Droom is't leven, anders niet; 'tGlijt voorbij gelijk een vliet, Die langs steyle boorden schiet, Zonder ooyt te keeren. (uit gedicht Air van Jan Luyken).
Het moderne operagebouw is bijna volledig omgeven door water, zo kan je er met de boot aanmeren.
Kopenhagen is hip. Dankzij de topserie 'The Bridge', maar ook omdat
de Deense hoofdstad als voorbeeld wordt genoemd door zowel de Gentse
burgemeester Termont als zijn Antwerpse ex-confrater Janssens. Wat maakt
deze noordelijke citytrip-bestemming zo bijzonder?
Dol op terrasjes en fietsen? Dan is Kopenhagen zeker je ding.
Kleurrijke huisjes in typische Deense architectuur op de kade van Nyhavn.
Royal café, dé tearoom in Kopenhagen, voor een lekkere koffie en dessert.
Strøget is Kopenhagens belangrijkste winkelstraat én voetgangersgebied.
Het bekende bronzen standbeeld van de Kleine Zeemeermin - of Den Lille
Havfrue - in de haven van Kopenhagen, genoemd naar het gelijknamige
Andersen-sprookje.
Het unieke karakter vormt het handelsmerk van Kopenhagen. De stad is er -
terecht - meermaals voor bekroond: 's werelds meest leefbare stad;
tophotspot in het World Happiness Report door de VN en Designhoofdstad
van de Wereld. Dat heeft veel te maken met de schaal van de stad.
Kopenhagen leeft op mensenmaat: nagenoeg alles ligt op wandel- en
fietsafstand, de auto is grotendeels gebannen uit de binnenstad. In
amper 20 minuutjes kan je de stad per fiets doorkruisen.
Bovendien
ontwikkelden Denen de kunst om gebruiksvoorwerpen en architectuur
praktisch én mooi te maken. Die verfijndheid en goede smaak zijn in het
straatbeeld verweven. Dat merk je meteen als je door de langste
autovrije shoppingstraten van Europa wandelt, Strøget en Købmagergade.
Ontdek er ook hoe (vaak futuristische) nieuwbouw in harmonie staat met
historische panden vol tierelantijnen. Parken en water zijn in het
stadsbeeld geïntegreerd, waardoor de sfeer zelfs op donkere dagen licht
en helder aanvoelt. Misschien is het wel daardoor dat Hans Christian
Andersen hier zijn 159 wondere sprookjes kon bedenken.
In de
aanloop naar de recente stembusgang liet de Gentse burgervader Daniël
Termont geen kans onbenut om zijn liefde voor Kopenhagen uit te spreken.
Dat heeft veel te maken met de efficiëntie waarmee bewoners en
bezoekers door de stad geleid worden. Verkeerslichten zijn op zo'n
manier afgestemd dat fietsers nagenoeg in één ruk door de stad kunnen
trappen. Fietspaden zijn breed en opvallend van kleur. Blauw, al ziet
Termont ze in zijn stad wellicht liever rood. Argeloze toeristen lopen
de overvloed aan tweewielers en fietskarretjes vaak voor de voeten, maar
je kan er niet naast het fietsgegeven kijken: op bijna elke straathoek
staan fietsrekken, heel wat logies (ook hotels) verhuren fietsen en van
april tot oktober stelt de stad er gratis meer dan tweeduizend
beschikbaar.
Je vindt ze in 110 fietsparkings, verspreid over de
stad en ze zijn zo mee te nemen, mits je een kleine borg betaalt: een
muntje van 20 Kronen (nog geen 3 euro) dat je terugkrijgt bij inlevering
op gelijk welke andere plek. Het bekende stadsfietsensysteem dus, dat
zich intussen ook bij ons heeft doorgezet. Met dat verschil dat een
groot deel van de fietsen geen slot meer heeft. Het kan dus gebeuren dat
je tweewieler weg is als je hem ergens achterlaat. "Neem dan gerust een
andere", zeggen de Kopenhagers. Let wel op: stadshuurfietsen mogen niet
buiten de toegestane zone gebruikt worden. De politie kijkt daar scherp
op toe.
Nyhavn Begin je citytrip met een
bezoek aan Nyhavn. Niet alleen zeer praktisch als je er een van de vele
leuke hotelletjes geboekt hebt, maar je bent je meteen in een van de
meest sfeervolle wijken. Historische huizen in diverse kleuren prijken
er naast oude pakhuizen, opslagplaatsen en loodsen van 200 à 300 jaar
oud die door jonge architecten zijn omgetoverd tot stijlvolle
accomodaties zoals het 71 Nyhavn Hotel (150 kamers) en Admiral Hotel
(360 kamers). Langs dit havenkanaal, dat in de 17de eeuw werd gegraven
naar het centrum van de stad, beleef je de zo geroemde losse sfeer van
Kopenhagen. Nyhavn mag dan ooit berucht geweest zijn omwille van
matrozen die er bier, prostituees en vertier zochten, nu pronkt het met
hippe restaurants, gezellige (verwarmde) terrassen en schepen die tot
bar zijn omgebouwd. Pleziervaartuigen en rondvaartboten beginnen er hun
excursies, waarmee je onder meer langs het in 2004 geopende beroemde
operagebouw kan varen. Op enkele passen van Nyhavn - al meteen van over
de brug naar het oude centrum - vind je de bijzonderste paleizen en
musea op wandelafstand en beginnen de winkelstraten. Leuk om weten: ook
de langste winkelstraat van Europa ligt hier aan je voeten.
Hotelgastronomie Een
andere publiekstrekker van Kopenhagen speelt zich af op je
smaakpapillen. Deze stad manifeerste zich de voorbije jaren immers als
een culinair Mekka. Te beginnen met het wereldberoemde Noma, het een in
schitterend verbouwd pakhuis ondergebrachte toprestaurant dat al drie
jaar op rij is uitgeroepen tot beste ter wereld. Maar ondanks deze
keukenhegemonie pronkt Noma nog 'maar' met twee Michelinsterren. Chef
René Redzepi gebruikt alleen Scandinavische ingrediënten: het huisbier
is gekruid met berkensap en brandnetels, roomijs met berk en honing,
garnalen met algen, terwijl het drinkwater uit Groenland komt. Uiteraard
hangt aan zo'n status een erg stevig prijskaartje, en de kans dat je er
zo kan binnenlopen is onbestaande. Er zijn immers maar twaalf tafels,
wat maakt dat je maanden van tevoren moet reserveren.
Maar
culinair Kopenhagen is veel meer dan de wereldtop. De 'Scandinavische
restaurantrevolutie' ontstond midden jaren 90 onder invloed van Torben
Olsen, eigenaar van onder meer de Ketchup Cafés, Café Victor, Dan
Turelles, Café Sommersko en Ultimo, en wordt gekenmerkt door de
combinatie van creatieve interieurs en een internationale keuken.
In
Kopenhagen is het trouwens trendy om in hotelrestaurants te dineren.
Radisson Blu, Clarion Hotel Neptun, Hilton Copenhagen Airport, Hellerup
Parkhotel, Skovshoved Hotel, D'Angleterre, 71 Nyhavn, Konig Frederik en
Alexandr, Marriott en Sofitel wonnen zelfs buitenlandse culinaire
wedstrijden. Salt, in het Admiral Hotel (****) aan Nyhavn Waterfront
staat bekend om zijn Deense (vis)keuken met Franse toets. Gastronomie en
circus gaan dan weer samen bij Wallman's Dinner Show, waar acrobaten,
dansers en zangers in een oud circusgebouw optreden terwijl je van een
viergangenmenu geniet. De artiesten dienen op tijdens de breaks en na
het diner transformeert de tent in één grote nachtclub (Wallmans).
Lunchen
is knap lekker in Lumskebugten, een taverne die al bestaat sinds 1854
en waar je visbereidingen en haringspecialiteiten eet (Lumskebugten),
en Café Norden, net naast het populaire warenhuis Illum in Østergade.
Ida Davidsen is tot slot al sinds 1888 dé plek om te smullen van de
Deense klassieker smørrebrød. Niet zomaar een snee brood met boter en
iets lekkers erop, maar een meer dan ruime keuze tussen 250 heerlijke
open sandwiches. (Ida Davidsen)
Kerst in Kopenhagen Op
een boogscheut van het stadhuis ligt Tivoli, het eerste themapark in
Europa, geopend in 1843. Op het eerste gezicht een beetje oubollig omdat
het niet te vergelijken valt met de hypermoderne pretparken van
vandaag, maar geloof ons als we zeggen dat het toch een bezoek waard is.
Al was het maar omwille van de speciale sfeer en restaurants naar
ieders beurs. Het pretpark is normaal 's winters gesloten, maar wordt
voor de eindejaarsfeesten en de kerstmarkt speciaal geopend. Zodra de
duisternis valt, betreed je een feeëriek verlicht park. Heel de maand
december zijn er trouwens gratis kerstconcerten in onder meer de
Garnisons-, Jezus- en Holmenskerk. Wie van gezellige kerstmarkten en
andere festiviteiten zoals optochten, muziek en zang houdt, moet op 13
december naar het plein voor het stadhuis voor de Luciaverkiezingen. Het
Lucia-feest is een van oorsprong Zweeds gebruik waarbij meisjes in
witte kleding en met kaarsjes op het hoofd het gezin en de ouderen
ontbijt op bed brengen. Vandaag is het een in heel Scandinavië verspreid
volksfeest, met in de meeste steden een vrolijke Lucia-verkiezing,
waarbij lokale meisjes naar de kerstkroon dingen.
Logeren Hotel
Du Nord (***): nabij centraal station en Tivoli. Tweepersoonkamer en
ontbijt vanaf 76 euro per persoon per nacht, 1 kind gratis t/m 3 jaar,
vanaf 4 jaar vanaf 45,90 euro.
Hotel 71, Nyhavn (****): met
ontbijt vanaf 99,90 euro per persoon per nacht, derde bed gratis t/m 2
jaar, 64,30 euro 3-11 jaar en 82,60 euro vanaf 12 jaar. Beide Jetair
Citytrips.
Wat kost wat? Glas bier: Veel
hotels serveren 40 cl glazen tegen 45 à 65 DKK (6,03 - 8,71 euro), op
andere plaatsen krijg je daar 50 cl voor. Tivoli is duurder met
makkelijk 70 DKK (9,38 euro) voor 50 cl.
Glas witte wijn: 6,70 tot 9,38 euro
Koffie:
Ruime keuze aan coffeeshop-ketens(zoals Barosso), gespecialiseerde
koffiebars en café's, veelal trendy ontmoetingsplaatsen voor jong en
oud. Er is zelfs een Copenhagen Coffee Academy om heel het Copenhaagse
koffiegebeuren te stimuleren. Gemiddeld 30 - 40 DKK (4 tot 6,7 euro)
IJsje: 2 bollen, ± 25 DKK (3,35 euro)
Large Mc Menu: ± 65 DKK (8,70 euro) voor fastfood type Big Mac.
Taxi: Instappen kost 22 DKK (3 euro), dan 8 DKK(1 euro) per km. Ritje luchthaven-stadscentrum: 250 tot 300 DKK (40 euro).
Metro
en bus: 24/24 uur metro en bus met één ticket. Prijs hangt af van
aantal zones. Twee zones in 1 uur kost 24 DKK (3,216 euro), 24 uur/alle
zones 125 DKK (16,75 euro). Een 3-zone multi-ride ticket (10 ritten)
kost 190 DKK (25,46 euro) en kan door meerdere personen gebruikt worden.
Ticketautomaten in de luchthaven en stations. Luchthaven: op ± 8 km van
centrum. 14 tot 20 minuten met metro. Om de 20 minuten trein naar
Central Station (36 DKK of 5 euro) in 12 minuten. Met de bus duurt het
te lang (55 minuten).
Copenhagen Card: Vrij gebruik van metro,
trein en bus, en gratis toegang tot meer dan 60 attracties. Te koop bij
Copenhagen Right Now, de servicebalie in de luchthaven en grotere
stations, 32,90 euro/24 u. en 63,90 euro /72 u. Kids: 15,90 en 31,90
euro. Twee kids t/m 9 jaar gratis per volwassene.
Aan de wandel met de week: Els Frares en de Sierra de Serella
In het binnenland
van de provincie Alicante zijn de prachtigste plekjes te vinden. Een
mooi voorbeeld daarvan is Els Frares, een strook van grillige
steenformaties die doen denken aan achter elkaar aan lopende monniken.
Ze liggen aan de achterkant van de Sierra de Serella en zijn via een
mooie wandeling te bereiken.
Praktische informatie
Duur: circa 2,5 tot 3,5 uur (twee opties)
Moeilijkheidsgraad: Middel tot moeilijk (schoeisel met goed profiel noodzakelijk)
Beginpunt:
Het beginpunt van de wandeling is het dorpje Quatretondeta in de Valle
de Seta. Quatretondeta is op vele manieren te bereiken, bijvoorbeeld via
Benissa, Jalón, Parcent en Castell de Castells; via Altea, Callosa den
Sarrià, Tárbena en Castell de Castells, via Benidorm, La Nucía,
Guadalest, Benimantell, Confrides en Benasau of via El Campello,
Jijona, de Carrasqueta-bergpas en Benilloba. In de eerste twee
gevallen komt u de Valle de Seta bij Famorca binnen en kiest u in
Facheca de afslag Quatretondeta. In het derde en vierde geval kiest u
tussen Benilloba en Benasau de richting?Gorga en is dat de eerste
plaats in de Valle de Seta die u tegenkomt. Midden in?Gorga gaat de
afslag naar Quatretondeta heel schuin rechtsaf en ze is gemakkelijk
voorbij te rijden. U rijdt Quatretondeta niet in maar blijft de CV-754
volgen. Precies bij kilometerpaal 5 van deze weg staat een
informatiebord van routes. Hier slaat u af en u rijdt enkele honderden
meters door tot u aan de kant van de weg kunt parkeren.
Wandeling
Op
het informatiebord heeft u kunnen zien dat hier twee gemarkeerde routes
lopen, de CV-23 en de CV-24. U volgt een deel van deze route en kunt
zich dus enige tijd laten leiden door de geelwitte markeringen, die vrij
duidelijk zijn aangegeven.Het asfalt is inmiddels overgegaan in grind
en u vervolgt de grindweg al wandelend in de richting van de Sierra de
Serella. Na vijf minuten ziet u aan de linkerkant van de weg een
prachtige oude steeneik, de Carrasca de la tía Sofía. Deze boom is 250
jaar oud en 8 meter hoog. U heeft hier ook al een mooi uitzicht op Els
frares, de rotsformaties die zich op driekwart van de berghelling
bevinden.Frares is het Valenciaanse woord voor monniken en er gaat een
mooie legende over de achtergrond van deze naam. In vroeger eeuwen zou
er een klooster hebben gelegen in de Sierra de Serella en een groep
monniken was op een koude namiddag op weg naar dit klooster. De sneeuw
viel met dikke vlokken neer toen ze langs de steeneik kwamen en een
bedelaar zagen zitten, die hen om een aalmoes vroeg. De monniken wilden
het klooster echter voor het donker bereiken en bleven niet stilstaan.
De volgende ochtend, toen het was opgeklaard, zag een herder die met
haar kudde door de bergen liep, dat de groep monniken was versteend en
ook het klooster was veranderd in een steenformatie.
U slaat direct na de steeneik linksaf en loopt nu evenwijdig aan de bergketen.
Na een paar minuten bereikt u een V-splitsing
waar u de rechter ofwel onderste weg neemt. U negeert een weg linksaf en
blijft het doorgaande pad volgen waar het langzamerhand stijgt. Langs
het pad staan blauwe druifjes, margrietjes en gaspeldoorn. U negeert een
pad rechtsaf dat naar een huisje leidt en komt na in totaal 30 minuten
wandelen bij een T-splitsing. Hier slaat u rechtsaf, richting bergketen.
U passeert een informatiebord over het florareservaat van de EU dat
hier de planten moet beschermen en bereikt korte tijd later een bron, de
Font de lEspinal. Naast de bron, waaruit u water kunt tappen, staat
een kromgebogen amandelboom die gestut wordt met een paal en ook weer
een informatiebord over de plantensoorten.
Omdat er aan de voet
van de steenformaties plekken zijn waar niet of nauwelijks zon komt,
komen hier bijzondere plantensoorten voor en ook veel loofbomen. Deze
loofbomen beginnen nu juist uit te lopen, dat is een mooi gezicht. Na
het passeren van de bron wordt het pad smaller en steiler. Het zigzagt
omhoog en komt door een stuk bos met veel omgewaaide en omgehakte
bomen. Na in totaal een uur wandelen komt u terecht op een vlakte van
stenen. Het pad zigzagt nog even verder tot u op enkele tientallen
meters onder een indrukwekkend steile rotswand bij een T-splitsing komt.
Rechtsaf loopt een smal paadje dat niet is aangegeven maar dat u wel
wat dichter bij de monniken van steen brengt. De eerste tien minuten van
dit pad zijn niet zo moeilijk. U moet geen hoogtevrees hebben en u moet
heel goed kijken waar u loopt om niet weg te glijden, maar de
uitzichten op de formaties boven u zijn dit ongemak helemaal waard. Op
het punt waar het pad flink omhoog begint te lopen, raad ik aan om te
keren. Het pad gaat wel verder maar wordt heel pittig en is soms lastig
te vinden. Nadat u zich vergaapt heeft aan de spitse steenformaties, de
ronde gaten en andere wonderen die de erosie hier verricht heeft, keert u
dus om en loopt terug naar de genoemde T-splitsing onder de rotswand. U
loopt nu de linkerkant op en ziet dat hier de geelwitte strepen weer
terug zijn.
Dit pad loopt nog een stukje omhoog en slaat
vervolgens de hoek om. Onder u ligt een prachtige kloof, de Barranco
Hondo, en ook terugkijkend is het uitzicht schitterend. De Valle de Seta
wordt gevormd door zeven dorpjes en vanaf dit pad zijn de drie die aan
de overkant liggen te zien: Balones, Benimassot en het piepkleine
Tollos.
Het pad voert door een stukje steenvlakte en daalt dan
gedurende enkele minuten. Circa 25 minuten na het passeren van de
T-splitsing komt u uit bij een bron, de Font Roja, met enkele bankjes.
Er staan hier wegwijzers van de CV-23 en 24 en van een wandeling naar
Facheca, de CV-182. Ik stel echter voor om deze rustige plek te
gebruiken voor een rustpauze en dan terug te keren naar Quatretondeta.
Voor wie toch verder wil wandelen: naar Pla de la Casa op 1379 meter
hoogte, is het een steile klim die nog ongeveer een uur in beslag neemt,
naar Benasau, een dorp aan de andere kant van de Serella, is het nog
ongeveer anderhalf uur. Beide tochten bieden prachtige uitzichten en
zijn vrij goed aangegeven, maar u moet altijd weer terug naar
Quatretondeta via dit pad.U loopt dus terug langs de rand van de kloof,
slaat de bocht om naar de Frares en neemt op de splitsing aan de voet
van de steile rotswand het pad dat rechtsaf naar beneden langs de
planten-informatiebordjes, de bron en de steeneik loopt.
Terug
bij de auto is het ook leuk een kijkje te gaan nemen in Quatretondeta,
een dorpje waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan.
Puerta del Sol, letterlijk het middelpunt van Madrid.
Barcelona is het populairst, maar Madrid heeft wél de hipste hotels,
de coolste restaurants en beste musea van Spanje. Ga in mei, vóór de
grote hitte en neem onze favoriete adresjes mee.
Ver van de Madrileense hectiek in Parque del Buen Retiro.
Snuisteren tussen antiek, vintage mode en prullaria.
Waar beginnen? Puerta del Sol, letterlijk het middelpunt van de stad.
Hier ligt Kilómetro Cero, het nulpunt van de stad. Van hieruit worden
alle Madrileense afstanden berekend en beginnen alle huisnummers bij
één. Onder het plein het belangrijkste metroknooppunt, bovengronds
zonnige terrasjes.
Het aloude Parque del Buen Retiro is misschien
wel het mooiste stadspark op aarde. Een groene oase te midden van de
heksenketel die Madrid de klok rond is. Roeien op de vijver, een biertje
op een van de terrassen, een potje petanca of picknicken met uitzicht
op het fenomenale Palacio de Cristal. De halve stad komt hier 's zondags
relaxen.
In Madrid staan drie van 's werelds beroemdste musea op
een kluitje: het Prado met klassieke kunst van grootmeesters als Goya
en El Greco, het Museo Reina Sofia met moderne meesterwerken van Dalí en
Picasso (Guernica), en het Museo Thyssen-Bornemisza met de prestigieuze
privécollectie van de gelijknamige staalbaron, met onder meer Jan van
Eyck en Mondriaan.
Shoppen Madrid is een
winkelwalhalla vol chique en hippe winkels van peperduur tot heel
betaalbaar. Warenhuizen en grote winkels vind je tussen Plaza Callao en
Sol, kleine traditionele winkeltjes rond Plaza Mayor, funky modeboetieks
in Chueca en Calle Fuencarral, kunst en design in Malasaña. Voor de
Louizalaan op z'n Madrileens trek je naar naar Salamanca- alleen is die
hier een hele wijk groot. Op zondagochtend is El Rastro 's werelds
grootste vlooienmarkt, met 3.500 stalletjes vol antiek, vintage mode en
prullaria.
Tapas en restaurants Viuda de
Vacas (Calle Cava Alta 23) uit 1903: een zinken bar, haardvuur,
gietijzeren wenteltrap en tapas om je vingers bij af te likken.
Alhambra
(Calle Victoria 9) is een stukje Andalusië in Madrid. De antieke
tapasbar uit 1929 vol kleurige azulejos, hangende hammen, stierenkoppen
en puike tapas, werd beroemd door Pedro Almodóvar.
Ramses (Puerta
de Alcalá 4) is champagnebar, bistro, restaurant, private dining room
én nachtclub in één, door designer Philippe Starck voorzien van een
eclectisch maar stijlvol interieur. (Ramses Life).
Drinken en dansen Museo
Chicote (Gran Vía 12) is een antieke cocktailbar uit 1931 en de
beroemdste in Madrid. In het mahoniehouten art-deco-interieur nipten
diva's als Grace Kelly, Ava Gardner en Bette Davis er aan hun manhattan
naast Salvador Dalí en Ernest Hemingway. Het interieur is authentiek, de
nachtelijke deejay's zijn nieuw (Museo Chicote).
Circulo
de Bellas Artes (Calle Alcalá 42) opende in 1926 als besloten
cultuurcentrum, maar nu is iedereen welkom. Op de begane grond een chic
café, dat de locals vanwege de enorme ramen La Pecera - het aquarium -
noemen. Prima voor lunch, 's avonds zijn er tapas tussen de pilaren,
beelden, spiegels en kroonluchters (Circulo de Bellas Artes).
Kapital,
Fabrik en Pachá zijn de populairste clubs. Denk er niet aan om voor 1
uur 's nachts te komen en hou na drieën rekening met lange rijen. Dat
mag geen punt zijn: in Madrid is het 's nachts overal feest (Grupo Kapital).
Logeren Chic:
Paleishotel Gran Hotel Reina Victoria werd omgetoverd tot überhip
'personality hotel' ME. Een spectaculair stijlvolle combinatie van oud
en nieuw. Boek de torensuite en kijk met een droge Martini uit over
flonkerend Madrid vanuit je designbad of Eames Lounge Chair.
Tweepersoonskamer vanaf 195 euro met ontbijt (Melia Madrid).
Design:
Ondanks de wat mindere locatie is Hotel Puerta America de hemel voor
designliefhebbers. Elke verdieping werd ingericht door een andere
designer. Vanaf 180 euro (Hoteles Silken).
Budget:
Kleiner dan de twee voorgaande designhotels, maar meteen ook prettiger
geprijsd, is Room Mate Mario. Hip maar vrolijk design, lekker centraal
en heel betaalbaar. De andere Room Mate-hotels - Laura, Alicia &
Oscar - zijn al even fris en fruitig. Vanaf 65 euro (Room Mate Hotels).
Praktisch Erheen: vanuit Brussel in 2 uur met Brussels Airlines, Air Europa of vanuit Charleroi met Ryanair.
Beste periode: mei en juni (nog niet te heet), of in de vroege herfst.
Volker Kraft liet zich niet afschrikken door de winterkou in Saalfeld
en versierde opnieuw zijn paasboom met tienduizend eieren. Tradities
zijn er om gerespecteerd te worden en daar kon het gure winterweer geen
stokje voorsteken. Kraft deed zijn familienaam alle eer aan tuigde ook
dit jaar weer de appelboom in zijn tuin op.
"Het was wel een uitdaging dit jaar. Het gure weer maakte het ons niet
makkelijk maar we hebben de klus op tijd kunnen klaren", aldus Volker.
De boom staat alweer te schitteren in de tuin en het hek staat open. Het
Duitse stel verwacht ook dit jaar weer vijftienduizend bezoekers. In de
boom hangen dit jaar exact 10.030 eieren, allemaal met de hand
geschilderd of versierd. Volgens de website van Thüringen is het dan ook
de "mooiste en meest spectaculaire paasboom van de wereld".
Het
idee voor de boom deed Volker 45 jaar geleden op. De Duitser passeerde
toen op weg naar school een struik die versierd was met paaseieren en
dat trof hem. "Ik wist toen al dat ik ooit ook een paasboom wou voor
mijn kinderen." De start was nog vrij bescheiden. Het eerste jaar hingen
er precies 18 eieren in de appelboom. Maar de boom werd elk jaar groter
en ook het aantal eieren nam gestaag toe. Halfweg de jaren negentig
hing het paar duizend eieren op en vorig jaar werd de kaap van
tienduizend gehaald.
Kraft is er weer helemaal klaar voor. Nu de
job geklaard is, neemt hij weer plaats in zijn tuinhuisje en geeft hij
rustig antwoord op de vragen van de bezoekers. En die liggen voor de
hand. "Ze vragen hoelang ik er over doe, hoeveel eieren er in de boom
hangen en hoe ik op het idee gekomen ben", lacht de minzame Duitser.
"Neen, ik vraag geen inkomgeld. Iedereen is welkom, iedereen mag
meegenieten van de kleurenpracht." Hij verkoopt wel postkaartjes van de
boom en gekleurde eieren. Het laatste zijn kunstwerkjes van de hand van
zijn vrouw en dochter. Soms krijgt hij ook versierde eieren van
bezoekers cadeau en daar zijn ook echte pareltjes bij. Trots is hij
zeker op het ei met de afbeelding van London Bridge of het presentje van
een Amerikaanse toerist die hem een exemplaar met de beeltenis van Bill
en Hillary Clinton schonk.
Kraft denkt nog lang niet aan
stoppen. De 75-jarige heeft een grote drijfveer. "De lichtjes in de ogen
van de bezoekers en het enthousiasme van de kinderen. Daarom blijf ik
elk jaar opnieuw de eieren in de boom hangen", glundert hij. De poort
van zijn tuin blijft nog het ganse paasverlof open. Daarna haalt hij
opnieuw alle eieren uit de boom en dat is geen sinecure. Elk jaar
sneuvelen er 200 tot 500 exemplaren.
Feestwoordenboek: over ninots, falleras, plantà en mascletà
De regio Valencia
staat de komende dagen in het teken van de Fallas-feesten. Net als de
woorden die we in de andere delen van het feestwoordenboek hebben
behandeld, hebben ook de Fallas vaste onderdelen en typische woorden,
die wel wat uitleg kunnen gebruiken.
In?Valencia, maar ook
in Alicantijnse plaatsen als Denia, Pego, Calp en Benidorm, worden deze
week de Fallasfeesten gevierd. Dat feest begint met opbouwen van deze
Fallas, beeldengroepen die gemaakt zijn van brandbaar materiaal en die
in de nacht van 19 op 20 maart in de brand worden gestoken. Het woord
Falla is Valenciaans en het komt van het Latijnse woord voor fakkel:
facla.
Met de Fallasfeesten vieren de mensen het einde van de
winter. Dat wordt in Valencia al sinds de achttiende eeuw op een
feestelijke manier gedaan, waarbij in de geschiedenisboeken te lezen
valt dat het de plaatselijke timmerlieden waren die de aanzet gaven tot
de huidige Fallas. Zij maakten aan het einde van de winter hun
werkplaatsen schoon, veegden de houtschilfers bijeen, voegden resten
hout en oude rommel toe en staken het geheel in brand omdat dat een
zuiverende werking zou hebben.
Al in 1740 gingen sommige van
deze brandstapels vergezeld van een satirische bijbetekenis. Er werden
poppen van gehate personages gemaakt van textiel en karton en deze
bespotte personages werden meeverbrand. Toen de gemeente Valencia in
1895 prijzen begon uit te reiken voor de meest originele Falla
veranderde de aard van de beelden: ze werden kunstzinniger en men ging
beter materiaal gebruiken. Textiel en karton werden vervangen door
papier-maché en nog veel later door piepschuim, de beeldengroepen werden
steeds groter en ingenieuzer en het ontwerpen en vervaardigen van
Fallas groeide zelfs uit tot een erkend beroep. Vandaag de dag worden er
alleen in de stad Valencia al 385 brandbare creaties neergezet. Dit
zijn de grote beeldengroepen, de kinderbeelden (die kleiner en
eenvoudiger zijn) en de entrees van de barracas, de feesttenten.
Wat
niet veranderd is ten opzichte van vroeger eeuwen, is dat elke wijk
zijn eigen falla heeft. Een wijk kan zelf bepalen in welke categorie het
wil meedingen naar de prijzen voor mooiste falla. Dat hangt namelijk af
van de hoeveelheid geld die de feestvereniging in die wijk eraan wil
besteden. De Fallas van de hoogste categorie zijn ware monumenten die
vele tientallen meters hoog zijn en die vele tienduizenden euros
kosten. Elke wijk bedenkt ook zijn eigen thema en meestal zijn er in de
beeldengroepen actuele themas en bekende personages uitgebeeld, op een
satirische manier.
Een Falla is dus een beeldengroep en in die
beeldengroep spelen personages de hoofdrol. Deze uitgebeelde personages
zijn de zogenoemde ninots. Dit woord kan worden afgeleid van het
Catalaanse woord voor pop. Elke falla heeft meerdere en soms zelfs een
groot aantal ninots en de feestvereniging van elke falla kiest haar
meest geslaagde ninot uit om deze tentoon te laten stellen tijdens de
speciale exposities, die in zowel Valencia als Denia in de weken
voorafgaand aan de Fallas-feesten worden georganiseerd.
Het publiek kan de ninots komen bekijken en
bovendien via stemming laten weten welke ninot het meest in de smaak
valt. De ninot met de meeste publieksstemmen krijgt de titel ninot
indultado, hetgeen de begenadigde ninot betekent. Deze piepschuimen
pop zal als enige niet in de brand worden gestoken op 19 maart. De
ninot indultado wordt uit de Falla verwijderd voordat de beeldengroep in
de brand gaat en ze krijgt (in Valencia) een plekje in het plaatselijk
feestmuseum.
Omdat de fallas tegenwoordig zo groot en
ingewikkeld zijn, is het neerzetten van de beeldengroepen een hele klus.
Toch is de organisatie er heel streng in en de wijken krijgen slechts
één dag de tijd om de kinderbeelden neer te zetten en één dag om de
grote beeldengroepen op te bouwen. Dit neerzetten van de beelden wordt
de plantà genoemd. Het is duidelijk dat dit Valenciaanse woord van het
werkwoord plantar (planten, neerzetten) komt. In de avond van de 16e
maart moeten alle beeldengroepen opgebouwd zijn en wat er niet af is,
mag ook niet meer later worden toegevoegd.
Vanaf de 15e maart is
een groot deel van de stad dus voor verkeer afgezet. De beeldengroepen
en de barracas nemen pleinen en straten in beslag en voor even is het de
voetganger en niet de auto die de dienst uitmaakt. Elke wijk heeft zijn
eigen feestvereniging en van elke vereniging gaat een deel van de leden
tijdens de feesten gekleed in traditionele kledij. In deze kledij
lopen de falleras en falleros in optocht door de wijk en soms bezoeken
ze, begeleid door muziek, bevriende wijken. Zodoende is de stad
voortdurende gevuld met deze kleine optochtjes. De kledij van de fallera
bestaat uit een lange jurk met een prachtige geborduurde rok. Het haar
is kunstig opgestoken in drie knotjes en wordt versierd met sierkammen.
De fallero gaat eenvoudiger gekleed, zijn kostuum van pofbroek, wit
overhemd en vestje heeft Moorse invloeden en is afgeleid van landbouwers
uit vroeger eeuwen.
Elke feestvereniging vaardigt maanden voor
het begin van de feesten één fallera af als kandidaat voor de verkiezing
van de feestkoningin. De uiteindelijk gekozen koningin neemt met haar
prachtige fallera-kostuum een belangrijke rol in bij officiële
feestonderdelen als de plantà, de bloemenofferande en de cremà (zie
hierna).
Een Spaans feest is niet compleet zonder vuurwerk en
dat geldt zeker voor de Fallas in Valencia. Vanaf 1 maart wordt er elke
dag om 14.00 uur een zogenoemde mascletà georganiseerd. Het woord
mascletà komt van het Valenciaanse woord voor een bepaald soort rotje,
de masclet. Op het plein voor het stadhuis van Valencia worden lange
koorden opgehangen met daaraan honderden rotjes gebonden. De koorden
zijn met papier omwikkeld zodat de vonken sneller overspringen. Om
precies 14.00 uur wordt het eerste rotje afgestoken en wat dan volgt is
een lawaai dat kan oplopen tot 120 decibel en dat ongeveer vijf minuten
duurt. De Valencianen zijn dol op dit onderdeel, ze willen er zo dicht
mogelijk bij staan om het lawaai in hun hele lijf te voelen. De
buitenlandse toeristen hebben vaak meer bewondering voor het
siervuurwerk, dat tussen 15 en 19 maart elke avond wordt afgestoken en
waarvan dat van 18 maart het langste en mooiste is.
De Fallas
eindigen met de dag van San José, in?Spanje tevens Vaderdag. Op de late
avond van deze dag verzamelen de mensen zich rondom de beeldengroepen en
laten zich zoals elk jaar fascineren door het vuur van de cremà.
Cremar betekent verbranden en dat is dan ook precies wat er met de
prachtige piepschuimen creaties gebeurt: de één na de ander gaat in
vlammen op.
Mogelijk zullen in de toekomst tempels op het Indonesisch eiland Bali
een bordje bij krijgen, naast 'verboden te roken' en 'eten verboden':
'seks verboden'.
Op Bali ontstond een schandaal toen een stel toeristen uit Estland in
een hindoetempel in Saraseda in volle seksuele actie werd betrapt. Dat
gebeurde toen functionarissen de staat van herstelwerken kwamen opnemen.
De politie kwam eraan te pas. Na een kort verhoor mocht het paar
beschikken. Volgens Hadi Purnomo zei het stel echt niet te weten dat het
in Balinese tempels verboden is te vrijen.
De autoriteiten
belisten het stel een boete van omgerekend 1.600 euro te laten betalen.
Dat geld laat toe een een ceremonie te financieren om de tempel te
'zuiveren'. Voorts overwegen de autoriteiten aan de ingang van tempels
een bordje 'seks verboden' te hangen.
2013 is het jaar van de Gebroeders Grimm in Duitsland. Aanleiding is
de 200ste verjaardag van de sprookjesverzameling 'Kinder- und
Hausmärchen', waarmee Jacob en Wilhelm Grimm wereldberoemd werden. We
trokken langs de 600 km lange 'Märchenstraße', een sprookjesroute
geïnspireerd door hun leven en werk.
De gebroeders Grimm in Hanau Het Grimm-pad in Marburg
Het Reinhardswald
De Bremerstadsmuzikanten
Er was eens een stadje dat Hanau heette en waar met nauwelijks één jaar
verschil de gebroeders Grimm ter wereld kwamen: Jacob Grimm op 5 januari
1785, zijn broer Wilhelm op 24 februari 1786. Geen wonder dus dat
Hanau, onder de rook van Frankfurt, het begin van de sprookjesroute is.
Op de Neustädter Marktplatz zit de ene broer, in brons en levensgroot,
met een boek op schoot, de andere leest mee. Hier woonden ze hun eerste
kinderjaren.
Van de tastbare herinneringen, zoals het
geboortehuis is geen steen meer overgebleven, want in 1945 werd Hanau
door bommen van de kaart geveegd. Niettemin wil Hanau pronken met zijn
sprookjesvertellers. Dit jaar organiseren ze dan ook een sprookjesfestival tijdens de lente in het amfitheater van het Schloss Philippsruhe.
Koning Lijsterbaard Slechts
50 kilometer verderop, langs de weg van Frankfurt naar Leipzig, in
Steinau an der Straße, sleten de broers hun jeugdjaren. Steinau sluimert
al jarenlang in de schaduw van een imposante burcht met een 35 meter
hoge, vierhoekige toren. Tussen de Katharinenkerk, waar grootvader
Friedrich Grimm ooit pastoor was, en het schoolgebouw, waar de broertjes
leerden lezen en schrijven, staat nu de Grimm-bron. Uit de kreeft uit
het sprookje 'De Meesterdief' spuit water, op de sprookjeszuil te midden
van de bron herken je Vrouw Holle, Repelsteeltje en de boze heks uit
Hans en Grietje. "Ik vertel héél graag sprookjes", zegt stadsgids
Günther Mirsch. Samen met zijn collega's, verkleed als Koning
Lijsterbaard, Rapunzel of Sneeuwwitje, voeren ze dagelijks
geïnteresseerden langs de belangrijkste Grimm-pleisterplaatsen in de
stad. "Mijn favoriet blijft niettemin het Brüder Grimm-Haus",
zegt hij (5 euro). Tussen 1791 en 1796 had vader Grimm zijn kantoor op
de eerste verdieping en speelde het gezinsleven zich af op de begane
grond. Nu wonen er de Gelaarsde Kat, Sneeuwwitje en Moeder de Gans, een
creatie van de bekende Franse sprookjesschrijver Charles Perrault.
Geografisch
houdt de Märchenstraße zich niet aan de levensloop van de gebroeders
Grimm. Gingen ze eerst naar Kassel en daarna naar Marburg, dan stuit de
reiziger op weg naar het noorden eerst op Marburg. Sierlijke
vakwerkgebouwen sieren er de nauwe straatjes en mensen rennen de trappen
op en af. Jacob Grimm schreef ooit: "Ik geloof dat er meer trappen op
straat zijn dan in de huizen. Bij één huis ga je zelfs bij het dak naar
binnen."
Daar, aan de Lahn, studeerde het tweetal tussen 1802 en
1806 rechten en haalden ze inspiratie voor sprookjes als Assepoester en
De Gouden Vogel. Marburg trakteert dit jaar op een 'Grimm-Dich-Pfad'
dat vanaf de Elisabethkirche 109 meter omhoog loopt naar het kasteel
van de landgraaf. Onderweg spot je sculpturen van de Wolf en de Zeven
Geitjes, pluk je Sterrendaalders aan de Universitätskirche, zoek je op
het marktplein de vliegen uit Het Dappere Kleermakertje, tel je de
kaboutermutsen bij de Neuer Kanzlei en probeer je misschien wel de rode
Assepoesterschoen aan, die zo groot is dat hij moeiteloos elke bruid ter
wereld past.
Huis van Sneeuwwitje Verder
voert de Märchenstraße door het Schwälmer Land, het Roodkapjesland, waar
tijdens de Ziegenhainer Salatkirmes, de kermis vlak na Pinksteren,
ongetrouwde meisjes nog steeds een rood mutsje dragen.
In
Schwalmstadt-Treysa spuwt de ezel van Tafeltje-dek-je munten, en net
voor Bad Wildungen kom je nog langs een kleinood dat de magische naam
Bergfreiheit draagt. Deze plaats is bij sprookjeslezers vooral bekend
onder de naam 'achter de zeven bergen, bij de zeven dwergen'.
Hoe
de Grimms van de kinderarbeid in de Bergfreiheiter kopermijnen tot het
verhaal over Sneeuwwitje kwamen, kom je te weten in het liefdevol
ingerichte huis van Sneeuwwitje (2 euro).
In Kassel is het Bellevue (3 euro) - sinds 1972 het officiële Grimm-museum
- een aanrader. Meubels, gebruiksvoorwerpen, schilderijen en boeken
gidsen je door het leven van de broers. Een hele verdieping is ook
gewijd aan de taalwetenschappelijke arbeid van de Grimm-boers.
Tegenover
het museum kun je bij de bakkerij Nenninger bij een stukje Grimm-taart
even op adem komen. Of dit misschien de tongstrelende taart is die
Roodkapje naar haar oma bracht? Wie weet...
Meest gekuste meisje De
Gänseliesel van Göttingen is 's werelds meest gekuste meisje. Iedere
nieuwe doctor in deze studentenstad aan de Leine moet haar op de bronzen
mond zoenen - hoewel dat eigenlijk verboden is. Het ganzenhoedstertje
staat in een fontein op het marktplein, aan de voet van het eeuwenoude
stadhuis. Voor de broers Grimm is Göttingen onlosmakelijk verbonden met
het hoogleraarschap maar ook met de Göttinger Sieben, de zeven
hoogleraren , onder wie de Grimms, die zich in 1837 verzetten tegen het
opheffen van de vrijzinnige grondwet en daardoor werden ontslagen. Zij
trokken terug naar Kassel; wij reizen verder noordwaarts.
Eindeloos
lijkt de weg die zich slingert door het Reinhardswald, het grootste bos
in de bondsstaat Heesen. Op een heuvel doemt opeens de Sababurg, dat
ook wel het kasteel van Doornroosje zou kunnen zijn, op.
Iets verderop, in Trendelburg zie je de toren waarin Raponsje - zo vertelt de legende - jarenlang opgesloten zat.
Lang & gelukkig Te
midden van Hamelen herinnert een fontein aan de beroemdste gast van de
stad: de Rattenvanger van Hamelen. Er wordt verteld dat de stad in 1284
door een vreselijke rattenplaag werd geteisterd. De burgemeester riep
toen de hulp van de Rattenvanger in. Omdat de stadsraad het succesvolle
werk van de muzikant niet betalen wou, lokte de Rattenvanger vervolgens
alle kinderen uit de stad en verdween met hen, voor eeuwig en altijd.
Wilhelm
en Jacob leefden nog een tijdje betrekkelijk lang en gelukkig. Na hun
exil in Kassel verhuisden ze naar Berlijn, waar Wilhelm in 1859 en Jacob
in 1863 overleed. De sprookjesroute eindigt echter niet in Berlijn,
maar in Bremen, de stad van de vier stadsmuzikanten. Zowel de veel te
oude ezel, hond, kat als haan ontvluchtten hun heer of dame des huizes
en dromen ervan muzikant te worden in Bremen. Of ze daarin slaagden,
vertelt het sprookje spijtig genoeg niet.
Pretparken vieren mee Efteling Wat
is het geheim achter sprookjes? Wie waren de gebroeders Grimm? Op 14
maart zullen wetenschappers uit België, Nederland en Duitsland hun
nieuwste inzichten delen en in de Efteling. In de siertuin wordt een
standbeeld van de broers Grimm onthuld als ode aan de Efteling, die dit
cultuurerfgoed al 60 jaar in leven houdt. Aanmelden kan via de website.
Europapark Het
grootste attractiepark van Duitsland, het Europa-Park, verwelkomt naar
aanleiding van 200 jaar Grimm-sprookjes zes nieuwe figuren in het
Grimm-dorp. Onder anderen het Dappere Snijdertje en de figuren uit
Ezeltje-strek-je, Tafeltje-dek-je deden hun intrek. Het pretpark in het
Zwarte Woud is niet alleen het op één na best bezochte van Europa, het
werd ook al tot beste pretpark in Europa gekroond!
In het oosten van Nederland wordt carnaval uitbundig gevierd. Een kleine indruk van de verlichte carnavalsoptocht in Tubbergen (een klein plaatsje in Overijssel; Twente)
Koningin Beatrix heeft aangekondigd dat ze afstand neemt
van de Nederlandse troon. Haar zoon Willem-Alexander zal haar op 30
april opvolgen. Zijn echtgenote Maxima - met Argentijnse roots - wordt
na de inhuldiging koning. Het uitgelezen moment om van het toekomstige
koningspaar een aantal beelden op een rijtje te zetten.
Twee weken vrieskou en de Fries droomt alweer van de Elfstedentocht.
Maar ook zónder dichtgevroren meren, rivieren en kanalen zijn de
beroemde haltes langs het parcours in Fryslân een winters weekend waard.
Stavoren
Op 18 januari werd in Friesland het vijftigste jubileum herdacht van de
zwaarste Elfstedentocht aller tijden. Bij een temperatuur van -18 °C en
een snijdende oostenwind finishten op 18 januari 1963 slechts 126
schaatsers van de meer dan tienduizend starters. Maar in Sneek was begin
januari nog lang geen sprake van ijs. Er werd zelfs nog volop gevist in
de vele grachten van het stadje. Qua grootte en knusse ambiance doet
Snits - Sneek in het Fries - me aan Lier denken, al is hier nóg meer
water en zien de boten in die waters er een stuk pittoresker uit. Van de
oude stadswallen blijft alleen de 17de-eeuwse waterpoort over, en daar
zijn de Snitsers zó trots op dat ze de sfeerverlichting in de
winkelstraten in de vorm van het monument hebben gemaakt.
C&A versus King Ze
zijn van het ondernemende type, hier. Clemens en August Brenninkmeijer
startten in 1841 een stoffenzaakje op de Oosterdijk. Een dikke 170 jaar
later stelt C&A bijna 40.000 mensen te werk in Europa, Zuid-Amerika
en Azië en is de van oorsprong Sneekse familie met een geschat vermogen
van 22 miljard euro de rijkste van Nederland.
Het
allereerste C&A-gebouw huisvest nu gek genoeg een filiaal van de
keten MS Mode. Maar een goede honderd meter verder sta ik oog in oog met
een wat kitscherig standbeeld van een boerinnetje dat met een
stoffenverkoper een eend probeert te ruilen voor een stuk textiel. Bij
de hedendaagse C&A kun je niet
meer met beesten betalen. En ook niet met pepermuntjes van King, nog
een Sneekse klassieker. King is een afkorting van 'Kwaliteit In Niets
Geëvenaard'. Dat geldt niet voor het afzichtelijke pepermuntmonument dat
ze uit eerlijke schaamte in een uithoek van een woonerf geparkeerd
hebben. Het opvallendst in Sneek is het grote aantal kapperszaken. Ze
hebben namen als Haar Zaak of Man&Haar. Meer coiffeurs dan cafés
hier.
Het contrast tussen het levendige Sneek en Stavoren aan het
IJsselmeer is enorm. De oudste stad van Friesland was in de
middeleeuwen een belangrijke havenstad aan de Zuiderzee, maar na de
verzanding van de haven ging Stavoren de weg op van Damme bij ons. Het
werd een ingeslapen oord. In de zomer wordt hier volop gewatersport - er
zijn jachthavens genoeg - maar in de winter is het doods. Zelfs de
toeristische dienst sluit tot april de deuren.
Van alle horeca in
het dorp biedt alleen 't Havenhoofd nog verwarming aan verkleumde
wandelaars. Want dat móet je doen, wandelen over de dijk langs de
voormalige Zuiderzee. De harde wind en open hemel moeten ideaal zijn
voor zeilers, maar heel in de verte zie ik slechts één kapitein het weer
trotseren. Tegen de wind lopen we tussen grazende schapen, naast enkele
zeldzame wandelaars de enige levende wezens in het dorpje.
Stavoren
is dan wel een van de elf Steden, het inwonersaantal rechtvaardigt die
titel al lang niet meer. Het zijn er geen duizend. In Hindeloopen, die
andere elfstedenstad aan het IJsselmeer en op 10 kilometer stappen langs
de dijk, wonen er nóg minder en is de horeca al even winterslaperig.
Wie de prachtige wandeling maakt naar het stadje met de scheve kerktoren
en zijn eigen versie van het Fries, kan wél terug met de trein.
Toffeekoffie Overnachten
doen we nog verder noordwaarts, in Harlingen aan de Waddenzee. In de
donkere vooravond lijkt het havenstadje van een 16.000 inwoners zo goed
als verlaten, maar de grootste tjalken, aken en skûtjes in de
Harlingense binnengrachten zijn feestelijk verlicht. In de zomer kun je
ze afhuren om op de Waddenzee te varen, maar nu liggen ze soms drie
rijen dik aan de kade.
In café 't Noorderke, een grote, gezellige
kroeg vlak bij de kade waar de veerboten naar Terschelling vertrekken,
vraag ik naar de lokale specialiteit, de Harlinger koffie. "Houdt u van
de smaak van toffees?", vraagt de ober voor alle zekerheid. Niet dus...
Ik neem dan maar een Berenburg van Sonnema uit Dokkum, de kruidenjenever
waarmee de Friezen de kou uit hun botten verdrijven.
Om 22 uur
luiden de klokken in de middeleeuwse toren van het oude raadhuis.
Vroeger was dat het teken dat de stadspoorten werden gesloten. Vandaag
moeten 'nette' meisjes vóór het luiden van de klokken thuis zijn. Geen
probleem. Er loopt toch al niemand...
Bij daglicht is Harlingen,
destijds de vertrekplaats van de Friese walvisvaart, niet veel drukker,
maar toch charmant. Meer dan 500 gebouwen zijn beschermd en vooral aan
de grachten levert dat schitterende plaatjes op.
Ook feeëriek
zijn de masten van de schepen in de binnenhavens die ik boven de daken
zie uitsteken van boven op de wandelpromenade aan de zee. Naast die
pasgebouwde promenade ligt ook de Barentsz-werf. Daar werken ze, met
16de-eeuwse methodes, aan een exacte replica van het schip waarmee de
Fries Willem Barentsz in 1596 een noordelijke doorgang naar Azië hoopte
te vinden. Hij en zijn mannen strandden echter in het Noordpoolijs bij
Nova Zembla en moesten daar in de guurste temperaturen overwinteren.
Barentsz overleefde het niet, maar kreeg wel een zee naar hem genoemd.
Zodra het klaar is, willen de Friezen met het verrassend kleine schip
Barentsz' trip naar Nova Zembla overdoen.
Van de havenstad naar
de hoofdstad is het maar 25 minuten karren. Leeuwarden of Ljouwert is
het economische hart van Friesland en met zijn bijna 100.000 inwoners de
enige stad op de trip waar ik meer dan 2 euro moet betalen om een dag
te parkeren. Dat doe ik in een parking onder de Oldehove, de scheefste
toren ten noorden van Pisa. Veertig meter hoog is die uitkijktoren uit
de 16de eeuw en hij hangt 1,68 meter uit het lood.
Kluunkoeken Een
stuk moderner en rechter gebouwd is het Fries Museum, zó modern dat het
pas officieel zijn deuren zal openen in september. Voor het museum op
het Wilhelminaplein is het markt op vrijdag en daar kopen we twee
kluunkoeken, lokale peperkoek met kaneel.
Het statige, maar
gezellige Ljouwert is de stad van Cercle Brugge-trainer Foeke Booy, maar
ook van kunstenaar Escher, Mata Hari en Jan Slauerhoff, een van de
bekendste dichters uit ons taalgebied. Leeuwarden pronkt graag met
poëzie, overal in de binnenstad zijn gedichten in de stoepen gekapt; en
niet alleen in het Fries. In Nieuwestad, de drukste winkelstraat, lees
ik een gedicht van 'onze' Leonard Nolens. Al even poëtisch klinkt iets
verder het opschrift op een beenhouwerszaak in de Sint Jacobsstraat:
'Bakker uw slager'. Een oudere Fries die ons ziet lachen, zegt spontaan:
"Geestig, hé?", en steekt een verhaal af over hoe hij in zijn jeugd,
toen vele grachten nog niet gedempt waren, in de winter naar school
schaatste. Dat kan nu niet meer, maar geen paniek: in Leeuwarden is nog
altijd water genoeg voor Brugge en Gent samen. Het is niet zomaar de
start en aankomst van de Elfstedentocht.
"It giet oan" Of
die er dit jaar komt, hangt af van de weergoden én de 22 rayonhoofden
van de Koninklijke Vereniging De Friesche Elf Steden. Vorig jaar in
februari leek het er voor het eerst in vijftien jaar nog eens van te
komen. Maar in het zuiden waren een paar delen niet dik genoeg bevroren
om de veiligheid te garanderen. De 650.000 Friezen snakken naar de
magische woorden 'It giet oan' ('Het gaat door'). Maar ook zonder
schaatsen is Fryslân een weekendtrip waard.
Zeg het in 't Fries Sinds
1997 heet de provincie Friesland officieel Fryslân. Fries is een
officieel erkende taal die elke inwoner op school leert en ook mag
gebruiken bij de overheid en het gerecht. In Leeuwarden ligt de leuke
winkel van Afûk
(Algemiene Fryske Ûnderrjocht Kommisje), de instelling die de Friese
taal en cultuur propageert. Je kunt er onder meer Friese vertalingen van
Nederlandse én buitenlandse bestsellers kopen.
La Cuidad de los Artes y las Ciencias bestaat uit zes moderne gebouwen met verschillende functies.
Valencia - de derde grootste stad van Spanje - is minder toeristisch
dan Barcelona, maar even hip en levendig. Een gezellige oude stadskern
naast opvallend moderne architectuur, een cultuur van fiësta's en lekker
eten en een metrolijn recht naar het strand. Zelfs in januari zit een
zonnig terrasje er nog in, want ook dan blijven de temperaturen
opvallend mild.
Passage van de kathedraal naar het aartsbisschoppelijk paleis, over La calle Barchilla.
In de Romeinse tijd werd de stad Valentia genoemd en later waren de
Moren er eeuwen aan de macht, maar het was in de 15de eeuw dat Valencia
haar gouden eeuw beleefde. Het dreef toen handel met alle grote havens
aan de Middellandse Zee. Van de twaalf torens die de middeleeuwse stad
beschermden, blijven er nu nog twee overeind, waaronder de Torres
Serranos. Dit is ook vandaag nog de toegangspoort tot de oude stad.
Daarachter vind je alle historische gebouwen: de kathedraal, de Basilica
de la Virgen, het Palacio de la Generalitad. Je kan alles makkelijk te
voet doen, van het ene mooie plein naar het andere. De Barrio del
Carmen, zoals deze wijk heet, is een wirwar van straatjes, volgepakt met
bars, restaurants en winkels. Overdag is het de plaats voor alternatief
shoppen, 's avonds een populaire uitgaansplek. Hoogbouw vind je hier
amper: de oude Moorse toren, nu de klokkentoren van de kathedraal, is
met zijn 51 meter de hoogste centrumtoren. Na een 207 treden tellende
wenteltrap krijg je een mooi zicht over de stad.
Markten & architectuur De
beste manier om je onder te dompelen in het Valenciaanse stadsleven is
even binnenspringen in de Mercado Central, een grote overdekte markt in
een prachtig modernistisch gebouw. Lokale specialiteiten, hammen, fruit
en een aparte afdeling voor vis: op deze levendige plek kan je uren
doorbrengen. Die sfeer zet zich voort net buiten de markt, met de ene
overbevolkte bar naast de andere. Een ideale plek om op een terrasje een
hurtado te bestellen, een typisch Valenciaans drankje op basis van
chocolade.
Een bekend adresje in de buurt is de Sardineria Tasca
Angel, voor een aperitiefje met lekkere vis. Dit is zowat de drukste
wijk van de stad, met op zondagochtend ook een grote rommel- en
boekenmarkt. Net over de Mercado ligt La Lonja, een door Unesco
beschermd gebouw. Hier was tijdens de gouden eeuw de handelsbeurs voor
zijde gevestigd, een handel die Valencia volledig controleerde. Een
ander mooi marktgebouw, de Mercado do Colon in de hippe wijk Canovas, is
nu gerestaureerd en omgebouwd tot shoppingcentrum.
Fietsen in
Spaanse steden is soms een hachelijke onderneming, maar door het centrum
van Valencia loopt een 10 km lange parkstrook die alleen door fietsers
en voetgangers te gebruiken is, ideaal om je in de stad te verplaatsen.
Oorspronkelijk liep hier de Turia, maar na grote overstromingen van 1957
besloot men deze rivier om te leggen verder weg van de stad, zodat de
ruime bedding kwam vrij te liggen. We rijden van west naar oost door
deze jardines del Turia, langs de nieuwe zoo, het IVAM (het eerste
Spaanse museum voor moderne kunst) en het Museum van Schone Kunsten.
Onderweg rijden we ook langs voetbal- en rugbyvelden, waterpartijen,
wandelpaden, speeltuinen en het Palau de la Música, het eerste gebouw
dat hier na de herinrichting werd ingeplant.
Tot we uiteindelijk
aankomen bij dé landmark die Valencia op de kaart van de trendy steden
zette, la Cuidad de los Artes y las Ciencias, grotendeels ontworpen door
Santiago Calatrava, die ook het treinstation in Luik bouwde. Het is een
groep van zes gebouwen, allemaal even opvallend van architectuur. De
grootste blikvanger is het operagebouw in de vorm van een grote helm.
Maar er is ook de Hemisfèric, een bolvorm die een menselijk oog
voorstelt en waarin een IMAX-cinema is ondergebracht. De Oceanográfico
is het grootste aquarium van Europa. En het interactief
wetenschapsmuseum is erg leuk voor kinderen, want je moét alles
aanraken. Rond de Cuidad kunnen shoppers zich uitleven, want in de
directe omgeving zijn een drietal grote shoppingcentra.
Als we
verder doorrijden, bereiken we snel de jachthaven en het strand. In 2005
had hier de America's cup plaats en werden de oude dokken opgefrist tot
een moderne marina. En drie jaar later verrees hier een autocircuit om
het formule 1-circus te ontvangen. Dat is open voor het publiek, zodat
je met de fiets of te voet het circuit kan verkennen, pal aan zee.
Naast
de marina begint het lange stadsstrand van Valencia, met een mooie
wandelpromenade en tal van visrestaurants erachter, tot zelfs op het
strand.
Paëlla zonder zeevruchten In deze
streek wordt veel rijst gewonnen. De paëlla is dan ook uitgevonden in
Valencia. Oorspronkelijk was het een 'restjesgerecht' voor de armen. De
originele Paëlla Valenciana bevat alleen kip, konijn en groenten, géén
zeevruchten. Natuurlijk kan je intussen alle variëteiten bestellen. Een
van de klassieke paëllarestaurants in het centrum, met een echte Spaanse
sfeer is La Riuá. En ook vele restaurants langs het strand zijn in paëlla gespecialiseerd, zoals Casa Navarro. Of proef in de wijk El Cabanyal, net achter het strand, lekkere tapa's met een glaasje wijn in Casa Montana, een traditionele bodega met oude wijntonnen als decor.
Wat kost wat? Stadsplan:gratis Taxirit van 10 km: 15 euro Tien ritten metro/bus: 7,2 euro Ibis Hotel: vanaf 37 euro/nacht voor een tweepersoonskamer NH Hotel: vanaf 40 euro/nacht voor een tweepersoonskamer Glas bier (25 cl) op centrumplein: 2 euro Glas wijn (20 cl) op centrumplein: 2 euro Koffie op centrumplein: 1,6 euro Bol ijs op centrumplein: 2 euro Large McMenu: 6,4 euro
Praktisch Erheen: Vueling heeft directe vluchten Brussel-Valencia. Ryanair vliegt rechtstreeks.
Beste periode: hele jaar. Januari: gemiddeld 15°C. Heet 's zomers.
Vervoer: gratis bus, metro, publieke musea met Valencia tourist card.
Logeren: - Ding Dong Telas: geen echt hotel, maar moderne designkamers. Ideale ligging, achter Plaza del Virgen, oude centrum. - B&B Mare de Deu: familiale B&B in de trendy wijk Canovas. Kamers met eigen of gedeelde badkamer. www.bedbreakfastinternational.com - Hotel Miramar: gerenoveerd hotel vlak bij strand en tram/metro naar centrum.