Beeld- Tekstverantwoording; Foto's afkomstig van diverse bronnen; Beeldbank-Zeeuws Archief, Beeldbank-ZeelandNet, Beeldbank-Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank-Wikipedia, Beeldbank-Google Openbare Sites, Collectie uit eigen archief. Tekst afkomstig van Wikipedia, en andere bronnen. in bewerkte of verkorte vorm Tekst uit eigen bron. Copyright; Eigenaren van foto's kunnen zich melden voor bronvermelding.
Educatief Internet-Magazine over historie van familie Klercq en duurzame mandenmakerscultuur
05-08-2012
Emmy Andriesse
Emmy Andriesse 1914 - 1953; Beroemd fotografe
Emmy Eugenie Andriesse werd geboren in Den Haag op 14 januari 1914, als enig kind van de NRC advertentie acquisiteur Abraham Andriesse en de mode-agent voor luxe lingerie Else Fuld. Het Joods gezin was progressief liberaal in opvattingen. Al op jonge leeftijd had Emmy belangstelling voor vrouwen-emancipatie. Na haar middelbare school (1932-1937) bezocht ze de Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag, waar ze de opleiding; reclame-ontwerpen volgde. Dit was een geheel nieuwe opleiding onder leiding van Gerrit Kiljan en Paul Schuitema. Bij de opleiding was fotografie en film een belangrijke onderdeel.
Tijdens de oorlog 1940-1945 was Emmy ook verzetstrijdster. In 1941 trouwde ze met de grafisch ontwerper-beeldende kunstenaar Dick Elffers. Hoewel haar man niet Joods was, kon Emmy niet meer in het openbaar werken, ze moest onderduiken. Eind 1944 regelde de bevriende antropoloog Arie de Froe een vervalste ariërverklaring voor haar. Als lid van de fotografen verzetsgroep "De Ondergedoken Camera" heeft Emmy vele gruwelijke omstandigheden tijdens de Hongerwinter in Amsterdam op plaat vastgelegd. Bijvoorbeeld, "Jongentje met pannetje," is daar een aangrijpend voorbeeld van.
Na de oorlog, verbleef Emmy vaak in het buitenland voor het maken van foto-reisreportages. Zeer bekend is haar reis door de Provence voor een fotoverhaal over "De Wereld van Van Gogh." Dit boek is nog steeds verkrijgbaar. Heel karakteristiek is haar persoonlijke, ontroerende benadering van de gewone mens in zijn dagelijkse leefomstandigheden. Ook heeft ze een boeiende portretserie gemaakt van beroemde kunstenaars in Nederland en Frankrijk.
Een ander onderwerp dat Emmy Andriesse heel haar leven heeft geboeid is de mode-fotografie. Foto's van stoffen, kleding en haut-couture verschenen in vele modebladen, vrouwenbladen, brochures en het prestigieuze tijdschrift "Vogue." Haar leven werd gekenmerkt door een enorme levenslust en gedrevenheid, die versterkt werd door de angst van een vroege dood, net zoals haar moeder die overleed toen Emmy nog maar vijftien jaar was. Dit voorgevoel kwam uit, want na de reportage over van Gogh werd Emmy ernstig ziek. Na een langdurig ziekbed overleed ze op 20 februari 1953 in Amsterdam, op 39-jarige leeftijd.
Emmy Andriesse 1914 - 1953; Famous photographer
Emmy Andriesse was born on 14th of January 1914 in The Hague. She was the only child of Abraham Andriesse and Else Fuld. The family was liberal-progressive in their social opinion. During World War II, Emmy was a member of the Undergroud Camera-group. Because of her Jewish indentity she couldn't work anymore in public. In 1944, with the assistance of the antropologist Arie de Froe, she obtained a false indentitycard. In that period Emmy made remarkeble photo's of the misery, poverty and starvation during the famine-winter 1944-45. "Little boy with pan" is one of the most moving pictures.
After the War she became, beside her interest toward humane social circumstances of ordinary people in daily life, a fashion photographer as well. Not surprisingly, because her mother was a representative of a famous lingerie-brand. Her last commission was the book "The World of Van Gogh," therefor she traveled to the Provence in France, before she had made many other serials of famous artists in Holland and France, this would be her last work. The book not yet completed Emmy became seriously ill of a terminious sickness. On 20th of February 1953 she died on 39-years of age.
Op mijn vrije woensdagmiddag van school fietste ik naar de Groôte Abeêle, wanneer ik zin had iets te beleven. Er was altijd wel wat te doen op het boerderijtje van tante Leintje en oôme Arjaan. Haar man en zoon Cassaan zag ik meestal niet, die werkten ergens op het land. De andere zonen Gommert, Piet en Dingeman waren allang het huis uit, waar ze woonden wist ik niet.
De familie de Visser-Joosse bewoonden een klein boerderijtje, waar ze leefden van wat het land en vee opbracht. Veel soeps was het daar niet. Een kleine kudde koeien, twee Zeeuwse knollen voor het werk, een fatsoenlijk paard voor het ringrijden. Een varken voor de slacht, een stel kippen voor de leg, een vet konijn dat de Kerst niet zou halen, en een manke hofhond die de wacht moest houden, maar al kwispelend je kwam begroeten.
De Hofhond
Boerderijtje van Leintje en Arjaan op d'n Abeele
Varken verwent zichzelf
Voor het huis stond de waterput, daaromheen lag een ordeloze groentetuin, waar tante Leintje voor zorgde. Voor de sier groeiden een paar bossen dahlia's en lupinen. De bakkeête was een rommelhok geworden. Brood werd daar sinds lang niet meer gebakken. Bovendien was daar ooit een vreselijk ongeluk gebeurd. Een kleinkind waar Leintje op moest passen, had ze zolang in de bakkeête gelegd, terwijl ze aan het werk was. Het kind is door de hitte gestoofd teruggevonden. Sindsdien wilde Leintje niets meer met dat ding te maken hebben.
Het leven van Tante Leintje speelde zich doorgaans af in en rond het huis. De deur stond altijd open, ongewenst bezoek kwam nooit, iedereen was welkom. Op een klamme warme zomerdag liep ik het huis binnen naar de woonkamer. Tot mijn grote schrik zag ik tante Leintje, zonder overmuts, languit op de plavuizenvloer doodstil liggen. Ik schrok me rot, rende het huis uit, stoof de stal binnen waar Cassaan bezig was met de koeien. "Oôme Cassaan, oôme Cassaan, kom is gauw, kom is gauw," haspelde ik buiten adem. "Tante Leintje is doôd, ze lig plat op de grond." Cassaan keek hier niet van op, "Oh, da val wel mee 'oor, die leij gewoon te slaepe, da doe ze wel is vaeker, die doe 's middag un dutje." Cassaan stelde me gerust. Wat vreemd, wat raar, wie gaat toch midden op de dag plat op de grond liggen slapen?
Bakkeête
De dames worden in de stal verwacht.
Wijs of leep varken?
Even later verscheen tante Leintje in de stal. "Bin jie zoô geschrokke' va' mien?" Verlegen antwoordde ik; "Ja, tante Leintje ik doch da' jie doôd was." Ze moest om mijn paniek hartelijk lachen. 'Kom maer is mee, dan krieg jie un kommetje thee va' mien." Schoon en proper is het nooit geweest bij tante Leintje. Dat gaf ook niet, ze was een hartelijk, royaal mens, altijd gul iets weg te geven, al was het maar een plaatje voor de poeziealbum. Maar de enkele keer wanneer ze naar de stad ging, of op bezoek bij haar zus, opoe Betje Klercq, dan zag ze eruit om door een ringetje te halen. Je kon je geen mooiere boerenvrouw voorstellen. Een klein pittig vrouwtje, fris, schoon, overdadig besprenkeld met Boldoot.
Het waterketeltje stond op het petroleumstelletje al te borrelen. Op een ander stelletje stond de koffiepot de halve dag warm te blijven. Tante Leintje zette thee in een theepot met een half oor, dat ze met rietwindsels van opa Klercq gerepareerd had. Er was wel meer kapot in huis, dat toch nog te gebruiken was. De theekoppen schonk ze tot de rand bijna vol. Uit een trommetje kreeg ik een droog Mariakaakje.
Dahlia's in volle bloei
De moestuin
Bont kleurige lupines
Overal zwermden dikke vette strontvliegen rond, die dan weer op de theepot landden, of daarna een rustpauze zochten op de rand van mijn theekop. Je kon ze keer op keer verjagen, waarna ze even zo snel terugkwamen. Brutaal, ja zelfs uitdagend trippelden ze over het schoteltje, wetende dat je ze daar geen mep kunt verkopen. Brommend vlogen die rotkrengen overal rond. Tante Leintje had er geen last van, die was dit ongemak allang gewend. De vliegen riskeerden vooral ook geen landing op de kleverige vliegenvangstrook, boven de tafel. Ze moeten hebben geweten van het noodlot dat hen daar te wachten stond. De vliegenmepper bracht ook geen dodelijk resultaat, voordat de mepper in aantocht was vloog de strontvlieg al verder. Tante Leintje verklaarde dat vliegen nu eenmaal bij een boerderij horen.
Grote verhalen vertelde tante Leintje nooit. Haar wereldje bleef beperkt tot wat in en om haar boerderijtje gebeurde. Alleen vanzelfsprekende zaken vulde haar dag, waar geen uitgebreid verhaal voor nodig is. Ze sprak daarom in nuttige taal zonder overbodige toelichting. Een leesboek was aan haar niet besteed, daar kon ze geen tijd voor vinden, jokte ze. Dat was niet echt waar. Ze was het lezen verleerd, liever was ze aan het werk.
Pot op petroleumstelletje
Als tante Leintje
Boerenkoffie of Koffie verkeerd
Cassaan was ondertussen binnengelopen; "k Eb wel trek in un kop koffie," stelde hij voor. "Uh, uh, je weet, waer 't staet, hé," tante Leintje verwees haar zoon resoluut naar de koffiepot, dat al die tijd stond te pruttelen. Bij tante Leintje moest je niet rekenen op veel service, je moest jezelf maar bedienen. Cassaan schonk voor zichzelf een kop koffie in, met een flinke scheut melk erbij. Maar uit het kopje dronk hij niet. Hij goot de koffie op het schoteltje, met veel geruis leste hij slurpend zijn dorst. Ik wist niet was ik zag. Zo onbeschaafd drink je toch geen koffie? Cassaan was niet anders gewend, ook al was de koffie nog zo bitter. Het is hier een heel ander leven dan bij ons thuis, bedacht ik me.
Een strontvlieg
Vliegenvanger
Bromvlieg
Ik vond tante Leintje een lief mens, wel een beetje direct in haar uitlatingen, maar dat vond ik juist zo leuk aan haar. Zonder veel te zeggen begrepen we elkaar. En dat was goed zo, ze ging haar eigen gang. Aan tafel zaten we allebei stil te wezen. Tante Leintje begon aan een haakwerkje en ik nam in me op wat ik eigenaardig vond.
In de betimmerde wand zag ik een bedstee, daar moeten Leintje en Arjaan slapen, stelde ik vast. Wat lijkt me dat leuk om daar te slapen, met de luiken dicht, waar 's morgensvroeg bij het wakker worden door het uitgezaagd hartje fris daglicht naar binnen valt. "k Gae nae bedde as 't doenker wor' en 'k stae op wanneer 't weer lich' wor'," had ze me eens verteld op haar plat Zeeuws.
Aan de wand hingen schilderijtjes en vergeelde foto's van paarden en koeien, het verraste me niet. De mooiste foto vond ik die van een bruine merrie met haar veulen. Ze keken zo aandoenlijk, het leek net moeder en kind, het aanblik ontroerde me. Op tafel lag een plakkerig plastic zeiltje, op de vensterbank blaadjes van de Boerenbond. Hoe kan het ook anders. Voor de rest van de tijd lurkte ik aan mijn kopje thee. We hadden elkaar niet veel te vertellen.
Vlnr; Gommert-, Cassaan-, Dingeman-, en Piet de Visser
Het einde van haar leven heeft tante Leintje doorgebracht bij één van haar zonen. Bij de laatste foto, van haar gemaakt, is ze omringd door haar zonen. Vier oprecht boerenzonen met een plantje, bloemetje en fruitmand in de hand. Een mooiere herinnering is niet denkbaar.
Wanneer opa in een driftige bui verkeerde, omdat het mandvlechten hem tegen zat, schrok ik daarvan. Normaal was hij altijd zo rustig en vriendelijk. Dit was ik niet van hem gewend. Opa begreep dat hij zich niet zo kon uitlaten, herstelde zijn goed humeur snel, nam mij bij de hand en zei; "Appie kom is mee, dan za'k joe is wâ laote zien." Samen gingen we in de tuin vlinders vangen. Allebei slopen we, met een jampotje in de hand achter een dartel vlindertje aan. Gemakkelijk lieten die beestjes zich niet vangen, net op tijd wisten ze de dans te ontspringen. Opa had daar meer ervaring in. "Kiek dâ doe je zoô." En jawel, hij had er weer een gevangen.
Door het glas keken we naar de mooie kleurige vleugeltjes. Ik verwonderde me over al die prachtige kleuren. "Opa, hoe komen toch al die kleuren op een vlinder?" Opa keek naar mijn potje waar een bruin vlindertje wanhopig door het glas probeerde te ontsnappen, wat natuurlijk niet lukte. "Oe die kleure op un vlindertje komme, vraog jie? Da wee'k ook nie' t' is noe eênmaal zoö. De natuur doe dâ, hé. Maor 'k wee' wel dâ as je un vlinder vastpak, de kleuren d'r afvalle. 't Is net poeier."
Opa was uitgekeken op zijn vlindertje, lichtte voorzichtig het dekseltje van het potje, greep snel het spartelende koolwitje en trok haar vleugels af, waarna hij het naakte lijfje pardoes in een spinnenweb gooide. Vol sadistisch genoegen zat hij de gevolgen van zijn moorddadige actie te aanschouwen. "Appie, moe jie noe is kieke wâ noe gebeurt."
Vanachter een plank kwam een grote zwarte spin te voorschijn, eerst aarzelend, daarna rende het in rap tempo op de hulpeloze prooi af. Het vleugelloze schepseltje had geen schijn van kans. Gevangen aan het kleverige spinrag was haar lot bezegeld. De spin wikkelde zijn prooi in een ommezien in een coccon en vertrok daarna. "Waarom doe 't ie dat?" vroeg ik nieuwsgierig aan opa. Want ik begreep niet waarom de spin niet meteen aan zijn maaltijd begon. "'t Is nog geén eetenstied," maakte opa mij wijs.
Ook met hooiwagenspinnen en slakken had opa geen goede bedoelingen. Voor de slakken legde hij een voetpad van zout aan. De route was voorspelbaar en als de slakken daarvan afweken, duwde hij ze met een stokje weer op het rechte pad. Het werd hun laatste gang. Zienderoog smolten ze weg in het zout, hun huisje onbewoond achterlatend. Nee, opa was niet echt een dierenvriend.
De klimroos aan de muur was ook al niet veilig voor hem, in de tijd dat de bloei bijna voorbij was. Van de zwoele zoete rozengeur kon hij wel genieten, maar evenzeer schonk hij er groot genoegen in even aan de struik te schudden, waardoor alle losse rozenblaadjes in een kleurige regen naar beneden dwarrelden. Opa vond het prachtig, hij zag er poëzie in. Opoe zag alleen maar rommel.
Opa's stout gedrag kon nooit lang duren, het alziend oog van zijn vrouw maande hem weer tot de orde. De omzet mocht geen gevaar lopen.
Kees Klercq was een begrip in Middelburg. Kort voor de oorlog, om percies te zijn in december 1939, was hij begonnen met een winkel in rookwaren en aanverwante artikelen. Kees had veel gevoel voor wervende reklame. Service en Impuls Sales zou je dat nu noemen, toen een handige manier om klanten te binden. Goedkoop filmrolletjes aanbieden, terwijl de klant vast wel een pakje sigaretten erbij kocht. Zijn gewicht raden was ook een leuke vondst, of gratis benzine tanken voor je aansteker, dat trok altijd klanten aan. Een vriendelijk gesprek en de naam van de klant kennen, het deed wonderen.
Kees heeft niet lang plezier gehad van zijn winkeltje in de Gravenstraat. Nog geen half jaar na de opening brak de oorlog uit. Het vreselijke bombardement op Middelburg, mei 1940, deed alles veranderen in puinhopen. Het oude intieme straatje met grote variateit aan zaakjes en werkplaatsen bestond plotseling niet meer. Vergezichten over vernielde straten gaven een triest aanzicht op het kale karkas van het eens zo fraaie Stadhuis. Het drama was kompleet nu zijn hele voorraad was verloren, en niet alleen dat. Ook persoonlijke bezittingen, memorablia, en brieven waren tot as verworden. Zijn vader Rinus, die in dezelfde straat ook een winkel had, overkwam hetzelfde hoewel dat huis nog hersteld kon worden. Foto's uit vroeger jaren zijn er daarom niet meer.
Gravenstraat vóór 1940
Middelburgse Courant 26 april 1940
Middelburgse Courant 26 april 1940
Gravenstraat ná bombardement mei 1940
Hoe kwam Kees toch op het idee in de Gravenstraat een winkel te beginnen? Had zijn opa Cornelis Klercq ook niet een zaakje in diezelfde straat gehad? De banketzaak Klercq was daar zeer gekend, maar bestond toen al niet meer. En zijn vader Rinus Klercq? De zelfstandige grutter op Gravenstraat I 194, (nr. 53). Hoe zat dat nu eigenlijk? De familie is niet zo spraakzaam over hun verleden.
Kees heeft niet de winkel van zijn opa overgenomen, dat is zeker. Want zijn vader Rinus had de banketzaak, na het overlijden van zijn vader, overgenomen. Moeder Pietje Klercq-Bruijns kreeg een apart kamertje, tot ze naar het "rusthuis" op het Bolwerk ging. Kees moet zijn oog hebben laten van een pandje, waar na de oorlog Verburg zijn kaaswinkel is begonnen.
Kees was eigenlijk uit noodzaak winkelier geworden, omdat zijn gezondheid hem geregeld in de steek liet. Een dienstbetrekking zat er daarom niet in. Op een "blauwe maandag" heeft hij nog geprobeerd in Hardewijk carrière op te bouwen, wat niet lukte. Want enkele maanden daarna kwam hij op "hangende pootjes" terug in Middelburg. Samen met zijn vrouw Jo Wattez, die overigens ook uit het bakkersmilieu afkomstig was, lag het voor de hand ook een winkel te beginnen.
Zeeuwse Bode 03 september 1941
Zeeuwse Bode 08 oktober 1941
Na het bombardement ontstond grote misère. Huis weg, overal rokende puinhopen, de smeulende koffie bij De Gruyter bleef maandenlang nagloeien. Honderden mensen moesten een nieuw onderkomen zien te vinden. Kees en zijn ouders gingen tijdelijk inwonen bij familie op de Walensingel, zoals zoveel ontheemde Middelburgers dat toen moesten doen.
Natuurlijk viel ook werkgelegenheid weg, doordat veel winkels, werkplaatsen en fabrieken verloren waren gegaan. Toch werd meteen aan de wederopbouw begonnen. Houten noodwinkels, in bijzonder fraaie architectuur, verrezen op de Dam, Houtkaai en Londense Kaai. Vroom en Dreesmann, De Duif en De Wiener openden opnieuw hun deuren. Bij bakker Papegaaij kon je weer tompouces kopen. Hoopvol perspectief op de toekomst gloorde, echter dat zou kort daarna veranderen.
De verkering van Kees en Jo Wattez kreeg bestendigheid in de verloving met daarop volgend de aankondiging van ondertrouw en huwelijk. Tussen de puinhopen door trok de bruiloftstoet richting Hofpleinkerk op 8 oktober 1941. In Deo Volente, als de onvoorzienigheid werd aangekondigd. Gods wil kan soms ongewis zijn.
Middelburgse Courant 16 oktober 1941
Noodwinkel Dam 26
Zeeuwse Bode 06 juni 1941
Zeeuwse Bode 25 november 1941
Kees kon ook niets anders doen dan een tijdelijk adres voor zijn noodwinkel zoeken. Het werd Dam nr. 26. Een beetje deftig winkelieren zou je kunnen zeggen, tussen al die statige patriciërshuizen aan het Damdok, waar voorname families hun historie hebben achtergelaten. Het was maar voor korte duur. Kees was op zoek naar een definitief adres. Dat bleek al snel de Brakstraat te zijn, niet ver van de Dam, echter wel buiten het winkelcentrum. Dan moet je aandacht zien te trekken. Alles wat geld opleverde werd opgepakt. In navolging van zijn oom Theeuwes Klercq van de Vlasmarkt, begon Kees ook een rijwielstalling. Voor 20ct kon je je fiets bij hem stallen.
Zeeuwse Bode 07 september 1942
Zeeuwse Bode 12 september 1942
Nog geen jaar na het huwelijk van Kees en Jo werd een zoontje geboren. Hij werd genoemd naar zijn opa Catharinus Klercq. De blijdschap van de geboorte van hun eerste kindje werd snel overschaduwd door grote zorgen. Rinusje bleek niet zo gezond te zijn als wel was verwacht. Na een smartelijk lijden is hun eerste kindje na 3 maanden overleden. Lag het aan de gebrekkige gezondheidszorg in de eerste jaren van de oorlog? Was er tekort aan prodate medicijnen? De artsen konden het jonge kind niet redden, kennis van bijzondere ziekten ontbrak. In de oorlog zijn veel kinderen jong overleden.
Zeeuwse Bode 26 juli 1943
Zeeuwse Bode 08 juli 1943
Na 8 maanden worden Kees en Jo opnieuw verblijd met de komst van weer een zoontje. Ook hij zal de naam van zijn opa dragen, waarschijnlijk ook wel ter gedachtenis van zijn eerder broertje, als mag worden aangenomen. Deze zoon groeit als enigst kind voorspoedig op. Net als veel andere kinderen in de oorlog kent Rinus weinig weelde.
De oorlog duurt al 3 jaar, met gevolg dat aan van alles tekort ontstaat. Levensmiddelen gaan op de bon, rookwaren ook. Men verkoopt al wat geld kan opleveren. In alle kranten verschijnen "Te Koop" advertenties. 60 boeken voor fl. 50,--, wat best wel duur is. Die je, nota bene, ook nog in Breskens moet ophalen. Kees biedt een Prima Werktrap aan voor fl. 7,50, dat bijna de nieuwprijs is. Louwerse in Souburg wil wel van Goesche poppen worden verlost voor fl. 35,--, dan moeten daar wel 15 punten aan rantsoenbonnen worden bijgeleverd. Door de grote schaarste aan al het denkbare zijn de prijzen hoog. Zo probeert iedereen de schrale oorlogsjaren door te komen.
Zeeuwse Bode 05 november 1943
Zeeuwse Bode 08 maart 1943
De winkel van Kees raakt leger en leger naarmate de oorlogsjaren verlopen. Sigaretten, sigaren en shag verkopen niet gemakkelijk op de bon. De ratsoenering bepaald hoeveel iedereen mag kopen. Dat werkt uiteraard corruptie in de hand. Imitatie tabak en zwarte handel verpesten de markt. Maar Kees zou geen Klercq zijn om ook slechte tijden door te komen.
In deze barre tijd helpt de familie elkaar. Tante Leintje van de Groote Abeele, de zus van opoe Betje Klercq, bezat een boerderijtje. Als een geitje of bokje werd geslacht, gingen delen van het vlees naar de familie. Opa Theeuwes Klercq bracht eitjes rond, zijn kippen waren zo produktief dat wat kon worden afgestaan. Een pluk tabak voor zijn pijp was een welkome ruil.
Theeuwes maakte in de oorlog nog steeds manden voor de boeren. De betaling ging half-om-half. Een deel in geld, het andere deel in spek, graan, boter of kaas. Er werd zelfs betaald met garnalen. Die waren er in overvloed, omdat doorvoer naar de rest van het land niet mogelijk was. Opoe Betje maakte daar garnalengehakt van, ook in die tijd een ongekende luxe, terwijl in Holland mensen op straat stierven in de Hongerwinter.
Winkel voor de verbouwing omstreeks 1949. Kees met sigaret in de hand, tante Jo Wattez met Rinus
Na de oorlog raakte de winkel van Kees Klercq weer goed gevuld. Hij ging er prat op dat hij de enige winkelier in Middelburg was, die van zijn slaapkamer een winkel had gemaakt. Moderniteiten heeft hij nooit afgewezen. In 1956 meldt hij trots in een advertentie over een telefoonverbinding te beschikken. Je kunt nu ook telefonisch bestellingen doorgeven.
Al eerder liet Kees, als één van de eerste in Middelburg, een sigarettenautomaat aan de gevel installeren. Zo kon je ook op zondag bij hem terecht voor een rokertje. De ouderlingen van de Gereformeerde kerk zien de moderne ontwikkeling als bedenkelijke ontduiking van de Heilige Zondagsrust. Kees probeert de ouderlingen gerust te stellen, hij beweert dat dit een service is voor ongelovigen, en voegt eraan toe 's zondags nooit bij te vullen. Tegen deze logica hadden de mannenbroeders geen verweer.
Ome Kees Klercq, die bij geboorte gewoon Cornelis heette, was de enige zoon van Rinus Klercq en Bets Klercq-Simonse. Rinus Klercq was mijn eigenlijke oom, maar omdat het ingewikkeld was uit leggen welke nichten en neven van mijn moeder geen ooms en tantes waren, maar daar wel oud genoeg voor waren, bleef ik hardnekkig "Oom en Tante" zeggen wanneer de familie op een feestavond bijeen was. Het was wel zo veilig de fatsoensgebruiken bij begroetingen in acht te nemen. Vrijpostigheid van een jonge jongen werd niet zo op prijs gesteld. Dus bleef Kees Klercq voor mij "Ome Kees."
Zeeuwse Bode 25 november 1949
Zeeuwse Bode 19 februari 1946
Zeeuwse Bode 25 november 1952
En dat was wel goed zo, want "Ome Kees" kon donker kijken vanachter zijn zware bril. Ook al genoeg reden wat afstand te houden. Bijna dagelijks kwam ik langs zijn winkel gefietst, die nooit aan mijn aandacht kon ontgaan, want een dependance van de Ambachtschool was gelegen in de Singelstraat. Of ik ooit zijn winkel van binnen heb gezien? Nee nooit!! Tenminste, ik kan me geen moment herinneren een stap over de verboden drempel te hebben gezet. Te jong om een rokertje te kopen. "Ome Kees" zou mij zwaar onderzoekend hebben aangekeken, zo niet doorgrond of mijn boodschap wel in orde zou zijn. Mijn vader kocht zijn eigen shag.
Zeeuwse Bode 09 maart 1951
Zeeuws Dagblad 06 juni 1949
Zeeuwse Bode 04 augustus 1950
Kees kwam uit een gezin van 5 kinderen. Vier meisjes en één jongen, in een tijd dat de besmettelijke ziekte TBC stevig narigheid verspreidde. Ook het gezin van Rinus en Bets werd bezocht, evenals bij de broer van Rinus; Cornelis en Berber, die vijf van hun zes kinderen verloren aan TBC. Het eerste kind van Rinus en Bets, Pieternella moet in 1916 op de rand van leven en dood hebben verkeerd. Want op 31 april 1916 verschijnt een opmerkelijke dankbetuiging in de krant;
"Ondergeteekenden brengen bij deze hunnen hartelijken dank aan allen, die behulpzaam zijn geweest bij de redding van hun kind op 30 april, inzonderheid aan den Wel.Ed.Heer Dr. Hoorweg enz."
W.G.; C. Klercq en Echtgenoote, Gravenstraat, Middelburg.
Zeeuws Dagblad 10 oktober 1951
Zeeuwse Bode 27 november 1951
Zeeuws Dagblad 24 juni 1954
Cornelia, de jongere zuster van Kees, die in de familie bekend was als Keetje, wordt ook getroffen door TBC. Na een lange lijdensweg, wat deze ziekte met zich meebrengt, overlijd Keetje op maandag 11 juni 1934 een week voor haar verjaardag. Ze is nog maar 21 jaar, bijna 22. Haar moeder blijft, door verdriet getekend, jarenlang in rouw gekleed.
De besmetting raakt ook Kees, maar hij geneest na lange behandeling. Toch zou hij de rest van zijn leven hinder ondervinden. Zijn gezondheid is bij tijd en wijle gebrekkig. In zijn jeugd is Kees korte tijd leerling-bakker bij Brouwer op de Lange Viele. Hier doet zich het merkwaardige voorval voor, dat weer een Klercq bakker wil te worden. Want ook zijn opa Cornelis Klercq was banket-bakker, die de zaak van Brouwer op de Pottemarkt had overgenomen. Het moet dankzij relaties binnen de familie zijn geweest, dat Kees in de leer kon gaan bij een collega-bakker.
Zeeuwse Bode 30 november 1957
Zeeuwse Bode 11 december 1956
Zeeuwse Bode 28 juni 1950
Middelburg en haar verenigingsleven, het is een apart hoofdstuk over sociale verhoudingen, waar standsverschillen veilig kader vonden, en nog steeds vinden, voor hun levenbeschouwelijke opvattingen. Er aan deelnemen betekende geborgenheid, saamhorigheid en leerzame overdenkingen. Ook alle families Klercq waren bij traditie lid van vele verenigingen.
De meisjes hoorden lid te zijn van de meisjesvereniging "Nunia." De jongens waren lid van de Christelijke Jongemannen Vereniging. Klercq-en met een zelfstandig beroep kozen voor "Patrimonium" of de "Kappersbond." Barbier Cornelis Klercq was jarenlang secretaris van de Middelburgse Kappersvereniging. De dames Klercq hielden wekelijks bijeenkomst met gebed, declamatie en nuttig handwerk bij de Geref. Vrouwenbond; "Rondom Gods Woord." Nooit is een vergeefs beroep gedaan, als collectant, door weer en wind, huis aan huis, deur aan deur voor een goed doel geld op te halen. Maatschappelijke betrokkenheid is als vanzelfsprekend bij Klercq-en.
Zeeuws Dagblad 14 december 1956
Vernieuwde winkel naar laatste moderniteiten
Het mag niet onvermeld blijven, dat ook Jo Wattez haar rol in het kerkelijk- en verenigingsleven serieus opvatte. In 1958 tot presidente gekozen, gaf ze leiding aan bijeenkomsten. De afzonderlijke Geref. Mannen- en Vrouwen verenigingen kwamen jaarlijks gezamelijk bijeen voor een gezellige avond in het Geref. Verenigingsgebouw. Na gebed en inleiding was altijd een thema ter lering door een spreker; onderwerpen als; "Wij en onze kinderen, Waarom Gereformeerd? of Rome en de Reformatie," gaven aanleiding tot stellige discussies.
Een vrolijke noot mocht natuurlijk niet ontbreken, dus verschenen enkele dames op het podium die een historisch persoon voorstelden. Wie de juiste naam kon raden kreeg een prijsje; meestal een pak koffie, of een doos bonbons van industriële kwaliteit. Nog was de avond niet ten einde, voordat een komisch schetsje was opgevoerd door vijf dames en heren, al improviserend op een thema. Ook hier konden de deelnemers rekenen op een beloning; de heren een doos sigaren, van Klercq natuurlijk, en de dames een flesje Boldoot. De presidente besloot deze stichtelijke avond met dankzegging. Het was weer mooi geweest.
Winkel Singelstraat 48, Jo en Kees voor het laatst poserend
Gerenoveerd pand Brakstraat-Singelstraat 2012
De winkel van Kees Klercq bestaat al lang niet meer. Het hoekpand Brakstraat 45-Singelstraat 48 is een tijdlang in gebruik geweest als kunstenaarsatelier, daarna verbouwd tot kantoor voor de OVM Univé verzekeringen. De ingang van de winkel is verdwenen en de gevel aan Singelstraatzijde is teruggebracht naar de oorspronkelijke indeling. (Zie straatzijde met reklamebord)
Op 27 maart 1976 sloot Kees Klercq na 36 jaar definitief de deur van zijn sigarenmagazijn.
Het gezin van Louw Joosse en Leuntje Lampers heeft de bittere smaak van tragiek lijdzaam als de wil van God ervaren. Althans Ome Louw, de oudste broer van opoe Betje Klercq-Joosse, stond bekend als het meest overtuigend en diepgelovig lid van de familie. Niet alleen nam hij zijn positie als oudste broer hoogst serieus, iedere broer en zus diende zijn adviezen volgzaam aan te nemen, met zijn aanstelling tot voorzanger in de Gereformeerde kerk stelde hij niemand teleur, niet in het minst zichzelf. Met roodkoperen stem leidde hij de eerste zinnen van een psalm in. De schriftlezing droeg hij voor met luide gedragen stem, de boodschap drong dwingend door tot de achterste banken in de kerk. Geloof in God dien je ernstig te nemen was zijn devies.
Goesche Courant 27 september 1932
Rijwielbrancard
Maar toen op 27 september 1932 tegen de middag het noodlottig bericht aan de deur werd gemeld, dat zijn zoon Pieter verongelukt was tijdens zijn werk aan het Abdij, riep Louw in grote vertwijfeling God aan. In alle spoed toog hij met vrouw per fiets naar het Gasthuis. De omstandigheid waarin hij zijn geliefde zoon aantrof was erbarmelijk. Bijna onherkenbaar in verband gezwachteld lag Pieter kreunend van pijn te huilen, om telkens weer weg te vallen in zwijm. Louw en Leu knielden biddend neer in de stellig hoop dat God hun kind zou redden. Het mocht niet baten, de verwondingen waren zo ernstig dat de arme Pieter diezelfde avond overleed.
Goesche Courant 29 september 1932
Goesche Courant 29 september 1932
Nog maar kort van school werkte Pieter als jongste loodgietersknecht bij Laroes op de Balans. Dapper was hij, toch geplaagd door lichte hoogtevrees, de stellage opgeklommen bij de Burgpoort van het Abdij. De dakkapellen en leien moesten gerepareerd worden. Het lood voor de afwatering was versleten. Zijn leermeester Adrie de Wijze zou hem nieuwe dingen in praktijk bijbrengen, dat vond Pieter wel interessant. Bovendien, een klus aan het Abdij dat was wel bijzonder. Als je daar voor gevraagd werd was dat goed voor je reputatie.
Abdij Korte Burg - Plaats van ongeval (Bij witte bestelauto)
Burgpoort Abdij (Zijde Abdijplein)
In een fractie van een ogenblik, Pieter moet er zelf niet op bedacht zijn geweest, gleed hij uit op het gladde leien dak. Zijn hand greep houvast mis. Het noodlot sloeg toe. Zijn leermeester was buiten bereik, hij kon zijn reddende hand niet uitsteken. Met een doffe klap viel Pieter op de ongenadige basalt kaseien voor de Burgpoort aan de Korte Burg. Pieter werd door toegesnelde buren op een paar planken gelegd en in allerijl overgebracht naar de werkplaats van Laroes, niet ver van de plaats van ongeval. De dokter van de Korte Burg kon niets anders konstateren dan dat de toestand van Pieter zeer ernstig was.
Ruim twee maand later volgde opnieuw een tragisch ongeval, dat de stad in beroering bracht. Op 1 december 1932 werkte Adrie de Wijze aan het dak van de Oostkerk. Zijn kameraad A. Zigtman werkte binnen aan de koepel, hij hoorde een rauwe gil, rende naar buiten en vond Adrie met verbrijzeld hoofd op de granieten traptreden bij de ingang van de kerk. Al het leven was uit de man geweken. Het krantenbericht meldt dat de 25-jarige loodgieter op een hoogte van 25 meter moet zijn uitgegleden van het gladde leien koepeldak, Dat in dit jaargetijde verradelijk kan zijn, vanwege vorst en regen. Adrie is een gehuwd vader van een zeer jong kindje. Nu is ook Adrie de Wijze slachtoffer geworden van het gevaarlijke beroep, evenals zijn jongere knecht enkele weken geleden. (zie bijlagen)
Abdijplein links Burgpoort ( De SQOM-poort) anno ca. 1900 ( Rechts de Balanspoort)
Geschiedenis van het Abdij.
De orde van Norbertijnen, ofwel Premonstatenzers danwel Witheren geheten, was afkomstig van de Sint Michaelsabdij in Antwerpen, zij vestigden zich in 1127 in Middelburg. Aanvankelijk in een kanunikkenwoning met kapel, gelegen binnen de veilige omwalling van de voormalige Karolingische burcht. Vanaf 1150 ontstaat een klooster in de Schelde-gothiek, dat in de 14de eeuw het centrale deel van het abdij gaat vormen, om rond 1550 uitgebouwd te worden tot de huidige omvang. Waar ook de bijna 90 meter hoge Abdijtoren, "De Lange Jan," deel van uitmaakt. Dominant markeert deze toren de skyline van Middelburg.
In 1561 wordt de Abt Nicolaas de Castro, die eigenlijk gewoon Klaas van der Burch heette, tot bisschop gewijd van Middelburg. Deze bisschop stond onder direkt gezag van de paus in Rome. Hij was de eerste en tegelijk de laatste bisschop, want na het tweejarig beleg van Middelburg (1572-1574) kwam de stad in handen van Willem van Oranje, door de onafhankelijkheidsstrijd met de Spanjaarden. Tegen de belofte in van Willem van Oranje moesten de Norbertijnen het Abdij terstond verlaten, zogezegd alles achterlatend met niets anders dan hun habijt.
Muntpoort naar Pandhof en Lange Jan
Toolse Poort met Abtwoning
Alle gebouwen vervielen aan het Bestuur van het Gewest Zeeland. De Abdij werd het bestuurscentrum voor de Staten van Zeeland, Zetel van de Admiraliteit, de Munt van Zeeland en Gerechtshoven. Vergaderzalen en kantoren voor ambtenaren werden ingericht, maar ook heel ordinair stallen voor paarden, smederijen en een kanonnengieterij. De kerken werden toegewezen aan de Protestanten, tot op de dag van vandaag. Het enige wat rest is dat de Nieuwe Kerk ook bekend staat als St. Nicolaas basiliek.
In 1592, kort na de overname van de Abdij door de wereldlijke macht, werd besloten een extra toegang tot het Abdijplein te maken, die nu bekend staat als de Burgpoort. De poort werd voorzien van een cartouche met de opschrift SPQM, wat betekent; Senatus Populus Que Medioburgensis. (Raad en Volk van Middelburg) Doordat de Q vanwege slijtage onduidelijker werd, gingen de Middelburgers deze poort de "Spompoort" noemen. Bij de laatste restauratie is de omlijsting aangebracht aan de doorgang tussen kloostergang en binnenplaats van de Koorkerk. Historisch gezien een ongelukkige beslissing.
Verschillende malen is de Abdij door rampen geteisterd. In 1492 ging door brand niet alleen veel gebouwen verloren, ook de bibliotheek werd getroffen. Kostbare bezittingen en onvervangbare geschriften gingen in vlammen op, waardoor de vroegste geschiedenis voor altijd verborgen zal blijven. Niet alleen rampen troffen het Abdij, ook sluipend verval, ondoordachte verbouwingen en afbraak, zelfs restauratie vervalsingen zijn oorzaak van verminkingen. De allergrootste ramp vond plaats op 17 mei 1940, toen het Abdij getroffen werd door een regen van brandbommen tijdens het bombardement op Middelburg door de Nazi-Duitsers. Slechts twee gebouwen bleven min of meer gespaard, van alle andere gebouwen restte niets meer dan carcassen en puinhopen. Het heeft ruim twintig jaar geduurd eer het mooiste en grootste kloostercomplex van Nederland was hersteld. Spijtig genoeg is het noordelijk deel niet historisch herbouwd.
Pandhof van het Abdij
Pandhof met waterput en kruidentuin
History Abbey of Middelburg
The Abbey of Middelburg (Our Lady Abbey) a former abbey in Middelburg, today serving governamental offices to the Province of Zeeland, Zeeuws Museum and partly housing The Roosevelt University as well. This abbeycomplex, more or less circular build with about nine observation towers is located in the middle of the city. The Abbey Square utilise in summer and autumn several festivals. As landmark "De Lange Jan" (Long John) a 90 meters tall tower dominating guardiantly the city skyline.
In 1127 established the Premonstatensian Monks, from Saint Michael's Abbey in Antwerp, their first settlement within the Karolingish Citadel. From 1150 this first settlement was build out, in Scheldt Gothic style, to a large monastry, including abbothouse, dwellings, warehouses, gardens, ambulatorium, refter, chapels and three churches. The first Abbot was Nicolas de Castro, who's real name actually Nicolaas van der Burch was. He would be the first and last abbot. Because in 1574 there came an end to the monastry life after a two-years siege of Middelburg (1572-1574) by troops of William of Orange surrendering the pro-Spanish Catholic city. Despite assurances from William of Orange that monks no harm would be done, they were forced to leave Middelburg at instand in frock only, leaving all their belongings and treasures behind.
Kruisgang - Ambulatorium of Claustrum (Rondom Pandhof)
Kruisgang - Ambulatorium of Claustrum
The Abbey became the provincial administrative center of Zeeland. Initially it was the seat of the States of Zeeland and Committed Councils with related bodies such as the Admirality of Zeeland, Currency and Courts. All churches were give to the Protestants, up until today. Only the Nieuwe Kerk reminds to the former Saint Nicolas Basilica.
Several times in history the Abbey was heavely damaged by disasters. In 1492 a number of buildings were lost by fire, also the library was fallen as a prey to fire, all valuable books, pieces of art, and more were lost for ever. The most early history can not be unveiled anymore. Beside disasters the Abbey has suffered mutilations by state of dilapidation, inconsiderate rebuildings, demolition and historical falsely renovations. The most great disaster was the bombing of Middelburg on 17th of May 1940 by Nazi-German troops. Only two buildings remained, all the rest of the Abbey was changed into ruines. After restauration of about twenty years, the Abbey is one of Holland's most large and magnifisant Abbey again. The northern part is not rebuild in historical tradition, unfortunately.
Voormalig Norbertijnenklooster van Middelburg met Abdijplein
Allthough basketry is known as one of the oldest professions of mankind, today still vivid for household utillities or trendy decoration items for a short time of satisfaction, a large number of artists around the world has discovered the possibilities of making basketry as a way of art in a wide variety in form and design.
Unkown artist
Delos Webber
Dennis Lowe
Especially in the United States of America has found this art wide acceptation. All over the country, galleries grant to artists time and space to expose their remarkeble designs. One of the most wellknown is BrownGrotta in Wilton Con. Several of mentioned artists are to find in the perminent collection of this gallery.
Sophie Munns
Valerie Pragnell
Beside traditional technics, artists find an enourmous scala of raw materials at their disposal. Not the usual willow branches only, also, rattan, bamboo, hemprope, paper, plastic wire, leather, cloth, woodstrips, bark, fabrics, shells and a lot more elements to express creative ideas. All direct from nature or remains for second hand live. Therefor this art is most sustainable.
Carnaval More
Emily Dvorin
Alhoewel mandenmaken één van de oudste beroepen van de mensheid is, wordt vlechtwerk nog steeds gebruikt voor verschillende huishoudelijke doeleinden, of trendy decoraties dat meestal een kort leven is gegund door de snel veranderende mode. Niettemin heeft een groot aantal kunstenaars van "all over the world" de mogelijkheden ontdekt van vlechttechnieken waar veel vormen van kunst aan ontleend kunnen worden.
Joyce Hicks
Cordula Kehrer (On sale at Coran)
Vooral in de Verenigde Staten van America heeft deze kunstvorm een brede acceptatie gevonden. Veel galleries bieden kunstenaars de gelegenheid tot exposeren. Naast grote concurrentie is het aanbod opmerkelijk gevarieerd en vooral bijzonder in expressie. Het is dan ook een volwassen kunst waar soms hoge prijzen voor wordt betaald. Eén van de bekendste galleries in Browngrotta in Wilton Con. Verschillende getoonde kunstenaars behoren tot de vaste collectie van deze gallerie.
Donna Sakamoto Crispin (Ikkanbaru)
Unkown artist
Mary Giles
Naast de traditionale technieken, kan de kunstenaar putten uit een breed scala aan materialen. Niet alleen de gebruikelijke wilgentakken zijn bruikbaar, ook rotan, bamboe, henneptouw, papier, plasticdraad, leer, linnen, houtstrips, schors, katoen, schelpen en een hele range aan materialen zijn middelen voor creatieve expressie. Alles direct uit de natuur of overblijfsels voor een tweede leven. Daarmee is deze kunst zeer duurzaam.
Onbekende kinderen van Neeltje (Nellie) Klercq-Doorn in Grand Rapids USA gevonden. 02.- Maria (P) Doorn Geb./Born; 16-03-1916, Grand Rapids, Kent, Michigan USA Ovrl./Died; 30-01-2008, Grand Rapids, Kent, Michigan USA, 91 jr/yr 03.- Henry Doorn Geb./Born; 00-00-1917, Grand Rapids, Kent, Michigan, USA Ovrl./Died; Onbekend/Unkown
Zie/See Stamlijst Klercq - van der Dusse Is there anyone who can tell more about this family, please contact me.
Mijn moeder, Corrie Klercq, de dochter van mandenmaker Theeuwes Klercq van de Vlasmarkt, kon goed opschieten met Jopie Cohen, het zoontje van slager Mauritz Cohen even verderop gelegen in de straat tegenover Abrahamse, aan wie haar vader een hekel had, omdat die ook mandjes verkocht die Klercq niet hoefde te leveren. De onmin ging zelfs zover dat Corrie niet met de meiden van Abrahamse mocht spelen, want stel je voor dat Abrahamse haar zou uithoren hoe de zaken bij Klercq liepen. Dat moest tot elke prijs worden vermeden.
Dan was de vriendschap met Jopie van de slager onschuldiger van aard. Samen zaten ze op de stoep voor de winkel van Klercq of Cohen verhaaltjes te vertellen. Allebei waren ze bijna even oud. Corrie kon goed kaatsenballen, Jopie leerde van haar hoe je kop en schotel kon spinnen tussen je vingers met een katoenen draad. Zo ingewikkeld, tot het patroon spontaan knapte.
Vlasmarkt Middelburg 1925, red dot Butcher' shop Cohen
Prime quality butcher 1925
Family Klercq, sitting right down; Corrie
Jewish girls in the snow
Corrie en Jopie hadden een diabolo gekregen. Jopie was daar heel handig mee. Bij Corrie mislukte het jongleren keer op keer. Ze kreeg geen vaart in de rubberen diabolo, waardoor ze het ding niet goed kon opgooien. Jopie was veel behendiger. Zonder moeite beheerste hij alle trucs; Opgooien, Hoog opwerpen, een Trapeze-stop-over, een Backside en zelfs een Monorail. Corrie zat vol verbazing en bewondering, maar ook een beetje jaloers, Jopie's capriolen gade te slaan. Jopie was zover gevorderd dat hij een priouette maakte en toch moeiteloos de diabolo kon opvangen. Een waar hoogstandje van hogere diabolo-kunst. Jopie kon zo optreden in het circus.
Later verwaterde de vriendschap, hun kinderjaren waren voorbij. Corrie kreeg een betrekking en Jopie ging studeren. Twintig jaar waren ze toen hun jeugd ruw werd verstoord. De oorlog brak uit. In de mei-dagen van 1940 werd Middelburg zwaar gebombarmeerd door de Duitsers. De hele binnenstad lag in puin, de Vlasmarkt werd als door een wonder gespaard. Hun onbezorgde jeugdjaren sloegen om in een onzekere, vijandige toekomst. De nazi-Duitsers waren de stad binnengetrokken. Niets was meer zeker. De bezetter voerde maatregelen in waar geen verzet tegen mogelijk was.
First Sjoel in Holland outside Amsterdam
Herenstraat 14
Sjoel of Middelburg build 1705
In de oorlogsjaren, rond maart 1942, is Jopie met heel het gezin afgevoerd. Ze waren Joods. Voor de nazi-Duitsers gaf dat reden Middelburg te verschonen van alle Joodse inwoners. In één klap werd de kleine bloeiende Sefardisch-, Askenazische samenleving weggevaagd. Van de ongeveer tachtig Joodse inwoners wist slechts een klein deel zich aan deportatie te ontrekken. Alle anderen zijn nimmer teruggekeerd. De winkel van Boasson op de Markt is nooit meer heropend. De lompenhandel van Polak is na de oorlog door een aangetrouwd familielid voortgezet. En ook de koosjere slagerij van meneer Cohen op de Vlasmarkt is voorgoed verleden tijd
On the way to the railwaystation
Uncertain destiny
Arrival in Amsterdam
Annoncement dead of wife of Mauritz Cohen
In optocht liepen de Joodse families, onder begeleiding van gewapende soldaten, met een koffertje in de hand, de kinderen met een knuffel onder de arm, weer anderen met een paraplu voor het slechte weer, door de stad richting station. Daar stond een trein met locomotief, blazend, stomend, gereed voor vertrek naar Amsterdam. Bij menigeen zal dit tafereel, spiedend vanachter de vitrage, nog op het netvlies staan. De treurige gang van zoveel mensen naar een onbekende bestemming. Of was men wel bekend wat het nabije lot van hun stadsgenoten, hun buren, hun klanten, hun collega's of zelfs vrienden zou zijn? Was openlijk verzet wel mogelijk geweest? Had op grotere schaal hulp voor onderduiken geboden kunnen worden....?? Het is niet gebeurd.....!!!
Op het perron stonden zelfs vrij veel inwoners op die noodlottige dag het transport vanaf de Hoge Brug gade te slaan. Het moet geen volk zijn geweest met een warm hart voor hun medemens. Of kwamen ze louter uit sensatie. Hun nieuwsgierigheid zou na al die jaren nog weleens aan hun geweten kunnen knagen.
Metaarhouse at graveyard Walensingel Middelburg
Monument lost Jewish citizens of Middelburg
Jopie is niet teruggekeerd, ook zijn jongere zusje Eva Louise niet, net zomin hun vader Mauritz. Moeder Louise Cohen is na aankomst, begin september 1942, in Amsterdam overleden. Haar is verder leed van het concentratiekamp bespaard gebleven. Eva wist te ontsnappen naar Zwitserland. Na de oorlog keerde ze terug naar Amsterdam. Lang is ze in Nederland niet gebleven. Voor de rest van haar leven heeft ze toevlucht gevonden in Amerika. Jopie is op 9 april 1943 in Sobibor overleden, ontrukt van zijn vader die op 19 februari 1943 in Auschwitz het leven heeft gelaten. Nu staat de naam van Jopie Cohen in onverslijtbaar graniet gebeiteld op het monument van de Joodse Begraafplaats aan de Walensingel in Middelburg. Zijn zo vroeg ontnomen vrolijk leven staat nu voor eeuwig herdenken.
Jaren later stond ik als klein jongentje, hand in hand met mijn moeder voor het hek van de begraafplaats. Ik zag de naam "Prins" op het monument staan. "Is dat familie?" vroeg ik nieuwsgierig. "Nee," zei mijn moeder met ingehouden stem. Maar ik zag tranen in haar ogen glinsteren. In haar herinnering kwam haar vriendje Jopie te voorschijn, die op een afschuwelijke manier is vernietigd.
Commemoration march 16th March 2011
Railwaystation Middelburg Deportation point of 1942
De synagoge van Middelburg staat in de St. Jansstraat, gebouwd in de achtertuin van de toenmalige joodse koopman Benjamin Levie. De onopvallende ingang bevindt zich aan de Herenstraat op nr. 14. In 1705 tot stand gekomen was het toendertijd de eerste synagoge in Nederland, buiten Amsterdam. Door de toestroom van Sefardische Joden uit Spanje en Portugal, in de vijftiende, zestiende eeuw, en later uit Brazilië ontstond behoefte aan een gebedshuis. Met tegenzin werd dit toegestaan op de Rouaanse Kaai, mits niet opvallend. De gereformeerde kerkeraad was gekant tegen het voorstel van de gemeenteraad een synagoge in alle vrijheid te stichten. Niet lang daarna nam de omvang van de Sefardische gemeenschap geleidelijk af, vanwege vertrek naar Amsterdam en 's Gravenhage, waar het intellectuele leven tot grote bloei kwam.
Vanaf het einde van de zeventiende eeuw vestigden zich Askenazische, ofwel Hoogduitse joden in Middelburg. Er ontstond enige wrijving tussen de Zuid-Europese en Oost-Europese joden wat geleid heeft tot een eigen Hoog-Duits Joodse begraafplaats aan de Walensingel in 1704. Een jaar later werd de Sjoel in de Herenstraat ingewijd. Aanvankelijk een grote bloeiende gemeenschap van handelaren en industriëlen, zette in de eerste helft van de twintigste eeuw economische neergang in, met gevolg dat de Joodse gemeenschap in aantal sterk afnam.
Fence Jewisch Graveyard
Artist Appie Drielsma
Commemoration tablet at Railwaystation
Nog dramatischer is de ontmanteling van de Middelburgse Joodse gemeenschap in maart 1942, toen alle joodse inwoners van Zeeland op last van de nazi-Duitse bezetter zogenaamd geëvacueerd werden naar Amsterdam, maar uiteindelijk terecht kwamen in vernietingskampen. Al in 1940 plunderden NSB-aanhangers de synagoge, hoewel toen reeds kostbare voorwerpen in veiligheid waren gebracht. Tijdens de oorlogsjaren is de synagoge ontheiligd als opslagplaats voor inbeslag genomen radio's. Het werkelijke noodlot sloeg toe bij de bevrijding van Middelburg in 1944. Een granaatinslag van een Engels gevechtsvliegtuig verwoeste het gebedshuis vrijwel volledig. Pas in 1994, dus 50 jaar later, is de synagoge herbouwd, ritueel ingewijd en opnieuw in gebruik genomen.
Ter nagedachtenis aan de vele Zeeuws Joodse slachtoffers is op 16 maart 2011 een herdenkings plaquette aangebracht in de vertrekhal van het spoorwegstation. Een indrukwekkend lange stoet nabestaanden, gezagdragers en sympathisanten liep dezelfde route door de stad, als de Zeeuwse Joden dat in maart 1942 moesten doen. Het eenvoudige tableau, ontworpen door kunstenaar Appie Drielsma uit Maastricht, laat in kernachtige tekst lezen wat nooit vergeten mag worden.
Geschreven ter herinnering aan; Mauritz Joseph Cohen; Middelburg 9 december 1876 - Auschwitz 19 februari 1943 (66 jr.) Louisa Cohen-Wijnberg; Amsterdam 14 februari 1885 - Amsterdam 9 september 1942 (57 jr.) Joseph Isedoore Cohen; Middelburg 2 juni 1920 - Sobibor 9 april 1943 (22 jr.) Eva Louise Cohen; Middelburg 00-00-1922
Het imago als zou manden maken een oud en duf beroep zijn, is allerminst waar. Ook is het onterecht deze vaardigheid slechts als arbeidstherapie te beschouwen voor revaliderende patiënten. Het is één van de oudste beroepen ter wereld, nog voor het ontdekken van de pottenbakkerskunst, desondanks heeft de mandenmaker alle tijdperken overleeft.
Colourful stacks
Preparation and inspiration
Kari's favoured natural colours
Toch valt het niet te ontkennen dat in de huidige tijd dit beroep niet meer van groot belang is. Vissers, boeren, slagers en bakkers gebruiken nog zelden manden voor transport van hun waren. Maar....zoals het met zoveel bedreigingen gaat, er ontstaan uitdagingen. Nieuwe inzichten, nieuwe vindingen, nieuwe toepassingen voor beroepen die dreigen te verdwijnen. Het zijn vaak kunstenaars die nieuwe mogelijkheden zien. Dit zijn de mensen met een speurend oog voor wat in de samenleving plaats vindt.
"Hairy" detail
Collections in many museums
Kari's instructive book (132 p)
Er zijn vele materialen geschikt voor het vlechten van een mand, of het weven van een artistieke structuur, zelfs beschoeiingen van rivieren en dijken bestaan uit stevig gevlochten wilgenteen. De natuur maakt zelf ook voortdurend vlechtstrukturen. Dus hoe zo een sullig beroep? Kunstenaars gebruiken fietsbanden, repen jute, palmblad, papier, karton, boomschors, staaldraad en klei dat tot porselein wordt gebakken. Allemaal materialen waar je een vlechtpatroon mee kunt maken. Toch blijft de basis in veel gevallen wilgenteen of rotan.
Page of Kari's website
Invitation to the Shaw Cramer Gallery
Het wilgenteen groeit in natte gebieden en polders, dit is het materiaal voor gebruiksvlechtwerk. Rotan en bamboe is de grondstof voor luxe en verfijnde vlechtwerken, dat tot een hoge kunstvorm is ontwikkeld, vooral kunstenaars in Japan kennen een sublieme perfectie. Rotan is een snelgroeiende woekerende slingerplant. De liaansoort waar veel variaties van bestaan. De dikke soorten zijn geschikt voor het maken van luxe meubelen of terrasmeubilair. Door het oneindig splijten van rotanstengels ontstaat het zogenaamde pitriet. Per definitie is het geen riet, het blijft gespleten rotan. Het is verkrijgbaar in verschillende diktematen.
Dit is het materiaal waar Kari Lønning haar bijzondere creaties van maakt. Kari is een Amerikaanse kunstenares van Noorse afkomst, geboren in Connecticut USA. In 1973 begonnen met het maken van kunstzinnige vlechtwerken is ze uitgegroeid tot een internationaal vermaarde kunstenares. Vele malen gelauwerd met prestigieuze prijzen, exposities in belangrijke galleries en musea in Amerika, Thailand, Japan en Scandinavië. In Nederland helaas onbekend, waar nu misschien verandering in komt.
Exhibition at Philadelphia Craft Museum
Exhibition at Philadelphia Craft Museum
Zoals andere kunstenaars glazuur gebruiken voor keramiek, of mineralen om glas een kleur te geven. Zo verft Kari het pitriet met kleurvaste pigmenten, of wanneer ze ontevreden is over de tint past ze een eigen receptuur toe. Kenmerkend voor haar stijl zijn de naar haar mening de "hairy" weefsels. Dit zijn ingevlochten kleine staakjes in een vast ritme, wisselend van kleur. Ook bijzonder is haar dubbelwandige vlechttechniek.
Kari Lønning's Workshop in Arrowmont, Kari Lønning zit eerste rij, derde van rechts
Kari wordt begeestigd door kleuren en vormen van de natuur. Haar andere grote passie is ook het kweken van bijzondere bloemen. Dit zijn ontegenzeggenlijk haar inspiratiebronnen. Enthousiast over haar kunst wil ze graag kennis overdragen. Workshops in Haystack, Penland, Arrowmont, of de University of Wisconsin worden druk bezocht.
Vormen en kleuren van de natuur zijn inspiratiebron voor Kari Lønning
Toute l' équipe de Côté Jardin vous donne rendez-vous le samedi 18 février à 15h25 sur France 3 De hele TV-ploeg van Côté Jardin is te zien a.s. zaterdag 18 februari om 15,25 uur op France 3 TV-crew of Côté Jardin present a new program next saturday 18th of February 15h25 France 3
Een paar kilometer onder Tours-Rotomagos in het Franse departement Indre et Loire waar ook het arrondisement Chinon onder valt, treft u het kleine plaatsje Saché aan. Niets bijzonders zult u zeggen. Frankrijk kent duizenden onbeduidende dorpjes waar best iets over te vertellen is. En dat is ook zo. Maar als er in de buurt kastelen te bezichtigen zijn, moet hier vast geschiedenis geschreven zijn. In het Kasteel van Saché verbleef Honoré de Balzac regelmatig. Minder bekent maar van grote betekenis voor de kunst is het atelier van de Amerikaanse kunstenaar Alexander Calder, beroemd geworden door zijn mobiles. Zwevende vormen in balans gehouden door staalstructuren. In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw kon je afgeleidde vormen in het klein in veel geschenkwinkels kopen.
Voor de buitenstaander is evenmin bekent dat Frankrijk een belangrijk land is voor de wilgenteencultuur. Het materiaal waar manden van worden gevlochten. Wilg is een snelgroeiende plant dat in struik en op stam wordt gekweekt. Er zijn meer dan 400 soorten, maar slechts enkele soorten zijn geschikt voor vlechtwerk van manden. Overige soorten worden geteelt voor grove toepassingen, zoals tuinafscheidingen of zinkstukken bij zeeweringen en beschoeiingen in rivieren.
In het voorjaar worden stekken gepoot. Kleine stukje tak groeien de maanden daarna uit tot flink struikgewas. Tegen het najaar verliezen de takken hun bladeren, lijken de staken dood te gaan, maar niets is minder waar. De kale struiken verkleuren naar gelang hun soort in groen, geel of rood. Tegen het einde van de jaar wordt geoogst. Het gebeurt de laatste jaren machinaal. De oogst wordt op lengte gesorteerd. In bakken met water vertikaal opgeslagen, want het wilgenteen mag niet uitdrogen, omdat het daarna nog bewerkt moet worden. Om wit wilgenteen te krijgen wordt de bast afgeschild. Dat arbeids intensieve karwei wordt niet meer handmatig gedaan. Ook daar is een machine voor ontwikkeld.
In Saché drijven Severine en Patrick Boyer een plantage voor de teelt van wilgenteen, dat in het Frans "culture d'osier" heet. Door heel Frankrijk en ook daarbuiten leveren ze bossen wilgenteen. Naast de handel hebben ze mandenmakers in dienst. Een beroep dat in Frankrijk nog steeds bestaat en zelfs een opleving kent. Geen Franse bakker zal het in zijn hoofd halen zijn stokbrood te presenteren in een plastic mand. De klant zou zijn vakmanschap sterk in twijfel trekken.
Het is lang geleden dat de bierreklame van Grolsch furore maakte met de leus "Vakmanschap is Meesterschap." Dat sloeg niet alleen op de waardering voor de brouwmeester, ook de zadelmaker, de tinnengieter, meubelmaker, kunstschilder en tapijtwever kregen aandacht voor hun creatief, ambachtelijk beroep. Nu wordt daar opneer gekeken, wat onterecht is. Er bestaat geen beter beroep waar je met hoofd en handen een uniek produkt fabriceert. Alle zintuigen zijn in actie. Het resultaat geeft enorme voldoening. Dat is wel even anders bij een callcenterbaantje, waar meestal frustraties "gemanaged" moet worden. Maar goed het is een "schoon" baantje.
Anders is dat in Frankrijk, Duitsland of Italië, waar men trots is op traditionele beroepen. Met regelmaat wordt in TV-programma's aandacht besteedt aan regionale bijzonderheden. Hoe streekgerechten alle eeuwen overleven, hoe streekdrachten behouden blijven, hoe idyllisch een dorpje wel is, of hoe een oud beroep door vernieuwing in stand kan worden gehouden. Het is niet muf, of nerds, maar verrassend levendig in een wereld waar steriele moderniteiten de overhand nemen.
Met klederdracht wordt bedoeld de traditionele kleding die in gemeenschappen gedragen werd door een groot deel van streekbevolkingen. Er zijn nog enkele dorpen en streken in Nederland waar deze klederdracht dagelijks wordt gedragen, over het algemeen door oudere dames. Alleen in Staphorst-Rouveen en Bunschoten-Spakenburg ziet men deze kleding in het dagelijks straatbeeld. Diezelfde ontwikkeling zie je ook elders in de wereld, helaas.
Regional costumes refers to clothing worn by traditional communities by a large part of the Dutch population. Still there are a number of villages and regions where everyday costumes are worn by older ladies, generally. Only in places as Staphorst-Rouveen and Bunschoten-Spakenburg, traditional clothing are part of daily streetscenery. Allthough there is a development in decline, as elsewhere in the world, alas.
17th Century - 17de Eeuw
Kostummkaart - Costumechart
Oud Oostzaanse drachten - Old Dutch costumes (Alkmaar N-Holland)
Over het algemeen hebben de streekdrachten zich ontwikkeld uit de burgermode. In tijden van neergang werd de kleding soberder, in tijden van welvaart rijker aan stof en sieraden. Vanwege de handel door de VOC kwamen kostbare stoffen uit Ceylon en sieraden uit het Verre Oosten naar Holland. Doordat op het platteland de mode vaak achterbleef ten opzichte van steden, bleven sommige kledingsvormen langer in gebruik. Gaandeweg ontstonden daar weer eigen variaties op. De behoefte aan herkenning naar dorp, streek, stad of religie weerspiegelde in de dracht.
Levende traditie - Vivid tradition today (See videoclip)
Ceylon prints - Ceylon fabrics
Bunschoten - Spakenburg
In general, regional nominations have evolved from civillian fashion. In times of decline, fashion became austere, in times of wealth bright colours, richly fabrics from Ceylon and costly jewelries from the Far East became en vogue, brought in by traders of the VOC (United East-India Company). In the countryside the change of fashion was more slow as in prosporious cities, so some clothing parts remained longer in use. Gradually variations of its own develloped. The need of recognition by villages, region, city, or religion reflected in clothing.
Most sublimated Japanese tradition - Sublieme Japanse Geisha cultuur (See videoclips)
Kenmerkend voor de volksdrachten is bijvoorbeeld een kledingstuk als de kraplap. Dit is een rechthoekig stuk stof waarmee aan de voorkant de borst, en aan achterzijde de rug wordt bedekt. Van oorsprong eigenlijk onderkleding dat ontwikkelde naar grote variaties in uitvoeringen. Spectaculair is de ontwikkeling van de kraplap in Spakenburg, dat omgevormd is tot een hard gesteven "harnas." Elders, bijvoorbeeld in Volendam wordt de kraplap bedekt door een zwart jakje, met uitsparingen aan voor- en achterzijde komt de rijk geborduurde bloemversiering tot haar recht.
Hindelopen Friesland
Japanese bride - Japanse bruid
Traditionele Geisha's - (Zie videoclips - See videoclips)
Characteristic of public lectures, is a garment called as "kraplap." This is a rectangular piece of cloth covering chest and back of the body. Originally belonged the "kraplap" to undergarments. From a fairly unremarkable piece of clothing, its been created to a wide variation. Most spectacular development is seen in Bunschoten-Spakenburg, where the starched "kraplap" became a hard "armor," very typical for the nomination from this place. Elsewhere eg. Volendam the "kraplap" is coverd by a small black jacket, leaving at front and back rich embroidery flowerdecoration clearly stand out.
Hindelopen klederdracht - Hindelopen costumes
Most beautyful Frisian costumes of Hindelopen from a rich history
Over de mannendracht valt minder te vertellen. Een van de redenen is dat de mannenkleding weinig verschilt van de burgerkleding. Met uitzondering van de kleding in Volendam, Urk en Marken. Specifiek bij de mannendracht is wel de zg. "klepbroek." Een broek waar aan de voorzijde een deel losgeknoopt kan worden. Met grote houten knopen of zilveren broekstukken wordt de klep gesloten. Kousen tot de knie in rood, blauw of zwart geven nog wat kleur aan de overigens zwarte lakense kleding. Klompen werden alleen om huis en op het land gedragen. Het hemd is meestal in een gedekte kleur, bijv. blauw. De hals wordt gesloten met gouden of zilveren hemdsknoppen.
Originele stoffen komen oorspronkelijk uit Ceylon en Azië
Original fabrics mostly inspired from Ceylon and Far East
About men's cloth is less to tell. One of the reasons is that men nomination less differs from citydress. With exception of the men's dress in Volendam, Urk and Marken. Specific at men's clothing is the so called "flap-trouser." A trouser with a flap at front, to close with wooden and large silver buttons. The men worn sometimes a pair of trousers, or a pair of breeches together with stocking in red, blue or black. Wooden shoes where worn around the farm or in the fields, only. The shirt was of a striped design in blue or red, closed by golden of silver neckbuttons. Heads differs from region to region, by a halfhigh chapeau, a bolhead or flatcap, allways black of colour.
Ik ben Albert Prins
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is gep. Interieur Architekt.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Genealogie, Writing. Art Basketmaking.
Write or Call me; 00-31-(0)46-4740641