Helft van intelligentie komt van ouders
Je hoort wel eens dat 'domme mensen' zou moeten verboden worden zich
voort te planten of dat slimme mensen ook wel slimme kinderen zullen
hebben. Maar hoewel intelligentie deels bepaald wordt door erfelijkheid
(en dus de ouders), geldt dat maar voor de helft van het totaal. Met
andere woorden: domme of slimme ouders krijgen niet enkel
respectievelijk domme of slimme kinderen.
Wetenschappers onderzochten daarvoor het bloed van 3.500 Engelsen en
Schotten, goed voor zo'n half miljoen genetische markers. Na een analyse
van dat bloed en een intelligentietest, bleek dat 40 procent van de
gekristalliseerde intelligentie (de mogelijkheid om kennis en
vaardigheden aan te leren) bepaald wordt door de genen.
Vloeiende intelligentie, de vaardigheid om te redenen en abstract te denken, is voor 51 procent afhankelijk van de genen. De
rest van intelligentie wordt bepaald door de omgeving: de mensen
waarmee je omringd wordt, het schoolsysteem, de ervaringen die je
opdoet.
"Mensen met minder intelligente ouders moeten dus niet
bij de pakken gaan neerzitten: hun lot is nog niet beslist. Je kan je
genen te slim af zijn, want werkelijke intelligentie wordt bepaald door
de interactie tussen genen en je omgeving", legt professor Ian Deary van
de universiteit van Edinburgh uit.
Deze onderzoeksresultaten
zijn een belangrijke vooruitgang; mogelijk gemaakt door een nieuwe
genenanalysetechniek uit Australië. "Het bewijst vooral dat
intelligentie geen zaak is van één (of een paar) simpel(e) gen(en), of
één toevallige mutatie. Intelligentie is het ultieme bewijs van
evolutie, waarbij verschillende genen elkaar beïnvloeden op
verschillende manieren."
De onderzoekers hopen met het onderzoek
uiteindelijk een verklaring te vinden voor waarom sommige hersenen
'goed' verouderen en andere niet.
|