1947 in Den Haag geboren, knettert de meest uiteenlopende gedachtenhobbels hier neer.
Daarnaast verhaalt hij binnen zijn Kroondomein ware en bijna ware gebeurtenissen.
Publiceert gein uit zijn brein, laat dierenliefhebbers gevoelige verhaaltjes neerschrijven en stelt voor (amateur)kunstenaars een digitale expositieruimte gratis beschikbaar.
Het dienstertje had helemaal niet verwacht dat er mensen op het terras zouden zitten. Het was immers nog maar 12 graden en nauwelijks zon. Vandaar dat de jonge bink niet langer afwachtte en het nagenoeg lege restaurant binnen kwam om hier zijn lunchebestelling te doen.
Mag ik twee tomatensoep, een uitsmijter ham, een boeren omelet en twee gazen melk?Wit of bruin brood?Doe maar bruin. Waar ga je zitten? Nou daar bij mijn vriendin op het terras, antwoordde hij gevat. Buiten?!, vroeg zij nog vol ongeloof. Ja?! Uhhh, als het kan graag ook een karafje water Nee, dat kan niet, verraste zij hem (en mij) met haar antwoord. Een karafje water serveren wij alleen bij koffie en wijn, meende zij nog logisch te verklaren. Oké, laat dan maar zitten.
Even had ik de neiging het, verder lief ogende, jonge ding te vragen of zij bang was dat het water op t terras zou bevriezen. Haar voor te houden dat het haar baas niets kost om een karafje water weg te geven, de klant erg blij zou zijn en de overlevingskans voor dit restaurant in deze crisistijd weer een heel klein beetje is toegenomen.
Die taak heb ik van de bedrijfsleiding toch maar niet ongevraagd overgenomen.
Vandaag liep mijn gratis NS-reis af, zodat ik besloot om er op uit te gaan. Het liefst voor een stadswandeling en het allerliefst dan met een gids. En dat kon. Via internet kwam ik er achter dat er vandaag (zondag) om 12:00 uur een Theresiawandeling met de Stadsgidserij in Tilburg was. Op naar Brabant dus. Nu was dit de eerste stadswandeling zonder mijn Truus, wat mij nou niet bepaald in een feeststemming bracht. Maar ja, je móet. Alles wat je de eerste keer zonder je geliefde doet, doet pijn. In die zin heb ik al het nodige kunnen afvinken.
Ik ben blij dat ik gegidst deze arbeiderswijk van Tilburg heb bezocht. Veel bouwstijlen, mooie architectuur, tenminste, als je er op wordt gewezen en veel leuke wetenswaardigheden.
De rondleiding door de Theresiawijk begon voor mij toch wel met een lichte schok. Een hoe kan dat toch zo zijn?!. Onze gids hield namelijk na een paar minuten lopen al stil bij een kunstwerk met 7 rozen, van Twan Hendriks. De uitleg vond ik verbluffend. Deze gestileerde rozen kwamen de Heilige Theresia van Lisieux toe. Ik wil het rozen (zegeningen) laten regenen op aarde. Een verhaal wat ik al kende, maar dan over de Heilige Rita uit Italië. Juist van haar hebben Truus en ik in het bedevaartsplaatsje Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo een beeldje gekocht, om Truus bij te staan in haar gevecht tegen de ongeneeslijke ziekte. Door deze flashback had ik vanaf dat moment het gevoel dat mijn meissie de wandeling meemaakte.
Zo heeft zij dan ongetwijfeld zich ook verbaasd over de vele verhalen die onze gids over deze wijk kon vertellen. Bijvoorbeeld over de immigranten vanuit de (latere) Randstad, die hun werk vonden bij dn Atelier, fabrieken en werkplaatsen van de Nederlandse Spoorwegen, waarschijnlijk de latere Werkspoor en inmiddels weer uit Tilburg verdwenen. Die Randstedelingen vonden als Protestanten in de parochie, zoals een Tilburgse wijk werd genoemd, geen geestelijke ondersteuning. Daarvoor kregen zij uiteindelijk hun eigen Protestante kerk, werd verteld, toen wij bij een complete bouwval stilhielden. Anno 2012 is er nog maar één Protestante kerk onder de katholieke Tilburgers te vinden. Een mededeling waarbij de gezichtsuitdrukking van de gids volledig neutraal bleef. Zijn leedvermaak was wel zichtbaar toen hij een anekdote over de Katholieke kerk vertelde.
De niet meer in gebruik zijnde protestante kerk.
Wij stonden stil bij een klooster, waar nog maar een paar decennia geleden nonnen van de meest strenge orde zaten, die in optimale armoede leefden. Door mijn gebrek aan kennis van de Katholieke kerk, en onvoldoende geheugen om te onthouden wat er werd verteld, ontbreekt hier de relevante informatie. Wel heb ik onthouden dat Monseigneur Bekkers, in de late vijftiger jaren Bisschop van s Hertogenbosch, ook geen lieverdje was. Hij had opvattingen die niets onder doen voor de opvattingen van de terecht verguisde Imam, die het heden ten dage nog vertikt om een vrouw een hand te geven. Willem Bekkers vertikte dat destijds ook. Hij mocht door de nonnen worden gezien, maar die zusters hadden geen enkel recht zichzelf te vertonen.
Natuurlijk kwam ook de historie van Tilburg als textielstad ter sprake, hoewel het daar niet echt de wijk voor was. De gasfabriek, waarvoor na vijftig jaar nog steeds een waterzuiveringsinstallatie werkzaam is, het Sint Josephgasthuis en de Spoorzone (alle werkzaamheden de NS betreffende) drukten de belangrijkste stempel op wijk Theresia.
Voor textielhistorie moet ik ongetwijfeld voor een ander gegidste wandeling inschrijven. Alleen de textielbaronnen Mutsaerts kwamen verbaal even langs. Maar dan alleen om het belang van de tweede t in hun naam te onderstrepen. Want alleen met díe t heb je toegang tot de grote kapitalen van deze familie. O ja, de Belgische broertjes Deprez kwamen ook ter sprake. Recht tegenover het huis van de directeur van de gasfabriek, het enige huis met een voortuin in de straat, hebben zij het kapitale tweelingen pand Casa Cara en Villa Anna laten bouwen, toen zij de eerste stoomketelfabriek van Nederland ten behoeve van de textielindustrie introduceerden.
Een leuke uitsmijter was de Strohulzenfabriek van Verbunt. Ja van die wijnkopers, maar dan wel van hun broer Henri. Hij hield zich bezig met het beschermen van de wijn tijdens transport. De strohulzenmanchet voorkwam het gerinkel en breken van de flessen. Bij de opkomst van karton als verpakkingsmateriaal zijn de strohulzenfabrieken als vanzelfsprekend op de fles gegaan.
Wat ik zei, leuke weetjes uit zomaar een wijk in Tilburg. Die Stadsgidserij heeft zo nog een tiental stadswandelingen. Voor mij een verademing. Eindelijk, na de zoveelste aflevering van de tv-serie Sopranos te hebben gezien, weer eens een vervolgserie in de buitenlucht. Ik ga ze zeker volgen en hoop natuurlijk dan weer een signaaltje van mijn Truus te krijgen.
Door een heel intrigerende tekst op de gevel
van een huis, liet ik niet alleen mijn benen, maar ook mijn fantasie de vrije
loop. Ik wilde de logica van de boodschap inzien. Zou er een beroemdheid, ene
Bas, in dat huis hebben gewoond, dan zou ik toch op die naam moeten kunnen
komen. Ik kwam niet verder dan PPR politicus Bas de Gaay Fortman, , maar die
woonde in Den Haag. Ook kruidenier Bas van der Heijden lijkt mij niet voor deze
locatie het Rotterdamse te hebben verlaten. Meer Bassen weet ik niet te
bedenken.
Er kwam niets anders in mij op, dan dat hier
sprake moet zijn van rancune. Bas en Els hebben in dit huis een aantal jaren
heel gelukkig gewoond. Totdat Els er achter kwam dat Bas als verwoed hengelaar
niet altijd aan het water zat te vissen. De hierdoor ontstane spanningen liepen
zodanig op, dat hun huwelijk verder geen levensvatbaarheid meer had. Over de
ontstane situatie werd er in het dorp heel wat afgeroddeld. Er ontstonden zelfs
twee kampen. Een scheiding leek onvermijdelijk. Over de daarop volgende,
langslepende rechtszaak, met de boedelscheiding als inzet, is men nu na drie
jaar in het dorp nog steeds niet uitgesproken.
Niet naar het zin van Bas en dorpelingen uit
zijn kamp, is het huis aan Els toegewezen. Zij woont hier nu met haar nieuwe
vriend. Jammer, dat zij die overwinning heel rancuneus op de gevel van
haar huis heeft aangebracht.
In mijn blog van de 24e (Ongein)
was ik niet erg positief over de straatnamen van bekende (Haagse) Nederlanders,
die volgens mij door de gemeenteambtenaren werden misbruikt. Nadat ik dat
constateerde, kwam ik tijdens diezelfde wandeltocht een straatnaam tegen van nog
een bekende Nederlander (-/v), nu wel in een aangename omgeving. Het deed mij
deugd dat die fantastische zangeres, met haar tijdloze hit Laat me
alleen, in het Westland een ereplaatsje heeft verworven.
Wij hebben Rita
Hovink, want zij is die zangeres, met zn allen voor eeuwig in ons hart
gesloten. Daarom ging ik er van uit dat er naar Rita ook elders in het land een
laan, weg of straat werd vernoemd. Al googelend bleek dat niet zo te zijn.
Verrek, waarom dan wel ergens achteraf in het Westland. Zal daar haar wiegje
hebben gestaan?
Wikipedia weersprak
dat; Rita Hovink werd als Hendriekje Jannie Vink op 3 maart 1944 in Beverwijk
(N-H) geboren. Vanwaar dan toch een Rita Hovinklaan in het Zuid-Hollandse
Westland?! Ik geloof als Hagenaar, die jaren aan de grens van het Westland heeft
gewoond, hiervoor het antwoord te kennen, waarbij ik uitga van het publiek
geheim van weleer.
Destijds werd er,
met ondermeer het kweken van tomaten en komkommers, heel veel geld verdiend in
dit tuinbouwgebied. Ook heel veel zwart geld. Van horen zeggen weet ik dat er
daardoor ook heel wat grote feesten in de Glazenstad werden georganiseerd,
waarbij heel wat Nederlandse artiesten, zoals Willeke Alberti, Rob de Nijs en
natuurlijk Rita Hovink acte de présence gaven.
Dan vind ik het geweldig dat een tuinder, kennelijk met een hang naardie goeie ouwe tijd, Rita Hovink nog steeds eert, door haar d´r eigen laan, de Rita Hovinklaan, te gunnen.
Al zappend, ik heb geen idee bij welk tv-programma ik was terechtgekomen, kwam Priorij Nazareth voorbij en hoorde ik dat de zusters benedictinessen van dit klooster dag en nacht bidden. Een continue onderneming sinds 1875. Een geruststelling waarop ik 38 jaar heb moeten wachten.
Voorjaar 1974 moest ik namelijk op herhaling voor de militaire dienst, waarbij ik tegelijk korporaal der Koninklijke Landmacht zou worden. Een rang die ik overigens totaal niet ambieerde en door onvoldoende inzet ook niet heb gekregen. Na voor dit verplichte nummer te zijn opgekomen, gingen we een week op oefening. Meneer de generaal had voor het hele bataljon er een spannende onderneming van gemaakt. Alsof we in een guerrilla waren terechtgekomen, namen we met ruim 500 man bezit van een dorpje, ergens in Noord-Brabant. Mijn belangrijkste taak in deze Stratego on Street was af en toe een beetje wachtlopen. Voor de rest van de tijd konden wij volledig onze eigen gang gaan. Omdat het ons wel van belang leek om, voor het geval er iets zou gebeuren, ook in onze vrije tijd bij elkaar te blijven, hadden wij ons zelf in een kroeg ingekwartierd. Geheel wederzijds was de kastelein ook blij met ons. Er werd wat afgezopen.
Het was zeker al half twee, toen er een lichtgewicht sergeantje de kroeg in kwam en de kastelein sommeerde de tap te sluiten. Onder hoongelach zocht deze beroepsuiteindelijk dekking, terwijl er natuurlijk werd doorgetapt. Want, ondanks dat het (een gespeelde) oorlog was, deden wij niet aan broodroof, waarvoor de kastelein ons zichtbaar dankbaar was.
Die nacht om drie uur was het voor mij en mijn maat weer tijd om twee uurtjes wacht te kloppen. We kwamen recht voor een klooster te staan, kennelijk om juist dit filiaal van de rooms-katholieke kerk te bewaken. Maar eigenlijk was ik door het drankgebruik niet bekwaam genoeg om mij van mijn taak te kwijten. Mijn maatje was in betere conditie. Met een groot verantwoordelijkheidsgevoel stuurde hij mij naar de overkant van de straat. Ga nou maar, ze geven je vast een kop koffie.
Er brandde licht, dus waren ze thuis. Bij het aanbellen realiseerde ik mij onvoldoende dat de nonnen wel eens zouden slapen. Bleek ook niet zo te zijn, want al snel werd er open gedaan. Heeft u voor een beschonken soldaat der eerste klasse een kopje koffie? Niet geheel wereldvreemd dirigeerde het nonnetje mij lachend naar een kamer direct links in de gang. Ik ga even koffie voor je halen. En ja hoor, met een dampende pot koffie kwam zij terug, vergezeld van een paar nieuwsgierig ogende zusters. Veel weet ik mij er verder niet van te herinneren, wel dat ik iets opgeknapt mijn dienst deels nog heb kunnen draaien. Natuurlijk met dank aan mijn maatje.
Achteraf had ik er toch een beetje spijt van om zomaar midden in de nacht bij een klooster te hebben aangebeld.Die arme zustertjes toch . Hoewel, 38 jaar later begrijp ik dat het de bid-nachtploeg was, die ik misschien wel een welkome afleiding heb bezorgd.
Haagse humor draait volgens mij vaak om
zelfspot, of is anders erg komisch door de cynische invalshoek. Naar mijn
waarneming is daarin een meneer de wethouder van Den Haag ooit te ver gegaan.
Heel vooruitstrevend was het om de straten van een nieuwbouwwijk, ingeklemd
tussen Loosduinen en Kijkduin, te voorzien van Haagse beroemdheden uit de sport,
zoals de Bep Bakhuijsweg, Piet Moeskopsstraat, en natuurlijk de Aad
(Aadsjuh) Mansveldstraat. Ik vind het dan smakeloos dat er juist in die
wijk de Verslavingszorg van de Brijderstichting zit. Dat kan toch geen toeval
zijn?!
Vanavond keek ik naar het KRO tv-programma De rekenkamer,
wat dit keer ging over Sanquin Bloedvoorziening. De nieuwe naam voor de
bloedbank, waaraan heel veel vrijwilligers gratis en voor niks jaarlijks bloed
geven. Sanquin misbruikt die vrijgevigheid door de bloedzakjes voor ruim
200,= per stuk door te verkopen aan de ziekenhuizen. Vies veel geld, als je
bedenkt dat de bloedbank in Duitsland en België het voor de helft van die prijs
verkopen. Mede door die inbrekers van
Sanquin is de Zorg zo vreselijk duur.
Vandaag viel in De Telegraaf te lezen dat er bij de Zorgverzekeraars
jaarlijks minstens een miljard, jazeker dat getal met 9 nullen (!), wordt
gedeclareerd zonder dat er diensten of producten tegenover staan. De medische
wereld licht dus gewoon de verzekeringen jaarlijks voor een miljard euro op,
wat naar het schijnt met de jaren erger wordt (?!). En onze Minister van
Volksgezondheid Edith Schippers maar (blijven) snijden in die o zo
noodzakelijke medische zorg. Het is toch om gek van te worden.
Dat doet mij trouwens denken aan de eigen bijdrage van een
paar honderd euro, voor de zes weken intensieve zorg die mijn Truus heeft
gehad. Op ons uitdrukkelijk verzoek hoefde Truus niet naar het ziekenhuis. Mocht
zij de laatste weken van haar leven in haar eigen vertrouwde omgeving blijven, met
fantastische hulp van Thuiszorg en de huisarts. Natuurlijk was mij dat àlles
waard. Zij had ons aan de bedelstaf mogen brengen, als ik haar maar mocht
blijven houden. Laat dat helder zijn, citeer
ik in dit verband maar een stopzinnetje uit
de slapjanusteksten van onze
bewindslieden.
Waar het mij om gaat is, dat ik weliswaar om een heel andere
reden (Truus zo lang mogelijk bij ons kunnen
houden), duur Zorggeld heb uitgespaard, door niet van het ziekenhuis
gebruik te maken. Ik zou het heel onlogisch hebben gevonden, als wij voor deze
besparing een beloning gekregen zouden hebben. Net zo onlogisch vind ik het
achteraf, dat mij deze besparing een paar honderd euro heeft gekost. Welke
dwaas heeft zo iets ooit mogen verzinnen.
De zorg is ziek, heel ziek en wij met zn allen zitten met
een zak geld aan dat ziekbed.
Soms word ik, vooral tijdens
wandeltochten, door een vreemde nieuwsgierigheid overvallen. Zoals afgelopen
zaterdag in het Westland, toen ik langs huisnummer 343 liep. Onwillekeurig dacht
ik terug aan mijn 343 uit mijn jeugd. Rijd ik over de Haagse
Zuiderparklaan ben ik nog steeds benieuwd wie er nu op mijn jeugdadres woont.
Soms neig ik er toe om er aan te bellen.
Maar het houdt niet op bij dat
adres. Ook als ik, waar dan ook, huisnummer 343 tegenkom, ben ik
nieuwsgierig naar de bewoners. In mindere mate heb ik dat bij mijn Haagse
81 en helemaal niet met mijn 3 uit Maassluis. Nu ik al jaren op
425 woon, is er naar deze getallenreeks ook een bepaalde hunkering naar de
425 elders ontstaan. Wat is dat toch?!
Het lijkt wel of ik met die
hogere nummers een verwantschap zoek. Alsof ik àlle bewoners van numero 343 wil
leren kennen. Dat verklaart dan ook dat ik geen interesse heb in de 3 of de 81.
Dat zou echt te massaal zijn, alsof je contact zoekt met familie Jansen of
familie de Vries. Nee, ik wil toch enigszins selectief blijven.
Het is een soort hang naar
community, zoals de sociale media Facebook en Hyves. Niet met de vraag om
vrienden te worden, maar om aan elkaar genummerd te worden. Daaruit
moet dan een soort stamboom komen, de plaatsnamen op alphabet gerangschikt met
daaronder de straten, lanen en pleinen met nummer 343. Eén van hen heb ik al
gevonden, want een vriendje van mij woont in Vlaardingen op 343. Ik moet
eigenlijk maar de website www.343.nl openen, waarin ik ze doormiddel van een oproep allemaal
kan verzamelen.
Maar wat als ik al die
driedrieënveertigers heb gevonden, wat dan? Zouden daar echt leuke
contacten uit kunnen ontstaan? Waarom ook niet. Daar lijkt mij dan heel simpel
met een soort digitaal speed daten achter te komen. Ik zou niet weten
of het haalbaar is, maar we zouden ook met zn allen, die
driedrieënveertigers dus, maandelijks alle Staatsloten op kunnen kopen
met 343 als eindcijfers. Tussen al die driedrieënveertigers is er
ongetwijfeld een bolleboos in wiskunde die daarvoor een kansberekening kan
maken. Zo zullen er best ook meerdere creatievelingen binnen de groep zijn, die
het doel van onze (343) community meer gestalte kunnen geven. Het
leuker kunnen maken en verder kunnen uitbuiten.
In commerciële zin lijkt mij er
sowieso ook wat mee te doen. 343 staat immers voor een hele grote groep
mensen, waaronder veel gezinnen. Allemaal consumenten, die gezamenlijk een
importante inkoopgroep kunnen vormen. Hun 343-pasje moet toch goed zijn voor
forse kortingen bij de gasleverancier, bij benzinestations, de opstal- en
inboedelverzekering voor numero 343 en ga zo maar door. Want samen sta je sterk,
nietwaar.
Ach, het lijkt me gewoon leuk om
een positieve draai te kunnen geven, aan het feit dat we met z'n allen maar
een nummer zijn.
Het is een rare gewaarwording om hartje
zomer omringd te zijn door maar liefst vier Prinsen Carnaval. Nog maar een
fractie van het aantal die op de muur waren geportretteerd. Ik zat in een heuse
Prins Carnavalburcht. Een kroeg in het zuiden des Lands. Die dag had ik er een
fantastische wandeltocht gelopen en had, speciaal daarvoor een kamer in de
omgeving geboekt. Niet alleen om van de zonovergoten dagen te genieten, maar om
s avonds ook een lekker biertje onder de Limburgers te drinken. Dat deed ik in
het café waar die middag ook start en finish van de wandeltocht was. Het was mij
toen al opgevallen dat er heel wat fotos hingen van Prinsen Carnaval. Hier
moest het wel een carnavalspaleis zijn, waar het s avonds ongetwijfeld
goed toeven is. Leuk om eens in het hart van de echt dol dwaze februaridagen te
zitten.
Om snel aansluiting bij de cafégangers te
krijgen had ik, zoals voor mij gebruikelijk, voor een plekje aan de riante bar
gekozen. Ondanks dat het nog maar net zeven uur was, was de bar behoorlijk
bezet. Leek het op een uit de tijdgelopen bitteruurtje, zeker
als je de bierdrinkers daarbij aanschouwde. Naast mij zat, naar ik m hoorde
aanspreken, Sjefke. Een dialectrijk prater. Verrassend genoeg richtte hij zich
plotseling tot mij in bijna perfect Nederlands. Je verstaat ons zeker niet
Ollander?Nee, niet zo goed, ik weet alleen dat jullie het over een paar mooie
vrouwen hebben. Er volgde een lachsalvo. Ja das niet moeilijk te
raden, Ollander, het gaat aan de bar altijd over drank, vrouwen en motoren. Waar
komt u eigenlijk vandaan?Uit Den Haag, noemde ik voor het
gemak maar mijn geboortestad. Ahh, een prachtstad, als jongen logeerde ik
daar vaak bij mijn neefje. Vandaar dat je zo goed Hollands spreekt,
complimenteerde ik hem als beloning voor het pilsje wat namens hem voor mij
werd neer gezet. Proost!
Ik liet voor het ploegje mannen later ook
een biertje neerzetten, want waar zij konden betrokken zij mij in hun verhalen.
Gelukkig lach ik makkelijk, wat mij bij de onverstaanbare teksten goed
van pas kwam. Soms begreep ik ze, soms lachte ik mee.
Inmiddels waren er al heel wat
biertjes van steeds weer een nieuwe afzender neergezet. Ik viel in het pulletje,
wat ik ongetwijfeld aan mijn Haagse tongval heb te danken. Met dank aan Koot en
Bier, of misschien wel aan Barbie, Sterretje en Joker van Oh Oh Cherso.
De klappen op mijn schouder konden niet uitblijven. Je moet hier met
Carnaval komen Ollander, werd er al een volgende ontmoeting geopperd. Voor
mij een mooi moment om over al die Prinsen Carnaval aan de muur te beginnen. In
een kakofonie aan Limburgse teksten kreeg ik van bijna alle mannen tegelijk
uitleg over die Prinsen en deze kroeg. Zo, zo een echt Prins
Carnavaldomein. Een betiteling die de Limburgers met opnieuw een biertje
beloonden, niet nadat de vier Prinsen Carnaval van de laatste jaren zich aan mij
hadden voorgesteld. De anekdotes bleven toen ook niet uit, met natuurlijk een
hoog drank-vrouwen-en-motorengehalte. Kom volgend jaar nou maar gewoon hier
naar toe! Oké, maar dan wil ik wel de Prins Carnaval zijn, Prins Kroondomein
de eerste. Nadat ik die naamskeuze had verklaard leek de deal te worden
gesloten. Tenminste, ik kreeg weer zon flinke klap op mn schouder. We
houden een fotolijstje voor je leeg Ollander.
Nu ik noodzakelijkerwijs hoofdinkoop van
mijn kroondomein ben geworden, krijg ik steeds meer verstand van de
aanbiedingenwereld. En eigenlijk ben ik teleurgesteld in dat fenomeen.
Met mijn daadwerkelijke pensioen in het vooruitzicht, ging ik de laatste tijd
veel meer op de koopjes van de week letten. Pompte mijn fietsbanden
voldoende hard op om een wekelijkse toer langs de supermarkten te maken om daar
de aanbiedingen weg te slepen. Zo deed mijn schoonmoeder zaliger het jaren
geleden ook. Zij croste half Den Haag door om zo uit haar huishoudportemonnee
het maximale aan rendement te halen. Zo wilde ik dat ook gaan doen. Leek mij
zelfs leuk om mijn dagelijkse boodschappen per fiets uit mijn regio te vergaren.
De extra lichaamsbeweging is daarbij dan al mooi op voorhand meegenomen.
Alvorens met de aanbiedingentour van start
te gaan, heb ik mij de laatste weken via de pakken folders, die met een steeds
hardere klap op mijn deurmat vallen, georiënteerd. En daar ligt nou juist mijn
teleurstelling. Want, het is helemaal niet meer nodig om je stad door te toeren.
Zoals een omroep Veronica komt naar je toe jaren heeft gescandeerd,
zo komen de aanbiedingen tegenwoordig ook naar je toe. Een koopjestoer
is een achterhaald fenomeen, ondanks dat de supermarkten ons dat nog graag doen
geloven. Zo zei Plus Supermarkt met Page Wc-papier de goedkoopste te zijn, 40
rollen van 12,49 voor slechts 9,99. Maar ook Deen liet zich niet onbetuigd,
dezelfde Page slechts voor 7,99. Uhh, nou ja, dan voor 32 rollen. Niet geheel
op mijn achterhoofd gevallen, ging ik van beide aanbiedingen de stuksprijs
uitrekenen. Verrek, beide koopjes kwamen uit op een kwartje per rol.
Nu ik eenmaal constateerde dat de
van/voortjes bij meerdere supermarkten worden aangeboden, let ik hier
extra op bij het doornemen van de folders, met als conclusie dat mijn fiets in
de schuur kan blijven staan. Heden ten dage bieden de merkfabrikanten via
meerdere supermarkten hun producten afgeprijsd aan en om ons dan zand in de ogen
te strooien laten zij de verpakkingen variëren. Mag dan blijken dat je eigen
supermarkt die aanbiedingen niet heeft, is dat nog steeds geen reden om op
je fiets te springen. Het is een kwestie van even afwachten. Geheid dat die
koopjes een weekje later daar dan weer langs komen.
Jammer, ik had zo graag wekelijks op
koopjestournee gegaan.
Het
spreekwoord zal er nooit voor bedoeld zijn geweest, maar bij het deze week
volgen van de Kamerdebatten, was het gezegde speling van het lot toch
het eerste wat in mij op kwam. De Partij Voor de Vrijheid speelde hierin de
hoofdrol.
Gisteren zag ik de commissievergadering Groenboek
Gezinshereniging met Gerd Leers, Minister van Immigratie, die het na aan de
schenen werd gelegd over het beruchte meldpunt van de PVV. De vergadering werd
door PVVer Hero Brinkman voorgezeten. Gerd verdedigde ten onrechte de
doelstelling achter het meldpunt van de gedoogpartij, terwijl Hero met
zijn voorzittershoofd hierbij te vaak nadrukkelijk JA
knikte.
Vandaag
werd er met de Minister van Financiën vergaderd, waarbij Jan Kees (de
Jager) zijn betoog hield over de mogelijk financiële steun aan Griekenland.
Opnieuw leverde de op-en-top-tegen partij, de PVV, hiervoor de voorzitter. Dit
keer de altijd stoer kijkende Roland van Vliet.
Komisch toch, dat juist de PVV de voorzitters voor deze vergaderingen, over de voor hun o zo heikele punten, heeft moeten leveren. Minstens zo leuk vind ik het, zoals stoere Roland zich destijds als PVVer introduceerde: Ik ben een vechter met humor. Maar toch: leuker kan hij het voor ons niet maken.
Alsof het zo moest zijn. Gisteravond
archiveerde ik een aantal familiefotos, waarbij zelfs kiekjes zaten die ik
nooit eerder had gezien. Soms aandoenlijk, om te zien hoe mijn Truus als klein
meisje was. Eén foto daarvan was wel heel opmerkelijk. Daarop stond zij met een
van mijn beste vrienden uit mijn jeugd. Hij als bruidsjonker, zij als
bruidsmeisje.
Dat Truus connectie had met mijn vriend Leo
wist ik, maar dat zij beiden een belangrijke rol hebben gespeeld voor hun beider
halfbroer, wist ik dan weer niet. Misschien komt dat ook doordat ik niet door
Leo met mijn Truus in contact ben gekomen. Dat was puur toeval en werd pas later
duidelijk.
Truus leerde ik in de buurt kennen
toen zij nog maar 14 jaar oud was, nou ja, bijna 15. Na een beetje dollen met
elkaar, kwam het eerste kusje (nou ja, kus) bij ons uitje naar Rotterdam. Jaren
later zou die stad van niet lullen maar poetsen voor mijn carriére een
belangrijke rol gaan vervullen, maar dit ter zijde.
Terug in Den Haag liepen Truus en ik met
elkaar, hadden we verkering. Zoals dat dan vaak gaat muteert je
vriendenkring dan voor een tijdje. Ga je om met vrienden van haar en de scene
die je dan samen opbouwt. Gabbertje Leo was daardoor een tijdje buiten beeld.
Tot het moment dat ik met mijn meissie bij hem langs ging. Verrek, das mn
halfzus; je hebt verkering met mn halfzus. Ja dag Leo, dan ben ik nu zeker
jouw aankomende halfzwager?! De altijd dollende Leo werd nu bloedserieus.
Nee echt, haar moeder is getrouwd geweest met mijn vader. Die hadden samen
een zoon, mijn halfbroer, maar ook de halfbroer van Truus. Dan ben je toch
familie van elkaar?! Zeker destijds, niet geheel op de hoogte van
familierelaties, hield ik mij vast aan het knikken van Truus. Als het
zo bestond, was Truus voor een kwart het jongere zusje van Leo en zou mijn
maatje wel eens mijn kwartzwager kunnen gaan worden.
Hoe dan ook. Leo is altijd een
bloedgabbertje van mij gebleven. We hebben wat af gedold. Heel vaak
kwam het voor dat ik Truus, na een avondje uit, netjes thuis had gebracht en ik,
op weg naar eigen huis, steeds weer de ingeving kreeg om nog even bij
Leo langs te gaan. Altijd te vinden in een gezellig buurtcafé op de rand van
Scheveningen. Truus wist hier achteraf altijd van en kon er nooit boos om
worden. Er is toch niks mis met familiebezoek?!
Ook na ons trouwen hielden we regelmatig contact
en zochten toen ook samen Leo in zijn buurtkroeg op. Zonder daar, in ieder geval
nu, verder op in te gaan, had Leo weinig geluk in zijn leven. Door een vreselijk
scooterongeluk, ja Leo reed al scooter toen Holleder nog geboren moest worden,
was hij voor de rest van zijn leven invalide. Nou ja, fysiek invalide, want lol
maken bleef hij.
Zoals dat meestal gaat, blijkt achteraf, dat
er achter zijn humor ook veel verdriet schuil ging. Mijn maatje, slechts twee
dagen jonger dan ik ben, of liever gezegd, toen was, heeft de vijftig jaar niet
mogen halen. Dit alles komt bij mij boven, bij het zien van die ene foto.
Struinend door mijn PC ben ik nog een niet afgemaakt verhaal tegengekomen, wat
ik vrij snel na zijn overlijden had geschreven. Bedoeld als een hommage. Wie
weet schrijf ik het nog eens af.
Maar ik begon met, alsof het zo moest
zijn Want, vandaag is het Valentijnsdag en het is een aantal jaren van mij
een goed gebruik geweest om in mijn Kroondomein.com iemand in een verhaal een
virtuele Valentijnskaart te sturen. Dan zou die dit keer zeker naar Leotje
moeten gaan.
Hoewel , sorry Leo, jij stond wel met stip
genoteerd, maar niemand kan hem meer verdienen dan mijn eigen Truus. Maar ach,
dan blijft het toch in de familie.
Zon rare
bordencombinatie heb ik nog nooit gezien. Het lijkt mij een
ons-kent-ons-bord, bedoeld voor mannen die te veel van
kinderen houden. Dus: Verboden voor
pedofielen.
Zo langzamerhand
mijn gêne voorbij, durf ik er voor uit te komen dat ik ooit op het politiebureau
aangifte heb gedaan voor mijn gestolen auto. Wantrouwend als schoonfamilie kan
zijn, zocht mijn schoonvader de plaats delict op en zag daar mijn auto
onaangeroerd staan. Ik had mij in de twee parallel lopende, identieke lanen
vergist.
Nadien heb ik ook heel wat meters in
parkeergarages afgelegd, wat mogelijkerwijs mijn enthousiasme voor wandeltochten
heeft aangewakkerd. Tegenwoordig laat ik mij echter niet meer foppen. Als het er
al niet op staat, schrijf ik de juiste positie van mijn auto op het
parkeerkaartje. Maar ja .
Vandaag ging ik even naar een bouwmarkt,
waar op de royale parkeerplaats alle ruimte was om te parkeren. Nog geen
kwartier later liep ik al weer richting mijn auto, op afstand al drukkend op de
afstandsbediening van het slot. Geen reactie. Paar passen dichterbij, opnieuw,
geen reactie. Pal naast mijn auto de laatste poging via de
afstandssleutel. Totaal geen reactie. Jemig, moet juist nu het batterijtje leeg zijn.
Wat een geluk dat er nog één ouderwets slot
in het portier aan de chauffeurskant zit. Maar ook deze mechanische poging mijn
portier te openen lukte niet. Een passant wist te bedenken dat het slot wel
bevroren zal zijn, omdat het nooit langs ouderwetse weg wordt gebruikt. Het
klonk aannemelijk. Het zal dus toch langs de afstandelijke weg dienen
te geschieden. Dus, terug de bouwmarkt in. De hulpvaardige verkoper van een
kwartiertje terug was wederom behulpzaam. Met een schroevendraaier opende hij
het sleuteltje om uit het hart van de afstandstechniek de energiebron op te
halen. Wat een pech, dat type batterijtje verkochten zij niet.
Zonder het batterijtje op energie na te
meten, nee, meneer dat kunnen wij helaas niet, kreeg ik de
dichtgeschroefde sleutel terug. Ja, laat het lege batterijtje maar in de
sleutel zitten. Heel klantvriendelijk zocht hij het telefoonnummer van
mijn dealer op. Wat is uw kenteken, meneer Kroon.Uhhh, moet ik
even terug naar mn auto lopen Oké , ohh, een ogenblikje, dan neem ik eerst
even een ander lijntje
In die
tussentijd liep ik terug naar mijn auto en las het kenteken op: 13, mijn
kenteken begint toch niet met 13?!Ik weet vrijwel zeker dat dit
ongeluksgetal niet bij mijn auto hoort. Aan de andere kant van de telefoon
was mijn dealer (gelukkig) nog met een andere klant in gesprek. Vertwijfeld keek
ik om mij heen. Nog geen 10 stappen verder stond precies dezelfde auto, in
precies dezelfde kleur met nagenoeg hetzelfde kenteken. Alleen begon het niet
met 13 maar met 15.
Door mijn autosleutel nu op deze wagen te richten, begon ie
vrolijk met zijn lichten te knipperen. Uitnodigend kon ik zonder enige moeite
het portier openen. Nou, nee meneer de dealer. Als u het niet verder
vertelt zal ik u zeggen wat er is gebeurd. Weliswaar discreet, maar niet
zonder te gniffelen, wenste hij mij op afstand een prettig weekend.
Waar het Koninklijk Huis gedeelten van het
kroondomein vrij toegankelijk heeft gemaakt, heb ik heel mijn (digitale)
kroondomein opengesteld voor het publiek. Er kan niet alleen worden gelezen,
gelachen en gekeken, maar
men kan ook zelf schrijven of met creatief werk worden tentoongesteld.
Hiervoor zijn destijds de rubrieken Poespas, Blaf Zelf!, Leeuwendeel, het
Publiekdomein en Kroon op het Werk ontstaan. Inmiddels zijn er
heel wat leuke, mooie en aandoenlijke inzendingen gepubliceerd.
Maar liefst 18 (amateur) kunstenaars
exposeren onder de rubriek Kroon op het Werk. Kwamen zij eerst uit mijn
eigen netwerk, zo langzamerhand weten zij via allerlei kanalen mijn kroondomein
te vinden. Soms ook bij toeval. Zoals kunstenaar numero 19.
Voor de verbouwing van mijn badkamer
is er natuurlijk ook een tegelzetter bezig, waarmee je in koffietijdook even een praatje maakt. Eerst over de voortgang van de verbouwing,
later over de bekende koetjes en kalfjes. Zo kwam ook zijn hobby,
fijnschilderen, ter sprake. Als beheerder van de digitale
expositieruimten was ik daarin vanzelfsprekend hevig geïnteresseerd. Het werk
wat hij mij kon laten zien was in één woord oogstrelend.
Zodra hij de tegels verder ging
zetten, heb ik terstond een expositieruimte voor hem ingeruimd, waarvoor ik
bij deze virtueel het openingslintje digitaal doorknip. Zijn expositie verklaar
ik hierbij voor geopend:
Zoals eerder neergeschreven, vindt er bij
mij thuis een verbouwing plaats. De badkamer is volledig gestript, om er een
inloopdouche van te laten, met de nadruk op laten, maken. Onhandigheid is een
onverborgen talent van mij. Ons bubbelbad, nog van de eerste generatie,
had vooral voor Truus goede dienst gedaan. Zij lag graag in bad. Ik was daar in
de loop der tijd veel te ongeduldig voor geworden. Daarom verheug ik mij op de
nieuwste noviteit onder het douchen.
Door de verbouwing, met stofhappen als het
onvermijdelijke, is mijn inmiddels redelijk goed georganiseerde huishouden
behoorlijk ontregeld. Iets wat ook mijn twee diertjes ervaren, nog los van de
klere herrie van het jekkeren. Hun kattenbak moest tijdelijk van de badkamer
naar de patio worden verhuisd. Voor Morro, ook wel hartstikkevriend
genoemd, was dit geen enkel probleem. De adreswijziging deerde hem totaal niet.
Voor
Lotta lag dat anders. Zij leek de noodzaak van de verhuizing in het geheel niet
in te zien. Dat kan niet uit gêne zijn, om in een centrale ruimte van het huis
te moeten kakken, want de kap om de kattenbak biedt haar voldoende privacy. Het
lijkt er op dat het poesje niet graag veranderingen in haar leventje accepteert.
Wat haar gedragsverandering verklaart na overlijden van haar vrouwtje.
Uiteindelijk heeft zij haar tijdelijke toiletruimte toch
geaccepteerd, niet voordat zij tot twee maal aan toe uit protest de drol pal
voor de kattenbak had neergelegd.
Waar is het nou voor nodig,
dat we met het ouder worden allerlei kwaaltjes krijgen? Dat ons geheugen zich
steeds meer in de steek laat? Tenminste, bij mij wel. De laatste tijd gebruik
ik veel meer shampoo dan voorheen. Niet omdat ik op mijn kalende kop er meer van
gebruik, maar doordat ik heel snel vergeten ben dat ik mijn haar al heb
gewassen. Speelde de shampoofabrikant daar marketingtechnisch maar eens op in,
bijvoorbeeld door een shampoo te ontwikkelen waarmee, door het twee keer achter
elkaar te gebruiken, je haargroei weer terugkomt. Of zouden zij een deal hebben
gesloten met de kalekoppenpetjesfabrikant? Hoe dan ook, ik ben erg vergeetachtig
(geworden).
Vanwaar deze inleiding?! O ja Gisteren
overkwam mij toch wel iets heel bizars. Er is bij mij een verbouwing gaande en
een van die mannen had de sleutel van de buitenkast nodig. Anders dan normaal
werd deze sleutel op zn plek teruggehangen, zonder dat de buitenkast werd
afgesloten. Iets wat ik 's avonds alsnog ging doen.
Na de sleutel van zn hangplek gepakt te
hebben werd ik, zoals zo vaak, even afgeleid. Eenmaal weer voornemens de
buitenkastdeur alsnog af te sluiten, kon ik de sleutel niet vinden. Waar had ik
die nou neergelegd. Er ontstond een zoektocht, zoals die ook bijna dagelijks
voor mijn prothese (leesbrilletje) plaats vindt. De sleutel kwam niet boven
water. Natuurlijk toch weer even op zn hangplek gekeken. Nee, daar had ik m
echt weggepakt.
Ik zou m toch niet hebben weggestopt, op de
plek waar de reservesleutels van het huis liggen?! Nee, ook niet. Maar hè, dat
is gek .. Aan dat sleutelbosje zaten, naar ik nu voor het eerst zag, twee
sleutels voor de schuurdeur. Raar, volgens mij was dat er altijd maar één. Na
het te hebben uitgeprobeerd, bleken allebei de sleutels op de schuurdeur te
passen. Voor mij een compleet raadsel, waarmee ik die ene sleutel nog steeds
niet terug had gevonden. Voor de tweede keer nog eens naar de lege spijker staan
staren, terwijl de twee sleutels aan die ene bos mij nog bezig hielden. Ik weet
(bijna) zeker, dat het er altijd maar één is geweest.
Profiterende van
mijn vrouwelijke intuïtie probeerde ik de extra sleutel toch maar op de
buitenkastdeur uit. ???!!!, de sleutel deed wat ie moest doen, hij sloot de
kastdeur af. Wat een griezelige waarneming. De losse kastdeursleutel was zoek
om later, zonder tussenkomst van Fred Kaps (Hans Kàzan voor de jongeren), áán de
ring reservesleutels teruggevonden te worden.
Ik geef toe, niet bepaald een spannend
verhaal, wat ik toch maar aan mijn blog toevertrouw. Zal ik dan toch eens via
Derek Ogilvy mijn Truus moeten raadplegen?!*.
-o-o-o-
*n.b.: In mijn blog van
13.1.jl (Derek kreeg de kat) heb ik mijn kans op hulp bij die telepathist
ongetwijfeld
verkeken.
Vandaag verliet ik Holland om in Friesland (vanuit Sneek) een wandeltocht te lopen. Een pracht tocht in een beetje buitenland, waarbij heel toeristvriendelijk de openbare teksten, onder meer van straat- en gemeentenamen, eerst in de Nederlandse taal staan, om in het Fries te worden ondertiteld.
Mijn buitenlandgevoel werd verder aangewakkerd in
de mooie kroeg van start en finish. Conform mijn bestelling kreeg ik een heel
mooie biertje uitgeserveerd. Het viel mij direct op dat het niet zon
twee-slokken-biertje uit de Randstad was. Nee, een mooi vol glas, prima
getapt, waarop ook nog eens de inhoud in centiliters stond aangegeven, 0.3
cl. Wat een verademing.
Zal in vooral de
Randstad het toch de Heineken-terreur zijn, waardoor op het vaak slecht
getapte biertje geen inhoudsmaat wordt aangegeven?! Ook dan blijft het vreemd
dat er van overheidswegen hierop niet wordt ingegrepen. Het wordt tijd dat de
bierboeren hierop worden aangepakt.
Maar goed, in Friesland weten ze,
zoals in elk buitenland, wel hoe het hoort. Na mn eerste teug draaide ik het
bierglas een kwartslag, om te zien welk Fries biertje voor mij was ingetapt.
Jammer, geen Fries biertje. Wel een Duits biertje, waar ze al vele jaren weten
hoe het hoort.
Het spreekwoord
Het gras van de buren lijkt altijd groener kan ook meer zijn dan dat
het lijkt. Als je het over een petje hebt tenminste. Het afgelopen weekend,
tijdens de wandelmarathon van Egmond, werd ik met mijn neus weer eens op die
feiten gedrukt. Vooral zondag regende het niet alleen, maar stond er ook een
fikse storm van minstens windkracht 6.
Ondanks dat ik elk weekend zon 20 kilometer
mijn kuiten laat passeren, ben ik niet echt het prototype wandelaar. Nooit draag
ik een rugzak, heb ik wat mondvoorraad eten in de zakken van mijn shirt en zijn
mijn twee halve liters water óf in mijn broekzakken (in de zomer) óf in mijn
wandeljack (in de winter) weggestopt. Regenkleding heb ik niet aan boord. De
Halfords poncho heb ik inmiddels 10 jaar in mijn bezit, heb ik af en toe voor
een tocht bij mij gestoken, om later weer in de kast ongebruikt terug te leggen.
Het komt ook niet veel voor dat ik in regen loop en de weinige keren dat het wel
gebeurd wacht ik te lang, ben ik al zeik nat, waardoor de poncho niets meer voor
mij kan betekenen.
De enige bescherming tegen de regen, enigszins dan, is mijn
petje. Niet dat natte haren voor mijn ogen komen te hangen, mijn wenkbrauwen
worden nog niet gehaald, maar dat ietsje aan bescherming doet toch altijd
prettig aan. Alleen dat petje staat niet bepaald geborgd op mijn hoofd en lijkt,
voor mijn gevoel, de wind vrij spel te geven. Nou ja lijkt, ik zag een petje
door de lucht vliegen. Maar ik zag ook veel petjes ongestoord op wandelhoofden
zitten, terwijl die koppen met alle gemak alle kanten opkeken. En daar begrijp
ik nou helemaal niets van.
Met mijn petje op, bij windkracht zes,
laveer ik mijn hoofd 'al zeilend' alle kanten op, zoals een zeiler zijn zeilen
bol zal houden. Al lopend staat mijn hoofd meestal schuin tegen de wind in om de
storm er geen vat op te laten krijgen. Mijn zicht is hiermee beperkt, waardoor
de kans op herkenning van wandelbekenden bijna een onmogelijkheid is. De wind
heeft mij zo ogenschijnlijk arrogant gemaakt.
Terug naar dat groene gras, naar dat
petje van de buren. Hoe krijgen ze het voor
elkaar?!