Vanochtend vroeg was hier opeens de grens verlegd.
Het bospad was gehalveerd.
We doken er als speciale eenheid gelijk in. Geen kolonisatie
door onbekende wezens. Geen ondergrondse tunnels om Kaytie te ontvoeren. De
ellende kwam van omhoog.
Er
was troep uit de hemel gevallen.
Er komt wel meer ellende van boven. Er huizen daar een soort
superwezens. Die zijn er in gedachten geplant omdat er in geloofd werd. Door de
variatie die daar in zit is er nu op de grond steeds ruzie.
En daarom is het hier ook af en toe
zo’n bende. Tenminste, dat geloof ik.
Begrijpen doe ik het niet.
Ik werd in het donker nog meer in
verwarring gebracht, omdat er opeens een paar kippen leken te
zweven.
Ook
zag ik een zwevend paardenhoofd op de muur.
Ik werd er bijna hemels van.
Gelukkig bracht Kaytie met drie poten op de aarde, terwijl ze
stond te tanken, mij met vier poten terug op de grond.
Zij doodt muizen in één keer. Heeft er geen schep
bij nodig. Zij gunt ze van harte snel een plaats in de hemel.
Dat doet ze waarschijnlijk omdat ze genoeg ruimte heeft en
eten en drinken.
Als ze ontvoerd zou worden
door een buizerd zou ik, denk ik, wel een schep pakken.
Door alle ellende vanuit de hemel
huilen hier vandaag de bloemen.
Het is te hopen, dat de zon hun tranen zal
drogen.
Ik begin alvast met het opruimen van een stukje ellende. Als
er nooit meer iets uit de lucht zou vallen komt alles vast te zitten en is
er voor mij ook niets meer om op te kauwen. Gewoon niet denken, hoe iets zal
kunnen zijn en niet geloven, dat alles anders wordt.