Al eerder noemde ik mijn aanhoudende gemoedstoestand kinderlijke blijheid. En dat is bijna letterlijk zo. Dat komt doordat ik nagenoeg elke dag vooruitgang boek in mijn kunnen. Verbetering in de allerkleinste dingen. Pas genoot ik er bijvoorbeeld nog van, dat het mij lukte mijn sokken uit te trekken. Zoals het mij al eerder lukte om zelfstandig mijn broek aan te trekken én zonder hulpmiddelen van de bank af te komen. Vanaf morgenochtend stuurt de Thuiszorg mij zelfs alleen nog een sokkenaantrekmevrouw.
Oké vorige week nog voorspelde mijn huisarts dat het nog wel drie maanden duurt, alvorens ik mij redelijk de oude kan noemen. Daarin lijkt hij gelijk te krijgen, want meer dan de eerder gelopen vijf kilometers zit er nog niet in. Hoewel, zodra het zonnetje wat langer onder ons (liever gezegd: boven ons) is, zal ik toch mijn persoonlijk record (van na de operaties wel te verstaan) zien te verbreken.
Vandaag helemaal (voor mijn doen dan) naar Kijkduin gereden, om een leuke vrouw te ontmoeten. Want, ook dat staat op het lijstje van mijnSecond Life, sinds ik in het MCA net voor de doodlopende weg naar het levenspad wist af te slaan. Voor mijn ziek zijn, heb ik eerder gedatet, alleen leek het nu veel meer op een nieuwe levensopdracht die ik heb te vervullen. Een soort Day After. Nee, beter weet ik het niet te verwoorden.
De aangename ontmoeting liep ook heel anders dan de drie keren daarvoor. Ik was mij er sowieso veel meer van bewust dat het een mogelijke invulling van mn verdere leven zou kunnen inhouden. Dan mis je op zon moment toch wel je jeugdige onbevangenheid. Tenminste, ik wel. Het heeft de ontmoeting overigens niet minder leuk gemaakt, verre van. Wat ik (misschien) miste, is mijn spontane vraag Wat zullen we morgen, of zullen we morgen
.
Of ligt dat aan het aard van het beestje?!
|