
Recent nog werd mij het goede
advies gegeven om vooral niet in mijn verdriet te blijven hangen.
Bijna onder het motto, dat dit voor anderen niet leuk is.
Dat ze je dan misschien wel gaan mijden. Los er van of dat waar zal
zijn, leg ik dat advies natuurlijk naast mij neer. Gisteren nog had ik er alle
recht toe veel verdriet te hebben. Truus genoot, vorig jaar zelfs nog, van haar
Koninginnedag vooral achter de tv. Geen seconde liet zij de Koninklijke familie
ergens in het land onbekeken. Als ik, na een rondje stad, dan weer thuis kwam
kreeg ik het hele verslag. Ik uit, zij thuis, om daarna weer heerlijk samen te
zijn. Gisteren voor het eerst dus niet. Geen moment heb ik van die dag kunnen
genieten.
Maar goed, de tuin Truus-klaar maken.
Allereerst even het achterstallige tuinonderhoud aanpakken, om daarna Truus haar
plekkie in orde te maken. Een standplaats met daarom heen een paar
mooie plantjes en natuurlijk haar bosje heide, wat van haar eigen
bloementuintje rond haar afscheidsviering is overgebleven.
Truus haar as logeert nu al zeven
maanden bij Charon in Egmond aan de Hoef. Een dezer dagen halen wij haar, met
behulp van de fantastische Gijsje, uit de standaard urn om haar in Boeddha, de
lachende monnik, haar laatste rustplaats te geven. Een beeld wat door haar
vriendin met veel liefde is gemaakt. Wat zal haar as glimlachen en zal
zij zich boven vereerd, hopelijk ook gelukkig, voelen.
Voor mij geeft het een ontzettend dubbel
gevoel. Eigenlijk wilde ik aanvankelijk haar stoffelijke resten helemaal niet
hebben. Leek mij verstrooien een vanzelfsprekendheid na de crematie. Maar gek
genoeg, kijk ik er nu toch naar uit dat mijn Truus, in ieder geval iets van
haar, bij mij terug komt. Ik heb er alle reden toe haar te eren. Haar een
dominante plaats te geven in ons stoffelijke
Kroondomein.