Niet minder bewogen dan zijne moeder nam koning Willem III de met eene witte panache prijkende muts zijns overleden vaders en plaatse haar in het midden van den lauwerkrans, waarna de kist door heeren officieren der Rotterdamsche schutterij op de estrade van den troon werd nedergezet. De zaal was thans met waskaarsen verlicht, terwijl de rijkssieraden benevens de ridderorden van den ontslapene, op tabouretten waren gelegd.
Onbeschrijfelijk indrukwekkend was toen de aanblik van dit geheel met zwart laken omhangen vertrek, langs welke wanden de zes reusachtige met zwart bekleede, kandelabres, slechts een flauw schijnsel wierpen. Treffend was toen de aanblik van de lijkkist, welke het stoffelijk overschot bevatte van den koning, eenmaal de trots van zijn volk; van den man, beweend door duizenden, die hij met het koninklijk huis bij het lijk van koning Willem II; van de gemalin, de zonen, de dochter en den broeder, bij het ziellos ligchaam van hunen echtgenoot, vader en broeder!
De bewaring van het koninklijk lijk werd daarna toevertrouwd aan de opperkamerheer en aan de dienstdoende adjudanten van wijlen den koning. H.M. de koningin-weduwe, H.K.H. de erfgroothertogin Sophie van Saksen-Weimar Eisenach en Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden, benevens een talrijk gevolg, zullen den nacht in de woning van den directeur der marine doorbrengen en dus onder hetzelfde dak, hetwelk het lijk van den overleden koning bedekt.
De Orangerie aan de Kneuterdijk (Huidige Raad van State)
Koning Willem II bezat behalve een grote schilderijencollectie ook een verzameling van ruim drieduizend exotische planten. Deze verzameling werd na zijn dood in 1850 geveild. Onder de hamer gingen onder meer destijds populaire planten als palmen, varens, bromelia's, citrusbomen en zeldzame boomvarens. Zodat deze subtropische planten de Hollandse winters konden overleven, bouwde de koning aan zijn paleis op de Keuterdijk in Den Haag ruime kassen. Tijdgenoten van de koning hebben beschreven hoe men tijdens een bal aan het hof in deze wintertuin verbleef. Dit paste in de traditie aan andere hoven, zoals in Wenen en St. Petersburg, waar orangerieën en palmenhuizen favoriet waren voor het houden van feesten.
Noot; Tekst, levensbeschrijving Koning Willem II, afkomstig van Wikipedia, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_II-der_Nederlanden Verslag, Rotterdamsche Courant 4 april 1949, afkomstig van Historische Kranten, zie http://kranten.kb.nl Jhr A.R.J. Klercq is niet bekend binnen één van de stambomen. Vermoedelijk moet dit zijn; Jhr. A.R.J. Lek van der Klercq.
't clijn Paradijs op de Vlasmarkt stamt uit de 17de eeuw, waarschijnlijk gebouwd rond 1680, of zelfs veel eerder, want bewijsstukken van de bouw ontbreken. Het is wel duidelijk dat hier sprake is van koppelbouw, omdat het pand bestaat uit een voor- en achterhuis, wat verbonden wordt met een binnenplaats. De achtergevel op de binnenplaats is dus de eerste fase van het huis, met vermoedelijk een overdekte houten trappartij, zodat de verdiepingen bereikbaar waren. Dat spaarde ruimte in huis, bovendien was het eenvoudiger te construeren.
Het huis is gebouwd in Vlaamse Renaissance stijl met een trapgeveltje, dat op het hoogste punt vertikaal is versterkt met ingekast metselwerk. Een paar huizen verderop, richting Markt op de hoek bij de Penninghoek, staat een huis met nagenoeg identieke gevel, genoemd; Het Paeken, eveneens een 17de eeuws pandje. Schuin aan de overkant van de straat, woonde voor de oorlog Mauritz Cohen met zijn gezin, de Joodse koosjere slager en huidenhandelaar. In de oorlog is de familie weggevoerd en nooit meer weergekeerd, alleen zijn dochter wist alle oorlogs ellende te overleven. Eva Louise is later naar Amerika geëmigreerd.
Uiterst links 't clijn Paradijs, rond 1890, nog vóór de periode "Klercq"
Dat de trapgevel behouden is gebleven mag uitzonderlijk worden genoemd, want in de 18de en 19de eeuw verdwenen deze typische Hollandse- Vlaamse trapgevels vaak, om plaats te maken voor lijstgevels. Eén van de redenen was dat veel van deze gevels scheef trokken, of dreigden om te vallen vanwege de verzwakte constructie. Buiten dat raakten ze ook uit de mode. En als men het zich enigzins kon veroorloven werden die vervangen door fraaie krullerige rococolijsten aan de gootlijn.
De Vlasmarkt vanaf de Markt gezien. rechts de winkel van Van Keulen, verderop Mandenmakerij Klercq, 1935
De gevel is opgetrokken in Zeeuwse moppen, een kloeke metselsteen van lichtrood bakkende klei. De stenen werden aangevoerd uit de omgeving of uit het Vlaamse land. Horizontaal lopen zogenaamde speklagen van een harde zandsteensoort. Boven de ramen zijn gebogen rollagen ingemetseld en het bovenste raam wordt extra versierd met een kroonrollaag, waardoor de druklast op de vensters wordt verminderd. De kozijnen zijn fors uitgevoerd met zogenaamde blokstijlen en dorpels, waarin schuiframen zijn opgenomen met een grote roedeverdeling.
Het schilderwerk is uitgevoerd in traditioneel streekgebonden kleuren. Zandgeel voor de kozijnen, melkwit voor de ramen en aan de ondergevel is gebruik gemaakt van groen-blauwe olieverf bij de voordeur. Olieverf heeft de eigenschap dat het na verloop van tijd, door de zon een prachtige matte patina krijgt, maar ook blazen kan gaan vertonen, wat voor kwajongens aanleiding geeft de bollende blazen door te prikken.
Het pand heeft slechts twee verdiepingen, daardoor is het geen indrukwekkend patriciërshuis. Maar door vorm en verhouding past het allercharmantst in het straatbeeld. De stoep is gelegd in gezoete dikke Naamse hardstenen platen, die door de druk van de tijd zijn gaan verzakken en scheuren.
Vlasmarkt 1940, net voor het bombardement. Tegenover van Keulen lag de slagerij Cohen.
Het huis is na vertrek van opoe en opa Klercq drastisch verbouwd door hun opvolger, meneer Versluis. Een man die van buiten Middelburg kwam, uit de Alblasserwaard. Hij had geen enkele binding met 't clijn Paradijs. Radicaal heeft hij huis gehouden, alle ingewanden, kamers, alkoven heeft hij laten verwijderen. Het moest modern en praktisch worden. Zelfs de zo legendarische binnenplaats moest eraan geloven, de plek waar gefeest was, waar tijdens de watersnood de geëvacueerde families samen kwamen om te eten.
Dit was ook de plek waar verliefde stelletjes hadden staan keuvelen en maar geen afscheid van elkaar konden nemen, bij het zwakke schijnsel van een petroleumlampje. Totdat opoe het genoeg vond en zei; "t Is tied 'oor!" waarna ze demonstratief het lampje uitblies. Hier stond het ook elke donderdag volgestald met degelijke boerenfietsen, want opoe had op de marktdag er nog een handeltje bij.
De sloop gaf heel wat tumult, vooral bij opa Theeuwes. Maar tja...., hij had er niets meer over te vertellen. Het huis moet van al dat verwoestend geweld hebben gekermd van de pijn. Alle aangekleefde verhalen, alle emoties van groot en klein leed, het plezier, de lol, de geest van alle voorgaande bewoners, wat ons huis tot een thuis maakte, het is met ziel en karakter verloren gegaan. Het verleden is met puin en gruis naar een onbekende bestemming afgevoerd.
Weg was nu ook de spookachtige plek op de trap, waar ik oude geesten vermoedde en daarom op een holletje, bijna struikelend over de treden, snel toevlucht zocht in de bedstee. Rap de dekens over mijn hoofd trok, in de hoop veilig te zijn voor nog engere wezens. In de strakke nieuwbouw hoef je daar niet meer bang voor te zijn. De spoken zijn vermoord.
Restaurauratie 1977, samenvoeging Vlasmarkt 46-44
Veel later is opnieuw de sloper het huis binnengetrokken. Toen is de achterbouw flink ingekort en teruggebracht naar de oudst bekende achtergevel. En of dat nog niet genoeg was is in de jaren '70 de rechter zijgevel verwijderd, waardoor het huis is samengevoegd met dat van de dames Mattena. Nu bestaat nog slechts de oorspronkelijke voorgevel als kitscherig decorstuk, van een ontmanteld verleden. Hoever kun je gaan tot aanvaardbare geschiedenis vervalsing?
Mijn moeder Corrie Klercq, bij haar geboortehuis, nu een wat rommelige meubelwinkel, 1994
In Middelburg wordt op 23 september 1838 Jacobus Anthonie Klercq geboren. Zijn ouders zijn welgesteld, doordat zijn moeder Wilhelmina Cornelia Gal, geboren in 's Gravenhage, enig kapitaal inbrengt bij het huwelijk met haar man, Johannes Cornelis Klercq, die huisschilder is. Haar moeder Saartje Gal, ook afkomstig van 's Gravenhage verdient haar brood als baker. De verhuizing uit Den Haag zal niet zonder reden zijn geweest. Moeder Saartje heeft haar dochter zonder erkende vader gekregen. Waardoor het sterke vermoeden rijst dat zij met een gunstige financiële regeling naar Zeeland is gezonden, zodat compromiterende ontmoetingen uitgesloten werden. Met andere woorden; de vader moest geheim blijven. Hij zal waarschijnlijk een belangrijke positie hebben bekleed.
Het Bolwerk in Middelburg met de Koepoort aan de Veersesingel
De jonge Jacobus doorloopt voorspoedig de lagere school. Zijn vader besluit dat het timmervak voor zijn zoon een goede toekomst biedt. Maar daar is de zoon niet van overtuigd. Hij wil verderop komen. Hij bezoekt de Teekenschool in Middelburg, de voorloper van een latere Academie voor Kunstonderwijs, want Jacobus wil architekt worden. Hier doet zich een opmerkelijk treffende vergelijking voor met het verloop van mijn wens om architekt te worden. Ook ik werd door mijn vader voorbestemd om timmerman te worden, ook ik wilde verderop komen. Na een aantal middelbare opleidingen, werd ik toegelaten tot de Stadsacademie van Maastricht, op de afdeling Interieurarchitectuur. Toch niet zonder vaak de veronderstelling te wekken dat ik student theologie zou zijn, door mijn empathisch luisterend oor.
De Protestantse St. Petruskerk aan het Hofplein, gesloopt, nu staat daar de Hofpleinkerk
In het archief van de Gereformeerde kerk is veel documentatie over Jacobus Antonie bewaard gebleven. Uit verschillende bronnen zijn beschrijvingen van zijn leven terug te vinden, ook is te lezen hoe hij tot het ambt van predikant is gekomen, wat op een bloemrijke 19de eeuwse schrijfwijze is vastgelegd, waarvan ik u de authentieke tekst niet wil onthouden.
Reeds in zijn prille jeugd woonde de vreeze Gods in zijn hart, en was hij werkzaam om het heil zijner ziel, en toen hij nu op jongelingsleeftijd tot geloofsverzekering voor zichzelve kwam, en in het bloed des Kruises vrede vond, werd een besef van roeping ook de sterke begeerte levendig, om den Heere in Zijn Evangelie te mogen dienen.
Toch durfde hij daarover niet tot anderen te spreken, vanwege de heiligheid van het ambt en het gevoel van eigen onwaardigheid en onbekwaamheid. Doch ziet wat gebeurd? Er was groote behoefte in die dagen aan Dienaren des Woords, en ds. M. Keulemans, destijds predikant bij de Gereformeerde Gemeente onder het Kruis te Middelburg, die ook in den gebede hiermede werkzaam was, werd kennelijk door den Heere op broeder Klercq gewezen. Toen de vraag hem werd voorgelegd, of hij lust had tot het predikantsambt, kon hij niets anders antwoorden dan: "Dat hij deze begeerte reeds geruime tijd koesterde. sedert hij tot zekerheid des geloofs was gekomen, doch dat hij er niet over had durven spreken."
Zo kon broeder Jacobus Anthonie Klercq in 1866 reeds worden uitgezonden om een stichtelijk woord te spreken, en trad hij gedurende twee-en-halfjaar te Meerkerk, Alblasserdam en andere plaatsen in dien omtrek op, waar hij reeds voor menige ziel ten zegen is geweest.
Leerbroek de geboorteplaats van Maria Donk
Jacobus Anthonie verblijft tijdens zijn studietijd in Zuid-Holland, waar hij in 's Gravenhage door ds. Smit wordt onderwezen in de leer van de Gereformeerde kerk. Het is ook de periode dat hij Maria Donk leert kennen, geboren in Leerbroek wat niet veel meer was dan een verzameling huizen en enkele boerderijen aan de oude waterloop van de Leer. Een moerasachtig gebied waar de plaatsnaam aan ontleend is. Leer staat voor het riviertje, Broek voor moeras, waaruit de samenvoeging Leerbroek is ontstaan. Oud is de plaats zondermeer, omdat de stichting door Jan I van Arkel reeds in 1020 wordt vermeld, later gaat in 1428 het eigendom over op het geslacht van Egmond.
Oud straatbeeld van Leerbroek
Maria is van eenvoudige afkomst, haar vader Schalk Donk is landbouwer, haar moeder Aartje Boon runt het huishouden. Maria werkt als dienstbode in Meerkerk, het gebruikelijke beroep voor een jonge vrouw in die tijd. De bevolking in de streek is streng protestant, het geloof in God is groot, het leven wordt daar sterk door bepaald. Een vroom leven is het streven, de langzame strofe gezangen klinken nadrukkelijk door de dikke muren van de middeleeuwse kerk ten hemel. Het is de sfeer waar twee vrome mensen elkaar op 28 november 1866 de gelofte van eeuwige trouw bevestigen door het huwelijk. Jacobus Anthonie en Maria zijn getrouwd.
De Hersteld Hervormde kerk van Leerboek
Het is ook de tijd dat overal in het land de gevreesde runderpest uitbreekt. De ziekte breekt het eerst uit in het Arrondissement Leiden. Benoorden de Rhijn worden 74 runderen afgemaakt, drie worden gespaard, maar bezwijken zeer spoedig. Oostelijk heerst de ziekte nog voornamelijk in Oegstgeest, om vervolgens de kop op te steken in Woerden, Bodegraven, Aarlanderveen, Zevenhoven en Papekop. Als een vliegende pest is het nergens meer tegen te houden. De omstreken van de Krimpenerwaard, Alblasserwaard, Overschie, Rotterdam, Gorinchem en in het Vijfheerenland, waar Leerbroek onder valt wordt evenmin gespaard. De kranten staan vol met tabellen van aangetaste, gestorven en afgemaakte dieren. De melk van de koeien is niet meer te vertrouwen, de volksgezondheid is in gevaar.
Annonce, Dagblad voor Zuid-Holland en 's Gravenhage 30-10-1867
Het jonge echtpaar woont na het huwelijk in 's Gravenhage, Jacobus Anthonie heeft zijn studie nog niet afgerond. Elf maanden na het huwelijk wordt een kind geboren. Jacobus Anthonie en Maria zijn zeer verheugd met de komst van het jongetje. Heel gebruikelijk wordt het vernoemd naar zijn opa Johannes Cornelis Klercq uit Middelburg. Toch is de geboorte zorgelijk. Moeder is ziek, de gezondheid van het kind gaat zienderoog achteruit. Veertien dagen na de geboorte bezwijkt Maria aan de gevolgen van de zware bevalling. Met de begrafenis van moeder Maria overlijd ook haar twee weken oud zoontje op 4 november 1867. Jacobus Anthonie is ontroostbaar, zijn huwelijk heeft slechts elf maanden geduurd. De ingehouden hartekreet waar hij kennis van geeft in de annonces spreekt voor zichzelf. Zijn Godsvertrouwen wordt zwaar op de proef gesteld.
Annonce, Dagblad voor Zuid-Holland en 's Gavenhage 4-11-1867
Gezinsblad Jacobus Anthonie Klercq - Maria Donk
IV.1.- Jacobus Anthonie Klercq Geb. 23-09-1838, Middelburg. Ovrl. 26-04-1911, Huizen, 72 jr Zv; Johannes Cornelis Klercq - Wilhelmina Cornelia Gal Huwt 1 met; Maria Donk, op 28-11-1866 te Leerbroek Z-H. Brg. 28 jr Brd. 27 jr Huw. 11 mdn Maria Donk Geb. 28-02-1839 Leerboek. Ovrl. 30-10-1867, 's Gravenhage, 28 jr Dv; Schalk Donk - Aartje Boon
Kinderen uit dit huwelijk; 1 kind, Generatie V V. 1.- Johannes Cornelis Klercq Geb. 16-10-1867, s'Gravenhage. Ovrl. 04-11-1867 's Gravenhage, 14 dgn.
Nederland is door de eeuwen heen geteisterd door vele rampen. De meeste rampen werden veroorzaakt door natuurgeweld, een hevige stadsbrand of munitie-explosie zorgden voor minder slachtoffers. Het ongeluk in 1275 toen de eerste Romeinse brug in Maastricht instortte tijdens een boete-processie, waren daar 400 doden te betreuren, de datum 12 juli van dat jaar zal niemand iets zeggen.
Van al die rampspoed is maar weinig in ons hedendaags geheugen bewaard gebleven. Dat is maar goed ook, je zou moedeloos worden van al die ellende die over ons land is heengespoeld. Niet voor niets wordt Nederland door de Fransen Les Pays Bas genoemd. De Lage Landen aan de Noordzee, onder zeeniveau.
De allervroegst bekende ramp gebeurde in het jaar 838, toen tijdens een Stormvloed een aanzienlijk deel van Noord-West Nederland onder water liep. Een groot aantal plaatsen verdween van de landkaart. Meer dan 100.000 slachtoffers heeft dat gekost, heden ten dage is dat wereldnieuws. Er zullen er nog veel van zulke rampen volgen. In 1170 breekt bij de Eerste Allerheiligenvloed de zee door bij de duinenrij tussen Texel en Huisduinen, Den Helder. Het Marsdiep ontstaat dan.
De Scheveningen Sch. 169 vaart uit ondanks het slechte weer.
Bij de Sint-Luciavloed van 1287 is de schade nog veel groter. Niet alleen vallen zo'n 80.000 mensen ten prooi aan het gulzige water, ook wordt nu West Friesland van Friesland en Groningen gescheiden. De Zuiderzee ontstaat door dit watergeweld. Het drama heeft ook een taalkundige catastrofe tot gevolg, want de Friese taal verdwijnt grotendeels uit Noord-Holland. De arme Friesen beklagen zich met het credo; "God doe sende ene vloet also groot, daer vele volx in bleef doot."
Naast de grote vloedrampen, die ons land en de eilanden in vorm en omvang herhaaldelijk heeft doen veranderen, waren er ook de kleine rampen. In 1457 ontstond een grote brand in Dordrecht, 600 huizen, waaronder ook de Grote Kerk werden verwoest. Later zou 's Hertogenbosch ook voor een aanzienlijk deel door een hevige stadsbrand worden getroffen. In elke eeuw gebeurd er wel iets waar we nu niet meer bij stil staan.
In de nacht van 26 op 27 novermber 1790 vergaat bij de Koog de klipper Negotie. Het schip breekt in stukken; 238 doden. En dan een kort berichtje waar nu niemand meer van opkijkt, maar mij wel aan het denken zet. 18 oktober 1888, "Brand in de Korte Delft in Middelburg; 5 doden." Het is de straat waar ik heb gewoond.
De bomschuit Sch 168, schilder Henk Dekker 1897-1974 . Wanneer ik spreek over de winter van 1888-1889 zal niemand daar van opveren uit z'n stoel. Onze zaliger overgrootouders lagen er wel wakker van. Het hele leven was ontwricht door de meest barre winter.
De krant; Het Nieuws van de Dag, meldt; Zware regenbuien, windstoten, sneeuwstormen, ijsschotsen op de Zuiderzee en rivieren. Al die narigheid zorgde voor verlamming van het dagelijks leven.
De scheepvaart in Friesland was grotendeels gestremd. Door een snel invallende strenge vorst moest de dienst op de lijn Zevenaar - Kleef - Keulen andermaal worden gestaakt. Bij Lobith is het vaartuig van schipper Koek, geladen met steenkool, bestemd voor Rotterdam lek geslagen en gezonken. Met moeite zijn de opvarenden gered.
De sneltrein welke Zaterdag van Maastricht naar Aken om 4.09 uur vertrok, is tusschen Simpelveld en Aken in de nabijheid van Bochholtz, in de sneeuw blijven steken. Onmiddelijk werden van alle zijden werklieden ontboden om den in nood verkeerende trein te helpen. De locomotief, welke des avonds ter hulp gezonden werd, kwam, daar men door de sneeuwjacht den ingesneeuwden trein niet kon zien, in botsing met dezen, zodat de ingenieur, de Heer Coenegracht, van de hulplocomotief geslingerd werd, waardoor hij zijn schouder ontwrichtte, en een reiziger en een paar spoorwegbeambten licht gekneusd werden.
Schipbreuk bij stormweer, de nachtmerrie voor iedere zeeman.
Het schip Marie, toebehorende aan Dolham te Maastricht en geladen met steenkolen, is Zaterdag op het zijkanaal tusschen Maastricht en Luik gezonken. De opvarenden zijn gered.
Op het 3de blad van de krant staat nog te lezen. Men seint ons uit Keulen; Tengevolge van sneeuwstorm is het verkeer op de spoorweg-trajekten van de spoorweg-directie (Links Reinische) voor het ogenblik gestremd; Cöln - Bonn, Cöln - Trier, Eifellinie, Cöln - Neuss, Neuss - M. Gladbach en Aachen - Bleiberg.
Door de storm van Vrijdag en Zaterdag is de voet van de duinen te noorden van Petten geheel weggenomen. Dit is ook het geval met de duinen ten zuiden van Kamp. Het voorkomen van de kust is daardoor geheel veranderd; de anders afhellende zandheuvels gelijken nu steile rotsen.
In de Wieringerwaard (N-H) is zaterdag de dienstbode van de landbouwer P. levenloos uit het water opgehaald. Men vermoedt dat zij, terwijl zij een emmer water wilde scheppen, bij ongeluk voorover is gevallen. Zaterdag is te Petten het lijk aangespoeld van een man met zwarten baard. de weinige nog overgebleven kleeding was niet gemerkt.
Voormalige Chr. Geref. Kerk, Steengracht te Den Helder, waar ds. J.A. Klercq beroepen was.
Hoewel de kranten volstaan met verontrustende berichten, terwijl het weer in al haar grilligheid te keer gaat, varen toch vissers uit. Gedreven door reders of uit noodzaak vis te vangen, want zonder vis geen inkomsten en zonder inkomsten geen brood, geen monden te vullen van de kinderen thuis. De geharde visserslui, getaand, gelooid door zon, zilt en zeelucht zoeken dicht bij de kust viswateren op, die evenwel gevaarlijk en verradelijk zijn, vanwege zeestromingen, zandbanken of waar bij stormweer sterke slaggolven te keer gaan.
Op 9 februari 1889 vaart de bomschuit Scheveningen Sch. 169 toch uit. Het koerst met volle equipage richting Nieuwediep, komt in zwaar weer terecht, stuurman Krijn Dijkhuizen probeert het schip drijvende te houden door de netten met balast uit te werpen zodat De Vier Gebroeders, van reeder M.J. Tuyt, niet kapseist. Het is hem niet gelukt, de natuurelementen bleken sterker, dan zijn noest vergaarde kennis als zeeman. De krant Het Nieuws van de Dag doet op 9 februari hiervan verslag; Het schip, De Vier Gebroeders, is in de zware Februaristorm omgeslagen, alle zeven bemaningsleden zijn jammerlijk verdronken. Vier dagen later is de Sch. 169 geborgen. Een dag later lezen we dat; eenig hout en ook een zwaard, afkomstig van de SCH. 169 aangespoeld wordt teruggevonden in Scheveningen. Op 13 februari zal bij gunstig weder de Scheveningsche bomschuit SCH 169, wier bemanning door het omslaan van het vaartuig in den Februaristorm zoo jammerlijk omkwam, van Nieuwediep met eigen tuigage naar Scheveningen komen zeilen.
De Chr. Geref. predikanten van Den Helder
In die dagen is Johannes Anthonie Klercq, zoon van Johannes Cornelis Klercq en Wilhelmina Cornelia Gal uit Middelburg, predikant in Den Helder. Hij is een geliefde dominee om zijn trouw en medeleven met zijn gemeente, toegevelijk om bezwaren weg te nemen, geen groot redenaar.
Begraafplaats Huisduinen in Den Helder, waar oude zeemansgraven zijn te vinden
Het ongeval met de vissersboot raakt zijn ziel diep, zijn medeleven met de door het noodlot bezochtte families is groot. Op het kerkhof te Huisduinen spreekt hij innig bemoedigende woorden, bij de teraardebestelling van de zes omgekomen schepelingen die daar begraven worden. Het zevende bemanningslid blijkt later de man met de zwarte baard te zijn. Aangespoeld in Scheveningen, vlak bij huis. Hoe tragisch kan het lot zijn loop hebben.
Vredige rust in Huisduinen
Tot slot nog dit. Bij het speuren in historische kranten kom je naast alle boven beschreven misère ook hilarische berichten tegen. Hiervan zou je een aparte rubriek kunnen maken, ter lering en vermaak. Zo stond in de krant op 13 maart 1889 landelijk het volgende te lezen.
Dat de hedendaagsche methode van huizen bouwen - een geheele reeks woningen van binnen als van buiten sprekend op elkaar gelijken - somtijds eigenaardige bezwaren kan hebben, bleek dezer dagen te Dordrecht. In eene der woningen van de "Vereeniging" aan den Godfried Schalkensingel, kwam een tamelijk beneveld persoon des avonds half elf thuis; althans zoo meende hij. Hij begaf zich regelrecht naar het slaapvertrek en bemerkte niet, dat hij gekomen was in de slaapkamer zijner reeds rustende buurvrouw, die vergeten had hare huisdeur van binnen te sluiten. De vrouw, die terstond zag, dat deze man met baard niet haar baardloze echtgenoot was, dien zij van een vergadering thuis verwachtte, schrikte hevig en snelde terstond de kamer uit. Gelukkig ontmoette zij reeds aan de deur haar eigen man, die nu den verdwaalde indringer op tamelijk onzachte wijze de deur uitwierp.
Kijkatlas van Zeeland Fotoboek over dorpen en steden op de Zeeuwse eilanden en Zeeuws-Vlaanderen Auteur; Noortje de Roy van Zuydewijn. Fotograaf; Jan Heuff Uitg. van Holkema en Warendorf ISBN 90-2694-729-1 UGI 760 Zeeuws platenboek in aquarellen Prachtige aquarelprenten over; De Zee, de Westerschelde, scheepvaart, Flora en Fauna, Saeftinghe, zandplaten, vogels, zeekraal en lamsoren, Visserij, kotters, oesters, garnalen, pleziervaart, mosselteelt Boerenleven, boerderijen, boerenwagens, paarden op het land, Het Land, landbouw, fruitteelt, oogsten, babbelaars, bolussen. De Zeeuw, streekdracht, tradities, sjeesjerijden, ringsteken, enz. enz. Auteur; Frans van den Driest. Illustrator; Rino Visser/Pitman Uitg. Boom Kollektief Goes ISBN 90-70174-17-0 geb
Het is een jaar na het huwelijk van Betje en Theeuwes toen de kranten volstonden met verontrustende berichten. Op de Balkan giste het van verlangen naar onafhankelijkheid. Het Ottomaanse Rijk en de Oostenrijks-Hongaarse monarchie overheersten grote delen van Europa. Daar kwam verzet tegen door een groeiend nationalisme in veel landen. De lont stak in het kruitvat, het was wachten op het fatale moment dat niet kon uitblijven.
Op 28 juni 1914 verscheen een alarmerend bericht in de krant waarvan de gevolgen nog lang niet te overzien zouden zijn. "Moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk!!" Op die dag bracht troonopvolger aartshertog Frans Ferdinand met zijn vrouw Sophie Chotek, Grävin von Chotava, een bezoek aan Sarajevo, de hoofdstad van de Oostenrijks-Hongaarse provincie Bosnië-Herzegovina. De jonge nationalistische Bosnisch-Servische student Gavrilo Princip (Prins) schoot eerst Sophie, daarna Frans Ferdinand met een pistool neer. De laatste woorden van de aartshertog waren; "Sophie ga niet dood, blijf er voor de kinderen."
Kort voor het fatale moment dat Frans Ferdinand en zijn vrouw Sophie worden vermoord
Aanloop naar de Eerste Wereldoorlog De publieke opinie in Europa schaarde zich aan de kant van Wenen en niet aan de kant van Servië. Zelfs de Russen trokken de handen van Servië af, ondanks hun Slavische verwantschap. De aanslag leek in eerste instantie met een sisser af te lopen. Oosterijk scheen niet te reageren, maar achter de schermen overlegde Wenen succesvol met Berlijn. Pas op 23 juli stelde Wenen aan Servië een 48-uurs ultimatum, dat kortweg stelde, dat de zaak tot op de bodem zou worden uitgezocht, ondermeer door het toelaten van Oostenrijkse politieagenten in Servië. Servië stemde met alle eisen toe, behalve met het toelaten van Oostenrijkse agenten op hun grondgebied. Dat beschouwde ze als een inbreuk op hun souvereiniteit. Servië kondigde hierop een gedeeltelijke mobilisatie af, waarop Oostenrijk een gelijke maatregel nam.
Tijdens het kroonoverleg op 25 juli in Krasnoje Selo besloot Rusland, Servië toch te steunen. Tegelijk werd door Rusland, Duitsland en Engeland een bemiddelingsconferentie voorgesteld. Dit voorstel bleef onbeantwoord. Twee dagen daarna, op 27 juli, volgde de eerste fase van mobilisatie van het Russische leger. De ontwikkelingen volgden elkaar snel op. Een dag later, op 28 juli 1914, verklaarde Oostenrijk de oorlog aan haar kleine buurland. De dag daarop beschoot de Oostenrijkse artillerie de Servische hoofdstad.
Een bezwerende brief van de Duitse keizer Wilhelm III aan zijn neef de Tsaar Nicolaas II om niet tot een algehele mobilistaie over te gaan, tegen het advies in van zijn generale staf, bleef ook zonder effect. Toen een antwoord uitbleef, verklaarde op 1 augustus 1914 Duitsland aan Rusland de oorlog. Op hun beurt besloot Frankrijk hierop ook tot mobilisatie over te gaan, om haar verbond met Rusland gestand te doen. Frankrijk had na de Frans-Pruische oorlog van 1870 Elzas-Lotharingen aan Duitsland verloren, waardoor het verlangen bestond dit landsdeel terug te krijgen, wat ook door sterke Frans nationalistische stromingen werd ingegeven..
De Oostenrijks-Hongaarse monarchie vóór de Eerste Wereldoorlog
Het Duitse plan voorzag in een omtrekkende beweging door België om Frankrijk aan te vallen. België weigerde deze doortocht waarop Duitsland op 4 augustus de neutraliteit van België schond. Binnen nog geen anderhalve maand waren grote delen van Europa in oorlog, waarvan de gevolgen jaren later nog zouden naklinken
Nederland blijft buiten schot De Nederlandse regering was tot alles bereid om neutraliteit te bewaren. Grove schendingen, zoals het torpederen van tientallen Nederlandse vrachtschepen in 1915 werden stilzwijgend geslikt. Toen de geallieerden met een Brits vliegtuig in 1817 per "ongeluk" Zierikzee bombardeerden, reageerde de Nederlanders nauwelijks. De geallieerden wisten goed dat de stemming in Nederland over het algemeen pro-Duits en anti-Engels was, toen de aartsvijand van Nederland.
Dat laatste had nog steeds te maken met het optreden van de Britten, vijftien jaar eerder tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. In die periode bezochten Louis Botha en Koos de la Rey onder andere Middelburg om steun te verkrijgen, waar niet veel van terecht kwam. Zelfs Paul Kruger kreeg geen asiel in Nederland na zijn vlucht uit de Boerenrepubliek, weliswaar met een Nederlands schip in opdracht van Koningin Wilhelmina, teleurgesteld in de Nederlandse houding overleed hij in Zwitserland.
Bezoek van de Boerengeneraals, Louis Botha en Koos de la Rey aan Middelburg in oktober 1902
Onkel Willie Tijdens de oorlogsjaren heeft het er enkele malen om gespannen of Nederland toch de kant van de Duitsers zou kiezen. Opperbevelhebber Snijders was daar een verklaard voorstander van. Steeds opnieuw ruzieëde hij daarover met de regering, die strikte neutraliteit wilde handhaven. Het is verwonderlijk dat de regering deze eigenzinnige generaal niet de laan uitstuurde. De enige reden daarvoor was dat koningin Wilhelmina, toen 35 jaar, bij die conflicten consequent de zijde van haar opperbevelhebber koos. De reden dat de koningin wellicht pro-Duits was, kwam doordat Wilhelmina in haar jeugd door haar moeder Emma vaak naar "Onkel Willie" in Berlijn werd gestuurd. Der Kaiser organiseerde dan grote militaire parades om het kind te laten zien, dat niet te spotten viel met de slagkracht van het Duitse leger.
Kaiser Wilhelm III (Onkel Willie) en zijn neef Tsaar Nicolaas II
Theeuwes moet aan de slag De bruiloft was voorbij. Het normale leven dient zich aan bij Theeuwes. Betje was ontslagen als dienstmeid. Dat was zo de regel, een getrouwde vrouw hoorde bij haar man te zijn, haar taak was een gezin te stichten en daar voor te zorgen. Het huis in Zanddijk bij Veere was niet groot, maar de huur moest wel worden betaald. Dus Theeuwes moest aan de slag.
Voor een ambtenaarsbaantje was hij niet bijster geschikt, op het land werken vond Betje beneden alle waardigheid, trouwens zijn gestel was daar niet op gebouwd. Betje had in haar zakelijk visie een ander plan in gedachte. Als Theeuwes nu eens een vak ging leren, dat hij aan huis kon uitoefenen. een beroep waar altijd vraag naar zal zijn, bijvoorbeeld mandenmaker. Boeren gebruikten manden, bakkers, slagers, vissers ook, en huisvrouwen hadden behoefte aan luxe boodschappenmandjes. De manden gingen ook weleens stuk, zodat er reparatiewerk aan te pas kwam. Dat was een profijtelijke vorm van klantenbinding.
In Veere had Theeuwes met Jacob de Bruijn een vriend leren kennen, die mandenmaker was. Jacob had eens tegen Theeuwes gezegd; "Die vrouw van jou, is een pienter wuuf, die kan zo een winkel beginnen." Dat had Jacob goed gezien, daarom was Jacob bereid, Theeuwes het mandenmakersvak te leren. Ook kon hij Theeuwes al wat opdrachten geven zodat inkomsten van begin af aan gegarandeerd waren. Het klonk Betje als muziek in oren. Een betere start kon niet worden gemaakt, want er was een kind op komst.
Theeuwes en Betje met hun eerste kind Nel
Donkere wolken trekken over Veere Toch trokken al snel donkere wolken boven het vredige Veere samen. Het onbezorgde leven werd zwaar verstoord door onheilspellende berichten in de krant, die ook Veere bereikten. De gebeurtenissen op de Balkan waren bekend, maar dat was zover weg. Wat zou dat voor invloed hebben op hun leven? Toch helemaal niets!? De daarop volgende ontwikkelingen van oorlogsdreiging in Duitsland, Rusland en Frankrijk begon wel zorgwekkender te worden. En toen Duitsland de oorlog verklaarde aan het neutrale België, toen werd de toekomst niet meer zo rooskleurig. Nederland begon ook de mobilisatie af te kondigen. het was gedaan met de opleiding voor mandenmaker.
Theeuwes (2de rij helemaal links) met zijn kornuiten in mobilisatietijd
Enkele weken voor zijn verjaardag werd Theeuwes Klercq voor mobilsatie opgeroepen. Eén van zijn broers en ook een broer van zijn vrouw, met nog enkele neven, moest hij zich melden bij de kazerne in Middelburg. De hele situatie kwam hem zeer ongelegen, en dat met hem voor vele Nederlanders. Er waren 500.000 mannen gemobiliseerd, die hun gezin en werk in de steek moesten laten. De economie leed er zwaar onder.
Theeuwes trok zijn burgerkleding uit, in uniform kwam hij thuis. Betje stelde met trots vast dat het hem "pront" stond. Een dag later vertrok hij naar zijn onderdeel aan de Belgische grens vlakbij Koewacht, niet lang daarna werd hij overgeplaats naar Clinge. Er zat niets anders op dan zich te schikken in zijn lot. Betje had hem gezegd, dat het allemaal wel goed zou komen, daar vertrouwde hij dan ook op. Ook een slechte tijd komen we wel door, had ze hem voorspeld.
Op zijn post in Clinge was het niet geweldig spannend, de kleine compagnie waar hij was ingedeeld verbleef in een tentenkampje even buiten het dorp. Bij mooi weer geen probleem, maar bij regen, wind en sneeuw verkeerde de eenheid in een modderpool van ellende. Toch heerste er een ontspannen sfeer, wat een aantal foto's laat zien.
Ook in Westkappelle was een legeronderdeel neergestreken
"De Draad," het eerste IJzeren Gordijn. Helaas was het aan de overkant van de grens niet zo ontspannen. In oktober vluchtten duizenden Belgen voor het oprukkende Duitse leger, vooral veel Antwerpenaren vluchtten de eerste dagen naar de noorderburen. Op Walcheren was Middelburg één van de opvangplaatsen, waar ze zo goed en kwaad werden opgevangen. In totaal wisten één miljoen Belgen hun land te ontvluchten, een groot deel keerde later terug, nadat de rust in België was weergekeerd.
Dit was een reden voor de Duitsers om het land af te sluiten. Langs de hele Belgisch-Nederlandse grens van Vaals tot aan Knokke aan Zee, werd door de Duitse bezetter, aan de Belgische kant een draadversperring opgetrokken van ruim 220 kilometerlang van wel twee tot drie meter hoog, soms in dubbele rijen. Om de 50 meter werd stroom toegevoerd met een spanning van 2000 Volt. Hoe vernuftig oorlogsvoering ook kan zijn blijkt uit dit eerste IJzeren Gordijn. Het monsterlijk bouwsel kreeg in de volksmond al snel de naam "De Draad."
Afschrikwekkend beeld van een Draad-slachtoffer
Het bleek voor de Duitsers een inventief middel om de Belgen binnnen de landsgrenzen te houden. Bovendien spaarde het arbeidsintensieve grenswachten, de soldaten konden beter worden ingezet aan het front. "De Draad" liep door dorpen, over pleinen, door weilanden en boomgaarden, de afscheiding werd zelfs over sloten en ondiepe rivieren doorgetrokken. Wie "De Draad" aanraakte was daardoor opslag dood. Dagelijks stond in de krant wie nu weer "doodgebliksemd" was. De verkrampte, zwartgeblakerde lijken werden ter afschrikking dagenlang te kijk gelegd. Tienduizenden Belgen zijn om het leven gekomen door "De Draad."
Doodgebliksemd aan "De Draad"
De dappere, elegante Edith Cavell In het bezette België stond de doodstraf op het "de vijand toevoeren van manschappen", een ambtelijke taal wat hierop neerkwam dat de vluchteling was overlopen naar de veilige overkant. Met regelmaat verschenen aanplakbiljetten aan openbare gebouwen, met vermelding van terechtgestelden die vluchtelingen hadden geholpen. De bekendste onder hen was de charmante Engelse Edith Cavell. Deze vrome en strenge directrice van een Brusselse verpleegstersopleiding bekende na haar gevangschap en brute martelingen aan de Duitsers, dat zij een leidende rol had gespeeld bij het opzetten van een ondergrondse spoorweg. Ze had meer dan 200 Belgische soldaten helpen ontsnappen naar Engeland.
In de vroege ochtend van de 12de oktober 1915 werd Edith Cavell, door de Duitsers gefusilleerd, samen met de Brusselse architect Philippe Baucq, die ook deel had uitgemaakt van haar ondergrondse organisatie. Eén van de Duitse soldaten die weigerde aan de executie deel te nemen, werd vervolgens zelf ook door een vuurpeleton doodgeschoten. Graaf d' Oultremont daar en tegen ontsnapte aan de Duitsers. Na de oorlog richtte hij in de Voerstreek, bij Sippenaken, het monument op ter herinnering aan de vluchtingen, voor wie "De Draad" dodelijk bleek.
Edith Louisa Cavell
Edith Louisa Cavell is geboren in Swardeston, Norfolk op 4 december 1865, gefusilleerd op 12 oktober 1915, 49 jaar. Ze was een Britse verpleegster die in Brussel leiding gaf aan een verpleeginstituut. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hielp ze veel dienstplichtige Belgische, Britse en Franse soldaten over de Nederlandse grens. Haar dood veroorzaakte in 1915 internationale verontwaardiging. Na haar dood werd haar stoffelijk overschot gerepatrieerd naar Westminster Abby voor een plechtigeheid. Hierna werd ze overgebracht naar de kathedraal van Norwich, waar ze nu begraven ligt in het oostelijk gedeelte. Voor haar heldendaden kreeg ze een standbeeld in Londen, in de buurt van de National Portait Gallery. In Ukkel is een ziekenhuis naar Edith Cavell genoemd.
Belgische vluchtelingen
Het leven wordt duurder, de toekomst wordt niet beter. De oorlog is voorbij. Theeuwes keert terug naar Veere, waar hij zijn beroep weer opneemt. Het gezin is nu uitgebreid met een zoontje. Joost is geboren. Betje begint zich zorgen te maken over de toekomst. Niet over wat in de kranten staat, al die grote gebeurtenissen, van onrust in Duitsland en Rusland, trekken aan het gezin voorbij. Eerder is ze bezorgd over de prijsstijgingen, het riet wordt duurder, de boodschappen ook. In welke tijd komt dit niet voor? Het werk is ook minder geworden. Waar ze opgerekend had dat veel aanloop van klanten zou zou zijn, viel dat toch tegen. Het grootste deel van de klanten waren vissers, daar waren de inkomsten ook sterk teruggelopen. Jacob de Bruijn had de donkere bui zien aankomen, hij was naar Vlissingen vertrokken.
Betje begreep dat in Veere verder weinig voorspoed te verwachten was. Het stadje was klein en bleef dat. Middelburg lonkte, daar was van oudsher meer bedrijvigheid, dus ook meer klanten te vinden. Bovendien woonden de meeste familieleden van Theeuwes en ook van Betje in en rond Middelburg. Een reden te meer om terug te keren naar haar geboortestad. Een niet alleen om die reden, Betje wilde een rol spelen in het verenigingsleven. Er was weinig voor nodig Theeuwes voor haar plan te winnen. Wat Betje goed vond, dat was ook goed voor Theeuwes.
Who can tell me more about; August Adolf Klercq, 1e Lieutenant Reg. Infant. b. 19-01-1873, Bergen op Zoom Holland d. 10-01-1914, Chicago Ill. USA a. 00-02-1914, Date of publication in Holland S.of; Willem Frederik Klercq - Johanna Adriana van Gendt August died in Chicago under mysterious circumstances, nothing to find in Dutch Archives about his death.
Found; A.A. Klercq. Source; FamilyTree by FamilySearch.org (dd 26.09.2011) Course of death; Suicide by Asphyxiation by gas (suffocation) date. 10 jan 1914 Lived at 603 N. Clark Street, Ward 21-7 Place of death; Chicago, Cook, Illinois Occupation; Clerk Cemetry; Elmwood 13 jan. 1914 Archive; Film nr. 1239990, Dig.Fold.nr. 4004803, Image nr. 1051, Ref.nr. cn.1035
Who can tell me more about; Sophiade Klercq She attended as a wittness the baptism of Adrianus Amerman b. 22-04-1759 Collegiate Church of New York S.of; Dirk Amerman - Lena Mees Sophiade Klercq was married to Adrianus van der Sman
Panoramic view on New Amsterdam 1673, named as Nieuw Jork as well.
We write 3th of September 1609, when Henry Hudson, an Englishman employed by the Dutch East India Company, VOC world's first international tradingconcern financed by shareholders, believes he has found a passage to China and Asia. He was commissioned by the VOC to search for a western route, because the sailingtrip by passing Cape of Good Hope was a long journey. Full of dangers, heavy storms, shipwrecking, mutiny and lack of food. Also marinemen had to conquer Barbarian pirates off the coast of Barbaria, current Morocco. The insight of mapmaker Peter Plancius brought up, there had to be a route via the North Pole to find a way to East India. Hudson failed, he came across a different country, where he found people he did not expected.
In his log-book he writes; whales off the coast, Indians and tobacco crops. Hudson will find also, an abundant beaver population, which appears to be an additional advantage. For beaver pelts were in vogue in Europe, at those times it was plagued by very cold and long winters, during the Minor Ice-period. Moreover, the byproduct; beaver-lascivious was even more profitable, doctors assumed it had a medicinal effect, making the beaver-trade to a very lucrative business.
And where business is found, the Dutch establisted a trading-post instandly, including factories, warehouses and dwellings. Which extended onto a colony, with fortifications and ramparts. A name had to invent, New Amsterdam it would be called. Not quite original, there where several colonies in the world with the same name already. Nevertheless it could charm the Amsterdam regents
First settlements of New Amsterdam (New York) downtown Manhattan Videoclip; 3-D Animation Early New Amsterdam 1664 Dutch narr (3,56 min) http://youtu.be/z_EeRgvj1vA
The First Settlers
The first colonists settled in 1624 at the head of the island, which the locals called Manhattas. The broadcasted settlers constructed ports, a tributary of the river was converted into canals, so goods could be distributed into the center easely. A church could not be missed. Faith in God, to worship they All Mighty, God needed his own house. Asking the Lord forgiveness for improper trading practices, a pastor was appointed for comforting the soul, christening the children. On the north-side a wall including one gate araised on Bredeweg (Broadway). A study fort on the south-side overlooking the harbour served as a defensive structure in times of trouble, and emergency shelter as well. Raids of Indians and the English could be expected, because the trade worked in favour to the Dutch, usually. so it lead to hostilities, occasionaly.
The colony grows gradually into a province and is called New Netherlands now, with granted cityrights in 1653. The area is still growing, what originally not was intended, the traders wanted to remain New Amsterdam as a trading-post. Outside the initianal occupied area, new settlements were erected with typical Dutch names like; Nieuw Haarlem (Harlem), Breuckele (Brooklyn), Lange Eylandt (Long Island), Kaap May (after capt. May, Cape May) Conyne Eylandt (-rabbit- Coney Island), Roode Eylandt (Rhode Island),
Walstraat, Wallstreet at the time of 1700
The Sealand Connection May 1624, the Nieu Nederlandt, a ship of the Sealand's West India Company (WIC) embarked at Noten Eylandt, now Governess Island, just below Manhattan.
On board were thirty families from the Seven United Provinces. Most were natives of Southern Holland or Wallony, all speaking Dutch. Four couples and eight men disembarked at Verhulsten Eylandt in the Delaware River, near to Fort Nassau was built allready. Today you wil find the city of Gloucester at the same spot. Two families and six men perform on the Connecticut River, what they call the Versche Rivier (Fresh of Clear River). The families built a small settlement at Kievitshoeck or Zeebroeck to be there new home-area. The name is changed into Seabrook. About eighteen families remained aboard the Nieu Nederlandt, they carried upstream on the Hudson River and disembarked at the site, now known as Albany. The capital of the state of New York.
In the entire region of today's New York you will find historical sites everywhere, remainings to the former Dutch presence. Americans, New Yorkers in particularly, cherish this history in a patriotic fashion. Not only colonial houses remembered to the Dutch, even the square streetplan is their invention. In 1612 the Beemster Lake of Noord-Holland was impoldered. The fresh new furtile land, 3,5 meters below sealevel, was devided into square lots of 0,5 by 0,5 nautical miles, about 926 meters square agriculture property. This masterplan was a succes. In all colonies the Dutch applied this system to cityplans.
New York City Wharf in ancient times, of economic importance ever since
A Klercq in New York Wallstreet is the synonym for everything representing the American Dream. In history, the street bordered the northern part of the colony. It had a fairly simple palisade of earthen walls and wooden shots. There is a dispute going on about the origin of that name. Wallstreet would be the genitive of Wal-straat, referring to the former ramparts. Also, there is a equally plausible theory that this name comes from "de Waal-straat." Named after the first families of settlers from Walloon in 1624.
Nevertheless, Wallstreet plays a role in one of the Klercq-families. On March 20th 1681, Alexander Klercq (his name changed into Clark later on) marries Femmetje van Borsum. His father was drawn to the New World as a marinemen, in hopes to build a new future. Presumably Alexander goes into business, because he can afford a residence in the Walstraat. Special is to know where he lived with his wife and children, namely on the south-side of Wallstreet, right opposite of the current entrance of the New York Stock Exchange. So, Klercq's when visiting New York, go to Wallstreet, stand backwards to the now infamous bastion causing financial misery, remember one of your ancesters. You are on historic ground, far from home.
Foot of Wallstreet with a ferryhouse 1745.
New nobility Not only in the Netherlands excists strong interest for family history. In America it's big business. Quite often is asked; "Where are you from?" This question does not mean where you are living, the questioner is more interested in the roots of your family. You will rise in stature even, if you can show that you are an ancester of one of the passagers of the Mayflower. You will belong to the new American nobilty. Some industrious American genealogists have put me on the trail of this Dutch-American Klercq. Their work is carrefully recorded, above all it fits to the notations of the National Archive in the Netherlands, mainly.
Klercq in the Bensons (Bensingh) Tree
Alexander Klercq (Clark-e) Partn. Femmetje van Borsum b. abt. 1695, d. 15-11-1760, Tolland Co.Ct. 65 yrs b.1681, c. 30-03-1681. d. 15-09-1760, NY, 78 yrs S.of; not known D.of; Harmanus van Borsum, 1640-1712 NY S.of; not known D.of; Wybrecht Hendricks Karstens 1646 Amsterdam Holland
Alexander Klercq, occ. Mariner Married to Femmetje van Borsum on 13-01-1714, in New Amsterdam NY Grm; 19 yrs, Brd. 33 yrs. Second marriage of Femmetje van Borsum, widow of Jan Mildrom
Children Alexander Klercq - Femmetje van Borsum; 01.- Anna Catharina Klercq (Clark) Marr. Hendrik Bakker b.02-12-1719, NY, d. ? Fath; 24 yrs, Moth; 38 yrs Wittn. Philippus van Borsum (brother of Femmetje) Margrietje Willemse (married to Philippus van Borsum) 02.- Catharina Klercq (Clark) Marr. Jan (Johannes ?) Mildrom b. 22-07-1722, NY. d. ? Fath; 27 yrs, Moth; 41 yrs Wittn. Philippus van Borsum (brother of Femmetje) Wyburg van Borsum-Hendrick Karstens (mother of Femmetje) 03.- Sara(h) Klercq (Clark) twins b. 26-02-1725, NY. d. ? Fath; 30 yrs, Moth; 44 yrs Wittn; Barent de Foreest Cornelia de Foreest (couple) Isaac + Annatje van Deursen (couple) 04.- John Klercq (Clark) twins b. 26-02-1725, NY. d. ? Fath; 30 yrs, Moth; 44 yrs Wittn; Barent de Foreest Cornelia de Foreest (couple) Isaac + Annatje van Deursen (couple)
Femmetje van Borsum Partn; Jan Mildrom (Meldrom) b. 1861. c. 30-03-1681. d. 15-11-1760 b. abt.1680? d. bef. 1714, abt. 34 yrs ? D. of; Harmanus van Borsum S.of; not known D. of; Wybrecht Hendrick Karstens S.of; not known
Jan Mildrom Married to Femmetje van Borsum on 04-05-1704, in New Amsterdam ? Grm. abt. 24 yrs? Brd. 23 yrs First marriage of Femmetje van Borsum
Children Jan Midrom - Femmetje van Borsum; 01.- Anna Catharina Mildrom b. 04-03-1705, NY. d. ? Fath; 25 yrs? Moth; 23 yrs 02.- Johannes Mildrom b. 06-02-1707. NY. d. ? Fath; 27 yrs? Moth; 25 yrs
Grandparents of Femmetje van Borsum Gr. Fath. Egbert van Borsum. b. 01-07-1605, Emden Oostfriesland Germany. d. 01-07-1676, NY, 71 yrs S.of; Johan van Borsum S.of; Jannetje Arents Gr. Moth. Annatje Hermansz Hendricks, b. 04-08-1619, New Amsterdam NY. d. ? D.of; Hendrick Hermansz Hendricks D.of; Grietje Centens
Egbert van Borsum; Married; Annatje Hermansz Hendricks on 11-12-1639 in New Amsterdam NY Grm; 34 yrs. Brd; 20 yrs
Children of Egbert van Borsum - Annatje Hermansz Hendricks; 01.- Harmanus van Borsum b. 02-09-1640, Kings Co. NY Fath; 35 yrs, Moth; 21 yrs 02.- Hendrick van Borsum b. abt. 00-04-1648, New Amsterdam NY Fath; 43 yrs, Moth; 28 yrs 03.- Thymen (Tynon) van Borsum b. 17-09-1652, New Amsterdam NY Fath; 47 yrs, Moth; 33 yrs
Parents of Femmetje van Borsum Fath; Harmanus van Borsum, b. 02-09-1640, Kings Co. NY Moth; Wybrecht (Wybrugh?) Hendricks Karstens, c. 1646 Amsterdam, Netherlands D.of; Hendrick Hendricks Karstens, b. 160, Oldenburg, Germany D.of; Femmetje Coenraets b. abt. 1624, Groningen, Netherlands
Harmanus van Borsum; Married to Wybrecht Hendricks Karstens on 30-07-1679 in New York, Dutch Reformed Church Grm; 39 yrs. Brd. 33 yrs.
Children of Harmanus van Borsum - Wybrecht Hendricks Karstens 01- Femmetje van Borsum b. 1681 New Amsterdam c. 30-07-1681, Columbia Congregational Church Tolland Co. CT. Fath; 41 yrs, Moth; 35 yrs 02.- Philippus van Borsum b. 1686 New Amsterdam c. 19-09-1686, Dutch Reformed Church New Amsterdam NY Fath; 46 yrs, Moth; 40 yr
United Congregational Church of Tolland CO, CT, place of worship for the Klercq family ?
Before 1715, Tolland's first settlers came here from several different towns, they began to build their homes, and to farm. By tradition they were Protestants and felt the need of a place of worship. The settlers voted in 1719 to build the Tolland Meeting House, and the Church of the Congregational Society in Tolland was formed soon after. Laws at that time decreed that a church could not be organized until a prayer or petition was read in the General Assembly, which occurred in 1722. The first structure, a meetinghouse, was built in 1723. Although this meetinghouse was never completed and furnished, it was used as a location for religion services, town meetings, and elections for 30 years.
Remarks on the Klercq File Alexander Klercq is written also as; firstname; Ellik, surname; Clark or Clarke Parents of Alexander Klercq; not known at present Alexander Klercq lived between 1725-1760 (until his death) south side of Wall street, now entrance NYSE Alexander died 2 months after the death of his wife, Columbia Congregational Church Tolland Co. NY Klercq is an old Flamish (not French) name of profession, (1133) writer, secretary, functionary, etc.
Relations of the Klercq family 1.- The van Borsum family is of German ancestry, Emden, Ostfriesland - Oldenburg Westfalia 2.- The Klercq family presumably is from Zeeland-Netherlands (Sealand) 3.- The Foreest family is of a very old noble pedegree, 1122 4.- There were relations with the Roosevelt family, also of Sealand origin 5.- The Wijnkoop family is early releated to Klercq of Rotterdam-Middelburg (Gonda Wijnkoop)
Sources; The Bensons Tree; cb@thebensons.org Dutch Colonies L-Archives; Christopher H. Wynkoop; (Christopher is not with us anymore) Mary DeWitt, van Borsum File; http://www.njgsbc.org Genlias Holland Archives; http://www.genlias.nl (to your advise)
Oproep aan alle Klercq-en; Heeft u oude foto's van groot- en overgrootouders, oude annonces van overlijden, huwelijksaankondigingen of ander materiaal dat geschikt is voor publicatie op dit weblog. Stuur het per E-mail of in print naar mij. U kunt mij ook opbellen. 046-4740641.
Bezoek Den Archivaris; http://www.zeelandnet.nl/weblog/data/mir/index.php Archivaris Allie Barth, een oude schoolkameraad, uit Goes zit al jaren in het "Oud Papier." Hij doet bijzondere vondsten in archieven, met humor schrijft hij een kort verhaaltje over waar gebeurde anecdotes.
In het Middelburg van rond 1900 bestond een zorgvuldig opgebouwde burgelijke klasse. Een struktuur van wel zeven sociale lagen zorgde voor ingewikkelde verhoudingen, die onderling geen amicale toenadering verdroeg. De bovenlaag werd gevormd door notabele families, van hogere en lagere adel, of lieden die zich daarbij aangetrokken voelden omdat ze een dubbele familienaam voerden, of op andere wijze een belangrijke positie hadden verworven.
De "Mevrouw" van de families beschikte over personeel voor de huishouding, een knecht was aangesteld voor onderhoud aan de tuin. Dat was wel nodig ook, want zo'n familie bewoonde een royaal huis aan de Dam, Herengracht of ergens aan de buitensingels een of andere villa met een park rondom. Nog deftiger was de dame wanneer ze weduwe was van een adelijke heer, haar titel van douairière oversteeg alle normale deftigheid.
Dienstbode 1894 Schilder Isaac Israëls
Betje werkte als dienstbode bij een burgelijke familie aan de Herengracht. Een betrekking die veelvuldig voorkwam, waar ook veel vraag naar was binnen de gegoede burgerij. De familie kreeg zelfs meer aanzien, wanneer de dienstmeid gekleed was in Walcherse of Middelburgse streekdracht. Het begrip dienstmeid had geen negatieve betekenis, net zomin als knecht. Het waren normale beroepsaanduidingen. De dienstmeid werd voor van alles en nog wat ingezet. Van de straat schrobben, ramen lappen, koken, koper poetsen, de kinderen verzorgen tot het doen van boodschappen, want de "Mevrouw" behoorde geen dagelijkse beslommeringen uit te voeren. Zij verscheen uitsluitend in genomeerde "Magasins" voor de aankoop van japonnen of discrete kledingstukken.
Er werd onderscheid gemaakt tussen inwonende dienstbodes en dagmeisjes. Voor de arbeidsvoorwaarden bestonden ongeschreven regels. Naast het loon mochten de dienstmeisjes bij het serveren van het diner een fooi ontvangen van de gasten. Deze fooien waren soms relatief hoog, wanneer de gast bereid was een gul gebaar te maken, wat op discrete wijze bij vertrek in de hand werd toegestoken. Een gulden bleek een mooie beloning. Bij gefortuneerde families waren zelfs meerdere meisjes in dienst voor verschillende taken. Het hoogtepunt van deze dienstbetrekking lag tussen 1910 en 1935, daarna daalde het aanbod van dienstbodes, omdat vrouwen ook andere beroepsmogelijkheden kregen. Deftige dames uit hogere kringen spraken bij de high-tea onderling over het "dienstbode-probleem," waar met de komst van Duitse dienstmeisjes een oplossing voor werd gevonden. Na 1950 is het beroep van dienstmeisje praktisch uitgestorven.
Dienstbode aan huishoudelijk werk
Maar niet in Maastricht, waar de kerkmeester van de Onze Lieve Vrouwebasiliek een huishoudster in dienst had, die er op stond zich te kleden in klassiek zwart dienstbodetenue, inclusief witte schort met broderie afgezet, met bijbehorend diadeemkapje. Ze diende in een huis waar een roemrijke geschiedenis aan verbonden is. "Kijk daar heb je Saartje van Swiebertje," riepen toeristen en wilden met hun kind op de foto. Heel beslist weigerde Marie-Thérèse deze banaliteit. Op dat moment sprak ze Frans, waar de dagjesmensen niet op rekenden. Marie-Thérèse negeerde het lompe gedrag waar toeristen te vaak mee behept zijn, die het maar niet kunnen begrijpen dat er culturele waarden bestaan waar respect voor getoond moet worden.
Dienstbode in klassiek tenue
Betje was geen meid waarmee te sollen viel. Haar gevoel voor rechtvaardigheid bracht haar meermalen in problemen, wanneer ze van zich af sprak. "Zo'n brutale meid hoeven we niet meer," zei de "Mevrouw," waarop ze kon vertrekken. Wat was het geval? Betje kwam op voor haar recht. Hoe weinig daar ook sprake van was voor het 19de eeuwse arbeidersmilieu. Ze had nederig te luisteren naar de wensen van "Mevrouw," die onbetwist de baas was. Voor verbaal verzet kreeg de meid zonder pardon congé. Nederigheid is nooit Betje's eerste eigenschap geweest, ze was zelfbewust, ze wilde hoger opkomen.
Mevr. Besier-Klercq uit Haarlem vraagt een Keukenmeid in de Rijnbode van 10 april 1907
Eén van Betje's taken was het doen van de dagelijkse boodschappen. Zo had ze een lijst van adressen af te lopen voor inkopen bij de slager, de bakker, banketbakker en de groenteman. Voor specialiteiten kwam ze terecht bij Cornelis Klercq op de Pottenmarkt, de winkel voor banket, koekjes en zoetigheid. Daar moet ze voor het eerst de verlegen knappe jongeman hebben ontmoet. Theeuwes die om het hoekje van de deur keek, recht in de opmerkzame ogen van Betje. Over en weer zal een nieuwsgierige spanning voelbaar zijn geweest. Wat dat betekende moest Theeuwes nog begrijpen, hij was nooit eerder verliefd geweest. Voor Betje was dit een teken voor nader onderzoek. Deze bescheiden aardige jongen wilde ze beter leren kennen, waarop ze vaker een smoes bedacht, de winkel van Klercq te bezoeken.
Theeuwes Klercq in Militaire Dienst omstreeks 1912
Het initiatief voor een rendez-vous moest wel van Betje komen. Theeuwes was nogal schuchter, om er niet van te spreken dat hij last had van besluiteloosheid. Voor Betje was het ook haar eerste amoureuze ontmoeting. Haar scherp opmerkingsvermogen liet er geen twijfel over bestaan, dat deze jongeman eerlijk en oprecht was. Een goed karakter bezat en daarmee de man naar haar hart zou kunnen zijn. Na het eerste afspraakje volgden er nog vele meer. Hoe amoureus ze zijn geweest bleef hun geheim. Openlijk zal het nooit tot vrijages zijn gekomen. Een welgemeend kusje bij het afscheid gaf voldoende blijk van genegenheid. Nadat ze kennis hadden gemaakt met wederzijdse ouders konden ze zich vrij als vriendenpaar vertonen. De verkering was "an."
Veere lonkt voor Theeuwes en Betje
De verkering zal niet hebben geleid tot vrijpostigheden. Daar was Betje toch al niet van gediend, ze was een fatsoenlijk opgevoed meisje. En als Theeuwes al de moed had, wat niet in zijn aard lag, handtastelijk te worden dan moest hij een veelvoud aan rokken overwinnen. Zover zal het nooit zijn gekomen. Betje zou gezegd hebben; "Pas op voor mien krulle!" De afwijzing voor onverhoedse toenadering was daarmee overduidelijk. Fatale gevolgen konden zo uitblijven. Belangrijker was de genegenheid voor elkaar, de Victoriaanse preutsheid was nog lang niet overwonnen. Over "zaken" werd niet gesproken, dat zou later wel komen, wanneer ze getrouwd waren. Trouwens hoe en waar zouden ze "het" gedaan moeten hebben. Betje was geen hooimeid, ze waakte scherp over haar kuisheid. Maar toen ze tegen elkaar zeiden "Ik 'ouw van joe," toen was geen weg meer terug. Die belofte stond voor een levenlang, wat ze allebei liefdevol in stand hebben gehouden. Dus er kon nu getrouwd worden.
Verzamelde jeugdverhalen, wandelingen in en legenden, volksverhalen uit Zeeland, van onder andere; Ina van der Beugel, J.M.A Biesheuvel, Willem Brakman, Simon Carmiggelt, Rinus Ferdinandusse, Willem Geldof, Tjaard W.R de Haan, J.P. Hasebroek, Charles Hugo, Hubert Lampo, Harry Mulisch, Ciska Muller, Nescio, J.C. van Schagen, Annie M.G. Schmidt, Bob den Uyl. Uitgever; A.W. Bruna. ISBN. 90-229-8887-2 NUR 303
Verhalen en gedichten, uitgegeven ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het literair periodiek Balustrade. Rinus Ferdinandusse, André van der Veeke, Isaac Faro, Hans van de Waarsenburg, Lou Vleugelhof, Jan J.B.Kuipers, Ed Leeflang, Bram le Clercq, Andreas Oosthoek, Carolijn Visser, Herman Kakebeeke, Kees Slager, William Rothuizen, Laurens Geerse, Hans Verhagen, Jan Bee Landman, Johanna Kruit, Meindert Inderwisch, Raats. Uitgever; ADZ Vlissingen. ISBN 90-72838-15-7
In dit bundeltje vindt u een keur aan Zeeuwse wijsheden, zei- en weerspreuken. Een deel van die wijsheid is al eerder opgetekend in het Zeeuws Woordenboek. Een ander deel is nog nooit eerder gepubliceerd het komt uit de verzameling van Marco Evenhuis. Illustraties zijn van Wil Berg. Uitgever; Verba. ISBN 978-90-5513-346-8 NUR 520
Panorama van Veere. Hier woonden Theeuwes en Betje de eerste jaren van hun huwelijk.
Een tijd geleden stond een artikel in de krant over huwelijksfoto's, naar aanleiding van een expositie bij Galerie T, aan de Turfkaai in Middelburg, onder het motto; "Van stijf staatsieportret tot vrolijke trouwreportage." En, wat schets onze verbazing? Pront en fier staat een huwelijksfoto van Theeuwes en Betje in de krant. De fotograaf heeft een mooi arrangement samengesteld; een wit empire bloementafeltje, op het blad staat een kristallen tuilvaasje met een boeketje bloemen. Het vaasje staat ietwat oneerbieding op de huwelijksbijbel, naar we mogen aannemen. De achtergrond laat een op doek geschilderd idyllisch landschap zien.
Daar staan ze dan, jong, fris en vol verwachting, de wereld ligt voor hen open in 1913. Nog ongewis wat de toekomst enkele jaren later zal bieden,. Van een Eerste Wereldoorlog was nog geen sprake, van de crisisjaren daarna konden ze nog lang niets vermoeden.
Theeuwes poseert; Hij is een knappe jonge man van 25 jaar, met een volle snor, kort geknipt bebophaar blijkt in de mode te zijn. Vriendelijke ogen kijken je aan, er staat een oprechte uitdrukking op zijn gezicht. Voor de belangrijke dag is hij goed gekleed in een stijlvol kostuum met een stijf collarboordje aan zijn overhemd. Een mooie stropdas staat bollend tussen de revers. Zijn hand rust zorgzaam op de schouder van zijn jonge vrouw. Fotograaf Henning zal hem diplomatiek gewezen hebben op deze houding.
En daar zit Betje in al haar volle pracht in de Middelburgse streekdracht. Het past haar perfect. Strak in de taille, ruime rokken in de volle lengte, opgetuigd met al haar gouden sieraden. een volslank krachtig postuur, een fijn gevormd gezicht met heldere pientere ogen. Ze poseert als een mooie pronte Zeeuwse vrouw die duidelijk aanwezig is. Kortgeleden is ze 24 jaar geworden. Samen zijn ze een schitterend paar op de belangrijkste dag van hun leven.
Het bruidspaar op 12 november 1913
Hoe het bruiloftsfeest is verlopen weten we niet, maar naar goed burgerlijk gebruik zal het er aan niets ontbroken hebben. Daar valt wel een voorstelling van te maken. Opoe zal centjes opzij hebben gelegd in de voorzienigheid dat zo'n feest in de papieren loopt. Voor opa was dat van minder belang, hij hield zich niet met geldzaken bezig. Dat liet hij aan zijn vrouw over. Betje zal hem er wel op gewezen hebben ook een bijdrage te leveren aan de spaarpot, daar was hij dan weer wel volgzaam in.
Voor het feest zal het een aan- en afrijden van koetsjes zijn geweest, daar in Veere. Want in dat oude havenplaatsje werd het feest gegeven, nadat het huwelijk in Middelburg was ingezegend. Zo toevallig was het niet dat het feest in Veere werd gehouden, want ze gingen hun intrek innemen in Zanddijk. Een klein gehucht aan de invalsweg naar Veere. Van Jacob de Bruijn, een schoolkameraad die een paar huisjes had geërfd na de dood van zijn ouders, kon Theeuwes een huisje huren. Ze waren er wat blij mee.
Een huifkar bij de oude Botermarkt in Middelburg
Op het feest waren natuurlijk de families van beide kanten aanwezig. Van de Klercq-en kant; broer Cornelis, Rinus, Johan, Ko en Joost met aanhang. Van de familie Joosse ontbraken; Evert, Louw, Willemien, Jans en Leintje vanzelfsprekend niet. Ook met vrouw of echtgenoot in gevolg van hun kinderen. Pa Cornelis met moeder Pietje Bruins en Joost Joosse met zijn vrouw Pietje Tange zullen als ouders het bruidspaar iets extra hebben toegestoken.
Vooraf waren de uitnodigingen verstuurd. Dat bleek altijd een nerveuze toestand te zijn. Niemand mocht vergeten worden, ook geen vrienden of goede bekenden of anderen die een belangrijke rol in hun leven speelde. Wee je gebeente, als Betje dat niet op orde had. Een hoog oplopende ruzie zou daar het gevolg van kunnen zijn, dat ongetwijfeld nog jarenlang kon nasudderen. Een "utnoôdigieng" moest wel officieel ontvangen zijn, anders werd je niet "verwacht." En als je niet "verwacht" werd dan verscheen je ook niet op het feest. De dunne lijn van fatsoen, kon snel een open zenuw raken.
Het zaaltje zal versierd zijn geweest met kleurige papieren slingers en lampionnen. Een groot bord met de tekst "Leve het Bruidspaar" hing prominent boven de versierde stoelen van het kersverse bruidspaar. Verder was er genoeg te eten en te drinken, daar mocht het nooit aan ontbreken. beter teveel ingekocht, dan te weinig brood, bolussen, krentebollen, cadetten en gebak op tafel, wat wel door de beste bakker geleverd moest worden. De familie zou er nog lang over napraten, als er gebrek zou zijn. Of wanneer de verkeerde bakker of slager geleverd had. Maar daar hoefde niemand bang voor te zijn. De vader van Theeuwes was één van de beste bakkers in Middelburg, bovendien winkelier in zoet- en snoepgoed, waardoor de kinderen ook aan hun trekken kwamen.
Met sterke drank moest je wel voorzichtig zijn. Er waren familieleden bij die hem zo gezegd wel lusten. Daarom werd die voorraad beperkt gehouden tot zoete rode wijn, een advocaatje en boerenjongens op sap voor de dames. Voor de kinderen stond een flinke pot vruchtenbowl en ranja klaar. De mannen moesten het doen met één fles jonge klare. Te lollig moest het nu ook weer niet worden, het zou niet "passen" wanneer de polonaise omsloeg in een dronkenmansdans. Van dansen was so-wie-so al weinig sprake in serieuze Gereformeerde kringen. Broer Louw, van Betje, zou meteen ingrijpen. Als voorzanger in de kerk had hij een funktie hoog te houden, waarbij hij uit zelf opgelegd verantwoordelijksbesef de "nette" moraal wilde behouden.
Na de polonaise, wanneer de stemming op het hoogst was, zullen er "stukjes" opgevoerd zijn. Samenzang zal hebben geklonken met zelfbedachte jolige teksten over de karaktertrekken van het jonge bruidspaar. Betje moest daarbij een beetje ontzien worden, ze was snel geraakt op een minder prettige eigenschap. Tantes duwden hun zenuwachtig kind naar voren voor het declameren van een ingestudeerd gedichtje. Met een aarzelende buiging, dankbaar voor het applaus, en met een rode kleur op de wangetjes van de opwinding, schoten ze schielijk terug naar hun veilig plekje bij mama.
Zanddijk in oude tijden
Tegen het eind van het feest zal broeder Louw een uitgebreid dankgebed hebben uitgesproken, waarbij hij de nodige goedertierenheid des Heeren afsmeekte. En dat vele zegeningen zouden moge nederdalen over het jonge bruidspaar, gepaard gaande met de vreugdevolle ontvangst van een grote kinderschare. Dat ook een goede gezondheid hun deel moge zijn en het jonge paar ontzien zou worden van al het "Kweade in de Weareld." Na het verlossende "Amen," zal het feest voor twaalf uur zijn geëindigd. De gasten moesten voldaan en tijdig huiswaarts keren. De volgende dag riep de plicht weer. Bij Leintje moesten de koeien gemolken worden, Pa Cornelis kon zijn winkel geen dag langer sluiten en Rinus moest zijn melkwijk weer bedienen met zijn hondenkar.
Opmerking over polonaise; De polonez was aanvankelijk een langzame Poolse dans in 3/4 maat, die in het Frans werd vertaald als polonaise. Het gebruik van de dans is later veranderd is een dans waarbij men in een lange sliert achter elkaar aan host, met de armen op de schouders van de voorganger. Een polonaise kan ook een Pools, <later Frans>, modekledingstuk betekenen. Voor vrouwen was dit een strak lijfje met een lange schoot. Voor mannen een korte nauwsluitende overjas. De uitdrukking "aan mijn lijf geen polonaise" komt van het dragen van dit strak nauwsluitende kledingstuk. Het heeft dus niets van doen met de dans.
Tuberculose is een ernstige en zeer besmettelijke ziekte, dat in het begin van 1900 op grote schaal slachtoffers maakte, met doorgaans een dodelijke afloop. De bacteriële infectieziekte sluimert in stilte nog steeds onder ons en steekt onverwacht de kop weer op.
TBC poster
In de jaren twintig van de 20ste eeuw stierven er in Nederland ongeveer 10.000 patiënten per jaar aan deze ziekte, wat een ware gesel voor de bevolking was. In de familie Klercq maakte deze ziekte ook slachtoffers, vaak op jonge leeftijd. Bij Rinus, een broer van Theeuwes, en Bets Klercq was hun dochtertje Keetje ook aan de ziekte overleden. Een andere broer van opa, Cornelis Klercq, die getrouwd was met de Friese Berber Visser, werd wel het zwaarst bezocht door de dood.
Hun eerste kindje Minkje leefde nog geen jaar. Het daarop volgende meisje werd in navolging van haar overleden zusje Minkje Pieternella genoemd. Na de voorspoedige geboorte van Minkje Pieternella werd het gezin verheugd met de gezegende komst van vier zonen, zoals broeder Louw van opoe Betje dat zo plechtig kon verklaren. Het zaad ter verspreiding van het ware geloof had vruchtbare bodem gevonden, stelde hij goedkeurend vast, uit zijn professie als voorzanger in de kerk.
Helaas was deze zegening van korte duur. Van alle kinderen van Cornelis en Berber is er maar één in leven gebleven. Minkje, Johan, Cornelis en later Pieter stierven allemaal aan de tering, zoals de ziekte zo plastisch in de volksmond werd genoemd. Minkje werd maar 21 jaar. Twee van haar broers overleden toen ze 20 en 18 jaar waren. Cornelis was nog kapper geworden en Pieter jongste kantoorbediende. Het één na jongste kind leefde slechts 9 maanden. Alleen Johannes is verschoond gebleven van deze akelige ziekte.
Corrie is verschillende keren op bezoek geweest bij haar nichtje Minkje, ze vond haar toestand zielig. Hevig ontdaan was Corrie toen Minkje stierf. Zelf was ze nog maar zeven jaar, maar begreep al te goed dat die ziekte ook haar zou kunnen overkomen. Zelfs Evert, de broer van haar moeder moest die ziekte met de dood bekopen, toen hij uit militaire dienst kwam. Evert had ook een tbc-infectie opgelopen. Zijn ziekte verliep wel zo snel, dat de familie erover sprak dat hij was overleden aan de "vliegende tering." Een vorm van tbc die razensnel je longen verwoest, of zich elders in je lichaam nestelt met fatale gevolgen. Evert was pas getrouwd en jong, nog maar 18 jaar, toen zijn vrouw in verwachting was van hun eerste kind. Joost, zijn zoon, zou zijn vader nooit kennen.
Een tbc-tuinhuisje. alias een lichthalletje.
De behandeling bestond uit langdurige rust en het isoleren van de patiënt. Om die reden stond in de tuin van Cornelis een tuinhuisje als onderkomen voor Minkje, later deed dit ook dienst voor haar broers. Het isolement betekende een zware belasting voor het gezinsleven. Het was zelfs ingrijpender voor de patiënt zelf, want naar school gaan was er niet meer bij. Spelen met vriendjes of vriendinnetjes al evenmin. Gesprekken werden gevoerd met een mondkapje op, als de dood zo bang zelf ook geïnfecteerd te raken.
Veruit de belangrijkste wijze van besmetting gebeurde door het inademen van kleine in de lucht zwevende tuberculosebacteriën bevattende druppeltjes die door de patiënt door hoesten verspreid werden. Maar een andere vorm van besmetting kon ook veroorzaakt zijn door het drinken van melk van koeien die aan rundertuberculose leden. Welke vorm van besmetting in Nederland het meest voorkwam, omdat de melk niet gepasteuriseerd werd. Nadat het pasteuriseren uitgevonden was en er antibiotica voor runderen ontwikkeld was, is de veestapel tbc-vrij gemaakt.
Voorlopig moest Minkje bedrust houden, schone frisse lucht en zonneschijn kwam haar tuinhuisje binnen door grote uitklapbare ramen. En het aardige van dit huisje was dat het kon meedraaien met de zonnestand. Een strandhuisje op wielen, leek het wel. Speciaal voor Minkje hadden haar ouders, wat een luxe was, een radio voor haar gekocht, zodat ze zich niet zo eenzaam hoefde te voelen. Van de zon kreeg Minkje een gezond kleurtje waardoor ze eigenlijk niet ziek leek te zijn. Schone schijn bedriegt, haar longen waren weldegelijk behoorlijk aangetast. Dat kon je niet zien, maar wel aan haar merken, omdat ze zo hevig lag te hoesten.
De Buitensociëteit op het Molenwater, de eerste tbc-kliniek van Middelburg
Voor de toen nauwelijks behandelbare longziekte ontstonden door het hele land sanatoria, waarvan het Zeehospitium Zonneveld, opgericht en nagelaten door de rijke ongehuwde dame Elisabeth van den Broecke, in Oostkapelle het bekendst is geworden voor Walcheren. De bos- en zeelucht betekende hier de remedie, naast een gezonde voeding, de weg naar herstel. Niet voor niets werden deze sanatoria dan ook wel herstellingsoorden genoemd. In elke provincie werden er wel één of meerdere gebouwd, in vaak idyllische bosrijke omgevingen. In Middelburg werd in 1923 een buitensanatorium geopend vlak naast het Gasthuis op het lommerrijke Molenwater.
Het oude Bagijnhof in Middelburg, inmiddels lang geleden gesloopt
Hoe kwam het toch dat die ziekte zich zo snel kon ontwikkelen? Over het algemeen was het slecht gesteld met de hygiëne. Het water voor eten en drinken werd opgepompt uit waterputten bij het huis. Niet overal was de luxe van een waterleiding aangelegd. De riolering bestond uit afgedekte geulen en op z'n best uit keramiek buizen, die evenwel lekten. Maar bovenal was de huisvesting allerbelabberst. Op oude foto's is te zien hoe verschillende straten in Middelburg verkrot waren. De oogwaarschijnlijk pittoreske straatbeelden zouden een inspratieborn voor Anton Pieck hebben kunnen zijn. De werkelijkheid was anders. Binnenshuis was de armoe troef, geld voor een frisse opknapbeurt was er nooit. Het volk was allang blij werk te hebben om de kinderen te eten te geven.
Verkrot huis aan het Bastion Veerse Bolwerk
Laat staan dat dagelijks een wasbeurt op het program stond. Van een douche of badkuip hadden die mensen nog nooit gehoord. Jawel...misschien drong het door dat "d'n rieke luu." over een badkuip beschikte. Die burgerlijke welvaart stond wel zover af van het gewone volk, dat het ondenkbaar was ooit die luxe te mogen beleven. Men waste zich aan de gootsteen en eens per week werd een grote zinken teil uit de kast gehaald voor de grote lichamelijke wasbeurt.
De drie gezusters Emily, Charlotte en Anne Brontë.
Omdat de ziekte het meest slachtoffers maakte onder jonge mensen, en de oorzaak daarvan onbekend was, werd het beschouwd als een lot dat niet te ontlopen viel. De tragiek sloeg vooral ook toe bij jonge kunstenaars, die onder dramatische omstandigheden uit hun kring werden weggerukt, wat soms tot mytische legendes heeft geleid. Voorbeelden te over zijn hier te noemen.
Emily Jane Brontë, de middelste van de drie Brontë-zusters, de Britse schrijfster van de vermaarde roman Wuthering Heights, overleed op 19 december 1848 in Haworth. Haar oudste zuster Charlotte heeft het boek na de dood van Emily gepubliceerd. Charlotte die getrouwd raakte met de hulppredikant van haar vader; Arthur Bell Nichols, onder wiens pseudoniem ze als Currer Bell beroemd is geworden met haar roman Jane Eyre, stierf ook aan tuberculose. Anne Brontë de jongste van de drie gezusters schreef minder bekende romans, waaronder Agnes Grey, 1847 en The Tenant ofWildfell Hall, 1848. Romans die een weergave geven van het betere Victoriaanse milieu, waarin zij leefde.
Ook van Franz Kafka en George Orwell is bekend had ze door tuberculose zijn geveld. Albert Camus leed ook aan deze ziekte, maar is bij een auto-ongeval om het leven gekomen. Het dramatische thema van ziekte en dood is in vele opera's gebruikt. Giacomo Puccini voert dit thema op in zijn serie-opera La Bohème, waar Mimi een zo tragische rol vervuld. In de beroemde opera La Traviata van Giuseppe Verdi vertolkt Violetta een aangrijpende sterfscene in het bijzijn van haar geliefde Alfredo Germont, waar zijn vader, Dottore Grenvil en de trouwe dienstmeid Annina het droevig einde van Violetta delen.
Opa's verkooptalent was niet van dien aard dat hij daar een carrière van wenste te maken. Betje, zijn vrouw had hem zelfs verboden nog in de winkel te komen, nadat hij de kleine Corrie, die rustig lag te slapen, haar uit de wieg haalde, de kleine meid voor zolang in een paardenvoermand deponeerde en de wieg aan een klant had verkocht.
Zijn vrouw was woest toen ze thuis kwam en het arme kind hevig schreeuwend aantrof. Theeuwes dacht er goed aan te hebben gedaan, toen de klant geen keuze kon maken uit de enige wieg in de winkel. "k 'Eb d'r nog één," schoot hem te binnen. De klant vond de wieg helemaal naar haar zin, dus was die snel verkocht. En nog voor een lagere prijs ook, want het was een tweede handse. En Theeuwes wist niet goed wat hij ervoor moest vragen, want er zat geen prijskaartje aan!
Na dit incident vertrouwde Betje haar man niet meer de verkoop toe, daarom moest hij voortaan haar hulp inroepen. Theeuwes vond het allang best, dat gelamenteer met klanten vond hij een beproeving. Betje kon beter met mensen omgaan, daar had ze het nodige geduld voor.
Dat geduld kwam ze op een dag tekort, toen een chique dame in de winkel stond te dralen en alle mandjes en spullen aan het betasten was. Daar was opoe voor als eerst niet van gediend, want ze wilde de artikelen zelf aanprijzen en orde bewaren in het arrangement.
Bovendien sprak de dame een vreemde taal, die dit en dat als "Wonderfull, beautyfull and everything is sóó nice," aanprees. Ook wees ze herhaaldelijk met bewondering naar de klederdracht van Betje, ze probeerde zelfs haar gouden strikken aan te raken. Van zoveel opdringerigheid was opoe al helemaal niet gediend. Ze diensde lichtelijk terug en gaf er universeel blijk van; "Blief van mien krulle af." De dame in kwestie zag in de donkere ogen van opoe geen reden zich in te houden.
Ze bleef doorkletsen in haar vreemde taal. Betje die niet getalenteerd was in buitenlandse spraken, de kennis van lokale dialecten vond ze voldoende om de buitenlui te bedienen, begon zich flink te ergeren toen de dame nog meer wilde weten, waar ze geen antwoord op kon geven.
Wilde deze dame nu wel iets kopen, of was het alleen maar een kijkster? Het dralen werd haar te machtig de opdringerigheid te gortig. Met een wegwuivend gebaar maakte Betje een einde aan de voorstelling. "Uh, uh, goa jie maor naor joe eige land 'oor. Ik kan joe nie verstaon hé." verkondigde ze in onversneden Middelburgs.
De dame begreep dat het uit was met de pret en conversatie. Ze droop bedeesd af. Later bleek het de koningin van Engeland te zijn geweest, die om de hoek op de Kromme Weele bij antiekhandelaar Bal inkopen had gedaan. Daarna maakte ze een rustig wandelingetje in de omgeving. Ze genoot van haar incognito. De onbekendheid van haar status bracht haar tot normale burgerlijke proporties, waar ze heimelijk zo op gesteld was. Maar daar nu ook onverwacht naar behandeld werd.
Elisabeth Bowes-Lyon, echtgenote van King George VI
Het moet een curieuze ontmoeting zijn geweest tussen de Middelburgse Elisabeth Klercq - Joosse en haar Engelse naamgenoot Elisabeth Bowes - Lyon, echtgenote van de verlegen King George VI, koningin van Engeland en Ierland en de laatste keizerin van India. Met haar spreekwoordelijk gevoel voor humor, zal de koningin thuis het voorval smakelijk hebben naverteld, onder het genot van een gin-tonic, dat tot haar dagelijkse elixer behoorde.
Vorig jaar; 17 mei, was het 70 jaar geleden dat Middelburg hetzelfde lot trof als Rotterdam. Na de capitulatie van Nederland bleef Zeeland standhouden op bevel van Koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering. De vrije vaart naar Antwerpen moest zolang mogelijk behouden blijven. Het was noodzakelijk de aanwezige geallieerde troepen in België de gelegenheid te geven zich opnieuw te formeren. Franse troepen, vergezeld van Marokkaanse eenheden, trokken in de eerste dagen van mei Zeeuws-Vlaanderen binnen. Bij Vlissingen staken ze de Westerschelde over, waarna ze posities innamen in Westelijk Noord-Brabant. De stellingen bij Bath en Zanddijk zouden de Duitse opmars moeten tegenhouden. De Duitsers braken door, in grote verwarring en totale paniek trokken de Franse troepen terug, richting Walcheren op de linie van de Sloedam. Hier werden de SS-troepen teruggeslagen, onverwacht leden ze zware verliezen, waaronder de compagnie-commandant sneuvelde.
De Middelburgse Markt van vóór 1940.
Voor veel Middelburgers was de oorlogsituatie een onbekende ervaring, zo naïef als ze waren trok het zelfs veel bekijks alsof het een vuurwerkshow betrof. Op de Hoge Brug bij het station stonden zowaar toeschouwers de beschietingen op Lewedorp te volgen. De kogels vlogen hen soms letterlijk om de oren. De Duitse artillerie richtten hun vuur vervolgens op Middelburg, waarvan ze het vermoeden hadden dat de stad als hoofdkwartier van de Fransen diende. Deze veronderstelling zou fataal worden voor de stad. Het bombardement op Rotterdam in gedachtte, besloten de Duitsers een soortgelijke tactiek op Middelburg toe te passen.
Enkele dagen voor de komst van de Duitse troepen had het gemeentebestuur de bevolking instructies gegeven; hoe te handelen bij beschietingen en branden. Van iedereen werd verlangd op zolder emmers met water en zand op te slaan, opdat bij een inslag de daarop volgende brand snel geblust kon worden. Toch beducht op een grootschalige aanval besloot burgemeester van Walré de Bordes, de bevolking het bevel te geven de stad te verlaten. Daaraan werd vanzelfsprekend massaal gevolg gegeven, zodat nagenoeg alle inwoners vertrokken naar familie buiten de stad. Braaf deed iedereen de deur op slot.
De deftige winkelstraat, De Lange Delft bij de Markt van vóór de oorlog.
Op 17 mei 1940 werden de beschietingen vanaf de Sloedam ingezet. In de pauzes vlogen onder sonoor aanzwellend geluid Heinkel bommenwerpers over de stad, de luiken werden geopend, de bommen daalden gierend en fluitend neer op het middeleeuwse hart van Middelburg. Het prachtige stadhuis in laat Vlaams gotische stijl werd zwaar getroffen. Ter nauwernood konden de burgemeester incluis de gemeenteraad een veilige schuilplek vinden. Hoewel de stad nagenoeg was uitgestorven bleek toch nog een koene klant bij Old England een paar collars voor zijn overhemd te bestellen. Bij barbier Julianus op de Markt zat zelfs een klant in de scheerstoel. Hoe laconiek kan men zijn bij de grootste doodsbedreiging?
Het Stadhuis waarvan zelfs Albrecht Dürer, bij zijn bezoek in 1520 aan de stad zijn waarneming omschreef als; "Eine gute Stadt; hat ein überschön rathausz mit einem köstliche thurm, do is an alle Dingen viel kunst an." Inpandig ging het hele stadhuis in vlammen op, slechts de buitenmuren en de toren bleven overeind. Alles wat kostbaar was, ook het archief uit de middeleeuwen, de ziel van de Middelburgse historie, vervloog in as. Overal in de stad dreunde de aarde, het was tot in de verre omtrek te horen. Dikke vette rookpluimen stegen op ten hemel. De mensen die gevlucht waren stonden verbijsterd aan de grond genageld. Een macaber schouwspel, wat ze eerder in kranten hadden gezien op foto's van bombardementen in Spanje of Finland, zagen ze nu zelf vol ongeloof voor hun ogen voltrekken. Waar hadden de Middelburgers dit aan verdiend?
Het meest schokkende moment was toen de Lange Jan getroffen werd. Onder donderend geraas viel het bovenste deel van de abbdijtoren ter aarde. De klokken lieten voor het laatst erbarmelijke klanken horen. Sommige mensen meenden uit die spontane carillonklanken; "Alle Menschen werden Brüder," te horen. Een verbeelding die voeding geeft aan een onzinnige legende. Door de hitte van de brand verbogen de wijzerplaten in eeuwige krampachtigheid. Kilometersver, zelfs tot in Oostkappelle, was de doodsmak van de trotse elegante toren te horen.
Luchtfoto van het bombardement op Middelburg 17 mei 1940
Het gezin Klercq besloot ook gehoor te geven aan de oproep van de burgemeester. Maar waarheen konden ze vluchten? Opoe vertrok samen met haar zus Willemien naar Oostkapelle, waar ze onderdak vonden in kasteel Westhove. Nel en haar man, die in Souburg woonden, hadden hun huis ook moeten verlaten. Het huis was in puin geschoten. Ditmaal niet door de Duitsers maar door de Fransen, die onnauwkeurig vuurden. Nel wist een adres in Biggekerke, ze zouden daar nog lang tot na de oorlog blijven wonen. Lenie zat hoog en droog met een vriendin in Vrouwepolder. Corrie was bij familie van haar verloofde op St. Laurens terecht gekomen. Opa en Joost moesten achterblijven, omdat opa Klercq lid was van de vrijwillige brandweer en zijn zoon Joost hem een hand kon helpen,
De puinhopen van de Markt na het bombardement
Overal ontstonden branden. In de Lange Delft verdwenen statige historische panden, de Burg, de Botermarkt, de Gravenstraat, een deel van de Lange Noordstraat met de Rooms Katholieke kerk veranderden in rokende puinhopen. Onzuiver neergedaalde bommen sloegen in op de Rotterdamse en Rouaanse kaai, waardoor het West-Indisch Compagniegebouw werd getroffen, dat tot laat in dat jaar bleef nasmeulen. Ook het er tegenover liggende Renaissancehuis "De Steenrots" werd vernietigend getroffen. Enkele huizen buiten het centrum zoals, in de Brakstraat en op de Herengracht werden ook getroffen
De brandweer kon de veelheid aan branden onmogelijk bestrijden, laat staan beginnende branden in de kiem smoren, want alle huizen waren keurig op slot. Tot overmaat van ramp ontstaat bij dit soort omvangrijke branden een aanzuigende werking door luchtstromen, zodat de branden steeds heviger worden en nagenoeg onblusbaar zijn. De historische panden, die in hoofdzaak bestonden uit zeer brandbare en krukdroge materialen, bovendien ook nog volgestouwd waren met voorraden, vormden een dankbare voedingsbron voor brandhaarden. Door de droogteperiode begin mei stond het waterpeil laag, de waterdruk was matig en er was gebrek aan materieel. Het tekort aan bluswater werd hals over kop opgevangen door water te betrekken uit grachten en singels.
Overzicht van de brandhaarden en vernielde straten.
Het mocht allemaal niet baten. De verwoestingen waren zo groot, dat de branden zelfs wekenlang aanhielden. Bij De Gruyter smeulde de koffie en chocolade dagenlang na. De geur van verbrande koffie dreef over de hele stad, het was beslist geen aanmoediging voor een koffiepauze. Op andere plaatsen was de stank van verbrande goederen zo intens dat het niet te verdragen was. Diepe kraters waren geslagen rondom de Markt. In nog geen halfuur tijd was het hart van de stad veranderd in wijdse puinhopen, een desolaat landschap met vergezichten over straten die ooit hadden bestaan. Hier en daar stond een geblakerd gevelstuk monumentaal overeind.
Tot ieders verbazing en opluchting waren ook delen van de binnenstad gespaard gebleven. De Vlasmarkt was intact gebleven, ook een deel van de Markt. Wonderlijk genoeg was Sociëteit De Vergenoeging niet geraakt, net zomin als de Lange Viele, de Korte Delft en het grootste deel van de Dam. De muziekkiosk op de Markt, die klaar stond voor een concert, overleefde de ramp wonderwel zonder een schrammetje. Bij terugkomst vonden veel burgers hun huis niet meer terug. De ultieme menselijke waanzin die oorlog heet, had Middelburg zwaar getroffen.
Direct na het bombardement werd met puinruimen begonnen.
De Nazi-Duitse troepen trokken de stad binnen. Er stond geen juichende mensenmassa langs de straten. De nieuwsgierige blikken achter de ramen waren verstard van ingehouden woede. NSB-ers durfden zich ook nauwelijks te vertonen. De soldaten moeten de vijandigheid in de nek hebben gevoeld, nadat ze de enorme verwoestingen, die hun medebroeders hadden aangericht, nu met eigen ogen konden aanschouwen.
Collectief zou het Duitse volk, op vakantie in Zeeland, tot in lengte van jaren er fijntjes aan herinnert worden welk noodlot ze de Zeeuwen hadden aangedaan. De huur van een vakantiehuisje was beduidend duurder voor Duitse gasten. Een vriendin van mij, die met een Duitser is getrouwd en een vakantie doorbracht in Domburg, maakte het mee dat een Duitse klant vóór haar één gulden meer moest betalen voor een brood. Het was een klein protest van "Wiedergutmachung," zonder substantieel gevolg. Maar goed, het gaf de sfeer aan.
Nadat de Duitsers Middelburg hadden ingenomen stonden ze snel aan de kust van Vlissingen. De meeste soldaten waren simpele lieden die zelden een verre reis hadden ondernomen, en waarschijnlijk nooit verder kwamen dan de omgeving van hun dorp of stad in het Sauerland, Brandenburg of het Emsland. Opgejut om Engeland te veroveren stonden de soldaten op de Boulevard van Vlissingen. Aan de horizon zagen ze land opdoemen uit een lage mist. Juichend en joelend stonden ze te scanderen; "Wir fahren nach England, wir sollen Siegen!" Het was slechts de kust van Zeeuws-Vlaanderen met het sillouette van Breskens. Wat wisten ze beter?
In 1940 werd al spoedig aanvang genomen met de herbouw van de stad.
In de oorlogsjaren kwam regelmatig een Duitse soldaat bij Theeuwes Klercq over de vloer. Hij was opgeroepen voor zijn nummer en beslist geen fanatieke SS-soldaat. Liever was hij thuis gebleven. Hij had geen keuze, op dienstweigeren stond de doodstraf. Vluchten naar het buitenland was ook geen optie, nergens zou een Duitser met open armen ontvangen worden. Het Duitse volk had voor een verfoeilijk regime gekozen, waar iedereen zich naar moest schikken.
De jongeman was bevriend geraakt met Joost, die bij de Onda-fanfare trombone speelde. Ze hadden elkaar ontmoet bij een concert, de Duitse knaap speelde verschillende instrumenten, zo waren ze aan de praat geraakt waaruit een vriendschap was ontstaan. Kurt, zo heette de jongeman, was afkomstig uit Noord-Duitsland, ergens aan de kust van Ost-Friesland bij het stadje Dornum. Een moerasachtige streek waar riet en biezen groeit. Toeval of niet, Kurt was mandenmaker, zodoende kon hij goed opschieten met Theeuwes. Samen zaten ze geregeld hele verhalen aan elkaar te vertellen, op een wijze dat alleen vakgenoten doen. De taal bleek geen onoverkomelijk probleem, want het Neder-Saksische dialect dat Kurt sprak kent een woordenschat die sterk verwant is aan het Nederlands.
Kurt voelde zich op zijn gemak bij de familie Klercq. De warme huiselijkheid die hij hier aantrof deed hem aan thuis denken. Na het eten, want daar werd hij ook meermalen voor uitgenodigd, speelde Kurt op het harmonium Lutherse liederen. Opoe Betje, die aanvankelijk niet zo gecharmeerd was van zijn bezoeken, raakte haar vooroordeel kwijt door de ontroerende wijze waarop Kurt zijn stichtelijke liederen zong. Kurt die niet gewend was zo ver van huis te zijn kreeg steeds vaker last van heimwee. Opoe moest hem aan de borst troosten bij zijn onbedaarlijke huilbuien. De vriendelijke zachtaardige jongen verafschuwde de oorlog en de verwoestingen die zijn landgenoten hadden aangericht. Het beeld dat alle Duitsers nazi-gezind waren is daarom niet terecht. Op een gegeven moment kwam Kurt niet meer opdagen. Zijn eenheid zou verplaatst zijn, misschien naar het gevreesde Ostfront of de Atlantikwall. Nooit is meer iets van Kurt vernomen. Ook niet na de oorlog, toen sommige Duitsers voorzichtig kontakten probeerden te herstellen. Aangenomen mag worden dat de arme Kurt naamloos, roemloos is gesneuveld. Opgelost in het stof van miljoenen oorlogsslachtoffers, weggedreven in het zwarte gat van het niets in de geschiedenis.
Van Kurt bestaat geen foto, deze jongeman zou Kurt kunnen zijn.
Nu, Middelurg onder Duits gezag stond was ook hun invloed op de herbouw voelbaar. Merkwaardig genoeg streefden ze ernaar historische steden in traditionele stijl te herstellen, na die eerst kapot geschoten te hebben! Niet voor niets plaatsten de Duitsers borden bij de resten van verwoeste monumentale gebouwen, met de aankondiging dat de puinhopen onder hoogst persoonlijke bescherming stonden van Der Fuhrer. Een grotesker cynisme is haast niet denkbaar. De herbouw werd in 1940 al snel ter hand genomen, tot de aanvoer van materialen wegens geldgebrek begin 1942 werd stilgelegd. Inmiddels waren toen al veel gebouwen rond de Markt en op de Burg gereed gekomen. Op 't Zand was zelfs een hele nieuwe woonwijk aan de stad toegevoegd.
Op grote schaal een nieuwe stijl invoeren in een zwaar gehavende stad, dat door de eeuwen heen naar behoefte op organische wijze was gebouwd. Waar vele monumentale gebouwen hun karakter en charme uitstraalden in het straatbeeld, wanneer hier een breuk zou ontstaan met de bouw van monotone moderne gebouwen, dan betekende dat verlies aan historisch karakter. Het kenmerkende beeld van elke middeleeuwse stad is de vermenging van kleinschaligheid naast imponerende gebouwen met een stratenpatroon van smalle stegen, beschutte pleintjes, kronkelige straten en grachtengordels, waardoor intimiteit ontstaat.
De bouwcommissie voor wederopbouw stond voor de keuze, welke bouwstijl de voorkeur zou hebben. Veel tijd voor overwegening was er niet. Men was het er wel overeens dat de "Middelburgse sfeer" moest terugkeren. Voorstanders voor de opvatting van Modern Functioneel Bouwen of de principes van het Bauhaus bleven in de minderheid. Het is niet gekomen tot grootschalig transparant bouwen met veel glas, beton en staal, zoals in Rotterdam. Aan een reeks architekten in het land werden opdrachten verstrekt, ontwerpen te leveren in de stijl van de Delftse- en Bossche school. De ambachtelijke bouwstijl die in de jaren '20 en '30 tot bloei was gekomen. Hierdoor keerden de Hollandse trap- en tuitgeveltjes weer terug, zij het in een moderne sobere vertaling
De Middelburgse Markt rond 1965
Aanvankelijk bestond kritiek op deze conservatieve opvatting, de stad op dit bouwprincipe te herbouwen. Waardoor de schrijver Henri Knap ooit verzuchtte; "Er is wel mooi herbouwd, maar aan sfeer heeft het niet gewonnen." Toch is door het consequent doortrekken van deze ambachtelijke bouwstijl een goede aansluiting ontstaan tussen de breuk met het verleden en het naoorlogse Middelburg. De argeloze toerist ziet het verschil bijna niet. Fraaie details in metsel- en timmerwerk kunnen het oog weer verwennen. De tijd heeft over de herbouwde binnenstad een patina getrokken, waardoor nu geconcludeerd kan worden dat indertijd de juiste beslissing is genomen.
Het gedenktegeltje aan elk herbouwd pand
17 mei 2010 kwamen ooggetuigen van het bombardement op Middelburg bijeen in het stadhuis van Middelurg. Het zal de laatste keer zijn geweest, want het overgrote deel van de gasten bestond uit hoogbejaarden. De langstlevende brandweerman, die deel had genomen aan de blussingswerken, was kort daarvoor overleden. Nu rest de oude garde. Evert Blaas die een ruime dokumentatie bezit met uniek filmmateriaal. Gerard de Voogd, verslaggever van de toenmalige Middelburgse Courant, mijn moeder Corrie Klercq die vele herinnneringen aan de eerste oorlogsdagen levendig kan navertellen.
Na afloop van de herdenking zaten we gezellig op een terrasje met koffie en iets lekkers erbij. Naast en achter ons zaten Duitse toeristen uitgebreid te verkondigen hoe heerlijk het vertoeven is in Zeeland. "Keine Ahnung" wat wij enkele minuten eerder te herdenken hadden. Het ontging hen volkomen welke rampspoed hun voorfamilie had aangericht. Hen is niets te verwijten, we moeten er maar eens mee ophouden het anti-Duits gevoel te cultiveren.
De oude garde oorlogsgetuigen
Middelburg anno heden is een bloeiende stad, vol culturele evenementen, een internationale universiteitsstad met de Roosevelt University, een stad die het bezoeken waard is, waar stenen een roemrijke geschiedenis vertellen, waar mensen vriendelijk zijn, waar meer zon schijnt dan in de rest van Nederland, waar men met de tijd meegaat. Waar niet haastig wordt geleefd.
Zeeuwen staan erom bekend dat het zoetekauwen zijn. Mijn opa Klercq was daar geen uitzondering in. "As 't maor zoete is," was de boodschap wanneer je hem met iets wilde verwennen. Tot op hoge leeftijd bleef hij trouw aan zijn snoepzucht. Vroeger, toen hij nog mandenmaker was, ontdook hij soms stiekem zijn werkplicht, dan kon je hem zonder moeite vinden bij Kaatje-van-onder-en-boven. Kaatje had haar bijnaam te danken aan het feit dat ze vaak achter de halve deur van haar snoepwinkeltje op de uitkijk stond te lonken naar klanten. Theeuwes had een speciale band met haar, al was het alleen maar voor het enorme assortiment snoepgoed dat ze in de aanbieding had.
Grote dikke spekken, rol- en veterdrop, zoethout, kaneelstokken, zuurtjes, pepermunt en dan ook nog van die overheerlijke verrassende tum-tum in allerlei variaties. Bovendien kon Theeuwes altijd een gezellig praatje met Kaatje maken, en dat liep doorgaans uit de hand. Ondertussen stond zijn vrouw voor een gesloten winkeldeur. Verbaasd en een beetje nijdig vroeg ze zich af waar haar man te vinden was. Juffrouw Klerk van het alle-dingen-winkeltje aan de overkant, kon dat wel vertellen. Haar ontging niets wat op de Vlasmarkt gebeurde. "Kiek maor is bie Kaatje-van-onder-en-bove," kon ze opoe met zekerheid meedelen. Ze had Theeuwes wel zien "wegstekkeren" richting Kromme Weele.
Daar verscheen de toornige zwarte blik van Betje in het deurgat bij Kaatje. "Wa doe jie 'ier? Moe jie nie wèrreke?" Theeuwes schrok van die plotselinge onderbreking in gezelligheid. "M'n snoeptrommetje is leeg," probeerde opa onschuldig uit te leggen. "Uh, uh, kom jie maor is mee naor 'uus. Je moet d'n deur ope' maoke, 'ier 'eb jie verder niks te zoeke." Gedwee als een stout jongetje liep opa met zijn vrouw naar huis.
Lief waren ze voor elkaar, Theeuwes toost met Betje op 50-jaar huwelijk
Nu hij in het bejaardehuis woonde hoefde hij geen verantwoording meer af te leggen aan zijn Betje. Ze was enkele jaren daarvoor overleden. Het nieuwe bejaardenhuis lag ver buiten het centrum. De afstand naar de stad was voor Theeuwes niet meer te belopen, zijn benen wilden hem niet meer zover dragen. Een bolus, een tompouce, een lekker zoet nougatinegebakje, of een pakje verse koekjes, daar was hij nog steeds goed mee te verwennen. De bolus moest dan wel van bakker Rotte komen, en het nougatinegebakje van Wolf op de Burg. Ja, ja... Klercq had zo zijn wensen. Als zoon van een bakker annex snoepwinkelier wist hij waar hij het over had.
Nu moest Theeuwes een bevriende buurman aanspreken voor de zoete boodschap. "Abram, gao jie straks nog naor d'n stad? Wil jie dan wâ lekkers voor mien meeneme'?" Abram zei gedienstig, "Tuurluk Klercq, wâ zâ 't weze? Zeg maor wâ jie wil 'ebbe." Maar Abram bleek loslippig te zijn, hij vertelde in de recreatiezaal; "Nou zeg, die Klercq neem 't er ook wel van. Gister 'eb ik nog een tompouce voor 'm moete haole." Dat kwam Klercq vanzelf ter ore. Het was gedaan met Abram, voortaan hoefde die niets meer voor hem mee te brengen uit de stad. Abram vroeg nog wel. "En Klercq, moe 'k nog wâ vor joe meebrienge?" Waarop Theeuwes een beetje jokte. "Nee 'oor, 'k 'eb alles nog." Tot de volgende vertrouweling ook zijn mond voorbij sprak, en daarmee van zijn lijstje boodschappers werd afgevoerd. Ze moesten niet over Klercq kletsen.
Bakker Boer uit Kloetinge bakt de lekkerste bolussen.
De bolus is een specifiek Zeeuws streekgerecht, het staat zelfs op de nominatie verheven te worden tot beschermd Europees streekgerecht. Het gebak heeft de laatste jaren aan erkenning gewonnen, zo veel zelfs dat er een jaarlijkse bakkerswedstrijd aan gewijd wordt. En de kwalificaties om in de prijzen te vallen zijn niet mals. Het lijkt een simpel produkt maar het moet wel gebakken worden van een luchtig soort brooddeeg, dat in een speciale sliert gespiraleerd wordt opgerold, het is nog steeds handwerk. De bolus moet zacht en mals zijn, een beetje spekkig en vooral zoet en stroperig van de suikerstroop en kaneel
Een bolus voor bie de koffie
Zeeuwen zijn er dol op, de bolussen ontbreken dan ook nooit bij een koffietafel, huwelijk of begrafenis. Probeer dan maar geen namaak voor te zetten, de gasten zullen het niet waarderen. Succes kent vele vaders, dus de bolus kan degraderen tot een smakeloze hap. Daar wordt nu dus voor gewaakt door een vakkundige jury.
De zware keuring voor een echte bolus.
De herkomst van de bolus gaat terug tot de eerste helft van de zeventiende eeuw, toen Sefardische Joodse bakkers uit Portugal toevlucht vonden in Zeeland. Het woord 'bolus' is ontleend aan het jiddisch, de internationale Joodse taal. Het kent ook afgeleide woorden. In het Spaanse betekent "bollo" een fijn broodje, of "bola" voor een bal of bol.
De bolus is door Joodse bakkers over de hele wereld verspreid. In New York worden in tal van delicatesse-shops bolussen verkocht, even stroperig, zoet en mals als de Zeeuwse bolus. Maar wel zoeter en tot wel twee keer zo groot. Amerikanen houden nu eenmaal van "oversized." In Jeruzalem worden ook veel bolussen verkocht. Zelfs in Moskou leveren twee Joodse bakkersfamilies de lekkernij, alleen zijn ze daar dan weer kleiner van formaat, In Parijs, de stad van culinaire buitennissigheden bij uitstek, zijn ze eveneens te vinden, zelfs tot in Zuid-Frankrijk etaleren Joodse bakkers de bolussen in een mandje. Dicht bij huis is in het Zuid-Limburgse Noorbeek een bakker te vinden die een fantastische bolus "draait." Ik vroeg hem hoe dat zo gekomen is. Hij bleek met een bevriende bakker uit Zeeland enkele recepten te hebben uitgewisseld.
Ook heel Zeeuws zijn bruine bonen met uitgebakken spekjes, overgoten met suikerstroop, rijkelijk bestrooid met kaneel, misschien een snufje nootmuskaat erbij. Het smaakt me voortreffelijk. Wellicht is dit ook van Joodse origine, want zoet en kaneel, daar moet de oorsprong liggen.
Een prinsesselijke poging om een bolus te "scoren"
Maar wat te zeggen van Harry Bolus (1834-1911). Bestaat die dan...? Jazeker....! Harry, een geboren Engelsman uit Nottingham, emigreerde naar Zuid-Afrika. Daar is hij een beroemd botanicus, schilder van planten en bloemen, beurshandelaar en philantroop geworden. Veel planten en bloemen zijn naar hem "bolusia-" vernoemd. Samen met zijn broer Walter stichtte hij de Bolus Bros. Comp, waar hij fortuin mee maakte, waardoor hij een omvangrijke botanische collectie en bibliotheek kon opbouwen. Zijn bezittingen heeft hij geschonken aan de Cape Town University waar hij ook oprichter is geweest van de South African Philosophical Society.
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641