Onze telefooncel, waar mijn generatie groot mee is geworden, verdwijnt uit het straatbeeld. Jammer, maar het lijkt heel logisch, want wie belt er nu nog zo ouderwets?! Het laatste celbelmotief ligt ook al weer jaren achter ons. Dat was het anoniem kunnen bellen, iets wat in het criminele circuit nog al eens voor kwam. Ook dat heeft mobiele telefonie achterhaald, sinds je nummerherkenning kunt uitschakelen.
Voor de telefooncel, achterhaald door de techniek, werd het tijd om te gaan. Tja, dan blijven er bij mij toch wat mijmeringen over. Alleen al mijn taalgevoeligheid wordt hierdoor behoorlijk aangesproken. Uit dat vierkante meterje gelul aan een draadje komt sowieso het woord haak. Want de hoorn van die straattelefoon werd haak genoemd. Met het eindigen van het gesprek legde je ook de haak er op.
Het criminele gebruik van de telefoon was niet in de haak, waarmee misbruik van de telefoon werd bedoeld. Tijdens liefdesgesprekken, die tussen twee haakjes (telefoons) plaats vond, wilde je iemand aan de haak slaan. Zou het begrip schoon aan de haak ook uit de telefooncel voortkomen, weet ik dit niet goed te plaatsen, hoewel ik er in fantasie wel een beeld bij weet te krijgen. Of zou dit alleen maar de beruchte telefoonhijgers betreffen?!
Als jongen had ik vanuit de telefooncel nog wel eens een extra zakcentje. Want, er waren altijd wel haastige bellers die, bij de haak er opleggen, als een speer de cel verlieten, zonder het gerinkel in het geldbakje af te wachten. Daardoor liepen zij wel eens het wisselgeld mis, wat bij beëindiging van een gesprek het bakje inrolde. Er werd namelijk, precies zoals het hoort, per seconde betaald. Wij jongens stroopten regelmatig de telefooncellen af om de retourbakjes te legen.
Omdat het gratis was, belden we ook graag vanuit de telefooncel. Voor niets bellen was ons handigheidje. In plaats dat we de kiesschijf van de telefoon gebruikten, tikten we ritmisch op één van de twee knoppen, waarop de haak lag. Waar je een één moest draaien, tikte je eenmaal op die knop, bij een nul tien keer. Het telefoonnummer werd dus niet gedraaid, maar ingetikt, waarmee de belautomaat werd omzeild.
Het meeste plezier hadden wij dan met het bellen naar het buitenland. In de aanwezige telefoonboeken, zou je nu mee moeten komen?!, haalden wij landsnummers, het kengetal en een willekeurig nummer. Wereldwijd hadden wij zo de meest verwarrende gesprekken.
De PTT bracht ons toen al in contact met de hele wereld.